34 864 Wijziging van de Omgevingswet en enkele andere wetten met het oog op het beschermen van de bodem, met inbegrip van het grondwater, en het duurzaam en doelmatig gebruik van de bodem (Aanvullingswet bodem Omgevingswet)

O VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 september 2021

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving1 hebben kennisgenomen van uw brief2 van 19 mei 2021 waarin u de aanvullende vragen van de leden van de PVV-fractie over granuliet heeft beantwoord3.

De leden van de PVV-fractie wensen naar aanleiding van uw beantwoording nog enkele aanvullende vragen te stellen en kritische opmerkingen te plaatsen. De leden van de PvdD-fractie hebben eveneens een aantal aanvullende vragen met betrekking tot het granulietdossier.

De commissie heeft op 11 juni 2021 een brief gestuurd aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft op 7 juli aangegeven dat er geen gelegenheid was om de beantwoording voor 9 juli 2021 te realiseren.

De Staatssecretaris heeft vervolgens op 30 augustus inhoudelijk gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving Dragstra

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR INFRASTRUCTUUR, WATERSTAAT EN OMGEVING

Aan de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat

Den Haag, 11 juni 2021

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief4 van 19 mei 2021 waarin u de aanvullende vragen van de leden van de PVV-fractie over granuliet heeft beantwoord5.

De leden van de PVV-fractie wensen naar aanleiding van uw beantwoording nog enkele aanvullende vragen te stellen en kritische opmerkingen te plaatsen. De leden van de PvdD-fractie hebben eveneens een aantal aanvullende vragen met betrekking tot het granulietdossier.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie lezen in uw antwoord onder 1b6 het volgende:

«Immobilisaten en stabilisaten betreffen producten waarin grond bijvoorbeeld is vermengd met cement om enerzijds de uitloging te beperken en anderzijds de constructieve eigenschappen van het materiaal te verbeteren. Het aan granuliet toegevoegde flocculant heeft niet tot doel de uitloging van verontreinigingen te beperken of de constructieve eigenschappen van het materiaal te verbeteren. Het flocculant wordt gebruikt in het productieproces van granuliet met als doel om de kleine minerale deeltjes aan elkaar te laten hechten om deze versneld te kunnen scheiden van water.»

Met deze beantwoording miskent u het feit dat in dezen niet gekeken moet worden naar het doel waarom het flocculant tijdens het productieproces van granuliet wordt toegevoegd, maar juist wat het effect daarvan is, in het licht van de definitie van grond. Volgens de leden van de PVV-fractie heeft de regelgever het zo bedoeld. En het effect is dat door de toevoeging van het flocculant de constructieve eigenschappen van granuliet aanzienlijk worden verbeterd, waardoor het mogelijk wordt het granuliet toe te passen bij bijvoorbeeld de versteviging van dijklichamen. Zou het flocculant namelijk niet worden toegevoegd, dan zou het granuliet voor die toepassing volstrekt ongeschikt zijn. Ook de structuur van het materiaal verandert. Het structuurloze materiaal verandert in een (kunstmatige) klei- of leemachtige structuur. Dit alles nog los van het gegeven dat het flocculant een niet van nature in de bodem voorkomende stof is.

Vraag 2c van de leden van de PVV-fractie luidde:

«Kunt u aangeven wat in 2009 is onderzocht op basis waarvan is besloten dat het product als grond aangemerkt moest worden? Was dat granietzand of granuliet

Bij de beantwoording van deze vraag gaat u hier niet op in, maar geeft u enkel aan dat binnen het Kwalibo7-stelsel de certificerende instelling bevoegd is om een productcertificaat voor granuliet (korrelgrootte kleiner dan 63 µm) af te geven. Hiervoor is de certificerende instelling – in dit geval SGS Intron Certificatie B.V. – gecertificeerd en volgens u heeft deze sinds 2009 geoordeeld dat granuliet voldoet aan de definitie voor grond uit het Besluit bodemkwaliteit8.

