Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 mei 2018
In de brief van toenmalig Staatssecretaris van OCW Halbe Zijlstra, «Stand van zaken
Regionale Historische Centra» van 24 juni 2011 (Kamerstuk 32 500 VIII, nr. 201), kondigt hij aan onderzoek te doen of rijksgesubsidieerde musea en de regionale
historische centra (RHC) zelf de verantwoordelijkheid voor beheer en onderhoud van
hun gebouwen kunnen dragen.
Voor de rijksgesubsidieerde musea is dat inmiddels geregeld, zie daarvoor de brief
van 13 december 2013 van toenmalig Minister van OCW Jet Bussemaker over de huisvesting
van rijksmusea, Kamerstuk 32 820, nr. 98.
De afgelopen periode heb ik overleg gevoerd met de RHC’s over de wijze waarop zij
willen omgaan met hun huisvesting en hoe zij deze inzetten bij het uitoefenen van
hun taken.
Nu het rijkshuisvestingsstelsel van het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) is gewijzigd, de
wijzigingen bij de rijksgesubsidieerde musea zijn doorgevoerd en geïmplementeerd en
hun eerste ervaringen bekend zijn, is de volgende stap dat de RHC’s de verantwoordelijkheid
voor hun gebouwen op zich te nemen.
Wens van de RHC’s
De RHC’s hebben hun voorkeur uitgesproken om zelf verantwoordelijkheid te willen dragen
voor hun gebouwen. Zij geven aan meerdere voordelen te zien in het zelf uitvoeren
van beheer en onderhoud van hun gebouw. Door het beheer en onderhoud van de gebouwen
meer in eigen hand te hebben, kan naar het inzicht van de RHC’s het budget efficiënter
worden ingezet. Tevens kan sneller worden ingespeeld op behoeften van de organisatie
en het publiek.
Uitwerking
In de uitwerking zal gebruik gemaakt worden van de inzichten uit het eerder ontwikkelde
vastgoedstelsel voor de rijksgesubsidieerde musea, zoals risicoverdeling tussen RHC
en Staat, het toezicht-regime en het ontwikkelde modelhuurcontract tussen RHC en Staat.
De RHC’s hebben inmiddels zelf al meerjaren onderhouds- en investeringsplannen opgesteld.
Uit al deze plannen blijkt dat de voorlopig vastgestelde financiële vergoedingen -op
basis van de bij de musea gehanteerde bekostigingssystematiek- toereikend zijn.
Planning
In 2018 werk ik samen met het RVB en vertegenwoordigers van de RHC’s de voorgestelde
werkwijze uit en bepaal ik de verdeling van de middelen.
Budget
Op macroniveau is het huidige budget voor rente en aflossing van de boekwaarde en
de onderhoudskosten het uitgangspunt.
Taak Rijksvastgoedbedrijf
Het rijksvastgoed dat de RHC’s gebruiken, blijft in rijksbezit. Materieel beheerder
binnen de Staat der Nederlanden is het RVB. Het RVB is de contractpartner voor de
huurcontracten tussen de Staat en het RHC. Het RVB zal geen andere diensten leveren
aan de RHC’s. Bij de RHC’s geldt, op nadrukkelijke wens van het RVB, dat ze ieder
zelf het onderhoud en beheer uitvoeren. De proefperiode wordt gelijkgeschakeld met
die van de musea: vanaf 1 januari 2019 voor een periode van drie jaar waarna ik op
basis van een evaluatie zal kiezen voor een definitief vastgoedstelsel voor musea
en voor de RHC’s.
Risico’s en toezichtsregime
Als RHC’s zelf verantwoordelijk worden voor hun gebouwen, zijn daar risico’s aan verbonden.
Door de juiste maatregelen te treffen, in analogie met de regelingen die met de musea
zijn getroffen, houd ik de risico’s beheersbaar. Ik zal in goed overleg met het Nationaal
Archief (NA) als uitvoerder van de taken van de Minister van OCW in de gemeenschappelijke
regelingen, hier inhoud en vorm aan geven. Het toezicht op de omgang met de gebouwen
krijgt onder andere vorm via jaarlijkse rapportages van de RHC's aan het NA.
Evaluatie
De komende periode zullen we de RHC’s monitoren om te beoordelen hoe de RHC’s omgaan
met hun nieuwe verantwoordelijkheid. Uiterlijk in 2022, na de proefperiode, zal ik
de nieuwe systematiek evalueren en kijken of er stappen gezet kunnen worden naar overdracht
van het eigendom van de gebouwen van het RVB aan de musea en de RHC’s.
Met deze stap verwacht ik dat, zoals bij de rijksmusea het geval is, het ondernemerschap
van de RHC’s wordt versterkt en dat zij hun taak nog beter kunnen uitvoeren.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob