34 843 Seksuele intimidatie en geweld

31 015 Kindermishandeling

Nr. 95 BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2023

Seksueel geweld, waaronder seksueel kindermisbruik is nog altijd een veelvoorkomend probleem. De gevolgen van seksueel geweld voor slachtoffers en hun omgeving zijn vaak groot en blijvend. Daarnaast heeft het een grote impact op onze samenleving in zijn geheel. Om die reden heeft de aanpak van seksueel geweld voor mij nog altijd de hoogste prioriteit.

Als Minister heb ik de plicht om te werken aan een veilig Nederland. Maar de aanpak van seksueel geweld vergt een breed maatschappelijk offensief en is de verantwoordelijkheid van ons allemaal. Samenwerking tussen alle betrokken partijen, zowel nationaal als internationaal, is hierbij noodzakelijk.

In navolging van de brief van 5 juli 20231 informeer ik u in deze voortgangsbrief over de ontwikkelingen die zich de afgelopen maanden hebben voorgedaan met betrekking tot de aanpak van online seksueel kindermisbruik en zedenfeiten in algemene zin.

Richtingsdatum voor inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven

Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel seksuele misdrijven in uw Kamer op 28 juni 2023, heb ik toegezegd uw Kamer voor het einde van het jaar te zullen informeren over het beoogde inwerkingtredingsmoment van de Wet seksuele misdrijven2. Allereerst laat ik uw Kamer met deze brief weten dat ik, in overleg met de politie en het openbaar ministerie, besloten heb de richtingsdatum voor de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven vast te stellen op 1 juli 2024.

Hoewel de Eerste Kamer nu eerst aan zet is, hebben de organisaties die de wet zullen uitvoeren een richtingsdatum nodig om de implementatie af te ronden. De richtingsdatum betreft de beoogde datum voor de inwerkingtreding van de wet waarop de uitvoerende organisaties, zoals de politie en het openbaar ministerie, de laatste fase van hun implementatietrajecten kunnen afstemmen. Voor bepaalde werkzaamheden, zoals de aanpassing van IT en beleid en het opleiden van medewerkers, geldt dat met de uitvoering daarvan pas kan worden gestart nadat het parlementaire traject is afgerond. Ook voor het voorbereiden van de publiekscommunicatie rond de datum van inwerkingtreding is voldoende voorbereidingstijd nodig.

Met deze richtingsdatum voor de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven geef ik zekerheid aan de organisaties die de wet zullen uitvoeren zonder dat dit in de weg staat aan een zorgvuldige behandeling van het wetsvoorstel door de Eerste Kamer. De datum van 1 juli 2024 sluit tevens aan bij het eerstvolgende vaste verandermoment voor wetgeving na 1 januari 20243.

Afdoening moties en toezeggingen

Met deze brief informeer ik u verder over afdoening van de volgende moties, die zijn aangenomen tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel seksuele misdrijven:

  • de motie van het lid Kuik (CDA) over een ruimte uitleg van de term «dat beroep» in artikel 254, tweede lid, Wetboek van Strafrecht (Sr)4;

  • de motie van de leden Eerdmans (JA21) en Michon-Derkzen (VVD) om een pilot te starten met de inzet van lokagenten (in burger) om seksuele straatintimidatie tegen te gaan5;

  • de motie van de leden Michon-Derkzen (VVD) en Eerdmans (Ja21) over monitoren in hoeverre handhaving van seksuele intimidatie effectief is in de praktijk6;

  • de motie van de leden Bikker (CU) en Kuik (CDA) om erop toe te zien dat bij alle partijen in de keten helder is dat deze wet ook geldt in de prostitutie en porno-industrie en ervoor zorg te dragen dat juist mensen in deze branche hun rechten op basis van deze wet kennen7;

  • de motie van leden Bikker (CU) en Mutluer (GL-PvdA) om te voorkomen dat jongeren in aanrakingen komen met extreem gewelddadige porno8.

Tevens doe ik met deze brief de volgende motie, die is aangenomen tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel seksuele misdrijven, gedeeltelijk af:

  • de motie van de leden Bikker (CU) en Van der Werf (D66) om andere landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk, indien zij dit wensen, te ondersteunen bij strafrechtelijke en maatschappelijke maatregelen om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan9.