Dit antwoord is naar de mening van deze leden opmerkelijk omdat het aan de overheid is om erop toe te zien of een certificerende instelling op de juiste wijze tot het oordeel is gekomen of het te certificeren materiaal wel of geen grond is. De leden van de PVV-fractie stellen vast dat u bij de beantwoording van deze vraag niet ingaat op het punt of de overheid, in casu de Werkgroep Kwalibo en het Implementatieteam Bbk, zich heeft uitgesproken over granietzand of granuliet. Deze vraag is naar de mening van deze leden cruciaal in het granulietdossier.

Bent u bereid om, naar aanleiding van de nieuwe informatie die in de jaren 2020 en 2021 naar voren is gekomen, het RIVM en/of Deltares opdracht te geven om de materiaalstromen granietzand en granuliet te beoordelen aan de hand van de definities van grond en bouwstof in het Besluit bodemkwaliteit, met gebruikmaking van hiervoor geëigende onderzoeksmethoden?

Op deze wijze worden granietzand en granuliet op dezelfde wijze beoordeeld als dit is gebeurd bij de materiaalstromen die bij de inspraak tijdens de voorbereiding van het Besluit bodemkwaliteit zijn aangemeld9. De leden van de PVV-fractie hopen dat als door onafhankelijk deskundig onderzoek de nu bestaande twijfel over de kwalificatie van beide materiaalstromen wordt weggenomen, uit de huidige impasse kan worden gekomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie:

De fractieleden van de PvdD hebben de volgende aanvullende vragen met betrekking tot het granulietdossier:

  • 1. Is het waar dat granulietproducent Bontrup geen toestemming heeft verleend aan Arcadis om granulietmonsters te nemen op haar bedrijfsterrein in Amsterdam, zoals het BNN/Vara onderzoeksprogramma Zembla publiceerde10?

  • 2. Klopt het dat Bontrup een plaats wilde in de klankbordgroep van overheden die het Arcadisonderzoek begeleidde, maar dat u dit geweigerd heeft? Konden partijen als Rijkswaterstaat, uw ministerie en Bontrup invloed uitoefenen op het rapport van Arcadis?

  • 3. Hoe beoordeelt het kabinet de uitspraak van hoogleraar integriteit Rob van Eijbergen11: «Uit de stukken wordt duidelijk dat de onderzoekers zich hebben laten beïnvloeden door betrokken partijen door letterlijk voorgestelde herformuleringen over te nemen. Er is veel te weinig tegenkracht in dit dossier.» Gaat u de betrokkenen hierop aanspreken? En wat gaat u doen om deze beïnvloeding in de toekomst te voorkomen?

  • 4. Waarom viel uw ministerie over de uitspraak «eventuele verontreiniging», en moest deze passage uit het verslag worden verwijderd? Dit gelet op het feit dat de eventuele verontreiniging de basis vormt voor het hele dossier.

  • 5. Deelt u de mening van het Burgercollectief Dreumel dat door alle afgezwakte beweringen en het schrappen van delen tekst het onderzoek aan kracht verliest? Zo nee, waarom niet?

  • 6. Komt er een nieuw onderzoek waarbij wel in volledige openheid onderzoek gedaan kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid om tot die tijd alle granulietstortingen in Nederland stil te leggen? Zo nee, waarom niet?

  • 7. Hoe beoordeelt het kabinet de uitspraak van wethouder mevrouw J.E.M. (Ans) Mol-van de Camp van West Maas en Waal dat er «iets is aangespoeld dat in ieder geval op granuliet lijkt» op de oevers van de zandwinplas Over Maas12. Is inmiddels duidelijk of de witte substantie inderdaad granuliet is, en is het waar dat de Omgevingsdienst dat zelf niet kon testen? Heeft Rijkswaterstaat hier inmiddels onderzoek naar gedaan en wat zijn daarvan de uitkomsten?

De leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag binnen vier weken na dagtekening van deze brief.

Voorzitter van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving H.J. Meijer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juli 2021

Op 11 juni jongstleden ontving ik van de voorzitter van de Vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (PVV- en PvdD-fractie) aanvullende vragen over granuliet. Door de benodigde in- en externe afstemming is er geen gelegenheid om de beantwoording voor 9 juli 2021 te realiseren. Ik zal u zo spoedig de antwoorden op de vragen doen toekomen.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2021

Op 11 juni jl. ontving ik van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving vragen van de fracties van de PVV en PvdD over granuliet. In deze brief beantwoord ik deze vragen.

De leden van de fractie van de PVV hebben mij gevraagd of ik bereid ben om, naar aanleiding van de nieuwe informatie die in de jaren 2020 en 2021 naar voren is gekomen, het RIVM en/of Deltares opdracht te geven om de materiaalstromen granietzand en granuliet te beoordelen aan de hand van de definities van grond en bouwstof in het Besluit bodemkwaliteit, met gebruikmaking van hiervoor geëigende onderzoeksmethoden.

Ik ben hier op dit moment niet toe bereid. De samenstelling van granuliet is voldoende onderzocht. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State zal – onder meer over de kwalificatie van granuliet als grond of bouwstof – naar verwachting in het najaar een uitspraak doen. Dit oordeel van de rechter wacht ik af.

De leden van de fractie van de PvdD hebben in uw brief een zevental vragen gesteld. Ik zal deze hieronder afzonderlijk beantwoorden.

Vraag 1

Is het waar dat granulietproducent Bontrup geen toestemming heeft verleend aan Arcadis om granulietmonsters te nemen op haar bedrijfsterrein in Amsterdam, zoals het BNN/Vara onderzoeksprogramma Zembla publiceerde.

Antwoord 1

Ja.

Vraag 2

Klopt het dat Bontrup een plaats wilde in de klankbordgroep van overheden die het Arcadisonderzoek begeleidde, maar dat u dit geweigerd heeft? Konden partijen als Rijkswaterstaat, uw ministerie en Bontrup invloed uitoefenen op het rapport van Arcadis?

Antwoord 2

Het product granuliet van Bontrup was onderwerp van het onderzoek. Daarom was het niet gewenst dat Bontrup een rol zou hebben in de begeleiding van de review. Bontrup is wel in de gelegenheid gesteld om een feitencheck uit te voeren omdat zij informatie heeft aangeleverd over het productieproces van granuliet.

Mijn ministerie, waaronder Rijkswaterstaat, heeft net als de gemeente West Maas en Waal en de provincie Gelderland als lid van de klankbordgroep gereageerd op het conceptrapport. Hiermee werd de mogelijkheid geboden om te controleren of de feiten en de geformuleerde teksten herkenbaar en juist zijn. Uit het oogpunt van zorgvuldigheid is dit een gebruikelijke gang van zaken.

Gewijzigde teksten zijn doorgevoerd als hiervoor naar het oordeel van Arcadis een gegronde reden was en de wijzigingen bijdroegen aan een verbetering van het rapport.

Vraag 3

Hoe beoordeelt het kabinet de uitspraak van hoogleraar integriteit Rob van Eijbergen. Uit de stukken wordt duidelijk dat de onderzoekers zich hebben laten beïnvloeden door betrokken partijen door letterlijk voorgestelde herformuleringen over te nemen. Er is veel te weinig tegenkracht in dit dossier.» Gaat u de betrokkenen hierop aanspreken? En wat gaat u doen om deze beïnvloeding in de toekomst te voorkomen?

Antwoord 3

Arcadis is als deskundige en onafhankelijke partij verantwoordelijk voor een onafhankelijk en kwalitatief goed rapport. Het is in dat verband van belang dat de feiten en de geformuleerde teksten herkenbaar en juist zijn. De gewijzigde teksten zijn doorgevoerd als hiervoor naar het oordeel van Arcadis een gegronde reden was en de wijzigingen bijdroegen aan een verbetering van het rapport. Dit is een gebruikelijke gang van zaken en heeft geen afbreuk gedaan aan de onafhankelijke positie van Arcadis en de juistheid van de resultaten en de conclusies.

Vraag 4

Waarom viel uw ministerie over de uitspraak «eventuele verontreiniging», en moest deze passage uit het verslag worden verwijderd? Dit gelet op het feit dat de eventuele verontreiniging de basis vormt voor het hele dossier.

Antwoord 4

Zoals bekend is mijn standpunt dat de toepassing van granuliet in Over de Maas voldoet aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving. De opmerking van het ministerie is bedoeld om zoveel mogelijk bij de feiten te blijven en te voorkomen dat feiten en beeldvorming mogelijk uit elkaar gaan lopen. Uiteindelijk heeft Arcadis zelfstandig besloten om – in de betreffende passage – de term «eventuele verontreiniging» niet te gebruiken.

