34 775 Nota over de toestand van 's Rijks financiën

34 775 VIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2018

Z VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 29 mei 2018

De leden van de vaste commissies voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 en voor Financiën2 hebben kennisgenomen van de reactie3 van de Minister van Financiën op de door de Eerste Kamer aangenomen motie van het lid Postema c.s. waarin de regering wordt verzocht om te bezien of de doelmatigheidskorting voor het onderwijs kan worden verzacht of ongedaan gemaakt.4

Naar aanleiding hiervan is op 1 maart 2018 een brief gestuurd aan de Minister van Financiën.

De Minister heeft op 28 mei 2018 gereageerd.

De commissies brengen bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier voor dit verslag, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTERS VAN DE VASTE COMMISSIES VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN VOOR FINANCIËN

Aan de Minister van Financiën

Den Haag, 1 maart 2018

De leden van de PvdA-fractie hebben, samen met de leden van de fracties van PVV, SP, GroenLinks en OSF, kennisgenomen van uw reactie5 op de door de Eerste Kamer aangenomen motie van het lid Postema c.s. waarin de regering wordt verzocht om te bezien of de doelmatigheidskorting voor het onderwijs kan worden verzacht of ongedaan gemaakt.6 Aanleiding van deze motie is de constatering dat zich grote knelpunten voordoen over de volle breedte van het Nederlandse onderwijs (primair onderwijs, voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs) en dat er moet worden geïnvesteerd in meer ontwikkeltijd voor leraren en in kleinere klassen en onderwijsgroepen. De in het regeerakkoord aangekondigde doelmatigheidskorting voor het onderwijs oplopend tot 183 miljoen euro structureel is daarmee niet te verenigen. Er is immers geen «doelmatigheidswinst» in het onderwijs te realiseren zonder dat deze gevolgen heeft voor de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs, de werkdruk van leraren en de grootte van klassen en onderwijsgroepen. De leden van de genoemde fracties hechten sterk aan verbetering van de faciliteiten voor de klas en vragen aandacht voor het terugdringen van de bureaucratie in het onderwijsveld.

U geeft in uw reactie aan dat noch de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, noch die voor Basis en Voortgezet Onderwijs en Media, noch uzelf mogelijkheden zien de doelmatigheidskorting te verzachten. Die constatering verbaast deze leden zeer. Uitgaande van de Kameruitspraak ligt het immers voor de hand dat u vanuit de totaliteit van de Rijksfinanciën en in meerjarenperspectief naarstig op zoek zou gaan naar het verzachten en bij voorkeur ongedaan maken van deze pijnlijke korting. Niet voor niets heeft de Eerste Kamer met haar uitspraak verzocht om dit mede in het kader van de Voorjaarsnota 2018 te doen. Deze leden kunnen zich voorts voorstellen dat er zich hiertoe de komende jaren ook nog andere gelegenheden zullen voordoen.

Deze leden verzoeken u alsnog uitvoering te geven aan de motie-Postema c.s., waarbij tevens wordt aangegeven welke opties zijn onderzocht en welke mogelijkheden u de komende jaren ziet om genoemde doelmatigheidskorting te verlagen en bij voorkeur ongedaan te maken. Deze leden zien het resultaat van deze inspanning, bij voorkeur uiterlijk bij de Voorjaarsnota 2018, met belangstelling tegemoet.

Mocht de regering van oordeel blijven dat een doelmatigheidskorting te realiseren is zonder het primaire proces te belasten, dan vragen de leden van de genoemde fracties de regering om preciezer aan te duiden op welke punten dit concreet kan worden gerealiseerd. Ze vragen de regering daarbij hoe de doelmatigheidskorting zich verhoudt tot de extra investeringen en dat per onderwijssector te specificeren zodat het voor de Kamer inzichtelijk wordt wat de impact is van de doelmatigheidskorting is op het primaire proces en op de met de investeringen beoogde kwaliteitsverbeteringen.

Voorzitter van de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. de Vries-Leggedoor

Voorzitter van de commissie voor Financiën, F.H.G. de Grave

BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 mei 2018

Hierbij beantwoord ik uw brief van 1 maart 2018 betreffende de uitvoering van motie-Postema c.s. De aangenomen motie, ingediend op 12 december jl. tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen in uw Kamer, roept de regering op om te bezien of de doelmatigheidskorting voor het onderwijs kan worden verzacht of ongedaan kan worden gemaakt.

In mijn eerdere reactie7 op de aangenomen motie-Postema c.s. heb ik u gemeld dat dit kabinet geen mogelijkheden zag om de doelmatigheidskorting te verzachten of ongedaan te maken. In uw brief verzoekt u mij opnieuw hiernaar te kijken, en het resultaat hiervan uiterlijk bij Voorjaarsnota 2018 te melden.

Door middel van deze brief wil ik u melden dat het standpunt van het kabinet met betrekking tot de motie-Postema c.s. na de voorjaarsbesluitvorming niet is gewijzigd. Hieronder zet ik de overwegingen hierbij uiteen.

Zoals ik tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen en in mijn eerdere reactie heb benadrukt, is het noodzakelijk om alle maatregelen van het Regeerakkoord samen als één pakket te zien. De maatregel «doelmatiger onderwijs» is slechts een van de maatregelen uit het Regeerakkoord op het gebied van onderwijs. In het Regeerakkoord zitten forse intensiveringen op de begroting van het Ministerie van OCW, die optellen tot 1,7 mld. in 2021. Deze intensiveringen gaan over de volle breedte van de begroting van OCW. Zo wordt er in het primair onderwijs geïntensiveerd in versterking van de vroeg- en voorschoolse educatie en wordt er structureel geld vrijgemaakt voor modernisering van de cao primair onderwijs. Ook wordt er geïntensiveerd in het hoger onderwijs door onder andere het collegegeld te halveren voor het eerste jaar van het hoger onderwijs. Ook op het gebied van onderzoek, cultuur en media zijn verschillende intensiveringen aangekondigd. Met deze investeringen laat dit kabinet duidelijk zien dat het veel belang hecht aan goed onderwijs, bestrijding van kansenongelijkheid, de stimulering van talent, goede docenten, toponderzoek en een krachtig beroepsonderwijs.

Daarnaast acht ik het van belang om te herhalen dat dit kabinet begon met een niet ingevulde taakstelling op de begroting van het Ministerie van OCW. Deze oude taakstelling is tijdens het kabinet Rutte – Asscher over de afgelopen drie jaar opgebouwd. Deze taakstelling op de begroting van OCW loopt op tot 410 mln. in 2020 en is structureel 183 mln. Zij is het gevolg van diverse problematiek op de OCW-begroting, waaronder twee oude taakstellingen en een autonome tegenvaller op de referentieraming vanaf 2019.

Het kabinet Rutte – Asscher heeft deze taakstelling niet van dekking voorzien en de invulling hiervan (in overleg met de formerende partijen) overgelaten aan het volgende kabinet. In het Regeerakkoord is een groot deel van deze taakstelling teruggedraaid. Om de begroting van OCW sluitend te maken was het noodzakelijk om maatregelen te nemen voor het resterende, structurele bedrag (183 mln.). Dit heeft zich in het Regeerakkoord vertaald in de maatregel «doelmatiger onderwijs». In tegenstelling tot de oorspronkelijke taakstelling kent de maatregel een geleidelijke oploop. In onderstaande tabel ziet u een overzicht van de verschillende reeksen uit de begroting van OCW en het Regeerakkoord. Hieruit blijkt dat dit kabinet de taakstelling structureel dekt en dat deze in de eerste jaren grotendeels wordt kwijtgescholden.

x € mln.