Met deze brief doe ik tot slot de volgende motie af:

  • de motie van de leden Kuik (CDA) en Verkuijlen (VVD) over nieuwe technologische ontwikkelingen om kinderen te beschermen tegen online vormen van seksueel geweld10.

  • Door middel van deze brief wordt ook uitvoering gegeven aan eerder gedane toezeggingen, namelijk:

  • mijn toezegging om dit najaar terug te komen op de cijfers van Duitsland inzake het terugdringen van online kindermisbruik11;

  • de toezegging van de Minister voor Rechtsbescherming om na te gaan of de besluitvorming over modernisering van het geweldscriterium naar voren kan worden gehaald, om dit waar mogelijk parallel te laten lopen met de inwerkingtreding van de wet seksuele misdrijven12.

Motie over ruime uitleg van de wetsterm «dat beroep» bij ontzetting van het uitoefenen van een beroep

Het lid Kuik heeft een motie ingediend waarin de regering wordt gevraagd de wetsterm «dat beroep» in het kader van de ontzetting van het uitoefenen van een beroep, zoals onder andere gebruikt in het in het wetsvoorstel seksuele misdrijven voorgestelde artikel 254a, tweede lid, ruim uit te leggen, zodat deze in lijn is met de uitleg die in de rechtspraak aan deze term wordt gegeven.

Met het lid Kuik ben ik van oordeel dat wanneer iemand wordt veroordeeld voor het begaan van een ernstig seksueel misdrijf in het kader van een beroepsuitoefening, de mogelijkheid tot het opleggen van een beroepsontzetting niet moet zijn beperkt tot het concrete beroep waarin het misdrijf is begaan. Het lid Kuik constateert terecht dat in de rechtspraak in alle gevallen waarin door de rechter een beroepsontzetting kan worden opgelegd de term «dat beroep» ruimer wordt uitgelegd: de beroepsontzetting kan betrekking hebben op alle beroepen die in voldoende verband staan met het beroep waarin het strafbare feit is begaan (vgl. Hoge Raad 8 september 2020, ECLI:NL:HR:2020:1378). Beoogd is dat de term «dat beroep» die in het voorgestelde artikel 254a, tweede lid wordt gebruikt, door de rechter op overeenkomstige wijze zal worden uitgelegd. Ik heb niet beoogd met de Wet seksuele misdrijven een wijziging aan te brengen in de uitleg van deze term (in de jurisprudentie). Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie van het lid Kuik als afgedaan.

Motie over inzet lokagenten (in burger) bij aanpak seksuele straatintimidatie

In de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Eerdmans en Michon-Derkzen wordt de regering verzocht een pilot te starten met de inzet van lokagenten (in burger) om seksuele straatintimidatie tegen te gaan.

De gebiedsgebonden politie zal worden belast met de handhaving en opsporing van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie in de openbare ruimte. De wijze waarop de politiemedewerkers in de basisteams zullen worden ingezet op deze strafbaarstelling wordt bepaald in het lokale driehoeksoverleg. Vanwege de druk op de politiecapaciteit zal het lokale gezag, zeker in de eerste jaren na de inwerkingtreding van de Wet seksuele misdrijven, scherpe keuzes moeten maken bij de inzet van politie. Dit zal ook de handhaving van seksuele intimidatie kunnen raken. De inzet van lokagenten (of lok (buitengewoon) opsporingsambtenaren) ligt overigens niet in de rede. Wel kan worden overwogen dat (buitengewoon) opsporingsambtenaren tijdens hun acties in burger optreden. Doordat ze geen uniform dragen vallen ze op straat niet op en is de pakkans in heterdaad situaties groter. Voor de afdoening van deze motie wordt daarom gekeken naar de pilot die op dit moment in koplopergemeenten wordt opgezet om handhaving van de strafbaarstelling van seksuele intimidatie in de fysieke publieke ruimte door (buitengewoon) opsporingsambtenaren mogelijk te maken. In het kader van die pilot zal worden bezien of (buitengewoon) opsporingsambtenaren in burgerkleding zouden kunnen optreden. Hiermee is eerder door de gemeente Rotterdam, een van de koplopergemeenten betrokken bij de pilot, ervaring opgedaan in het kader van de handhaving van een vergelijkbaar artikel over seksuele intimidatie in de Algemene plaatselijke verordening (APV’s).

Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie van de leden Eerdmans en Michon-Derkzen als afgedaan.

Motie over monitoring effectiviteit handhaving seksuele intimidatie

In de door uw Kamer aangenomen motie van de leden Michon-Derkzen en Eerdmans wordt de regering verzocht in overleg met de politie, het openbaar ministerie en gemeenten, te monitoren in hoeverre handhaving van seksuele intimidatie effectief is in de praktijk, bezien in het licht van verregaande handhavingsmogelijkheden, en de Kamer hierover twee jaar na inwerkingtreding van de Wet Seksuele Misdrijven te informeren.

Zoals ik tijdens de behandeling van het wetsvoorstel door uw Kamer en in deze brief heb toegelicht, wordt op dit moment een pilot in koplopergemeenten opgezet om, naast de handhaving van seksuele intimidatie die door de politie zal plaatsvinden, handhaving in de fysieke publieke ruimte door (buitengewoon) opsporingsambtenaren mogelijk te maken. De vormgeving van de pilot gebeurt in overleg met de politie, het openbaar ministerie en de (koploper)gemeenten. De vraag naar de effectiviteit van de handhaving van seksuele intimidatie zal in ieder geval in het kader van de evaluatie van deze pilot en van het wetsvoorstel worden meegenomen. Over de uitkomsten hiervan zal ik uw Kamer informeren.

Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie van de leden Michon-Derkzen en Eerdmans als afgedaan.

Motie over de Wet seksuele misdrijven in de prostitutie en porno-industrie

De motie van de leden Bikker en Kuik verzoekt de regering bij de implementatie van de Wet seksuele misdrijven erop toe te zien dat bij alle partijen in de keten helder is dat deze wet ook geldt in de prostitutie en porno-industrie en ervoor zorg te dragen dat juist mensen in deze branches hun rechten op basis van deze wet kennen.

Bovengenoemde motie en de strekking daarvan is onder de aandacht gebracht bij de volgende partijen: de politie, het openbaar ministerie, de rechtspraak, het Landelijk programma prostitutie en de Sekswerk Alliantie Destigmatisering (SWAD). Bij deze partijen is helder dat de Wet seksuele misdrijven ook geldt in de prostitutie en porno-industrie. Voor zover dit onder de taken, de verantwoordelijkheden en de bevoegdheden van deze organisaties valt, worden de mensen in de genoemde branches gewezen op hun rechten.

Tevens wordt het algemeen publiek geïnformeerd over de betekenis en reikwijdte van de wet en de rechten die daaraan kunnen worden ontleend. Bij de publiekscommunicatie staat de bescherming van het slachtoffer centraal. Hierbij wordt ingezet op preventie, bewustwording en het bieden van handelingsperspectief aan slachtoffers van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Daarnaast zal informatie worden gegeven over waar slachtoffers terecht kunnen voor hulp en advies, ondersteuning en herstelbemiddeling.

Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie van de leden Bikker en Kuik als afgedaan.

Motie over toegang van jongeren tot extreem gewelddadige pornografische content

De motie van de leden Bikker en Mutluer verzoekt om in kaart te brengen welke maatregelen Europese landen nemen om te voorkomen dat jongeren toegang krijgen tot extreem pornografische content en om te bezien welke maatregelen in Europees verband daartoe kunnen worden getroffen.

In verschillende Europese landen, zoals Frankrijk en Polen, zijn initiatieven genomen om minderjarigen beter te beschermen tegen online schadelijke content, waaronder extreem gewelddadige pornografische content. Voor praktische uitvoering daarvan wordt gekeken naar methoden van online leeftijdsverificatie. Zo heeft Frankrijk verschillende nieuwe wetgeving die sociale media platformen en aanbieders van pornografische websites verplicht de leeftijd van gebruikers te verifiëren. De systemen voor leeftijdsverificatie dienen vervolgens door de Franse toezichthouder te worden goedgekeurd13. Ook wordt in Europees verband ingezet op een veiligere digitale omgeving voor kinderen middels de BIK+ (Better Internet for kids) strategie.

Ook in Nederland heeft leeftijdsverificatie onze aandacht. We zien dat door het ontbreken van adequate leeftijdsverificatiesystemen minderjarigen in aanraking kunnen komen met voor hen schadelijke content, zoals extreem gewelddadige pornografische content, het vertonen of verheerlijken van geweld, stereotypering of racisme. De Staatssecretaris van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) heeft een afwegingskader laten ontwikkelen dat ontwikkelaars helpt om te komen tot een adequate vorm van leeftijdsverificatie voor hun onlineproduct of dienst, zodat minderjarigen op een passende en effectieve manier beschermd kunnen worden tegen content die voor hun schadelijk kan zijn. Hierover wordt uw Kamer verder geïnformeerd in de voortgangsbrief digitalisering die binnenkort met uw Kamer wordt gedeeld.

Ik blijf de ontwikkelingen in deze landen met aandacht volgen en blijf mij samen met de Staatssecretaris van BZK in Europees verband inzetten voor een veiligere digitale omgeving van minderjarigen in Nederland.

Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie van de leden Bikker en Mutluer als afgedaan.

Motie over strafrechtelijke en maatschappelijke maatregelen om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld tegen te gaan in het Caribisch deel van het Koninkrijk

De leden Bikker en Van der Werf hebben de regering verzocht om in overleg met Caribisch Nederland tot vernieuwing van de zedenwetgeving in Caribisch Nederland te komen. Tevens hebben deze leden de regering verzocht langs de lijnen van het wetsvoorstel seksuele misdrijven en van het Nationaal Actieprogramma aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld met een brede aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld voor Caribisch Nederland te komen. Daarnaast hebben de leden Bikker en Van der Werf de regering verzocht om bij de andere landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk het aanbod te doen om wanneer zij dit wensen te ondersteunen bij verdere strafrechtelijke en maatschappelijke maatregelen om seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld te voorkomen.

Deze motie bestaat uit drie verschillende onderdelen, ik ga hieronder in op de wijze waarop de verschillende onderdelen van deze motie worden afgedaan.

Wat betreft het verzoek om in overleg met Caribisch Nederland tot vernieuwing van de zedenwetgeving daar te komen langs de lijnen van het wetsvoorstel seksuele misdrijven is het volgende van belang. De herziening van de zedenwetgeving is voorbereid in de periode waarin legislatieve terughoudendheid het uitgangspunt voor de wetgeving in Caribisch Nederland was. Er is dan ook niet onderzocht in hoeverre dit ook kon worden doorgevoerd in Caribisch Nederland. Het kabinet beziet sinds 2019 wel of en hoe wetgeving van toepassing kan worden verklaard in Caribisch Nederland én of differentiatie nodig en wenselijk is. Een ingrijpende wetswijziging vergt een zorgvuldige voorbereiding, waarbij de lokale context in acht moet worden genomen. Op dit moment worden stappen gezet richting medegelding van het Verdrag van Istanbul in Caribisch Nederland. Hierbij wordt bezien welke wijzigingen nodig zijn om uitvoering te geven aan de verdragsverplichtingen in het Wetboek van Strafrecht BES. Parallel hieraan zal worden bezien in hoeverre de vormgeving en de inhoud van de overige bepalingen in Boek II Titel XIV van Misdrijven tegen de zeden in het Wetboek van Strafrecht BES modernisering behoeven. De inhoudelijke en systematische samenhang tussen de bepalingen in de titel is zodanig dat modernisering van de wetgeving op integrale wijze dient plaats te vinden.

Voor wat betreft het verzoek om langs de lijnen van het Nationaal Actieprogramma aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld met een brede aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld voor Caribisch Nederland te komen, kan ik u meedelen dat op dit moment wordt bezien op welke wijze het beste aan dit verzoek kan worden voldaan. In de eerstvolgende brief over de voortgang van het Nationaal Actieprogramma aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld die naar verwachting in het voorjaar van 2024 zal worden gestuurd, zal hierop worden ingegaan.

Waar het gaat om de autonome landen in het Caribisch deel van het Koninkrijk wil ik benadrukken dat de aanpak van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld een zelfstandige aangelegenheid van de landen is. Via de reguliere kanalen kunnen de landen desgewenst worden geïnformeerd over relevante ontwikkelingen op dit gebied en kunnen landen hun behoefte uitspreken. Indien de landen dit wensen, is Nederland uiteraard bereid om mee te denken met de bestrijding van seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld in de mate van het mogelijke.

Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie van de leden Bikker en Van der Werf als gedeeltelijk afgedaan.

Motie over nieuwe technologische ontwikkelingen om kinderen te beschermen tegen online vormen van seksueel geweld

De motie van de leden Kuik en Verkuijlen verzoek de regering aan te geven welke nieuwe technologische ontwikkelingen de bescherming van kinderen kunnen verbeteren bij ongewenst sexting als het gaat om signalering, aanpak, preventie en slachtofferhulp.

Mede uit door de politie aangeleverde informatie blijkt dat de technologische middelen voor opsporing recentelijk niet zijn veranderd en afdoende zijn in het geval iemand bij de politie een melding maakt van ongewenste sexting. Eerder ingrijpen, dus bij het sturen of doorsturen, is gelet op het belang van privacy niet toegestaan. Daar komt bij dat het lastige bij ongewenste sexting, ofwel het zelf in goed vertrouwen sturen van seksueel getinte afbeeldingen met een derde die deze vervolgens doorstuurt, is dat ingrijpen tijdens de eerste fase niet kan. Het feit wordt immers pas gepleegd door een derde nadat het slachtoffer zelf de afbeeldingen heeft verstuurd.

Helpwanted is een hulplijn die zich specifiek richt op online grensoverschrijdend gedrag. Meldingen over ongewenste sexting komen veel voor blijkt uit de jaarcijfers (Jaarverslag Expertisebureau Online Kindermisbruik (EOKM) 2022 (offlimits.nl)). Helpwanted bied praktische hulp en persoonlijk advies aan iedereen die te maken heeft (gehad) met, of zich zorgen maakt over, online grensoverschrijdend gedrag. Er is een website met uitleg en tips over de verschillende onderwerpen die hierbij horen. Slachtoffers kunnen gratis en anoniem advies vragen via de chat, mail of door te bellen. Dan wordt samen met het slachtoffer bekeken wat in een bepaalde situatie de beste oplossing is. Met betrekking tot de contacten met internet tussenpersonen heeft Helpwanted ervaring met de Notice and Take Down procedure. Helpwanted is onderdeel van Offlimits (voorheen EOKM) en heeft in die hoedanigheid goede contacten met websites en socialemediaplatformen als Facebook, Instagram, TikTok en Snapchat. Dankzij de status van trusted flagger behandelen deze socialemediaplatformen meldingen van Helpwanted met prioriteit waardoor gemelde online content, zoals beeldmateriaal van ongewenste sexting snel kan worden verwijderd. Helpwanted is ook internationaal goed ingebed als onderdeel van Insafe (een internationaal netwerk voor hulplijnen binnen Europa, die samen streven naar een veiliger internet voor kinderen), Child Helpline International (een wereldwijd netwerk voor hulplijnen voor minderjarigen. Ook geeft Helpwanted voorlichting aan professionals over thema’s als ongewenste sexting, sextortion en grooming.

Met de Hermansgelden is ingezet op een verruiming van de leeftijdsgrens, zodat ook meerderjarigen/26+ers zich kunnen melden. Er word toegewerkt naar 24/7 beschikbaarheid, en er draait momenteel een pilot waarbij ook onrechtmatige content gemeld kan worden met als doel het van het internet verwijderd te krijgen. De doelstelling van de pilot is als volgt geformuleerd: In beeld brengen of er aanvullend op andere door de overheid gefinancierde voorzieningen behoefte is aan een laagdrempelige meldvoorziening voor online onrechtmatige content, welke vormen van content dit betreft, wie er melden, hoe de opvolging van de verzoeken is door internetbedrijven, wat er voor een laagdrempelige meldvoorziening nodig is om hieraan adequaat uitvoering te geven, en of Helpwanted de geëigende partij is om de definitieve laagdrempelige meldvoorziening onder te brengen. Deze pilot is eveneens een belangrijke stap in de uitvoering van de motie van het lid Van Nispen (SP)14 die oproept tot het tot stand brengen van een laagdrempelige meldvoorziening.

Hiermee beschouw ik bovengenoemde motie van de leden Kuik en Verkuijlen als afgedaan.

Toezegging over de aanpak van Duitsland inzake het terugbrengen van online kindermisbruik

Door middel van deze brief doe ik mijn toezegging gestand om uw Kamer te informeren over de aanpak van online seksueel kindermisbruik in Duitsland en een vergelijking te trekken met het Nederlandse beleid op dit onderwerp.

Zoals in het debat over online veiligheid op 29 juni jl. is aangekaart, is de gunstige digitale infrastructuur van Nederland een belangrijke oorzaak van de hoge cijfers van online seksueel kindermisbruik in Nederland ten opzichte van andere landen, waaronder Duitsland15. Met deze gunstige digitale infrastructuur vervult Nederland een hoofdrol in de mondiale internetindustrie en onderscheidt zich hiermee wezenlijk van Duitsland. In 2022 werd binnen Europa 53% van het online seksueel kindermisbruik in Nederland gehost en 6% werd in Duitsland gehost, zo blijkt uit het jaarlijkse rapport van InHope16. Het Duitse meldpunt Jugendschutz verwerkte 4.822 afbeeldingen van online seksueel kindermisbruik, waarvan 69% in Duitsland werd gehost en 31% bij overige buitenlandse aanbieders van hostingdiensten17.

Duitsland beschikt over de volgende drie meldpunten die zich gezamenlijk inzetten in de strijd tegen strafbare online content, waaronder online seksueel kindermisbruik: Eco (Association of Industry Service Providers), FSM-Hotline (Self-Regulatory Organisation for Multimedia Services) en Jugendschutz (overheidsinstelling). Deze drie Duitse meldpunten zijn – net zoals het Meldpunt Kinderporno – aangesloten bij InHope, het internationale netwerk dat zich inzet in de strijd tegen online seksueel kindermisbruik.

De aanpak van Duitsland is, net als in Nederland, gericht op vrijwillige zelfregulering18. De meldpunten in Duitsland ontvangen meldingen vanuit het InHope netwerk en vanuit het publiek. Indien het materiaal online seksueel kindermisbruik betreft, en de hostingdienst is in Duitsland gevestigd, wordt een verwijderverzoek uitgestuurd. Wanneer het materiaal buiten Duitsland wordt gehost, wordt de melding doorgestuurd naar de InHope hotline in het betreffende land. In het geval van dreigend gevaar of wanneer blijkt dat strafrechtelijke vervolging plaats kan vinden, wordt de politie in kennis gesteld19.

Het beleid dat wordt gevoerd in Duitsland verschilt in grote lijnen niet wezenlijk van het beleid dat in Nederland wordt gevoerd bij de aanpak van online seksueel kindermisbruik. Een verklaring voor het verschil in cijfers van online seksueel kindermisbruik in Nederland en Duitsland is gelegen in de grote en onderscheidende positie die Nederland heeft in de mondiale internetindustrie.

Toezegging over het naar voren halen van de besluitvorming over modernisering van het geweldscriterium

Tijdens het Commissiedebat Slachtofferbeleid van 1 juni 2022 heeft de Minister voor Rechtsbescherming uw Kamer toegezegd om na te gaan of de besluitvorming over modernisering van het geweldscriterium naar voren kan worden gehaald, om dit waar mogelijk parallel te laten lopen met de inwerkingtreding van de wet seksuele misdrijven20.