Vraag 5

Deelt u de mening van het Burgercollectief Dreumel dat door alle afgezwakte beweringen en het schrappen van delen tekst het onderzoek aan kracht verliest? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 5

Nee, zie het antwoord op de derde vraag van de PvdD.

Vraag 6

Komt er een nieuw onderzoek waarbij wel in volledige openheid onderzoek gedaan kan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid om tot die tijd alle granulietstortingen in Nederland stil te leggen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord 6

Nee, door Arcadis is als onafhankelijke en deskundige partij een omvangrijk onderzoek uitgevoerd. Daarmee is het granuliet grondig onderzocht. De conclusie is dat granuliet voldoet aan de schoonste kwaliteitsklasse grond en dat de toepassing van granuliet in Over de Maas geen negatieve effecten heeft voor mens en milieu. Op basis hiervan is er geen enkele aanleiding om toepassingen van granuliet stil te leggen.

Vraag 7

Hoe beoordeelt het kabinet de uitspraak van wethouder mevrouw Mol-van de Camp van West Maas en Waal dat er «iets is aangespoeld dat in ieder geval op granuliet lijkt» op de oevers van de zandwinplas Over Maas. Is inmiddels duidelijk of de witte substantie inderdaad granuliet is, en is het waar dat de Omgevingsdienst dat zelf niet kon testen? Heeft Rijkswaterstaat hier inmiddels onderzoek naar gedaan en wat zijn daarvan de uitkomsten?

Antwoord 7

Ik heb de desbetreffende berichtgeving gezien. Hieruit zou de indruk kunnen ontstaan dat granuliet aan het oppervlakte van de Moleneindse Waard aanwezig is. Dit zou niet in lijn zijn met de bevindingen uit het Arcadis rapport. Ik heb Arcadis daarom gevraagd om te beoordelen of de feitelijke situatie in «Over de Maas» overeenkomt met de situatie zoals beschreven in het rapport. Indien dat niet het geval zou zijn, is Arcadis gevraagd of dit van invloed is op de conclusies van het rapport. Zodra de beoordeling gereed is (naar verwachting in de herfst), zal ik uw Kamer daarover informeren.

De gemeente West Maas en Waal heeft aangeven dat de Omgevingsdienst Rivierenland niet zelf kan vaststellen of de witte substantie inderdaad granuliet is.

Voor Rijkswaterstaat is er geen reden en geen wettelijke grondslag om nader onderzoek en/of controle uit te voeren. Granuliet voldoet aan de schoonste klasse grond (achtergrondwaarde) en mag op grond van het Bbk ook als leeflaag worden toegepast.

Hoogachtend,

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S.P.R.A. van Weyenberg


X Noot
1

Samenstelling:

Atsma (CDA), De Boer (GL), Van Dijk (SGP), Pijlman (D66), Klip-Martin (VVD), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), arbouw (VVD), Bezaan (PVV), Crone (PvdA), Dessing (FVD), Geerdink (VVD), Janssen (SP), Kluit (GL), Van der Linden (Fractie-Nanninga). Meijer (VVD) (voorzitter), Moonen (D66), Nicolaï (PvdD), Prins (CDA), Recourt (PvdA), Rietkerk (CDA), Vendrik (GL), Verkerk (CU), De Vries (Fractie-Otten), Van Pareren (Fractie-Nanninga), Raven (OSF), Karakus (PvdA) (ondervoorzitter)

X Noot
2

Kamerstukken I 2020/21, 34 864, N.

X Noot
3

Zie ook toezegging T02885.

X Noot
4

Kamerstukken I 2020/21, 34 864, N.

X Noot
5

Zie ook toezegging T02885.

X Noot
6

Kamerstukken I 2020/21, 34 864, N, p. 7.

X Noot
7

Kwaliteitsborging in het bodembeheer.

X Noot
8

Besluit van 22 november 2007, houdende regels inzake de kwaliteit van de bodem.

X Noot
9

Zie hiervoor: Nota van Toelichting op het Besluit bodemkwaliteit, p. 70–72.

Naar boven