34 775 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2018

34 880 Evaluatie Jeugdwet

E1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 9 mei 2018

De leden van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport2 (VWS) hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 december 20171 met de tweede overall rapportage sociaal domein. Naar aanleiding van deze rapportage zijn op 31 januari 2018 vragen gesteld aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Op 13 maart 2018 zijn in verband met de eerste evaluatie van de Jeugdwet2 nog enige aanvullende vragen gesteld.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, op 9 mei 2018 op de gestelde vragen gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 31 januari 2018

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 4 december 2017 met de tweede overall rapportage sociaal domein.3 Naar aanleiding van deze rapportage hebben de leden van de fracties van VVD en GroenLinks nog enige vragen.

De leden van de VVD-fractie brengen graag het volgende onder de aandacht. In de aanbiedingsbrief staat dat het sociaal domein een enorme verandering heeft ondergaan en de transitie is afgerond, maar dat er ook nog veel tijd en aandacht nodig is voor de verdere ontwikkeling. Rijk en gemeenten zien het als een gezamenlijke opgave om gesignaleerde knelpunten of belemmeringen aan te pakken en daar waar nodig wet- en regelgeving aan te passen. Daarbij wordt echter in het midden gelaten of daarmee ook bedoeld wordt dat de − op dit moment ontbrekende − wettelijke grondslag voor het delen van persoonsgegevens tussen overheden en maatschappelijke partners die in het sociaal domein samenwerken, alsnog gecreëerd zal worden. Door het ontbreken van die wettelijke grondslag delen genoemde partijen minder gegevens dan wenselijk en ook noodzakelijk is. Dit draagt bepaald niet bij aan het realiseren van de doelstelling, het verbeteren van situaties op terreinen als werk en inkomen, gezondheid, problematische schulden, veiligheid, huisvesting en zorg.

Ook de Autoriteit Persoonsgegevens maakte eerder opmerkingen over het knelpunt dat er geen overkoepelende wetgeving is voor de domeinoverstijgende verwerking van persoonsgegevens. 4

De leden van de VVD-fractie krijgen hierover graag meer duidelijkheid. Is de regering van plan om met een voorstel te komen om deze omissie op te lossen? Indien het antwoord hierop ontkennend luidt, op welke wijze denkt zij deze problematiek dan alsnog op te lossen? De leden van de VVD-fractie zien uit naar uw antwoord. Niet alleen omdat zij veel waarde hechten aan de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van mensen, maar ook en vooral omdat dit ertoe kan leiden dat de genoemde doelstelling beter gerealiseerd kan worden en gemeenten mensen in het sociaal domein beter zullen kunnen ondersteunen.

De leden van de fractie van GroenLinks vernemen naar aanleiding van de rapportages in het sociaal domein en in het licht van de evaluaties die in de komende periode verwacht worden, graag of de regering wil bewerkstelligen dat bij de (integrale) evaluaties de volgende zaken zullen worden meegenomen.

Ten eerste, de effecten van de decentralisaties in relatie tot de effecten van de gelijktijdig ingezette bezuinigingen: op welke wijze zijn de waargenomen effecten aan het een of het ander toe te schrijven?

Voorts vragen de leden van de GroenLinks-fractie om bij de evaluaties na te gaan welke verschillen zijn waar te nemen tussen de diverse decentralisaties. Wat betekent dat in termen van best practices, die ook elders kunnen worden ingezet? Welke grensvlakken tussen de domeinen leiden tot spanningen die geadresseerd moeten worden?

Ten derde vragen zij om te kijken hoe de klachtenprocedures functioneren. Is er een overzicht te geven van aantal, aard en typen van klachten en de aard en uitkomst van de afhandeling?

Tot slot verzoeken zij om te onderzoeken of en in welke mate het voor burgers die met een van de gedecentraliseerde domeinen te maken krijgen, voldoende duidelijk is wat hun rechten en mogelijkheden zijn.

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag bij voorkeur voor 2 maart 2018.

Een gelijkluidende brief is verzonden naar de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J.T. Martens

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 13 maart 2018

Naar aanleiding van de tweede overall rapportage sociaal domein heeft de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) enkele schriftelijke vragen gesteld. De beantwoording van deze brief van 31 januari jl. laat − mede vanwege de benodigde afstemming tussen de ministeries − wat langer op zich wachten, zo heeft de regering de Kamer laten weten.

De commissie maakt van de gelegenheid gebruik om u, in verband met de recent verschenen eerste evaluatie van de Jeugdwet, nog enige aanvullende vragen voor te leggen.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de evaluatie van de Jeugdwet samenhangt met hun vragen over de overall rapportage sociaal domein, met name waar het gaat om de invloed van de bezuinigingen op de gepleegde transitie en de beoogde transformatie. Uit de evaluatie van de Jeugdwet blijkt dat de transitie wel gerealiseerd is, dat de transformatie feitelijk nog nauwelijks van de grond is gekomen en dat de bezuinigingen het hele proces bemoeilijkt hebben. De leden van de fractie van GroenLinks vragen u om bij de beantwoording van hun vragen van 31 januari jl. concreet in te gaan op deze bevindingen. Is dit beeld ook herkenbaar bij de andere decentralisaties en welke lessen trekt de regering daaruit?

De leden van de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport zien uw reactie met belangstelling tegemoet.

Een gelijkluidende brief is verzonden naar de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J.T. Martens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 mei 2018

De commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit uw Kamer heeft bij brief met kenmerk 162146.01u/02u enkele vragen gesteld aan mij en aan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport naar aanleiding van de Tweede overall rapportage sociaal domein. Hierbij beantwoord ik deze vragen, mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De eerste vraag is naar een wettelijke grondslag voor gegevensuitwisseling in het sociaal domein; de tweede vraag is naar onderwerpen om bij komende evaluaties van het sociaal domein te betrekken. In de brief met kenmerk 162146.04u/05u heeft de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport aanvullende vragen gesteld over bevindingen uit de evaluatie van de Jeugdwet.

U vraagt of het kabinet voornemens is een wettelijke grondslag voor het delen van persoonsgegevens in het sociaal domein te creëren. In reactie hierop merk ik op dat de vraag naar een wettelijke grondslag wordt opgepakt in het kader van het interbestuurlijke en interdepartementale Programma Sociaal Domein. Dit Programma heeft tot doel om op een aantal overeengekomen thema’s door Rijk en gemeenten gezamenlijk gesignaleerde knelpunten in de uitvoeringspraktijk op te lossen. Eén van de thema’s in het Programma is uitwisseling van persoonsgegevens en privacy. Binnen dat thema zijn het afgelopen jaar knelpunten geconstateerd die in samenhang aangepakt gaan worden. Eén van de knelpunten betreft het uitvoerbaar maken van wetgeving, waarbij ook nadrukkelijk wordt gekeken naar aanpassing van wetgeving. De departementen gaan onder regie van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en samen met andere betrokkenen aan de slag met de wetgeving ten aanzien van de gegevensuitwisseling. De aanhoudende signalen over onduidelijkheden, over te ruime gegevensuitwisseling enerzijds en over een gebrek aan mogelijkheden anderzijds zullen daarbij ook aan de orde komen. Dit najaar zal een plan van aanpak aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Wat de evaluaties betreft vraagt u of het kabinet wil bewerkstelligen dat vier onderwerpen daarbij worden betrokken. Hierbij is relevant dat de tussenevaluatie van de Jeugdwet reeds is afgerond. Voor de bevindingen verwijs ik naar de brief van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waarmee hij de Eerste Kamer op 16 april 2018 heeft geïnformeerd over zijn reactie op de evaluatie van de Jeugdwet. De evaluatie van de Wmo 2015 wordt uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau in de periode 2015–2018 en bevindt zich in de afrondende fase. Hieronder geef ik kort weer welke informatie met betrekking tot de door u genoemde onderwerpen beschikbaar zal komen.

Ten eerste vraagt u naar de effecten van de decentralisaties in relatie tot gelijktijdig ingezette bezuinigingen. Zowel voor de Jeugdwet als voor de Wmo 2015 geldt dat een direct verband tussen het bereiken van inhoudelijke doelen en het financiële kader naar verwachting niet goed vast te stellen is, omdat op het bereiken van de inhoudelijke doelen een veelheid aan factoren van invloed is. Ten tweede vraagt u naar de verschillen tussen de diverse decentralisaties, wat dit betekent in termen van best practices en welke grensvlakken tussen domeinen geadresseerd dienen te worden. De verschillen tussen de diverse decentralisaties zijn geen expliciet onderdeel van de afzonderlijke wetsevaluaties. Wel geven de evaluaties inzicht in best practices en grensvlakken tussen domeinen en wetten. In het kader van het Interbestuurlijke Programma, bij het thema Merkbaar beter in het sociaal domein, zullen deze grensvlakken ook nadrukkelijk verder aan de orde komen. Ten derde vraagt u om te kijken hoe de klachtenprocedures functioneren. Het functioneren van de klachtenprocedures in het sociaal domein is onder meer onderzocht door de Nationale ombudsman, die hierover in het afgelopen jaar het rapport «Terug aan tafel, samen de klacht oplossen» uitbracht. In dit rapport staat de Nationale ombudsman eveneens stil bij een aantal knelpunten op het gebied van de rechtsbescherming. De internetconsultatiefase van het advies van de regeringscommissaris Scheltema, dat eveneens op deze problematiek ingaat, is recent afgerond. Binnenkort wordt een consultatierapport gepubliceerd met de gebundelde reacties. Ten slotte verzoekt u om te onderzoeken of het voor burgers in het gedecentraliseerde domein duidelijk is wat hun rechten en mogelijkheden zijn. In zowel de evaluatie van de Jeugdwet als de evaluatie van de Wmo 2015 is aandacht voor de ervaringen van cliënten in de toegang tot ondersteuning en hulp, waaronder ervaringen met de communicatie vanuit de gemeente en het verloop van het toegangsproces.

Uw aanvullende vraag betreft in te gaan op de bevindingen uit de evaluatie van de Jeugdwet over de invloed van bezuinigingen op het proces van transitie en transformatie. Ook vraagt u of dit beeld herkenbaar is bij de andere decentralisaties en welke lessen de regering daaruit trekt. Op de eerste vraag is de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport ingegaan in zijn hierboven genoemde brief over de evaluatie van de Jeugdwet. De evaluatie van de Wmo 2015 zal voor 1 juli 2018 aan de Eerste en Tweede Kamer aangeboden worden. Welke lessen de regering trekt uit deze evaluatie zal onderdeel zijn van de beleidsreactie op deze evaluatie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Letter E heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 34 775 VII.

X Noot
2

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), De Vries-Leggedoor (CDA),

Flierman (CDA), Ganzevoort (GL), De Grave (VVD), Martens (CDA) (voorzitter), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD) (vice-voorzitter), Gerkens (SP), Atsma (CDA), Bredenoord (D66), D.J.H. van Dijk (SGP), Don (SP), Van Hattem (PVV), Nooren (PvdA), Oomen-Ruijten (CDA), Prast (D66), Schnabel (D66), Wezel (SP), Klip-Martin (VVD) Baay-Timmerman (50PLUS), A.J.M. van Kesteren (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA)

X Noot
3

Kamerstukken I 2017/18, 34 775 VII, A en bijlagen.

Naar boven