2018

2019

2020

2021

struc

Taakstelling begroting OCW

– 244

– 415

– 410

– 338

– 183

G47 terugdraaien taakstelling OCW

244

415

410

338

183

G46 doelmatiger onderwijs

– 20

– 92

– 137

– 183

– 183

De Kamer heeft mij verzocht om de motie-Postema c.s. te bezien in het kader van de Voorjaarsnota 2018. Tegelijk met deze brief wordt de Voorjaarsnota 2018 naar de Kamer verzonden. De Voorjaarsnota 2018 is de eerste rapportage van het kabinet over de uitvoering van de begroting 2018. Het kabinet geeft hierin een overzicht van de wijzigingen van de begroting voor het lopende begrotingsjaar ten opzichte van de Startnota8. Deze bijstellingen zijn gebaseerd op nieuwe macro-economische ramingen uit het Centraal Economisch Plan (CEP) 2018 van het Centraal Planbureau (CPB) en inzichten over de begrotingsuitvoering van alle ministeries. Het economisch beeld voor 2018 is volgens de raming van het CEP onverminderd gunstig. Daarentegen is de raming van de economische groei omgeven met zowel opwaartse als neerwaartse risico’s.

De Voorjaarsnota 2018 is het resultaat van een proces waarin ik intensief heb samengewerkt met mijn collega’s om tot begrotingsafspraken te komen. Startpunt voor deze begrotingsbesprekingen vormde het Regeerakkoord waarin de belangrijkste maatschappelijke uitdagingen voor de komende jaren zijn geadresseerd en de bijbehorende financiële middelen zijn vrijgemaakt. Tevens bevat het Regeerakkoord afspraken over het maximale uitgavenniveau voor deze kabinetsperiode, op basis waarvan het kabinet de voorbereiding van de begrotingsafspraken 2018 ter hand heeft genomen.

Door het maximale uitgavenniveau (het uitgavenplafond) te handhaven, blijft het kabinet wat betreft de uitgaven op de afgesproken koers. Bij de handhaving van het uitgavenplafond geldt het principe dat iedere Minister primair verantwoordelijk is voor zijn of haar eigen begroting. De begrotingsbesprekingen in het Voorjaar dienen ertoe dat het kabinet integraal en zorgvuldig de mee- en tegenvallers en de diverse beleidswensen op de verschillende begrotingen kan afwegen.

Ook dit voorjaar heeft het kabinet binnen de kaders van o.a. de financiële afspraken over het uitgavenplafond alle mee- en tegenvallers en diverse beleidswensen zorgvuldig afgewogen. Het overzicht van de afspraken betreffende de begroting 2018 die dit voorjaar zijn gemaakt treft u in de Voorjaarsnota 2018. Op basis van de integrale afweging ziet het kabinet geen mogelijkheden om de doelmatigheidskorting voor het onderwijs te verzachten of ongedaan te maken. Deze maatregel blijft derhalve noodzakelijk.

De maatregel «doelmatiger onderwijs» is met de tweede nota van wijziging op de begroting van OCW technisch verwerkt. De Minister van OCW en de Minister voor BVOM zien geen ruimte voor een alternatieve invulling van de maatregel. Voor verdere toelichting op de invulling van deze maatregel in de begroting van OCW verwijs ik u naar de Minister van OCW en de Minister voor BVOM.

De Minister van Financiën, W.B. Hoekstra


X Noot
1

Samenstelling Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA) (voorzitter), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Van Strien (PVV), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Jorritsma-Lebbink (VVD), Köhler (SP), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66) (vice-voorzitter), Bikker (CU), Klip-Martin (VVD), Sini (PvdA), Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA)

X Noot
2

Samenstelling Financiën:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Knip (VVD), Backer (D66), Ester (CU), De Grave (VVD) (voorzitter), vac. (CDA) (vicevoorzitter), Postema (PvdA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV), Bruijn (VVD), Vac. (PVV), Van Apeldoorn (SP), N.J.J. van Kesteren (CDA), Knapen (CDA), Köhler (SP), Prast (D66), Van Rij (CDA) (vice-voorzitter), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Van de Ven (VVD), vac. (PvdA), Overbeek (SP)

X Noot
3

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 / 34 775 VIII, S.

X Noot
4

Kamerstukken I 2017/18, 34 775, L.

X Noot
5

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 / 34 775 VIII, S.

X Noot
6

Kamerstukken I 2017/18, 34 775, L.

X Noot
7

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 / 34 775 VIII, S.

X Noot
8

Kamerstuk 34 775, nr. 54

Naar boven