Hoewel achteraf bezien het niet nodig is geweest om de besluitvorming over modernisering van het geweldscriterium naar voren te halen, is inmiddels materieel aan de toezegging voldaan. Ik verwijs naar de Kamerbrief van 2 juni 2023 waarin de Minister voor Rechtsbescherming heeft geschreven dat ernstige vormen van online seksueel geweld onder het bereik van het Schadefonds Geweldsmisdrijven vallen21. In het wetsvoorstel Wet seksuele misdrijven wordt ingespeeld op de moderne, digitaliserende samenleving. Uit onderzoek blijkt dat online vormen van seksueel geweld minimaal dezelfde impact op slachtoffers kunnen hebben als offline seksueel geweld. Met een actueel wettelijk kader dat aansluit bij de maatschappelijke realiteit worden slachtoffers beter beschermd en kunnen zij ook bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven terecht voor een financiële tegemoetkoming.

Inzet van artikel 139h Sr bij deepnude materiaal

In de beleidsreactie op de WODC-onderzoeken naar de regulering van deepfakes en immersieve technologieën van 16 juni 2023 heb ik geschreven dat het openbaar ministerie de mogelijkheden beziet voor de inzet van artikel 139h Sr in concrete gevallen waarbij sprake is van deepnude materiaal en dat ik uw Kamer zal informeren over de ontwikkelingen hieromtrent22.

Inmiddels heeft het openbaar ministerie ervaringen opgedaan met het vervolgen van een deepnude-zaak op de voet van artikel 139h Sr, namelijk in de zaak-Sijtsma23. In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam, onder meer aan de hand van de wetsgeschiedenis, geoordeeld dat ook «deepfake» seksueel beeldmateriaal, voor zover dat nauwelijks van echt is te onderscheiden, onder het bereik van artikel 139h Sr valt.

Tot slot

Deze brief laat zien dat het van groot belang is dat alle betrokken partijen zich blijven inzetten op de aanpak van seksueel geweld, waaronder online seksueel kindermisbruik. Mede door middel van deze voortgangsbrieven zal ik uw Kamer op de hoogte houden van de recente ontwikkelingen op dit beleidsterrein.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius


X Noot
1

Voortgangsbrief aanpak online seksueel kindermisbruik en zeden van 5 juli 2023, Kamerstukken II, 2022/23, 34 843, nr. 86.

X Noot
2

Handelingen II 2022/23, nr. 99, item 9.

X Noot
3

Artikel 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving wetten.nl – Regeling – Aanwijzingen voor de regelgeving – BWBR0005730 (overheid.nl).

X Noot
4

Motie van het lid Kuik, Kamerstukken II, 2022/23, 36 222, nr. 32.

X Noot
5

Motie van de leden Eerdmans en Michon-Derkzen, Kamerstukken II, 2022/23, 36 222, nr. 38.

X Noot
6

Motie van de leden Michon-Derkzen en Eerdmans, Kamerstukken II, 2022/23, 36 222, nr. 39.

X Noot
7

Motie van de leden Bikker en Kuik, Kamerstukken II, 2022/23, 36 222, nr. 28.

X Noot
8

Motie van de leden Bikker en Mutluer, Kamerstukken II, 2022/23, 36 222, nr. 30.

X Noot
9

Motie van de leden Bikker en Van der Werf, Kamerstukken II, 2022/23, 36 222, nr. 29.

X Noot
10

Motie van de leden Kuik en Verkuijlen, Kamerstukken II, 2022/23, 28 741, nr. 102.

X Noot
11

Toezegging gedaan tijdens Commissiedebat Online veiligheid en cybersecurity op 29 juni 2023, Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 26 643, nr. 1064.

X Noot
12

Toezegging gedaan tijdens Commissiedebat Slachtofferbeleid van 1 juni 2022, Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 29 752, nr. 16.

X Noot
13

Kamerstukken II, 2022/23, 26 643, nr. 1063.

X Noot
14

Motie van het lid Nispen, Kamerstukken II 2022/23, 34 602, nr. 3.

X Noot
15

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 26 643, nr. 1064.

X Noot
20

Kamerstukken II, vergaderjaar 2021–2022, 33 552, nr. 101.

X Noot
21

Kamerstukken II 2022/23, 29 279, nr. 111.

X Noot
22

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 26 643, nr. 1041.

X Noot
23

Rechtbank Amsterdam 2 november 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:6923.

Naar boven