33 682 Evaluatie Wet uniformering loonbegrip

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2017

Naar aanleiding van de evaluatie van de Wet uniformering loonbegrip (Kamerstuk 33 682, nr. 1) en de motie Groot1, heeft het kabinet in december 2013 aan de Tweede Kamer gerapporteerd over de loonstrookjeseffecten en de relatie met het koopkrachtbeeld 2014 (Kamerstukken 33 682 en 32 131, nr. 12). Er is toegezegd de Kamer hierover jaarlijks te informeren. In deze brief geef ik u, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, een overzicht van de loonstrookjes en de koopkrachteffecten voor 2018 op basis van de Decemberraming van het CPB.

Allereerst geeft deze brief een indruk van de loonstrookjes in januari 2018. Hierin zijn de wijzigingen in het belastingplan meegenomen die in januari op het loonstrookje zichtbaar worden. Verder komen in deze brief wijzigingen aan bod die niet te zien zijn op het loonstrookje, zoals wijzigingen in de toeslagen. De veranderingen in de inkomstenbelasting, toeslagen en de zorgpremie, bepalen samen met de ontwikkeling van lonen en prijzen het koopkrachtbeeld van 2018.

De loonstrookjes laten volgend jaar voor de meeste mensen een plus zien. Het overgrote deel van de werknemers ziet volgend jaar een hoger nettoloon op het loonstrookje. Het loonstrookje van de pensioenfondsen is negatief door een hogere inkomensafhankelijke bijdrage aan de zorgverzekeringswet. De AOW, die iedere gepensioneerde ontvangt, stijgt mee met de lonen en is daardoor wel positief.

Het koopkrachtbeeld is volgend jaar voor de meeste huishoudens positief. Het pakket aan lastenverlichting dat in het Regeerakkoord (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is afgesproken is in 2018 nog niet te zien in de koopkracht. Deze lastenverlaging zal zichtbaar zijn vanaf 2019. Komend jaar krijgen ouderen wel al een groter belastingvoordeel. Daarnaast kunnen mensen met recht op zorgtoeslag en kindgebonden budget een hogere toeslag tegemoet zien. Dit hogere bedrag wordt al in december 2017 uitbetaald.

Loonstrookjes 2018 licht positief

In tabel 1 worden de loonstrookjeseffecten (de verandering in het netto maandloon van december 2017 op januari 2018) voor werknemers, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden getoond. Hierin is nog geen loonstijging meegenomen. Werknemers die wel een loonstijging tegemoet zullen zien in januari hebben een positiever loonstrookje dan in tabel 1. De wettelijke verhoging van de uitkeringen en de AOW zit wel in de berekeningen.

Werkenden

  • Werkenden zien een hoger nettoloon vanaf januari. Dit komt voornamelijk door de geïndexeerde heffingskortingen. Hierdoor hoeft minder belasting betaald te worden. Ook de lagere pensioenpremie draagt bij aan een hoger nettoloon.

  • Op het maandelijkse loonstrookje is het vakantiegeld niet meegenomen. Hierdoor verzilveren werkenden op € 20.600 (circa WML) niet de volledige arbeidskorting waar ze recht op hebben en zien zij een negatief effect op het loonstrookje van januari. Dit wordt bij de belastingaangifte hersteld, waardoor ook zij er uiteindelijk op vooruit gaan in 2017.

Uitkeringsgerechtigden

  • Bijstandsgerechtigden hebben een hoger netto inkomen in 2018 door de reguliere loonindexatie waaraan de bijstand gekoppeld is.

Gepensioneerden

  • AOW’ers zien in januari een vooruitgang op hun loonstrookje van de SVB door de halfjaarlijkse verhoging van de AOW.

  • Op het loonstrookje van de pensioenfondsen is het nettoloon in veel gevallen lager in januari omdat de pensioenfondsen niet indexeren terwijl de premie van de zorgverzekeringswet voor iedereen stijgt. Werknemers betalen dit uit hun loonruimte, maar zelfstandigen en gepensioneerden betalen de premie uit hun brutoinkomen.2

Verder zijn er voor midden- en hoge inkomens effecten op het netto-inkomen door een aantal wijzigingen in de belastingen die compenseren voor de afbouw van de hypotheekrenteaftrek (voortkomend uit de Wet woningmarkt 2014). Binnen de belastingschijven valt het inkomen pas later in het toptarief (de derde schijf wordt verlengd met € 995). Het tarief van de tweede en derde schijf gaat met 0,05%-punt omhoog naar 40,85%. Het tarief van de vierde schijf wordt verlaagd met 0,05%-punt naar 51,95%.

Ook zijn er volgend jaar wijzigingen die niet zichtbaar zijn in tabel 1, maar wel een effect hebben op het inkomen. Veranderingen in de toeslagen worden verderop in deze brief toegelicht.

