Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2017
Het regeerakkoord bevat een aantal fiscale maatregelen waarvoor het kabinet in het
voorjaar van 2018 een wetsvoorstel bij uw Kamer zal indienen. Voor een deel van de
in het regeerakkoord opgenomen maatregelen is het noodzakelijk dat deze voor 1 januari
2018 al zijn vastgesteld en bekendgemaakt, met andere woorden, voor die datum reeds
in het Staatsblad zijn gepubliceerd. Alleen dan is het mogelijk dat deze maatregelen
op 1 januari 2019 in werking treden. Voor deze maatregelen wordt aangehaakt bij de
behandeling van het pakket Belastingplan 2018 dat reeds bij uw Kamer aanhangig is
en voor een deel zijn deze opgenomen in de nota van wijziging op het wetsvoorstel
Belastingplan 2018 die uw Kamer heeft ontvangen (Kamerstuk 34 785, nr. 8). Voor de gefaseerde afschaffing van de aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld
(regeling Hillen of Hillen-aftrek) heeft het kabinet ervoor gekozen om deze maatregel
in een separaat wetsvoorstel op te nemen om beide Kamers de gelegenheid te bieden
daarover een zelfstandig oordeel te vellen (Kamerstuk 34 819).
Vragen parlementaire proces pakket Belastingplan 2018
Ik maak tevens van de gelegenheid gebruik om een aantal vragen, die eerder in het
parlementaire proces bij de behandeling van het pakket Belastingplan 2018 door uw
Kamer zijn gesteld en betrekking hebben op de voorliggende maatregel, te beantwoorden.
De heer Van Rooijen vraagt hoeveel tijd de Belastingdienst nodig heeft om de uitfasering
van de regeling Hillen in de systemen te regelen. In de huidige systematiek wordt
de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld toegepast voor het bedrag waarmee
het eigenwoningforfait de aftrekbare kosten van de eigen woning overstijgt. In de
nieuwe systematiek dient slechts een deel van dat bedrag in aanmerking te worden genomen.
De systemen en processen van de Belastingdienst moeten hierop worden aangepast aangezien
de uitfasering van de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld niet kan
worden gerealiseerd door een reeds in de systemen aanwezig percentage aan te passen.
Dat moet apart worden ingebouwd. Mijn ambtsvoorganger heeft de afgelopen twee jaar
met de Kamer gedeeld wat de doorlooptijden zijn voor de Belastingdienst voor systeemwijzigingen.1 Voor de inkomstenbelasting starten de voorbereidingen 15,5 maanden voorafgaand aan
het belastingjaar. Dat wil zeggen dat afgelopen september de voorbereidingen voor
2019 zijn gestart. De Belastingdienst spant zich maximaal in om wijzigingen voor 2019
die opkomen tijdens de parlementaire behandeling van het Belastingplanpakket nog zoveel
mogelijk te verwerken. Dat gebeurt nu ook met de maatregelen uit de nota van wijziging,
waaronder de uitfasering van de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld.
De maatregelen uit de nota van wijziging worden nu nog in samenhang met alle andere
aanpassingen ingepast in het pakket van IT-specificaties. Deze specificaties moeten
uiterlijk 1 maart 2018 gereed zijn voor aanlevering bij de softwareontwikkelaars.
Zij bouwen de software die belastingadviseurs gebruiken voor de inkomstenbelasting
van hun klanten. Ook de Belastingdienst moet op 1 maart starten met het bouwen en
testen van de systemen voor de voorlopige aanslagregeling 2019. Om de specificaties
tijdig gereed te hebben, moet het pakket aan te verwerken maatregelen circa drie maanden
voorafgaand aan de opleverdatum van 1 maart stabiel zijn. Terugrekenend betekent dit
dat de Belastingdienst de uitfasering van de aftrek wegens geen of een geringe eigenwoningschuld
nog in de voorlopige aanslagregeling 2019 kan verwerken indien deze meeloopt met de
behandeling van het Belastingplan 2018.
De heer Van Rooijen vraagt naar meer informatie over de groep belastingplichtigen
die wordt geraakt door de geleidelijke uitfasering van de Hillen-aftrek. De hierna
opgenomen tabel 1 toont op basis van de integrale aangiften inkomstenbelasting over
het jaar 2015 de verdeling naar leeftijd. Dit is het meest recente jaar waarvoor de
belastingaangiften vrijwel volledig beschikbaar zijn. Hieruit blijkt dat 58,2% ouder
is dan 65 jaar. Door de per 1 januari 2013 ingevoerde aflossingseis om in aanmerking
te komen voor aftrek van rente en kosten, zullen naar verloop van tijd relatief steeds
meer belastingplichtigen met een lagere leeftijd in aanmerking komen voor de Hillen-aftrek.
Voor het vergelijken van de bedragen in de tabel moet worden bedacht dat voor veel
belastingplichtigen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt veelal een lager
marginaal tarief van toepassing is dan voor belastingplichtigen die die leeftijd nog
niet hebben bereikt.
Tabel 1: Verdeling Hillen-aftrek naar leeftijd in 2015

De heer Van Rooijen heeft in het verslag bij het Belastingplan 2018 gevraagd om een
overzicht van de inkomenseffecten voor verschillende huishoudtypen en inkomenscategorieën
van de Hillen-aftrek. Daarnaast heeft hij gevraagd inzichtelijk te maken wat in individuele
gevallen de financiële gevolgen zijn van het afschaffen van de Hillen-aftrek bij een
woningwaarde van respectievelijk € 200.000, € 300.000, € 400.000, € 500.000, € 700.000
en € 1 miljoen.
Het is van belang om de maatregelen in het regeerakkoord en de gevolgen daarvan voor
de koopkracht van mensen in samenhang te bezien. Er zitten plussen en minnen in, waarbij
er onder de streep voor bijna alle huishoudens – ook degenen die profiteren van de
Hillen-aftrek – een plus overblijft. De koopkrachtramingen van het Ministerie van
Sociale Zaken en Werkgelegenheid geven aan dat vrijwel iedere eigenwoningbezitter
(circa 96%) erop vooruitgaat in deze kabinetsperiode.
Wat betreft de gevraagde voorbeelden voor verschillende WOZ-waarden geldt dat aan
het einde van de kabinetsperiode de regeling Hillen nog voor 90% van kracht is. Tabel
2 toont het effect van de regeling Hillen in 2021 gegeven het dan voorziene tarief
in de inkomstenbelasting (IB-tarieven), het voorziene EWF-percentage en de gevraagde
WOZ-waarden:
Tabel 2: Kosten Hillen-aftrek in 2021 naar WOZ-waarde en IB-tarief

Daar staat tegenover dat de IB-tarieven op grond van het regeerakkoord omlaag gaan
en de ouderenkorting en de algemene heffingskorting stijgen in deze kabinetsperiode.
Voor een belastingplichtige die AOW-gerechtigd is, toont tabel 3 de (partiële) inkomenseffecten
bij een fictief inkomen van € 25.000, € 35.000 en € 45.000 in 2021. Deze voorbeelden
zijn niet gekozen op basis van representativiteit maar uitsluitend om de spreiding
van de inkomenseffecten te tonen.
Tabel 3: Inkomenseffecten voor Hillen-gevallen in 2021, AOW-gerechtigd

De heer Van Rooijen vraagt in samenhang met het afschaffen van de regeling Hillen
wat de rechtvaardiging is van de discriminatie tussen aflossingvrije hypotheken en
hypotheken met een aflossingsverplichting. De regeling Hillen is van toepassing op
alle belastingplichtigen bij wie de aftrekbare rente en kosten lager zijn dan het
eigenwoningforfait. Dit kan zowel belastingplichtigen betreffen met een zogenoemde
aflossingsvrije hypotheek als belastingplichtigen met een hypotheek met aflossingsverplichting.
Dat laatstgenoemde groep als gevolg van de verplichte geleidelijke aflossing op de
schuld mogelijk eerder in aanmerking komt voor de Hillen-aftrek en daarmee ook sneller
wordt geraakt door de uitfasering van deze aftrek, maakt de regeling als zodanig niet
discriminatoir. Overigens zullen belastingplichtigen met een zogenoemde aflossingsvrije
hypotheek van voor 2013 in ieder geval op termijn ook onder de uitfasering van de
regeling Hillen komen te vallen. De aftrek van rente en kosten is ook voor bestaande
eigenwoningschulden namelijk beperkt tot maximaal 30 jaar. Na afloop van deze termijn
kunnen belastingplichtigen voor die schulden geen rente en kosten meer in aftrek brengen.
Uiterlijk op dat moment krijgen zij dus volledig met de gevolgen van de dan (deels
of al geheel) uitgefaseerde Hillen-aftrek te maken.
De heer Van Rooijen vraagt of het gevolg van de tariefmaatregel eigen woning waarbij
per saldo een bijtelling op de verschuldigde inkomstenbelasting kan ontstaan kan worden
weggenomen. Mevrouw Leijten stelt in dit kader voor om een keuzemogelijkheid te bieden
voor het gebruikmaken van renteaftrek. Een maatregel waarmee zou worden voorkomen
dat per saldo belasting moet worden betaald over de eigen woning staat haaks op de
in het regeerakkoord voorziene (geleidelijke) afschaffing van de regeling Hillen.
Met het afschaffen van de Hillen-aftrek gaat een steeds grotere groep voor een toenemend
bedrag per saldo belasting betalen over de eigen woning. Het afschaffen van de regeling
Hillen houdt de bewuste keuze in om een per saldo heffing niet tegen te gaan. Vanaf
het moment dat de regeling Hillen wordt uitgefaseerd, kan een matiging van de tariefcorrectie
per definitie niet meer voorkomen dat er per saldo belasting over de eigen woning
moet worden betaald.
De vraag over het optioneel zijn van de renteaftrek is al eerder aan de orde geweest
bij de beantwoording van Kamervragen over de tariefmaatregel eigen woning.2 Daarbij is geconcludeerd dat een belastingplichtige, zolang een schuld voldoet aan
alle voorwaarden en kwalificeert als eigenwoningschuld, verplicht is deze schuld en
de daarmee verband houdende aftrekbare kosten eigen woning als zodanig op te voeren
in zijn aangifte. Dit is geen keuze. Wel is het mogelijk om een schuld die na 31 december
2012 is afgesloten en waarvoor een fiscale aflossingseis geldt en die kwalificeert
als eigenwoningschuld zodanig aan te passen dat die schuld niet meer kwalificeert
als eigenwoningschuld, waardoor de rente en kosten niet langer aftrekbaar zijn in
box 1. Dit kan door deze schuld om te zetten in een aflossingsvrije lening waardoor
niet langer aan de wettelijk vereiste vormgeving wordt voldaan. Dat de schuld dan
in box 3 valt, neemt niet weg dat de eigen woning zelf nog in box 1 valt en hiervoor
het eigenwoningforfait in aanmerking wordt genomen. Door het uitfaseren van de Hillen-aftrek
leidt een dergelijke keuze tot heffing over een deel van het eigenwoningforfait waardoor
alsnog per saldo belasting wordt betaald over de eigen woning. In die zin biedt het
voorstel van mevrouw Leijten dan ook geen oplossing.
De heer Van Rooijen vraagt verder of de eigen woning gedefiscaliseerd zou moeten worden.
Het defiscaliseren van de eigen woning betreft een aanzienlijk verdergaande maatregel
dan waarin is voorzien in het regeerakkoord. Daar heeft het kabinet niet voor gekozen.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel