34 775 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2018

Nr. 91 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2018

Het lid van Brenk (50PLUS) heeft tijdens de regeling van werkzaamheden van 31 januari jongstleden (Handelingen II 2017/18, nr. 46, Regeling van werkzaamheden) verzocht om een brief over de brede koopkracht 2018 waarbij ook specifiek wordt stilgestaan bij de gevolgen voor gepensioneerden.

In de SZW-begroting 2018 en in de brief over de koopkrachteffecten van het regeerakkoord1 is reeds gedetailleerd over het koopkrachtbeeld van 2018 gerapporteerd. De loonstrookjesbrief 20182 die ik in december aan uw Kamer heb verstuurd bevat de meest recente koopkrachtcijfers over 2018. Uit de verschillende publicaties blijkt dat 2018 een jaar met een beperkte koopkrachtgroei zou zijn.

Het vorige kabinet heeft in de begroting een aantal maatregelen genomen om de koopkracht voor uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden te ondersteunen. Deze groepen zouden er anders in 2018 in doorsnee op achteruit gaan. Specifiek gunstig voor gepensioneerden is het verhogen van de zorgtoeslag en de ouderenkorting. Na Prinsjesdag is de inflatieraming voor 2018 door het CPB met 0,2%-punt naar boven bijgesteld. Ook de loonontwikkeling-, en de pensioenpremieraming zijn voor de verschillende sectoren op basis van de laatste realisaties aangepast. Hierdoor valt de koopkrachtontwikkeling voor veel huishoudens wat lager uit dan in de begroting werd verwacht. Dit is ook beschreven in de brief over koopkrachteffecten van het regeerakkoord.

Fluctuaties in de inflatie, rente of de loonontwikkeling hebben een sterke invloed op de koopkracht, de overheid kan de koopkracht hooguit (vooraf) bijsturen. Aan de start van het jaar staan alle parameters van het belasting- en sociale zekerheidsysteem voor het komende jaar vast. Er is dit jaar dus geen mogelijkheid meer om de koopkrachtontwikkeling in 2018 bij te sturen. Bovendien acht ik het ook niet wenselijk om iedere keer als er nieuwe inzichten zijn over de economische ontwikkeling, opnieuw te wegen of aanvullende maatregelen nodig zijn (of al genomen maatregelen teruggedraaid kunnen worden).

Het is uiteraard begrijpelijk dat mensen bij het aanzien van het loonstrookje van hun pensioenfonds zich afvragen wat er met hun koopkracht gebeurt. In de loonstrookjesbrief heb ik aangegeven dat het loonstrookje van de pensioenfondsen in veel gevallen lager uitvalt dan vorig jaar. Dat komt doordat veel fondsen niet kunnen indexeren terwijl de premie van de zorgverzekeringswet voor iedereen stijgt. Tegelijkertijd is het ook belangrijk te benadrukken dat de onderliggende AOW voor iedereen regulier geïndexeerd wordt. Bovendien zijn de zorgtoeslag en ouderenkorting verhoogd ten opzichte van vorig jaar. Deze gecombineerde ontwikkelingen bepalen de totale koopkrachtontwikkeling van gepensioneerden. Deze koopkrachtontwikkeling is weliswaar beperkt, maar loopt naar mijn mening niet uit de pas met die van andere groepen.

Vanaf volgend jaar gaan mensen de lastenverlichting die dit kabinet in het regeerakkoord heeft afgesproken echt in hun portemonnee voelen. Ook gepensioneerden hebben voordeel van de invoering van het tweeschijvenstelsel en de verhoging van de algemene heffingskorting. Bovendien gaat de ouderenkorting omhoog en wordt de harde afbouwgrens vervangen door een geleidelijkere afbouw. Zoals gebruikelijk bekijkt het kabinet op basis van de meest recente CPB-raming in augustus of het koopkrachtbeeld voor 2019 voldoende evenwichtig is en zal dan beslissen over eventuele maatregelen.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 34 700, nr. 47

X Noot
2

Kamerstuk 33 682, nr. 18

Naar boven