  • Voor Wajongers met arbeidsvermogen daalt het brutouitkeringsbedrag met 5%-punt. Dit is een uitwerking van het sociaal akkoord uit 2013 en de Participatiewet uit 2015. Bij het sociaal akkoord in 2013 was nog afgesproken met sociale partners dat de Wajongers met arbeidsvermogen over gingen naar de Participatiewet, onder bijstandregime. Dit is later verzacht, waardoor er geen vermogenstoets en partnerinkomenstoets meer op Wajongers met arbeidsvermogen van toepassing was. De netto-achteruitgang ligt tussen de 0 en 5%-punt afhankelijk van de individuele situatie. Dit hangt bijvoorbeeld af van of er een hogere aanvulling vanuit de Toeslagenwet (TW) geldt. Voor werkzame Wajongers is het effect van de uitkeringsverlaging afhankelijk van de hoogte van het arbeidsinkomen. Ook daarbij kan de TW op basis van de individuele situatie leiden tot een (gedeeltelijke) reparatie van de uitkeringsverlaging. Voor Wajongers die in de voortgezette werkregeling zitten en meer dan 20% WML verdienen heeft de uitkeringsverlaging geen effect. Wajongers zonder arbeidsvermogen behouden een brutouitkering van 75%-minimumloon.

  • Een aantal veranderingen voor gepensioneerden wordt niet direct zichtbaar op het loonstrookje, maar is wel relevant voor hun inkomen in 2018. Zo gaat de ouderenkorting voor ouderen met een individueel inkomen tot € 36.351 omhoog met € 124. De alleenstaandeouderenkorting daalt met € 15. Deze maatregelen hebben per saldo een positief effect op het inkomen van gepensioneerden.

  • De alleenstaandeouderenkorting wordt ook toepasbaar voor ouderen met een Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) en zonder recht op AOW. Hierdoor hoeven alleenstaande ouderen met een volledige AIO-uitkering geen aangifte inkomstenbelasting meer te doen om de alleenstaandeouderenkorting te gelde te maken.

  • Er komt voor AOW-gerechtigden een aftrek in de Wlz/Wmo op het inkomen waarover de inkomensafhankelijke bijdrage wordt bepaald. Hun eigen bijdrage Wlz/Wmo blijft daardoor gelijk. Dit is een compensatie voor de doorwerking van het afschaffen van de ouderentoeslag (extra heffingsvrij vermogen 65-plus in box 3) per 2016. Deze maatregel zou zonder aanvullende maatregelen vanaf 2018 resulteren in hogere eigen bijdragen voor gepensioneerden met vermogen.

  • In 2018 wordt daarnaast de eigen bijdrage in de langdurige zorg verlaagd in situaties waarin de cliënt (of zijn of haar partner) zelf nog woonlasten draagt. Daarvan is sprake als Wlz-zorg wordt afgenomen zonder verblijf in een instelling. Dit zorgt voor een extra koopkrachtplus tot 4% voor deze zorggebruikers, die niet in de reguliere koopkrachtplaatjes zit.

Tabel 1: Loonstrookjeseffecten in 2018

Loonstrookjeseffecten

 

Werknemer (exclusief contractloonstijging)

2018

20.600 (circa WML)

-0,2%

37.000 (modaal)

0,4%

74.000 (2xmodaal)

0,4%

111.000 (3xmodaal)

0,5%

Uitkeringen (inclusief indexatie)

 

Bijstand

0,5%

Bijstand alleenstaande ouder

0,5%

Uitkering bruto 30.000

0,8%

Uitkering bruto 40.300 (maximale sociale uitkering)

0,8%

Gepensioneerd1 (AOW inclusief indexatie)

AOW

0,7%

Aanvullend pensioen

10.000 pensioen

-0,3%

30.000 pensioen

-0,3%

Bron: SZW-berekeningen

X Noot
1

Voor de AOW en het aanvullend pensioen zijn de loonstrookjeseffecten per inkomensbron te zien. Bij het aanvullend pensioen is het loonstrookjeseffect van de AOW-uitkering dus niet meegenomen.

Wat verandert er in de toeslagen?

De toeslagen zijn niet zichtbaar op het loonstrookje, toch vormen zij voor veel mensen een belangrijke aanvulling op hun inkomen. Naast de reguliere verhoging gaan in 2018 de zorgtoeslag en het kindgebonden budget verder omhoog. Omdat toeslagen op voorschotbasis worden uitgekeerd, worden de hogere bedragen al per december 2017 uitbetaald. Verder vinden er aanpassingen plaats in de kinderopvangtoeslag.

  • De zorgtoeslag gaat omhoog met € 73 voor een alleenstaande en € 78 voor een paar. Dit is meer dan alleen een compensatie voor de hogere zorgpremie die stijgt met € 22.

  • Het kindgebonden budget voor het tweede kind wordt € 79 hoger in 2018 en komt uit op € 977.

  • Op 1 januari 2018 wordt de Wet Innovatie en Kwaliteit kinderopvang ingevoerd (Kamerstuk 34 597). Dit leidt tot hogere uurprijzen in de dagopvang en de buitenschoolse opvang, daarom wordt tegelijkertijd de vergoede maximumuurprijs voor de kinderopvangtoeslag ook verhoogd en ontvangen huishoudens meer toeslag.

Koopkrachtontwikkeling 2018

De koopkrachtontwikkeling geeft een vollediger beeld van het besteedbaar inkomen dan het loonstrookje. Er wordt niet alleen naar de ontwikkeling van het nettoloon in januari gekeken, maar het beeld over het hele jaar 2018 wordt in ogenschouw genomen. Hierbij is ook rekening gehouden met inflatie, de zorgpremie, de hogere toeslagen waar mensen recht op hebben en met de gemiddelde loonontwikkeling. Omdat deze cijfers betrekking hebben op 2018 is de lastenverlichting uit het regeerakkoord, die vanaf 2019 gefaseerd ingevoerd zal worden, nog niet te zien in dit koopkrachtbeeld.

Tabel 2 geeft de koopkrachtontwikkeling weer voor de voorbeeldhuishoudens. Hierin worden woonsituatie, inkomen uit vermogen en veranderingen in de rente niet meegenomen.

  • De koopkrachtontwikkeling van tweeverdieners en alleenstaanden stijgt tussen de 0,2% en 0,5%. Werkenden met een lager inkomen profiteren van een hogere zorgtoeslag. Hogere inkomens hebben profijt van de verlenging van de derde schijf waardoor een kleiner deel van het inkomen in het toptarief valt.

  • Alleenverdieners met kinderen zien rond modaal een min van 0,2% vanwege de afbouw van de overdraagbaarheid van de algemene heffingkorting. Wel hebben zij profijt van een hoger kindgebonden budget. Alleenverdieners op twee keer modaal zien een plus van 0,1% door de verlenging van de derde schijf.

  • Sociale minima met kinderen behouden hun koopkracht of zien een lichte stijging van 0,1% omdat zij naast de extra zorgtoeslag ook een hoger kindgebonden budget ontvangen. Alleenstaanden zonder kinderen zien een min van 0,1% omdat de geïndexeerde bijstandsuitkering en hogere zorgtoeslag de inflatie niet volledig compenseert.

  • Gepensioneerden met enkel AOW gaan er op vooruit of hebben koopkrachtbehoud door het verhogen van de zorgtoeslag en de jaarlijkse verhoging van de AOW. Ouderen met een individueel inkomen tot € 36.351 profiteren van de verhoging van de ouderenkorting waardoor ze minder belasting betalen. De beperkte indexatie van de aanvullende pensioenen heeft echter een negatief effect op de koopkracht, waardoor de koopkracht van ouderen met € 10.000 aanvullend pensioen per saldo licht negatief is (-0,1%).

Tabel 2: Koopkrachtontwikkeling van de voorbeeldhuishoudens in 2018

Koopkrachtcijfers

%

Actieven:

Stand december

Alleenverdiener met kinderen

 

Modaal

-0,2%

2 x modaal

0,1%

Tweeverdieners

 

Modaal + ½ x modaal met kinderen

0,4%

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

0,5%

Modaal + modaal zonder kinderen

0,3%

2 x modaal + modaal zonder kinderen

0,4%

Alleenstaande

 

Minimumloon

0,2%

Modaal

0,3%

2 x modaal

0,5%

Alleenstaande ouder

 

Minimumloon

0,5%

Modaal

0,2%

   

Inactieven:

 

Sociale minima

 

Paar met kinderen

0,0%

Alleenstaande

-0,1%

Alleenstaande ouder

0,1%

AOW (alleenstaand)

 

(alleen) AOW

0,2%

AOW +10000

-0,1%

AOW (paar)

 

(alleen) AOW

0,0%

AOW +10000

-0,1%

Bron: SZW-berekeningen

Natuurlijk geeft ook het koopkrachtbeeld geen volledig beeld van de veranderingen in de portemonnee van elk huishouden. Allereerst betreft dit een statische ontwikkeling, waarbij dynamische veranderingen in de gezinssamenstelling, werksituatie et cetera niet worden meegenomen. Als mensen een bonus ontvangen, promotie maken, gaan samenwonen of hun baan kwijtraken, heeft dit in veel gevallen een veel groter effect op de koopkracht dan de beleidseffecten die met het statische beeld worden getoond.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

Kamerstuk 33 682, nr. 11.

X Noot
2

Het tarief voor ouderen en zelfstandigen ligt dan ook lager dan het tarief waartegen werkgevers premie afdragen.

Naar boven