Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34766 nr. A |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | 34766 nr. A |
14 november 2017
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om enige wijzigingen aan te brengen in de wetgeving van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Zo is het dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Algemene Kinderbijslagwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6a wordt onder verlettering van onderdeel b naar onderdeel c een onderdeel ingevoegd, luidende:
b. wordt voor de toepassing van hoofdstuk 3 van deze wet onder verzekerde mede verstaan de niet-verzekerde persoon die recht op kinderbijslag heeft verkregen op grond van Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (PbEU 2004, L 166);.
Aa
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
10. In afwijking van het zesde lid, onderdeel b, sub 1°, is het woord «dichtstbijzijnde» niet van toepassing wanneer:
a. het kind een beroepsopleiding volgt aan een niet uit ’s Rijks kas bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs; of
b. het kind een beroepsopleiding volgt aan een uit ’s Rijks kas bekostigde instelling als bedoeld in artikel 1.1.1, onderdeel b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de dichtstbijzijnde instelling een niet uit ’s Rijks kas bekostigde instelling is als bedoeld in artikel 1.4.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
B
In artikel 7a, tweede lid, wordt «over een kalenderjaar recht» vervangen door: over een kalenderjaar tot uitbetaling gekomen recht.
C
In artikel 20 wordt «kan worden betaald» vervangen door «is betaald, dan wel kan worden betaald» en wordt «ter voorkoming of» vervangen door «ter voorkoming, verrekening en».
D
Artikel 21a vervalt.
E
In artikel 36 wordt «tweede categorie» vervangen door: tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
F
Na artikel 41 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 7a, tweede lid, zoals dat luidde op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2018, blijft van toepassing op een recht op een extra bedrag aan kinderbijslag over het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin artikel I, onderdeel B, van de Verzamelwet SZW 2018 in werking is getreden.
De Algemene Ouderdomswet wordt als volgt gewijzigd:
A
Aan het slot van artikel 7a, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende:
De volgens de formule vastgestelde verdere verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd en de aanvangsleeftijd wordt door of namens Onze Minister bekendgemaakt in de Staatscourant.
B
Artikel 24, eerste lid, komt te luiden:
1. Het ouderdomspensioen dat als gevolg van een besluit als bedoeld in artikel 17 onverschuldigd is betaald, alsmede hetgeen anderszins onverschuldigd is betaald, wordt door de Sociale verzekeringsbank teruggevorderd van de pensioengerechtigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger, dan wel van de erfgenaam van de pensioengerechtigde voor zover het onverschuldigd betaalde in het vermogen van die erfgenaam is gevallen.
C
Artikel 24a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. De Sociale verzekeringsbank kan hetgeen is teruggevorderd op grond van artikel 24, eerste lid, invorderen bij dwangbevel.
2. In het tweede lid wordt «de belanghebbende» vervangen door: de pensioengerechtigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger.
In artikel 2, vijfde lid, van de Algemene nabestaandenwet wordt «1 januari 2018» telkens vervangen door: 1 januari 2019.
In artikel 28a, vierde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet vervalt de tweede zin.
De Arbeidstijdenwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 8:3a, vierde lid, vervalt de tweede zin.
B
In artikel 8:8, eerste lid, wordt «of de door Onze Minister aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 10:5, eerste lid,» vervangen door: , de door Onze Minister aangewezen ambtenaar, bedoeld in de artikelen 8:3a, eerste lid, of 10:5, eerste lid, of de door Onze Minister van Infrastructuur en Milieu en Onze Minister tezamen aangewezen ambtenaar, bedoeld in artikel 10:5, tweede lid,.
In artikel 631, derde lid, onderdeel b, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt «voor een verzekering» vervangen door: aan een verzekeraar, een premiepensioeninstelling of een pensioeninstelling uit een andere lidstaat als bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet,.
In artikel 672, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt na «artikel 671a, lid 1» ingevoegd: of lid 2.
De Participatiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 6b, eerste lid, wordt «artikel 12, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag» vervangen door: artikel 12, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
B
Artikel 10b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «of een persoon aan wie het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt» vervangen door: of een persoon die een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Ziektewet, of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen, of recht heeft op arbeidsondersteuning als bedoeld in artikel 2:15 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2. In het derde lid wordt «uitsluitend op verzoek van een persoon als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de wet of een persoon aan wie het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen een uitkering verstrekt» vervangen door: op verzoek van een persoon als bedoeld in het eerste lid.
C
In artikel 10c, onderdeel b, wordt «artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 of 6,» vervangen door: artikel 7, eerste lid, onderdeel a, onder 1, 2, 3, 5 of 6, of artikel 10d, tweede lid,.
Ca
In artikel 37, vierde lid, wordt «1 januari 2018» telkens vervangen door: 1 januari 2019.
D
In artikel 38, derde lid, wordt «onderdelen j, n, en y» vervangen door: onderdelen j, n, r en y.
E
Artikel 47b komt te luiden:
Voor de toepassing van artikel 47a, eerste lid, wordt in de artikelen 9, met uitzondering van het eerste lid, onderdelen b en c, 15, tweede lid, 16, eerste lid, 17, 19a, tweede lid, 31, tweede lid, onderdeel m, en zesde lid, 40, tweede tot en met vijfde lid, 41, vierde, vijfde, achtste en tiende lid, 43, eerste, derde, vierde en vijfde lid, 44, eerste en derde lid, 48, derde en vierde lid, 52, eerste lid, 53a, eerste tot en met zesde lid, 54, 55, 57, 58, eerste, tweede, vierde, vijfde, zevende en achtste lid, 60, eerste tot en met zesde lid, 60c, 61, 62b, vierde lid, 62e, 62f, 62g, 62h, derde lid, 63, 66, 78t, tweede lid, 78x, eerste lid, onderdeel b, 78z, eerste, tweede en vierde lid, 81, eerste en tweede lid, voor «het college» telkens gelezen: de Sociale verzekeringsbank.
F
Aan artikel 47c, zesde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: De Sociale verzekeringsbank kan tevens bepalen dat het bedrag van de verlaging wordt verrekend over de maand van oplegging van de maatregel en ten hoogste de twee volgende maanden, waarbij over de eerste maand ten minste 1/3 van het bedrag van de verlaging wordt verrekend.
G
In artikel 78t, tweede lid, wordt «Onverminderd artikel 78s brengt het college» vervangen door: Het college brengt.
De Remigratiewet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 2b, zevende lid, wordt «achtereenvolgens verschillende rechtmatige uitkeringen of inkomensvoorzieningen» vervangen door «rechtmatig eenzelfde uitkering of inkomensvoorziening dan wel achtereenvolgens verschillende rechtmatige uitkeringen of inkomensvoorzieningen» en wordt «die wetten» vervangen door «die wet dan wel die wetten».
B
Aan artikel 5a wordt een zin toegevoegd, luidende: Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door de Sociale Verzekeringsbank kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
C
In artikel 6e worden, onder vernummering van het zevende lid tot het negende lid, twee leden ingevoegd, luidende:
7. De in het zesde lid, onderdelen a, b en c, genoemde termijn is tien jaar indien de terugvordering het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5a.
8. De in het zesde lid, onderdelen a en b, genoemde termijn is drie jaar indien:
a. het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet, bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, niet te boven is gegaan; en
b. de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 5a.
D
Artikel 6f wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt na «bedoeld in artikel 6b,» ingevoegd «of het terug te vorderen bedrag bedoeld in artikel 6e» en wordt «degene aan wie de bestuurlijke boete is opgelegd» vervangen door «de in het eerste lid bedoelde persoon».
2. In het vijfde lid, aanhef, wordt na «artikel 6b, achtste lid,» ingevoegd: of artikel 6e, negende lid,.
Artikel 44g van de Toeslagenwet wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. In het eerste lid (nieuw) vervallen de onderdelen a en b.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari 2019.
In artikel 45b, tweede lid, onderdeel g, van de Vreemdelingenwet 2000 wordt «artikel 7, tweede lid, onderdeel a,» vervangen door: artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt na «de bestuurder van een vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, » ingevoegd: is, dan wel, indien een vennootschap toepassing geeft aan artikel 129a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de uitvoerend bestuurder is, bedoeld in artikel 129a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van een vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.
A
Artikel 20, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel c wordt de punt vervangen door een puntkomma.
2. Er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. op aanvraag van de werknemer die weer arbeid verricht en die daardoor minder dan vijf uur arbeidsurenverlies als bedoeld in artikel 16, eerste lid, onderdeel a, heeft, maar niet eerder dan met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer de aanvraag heeft ingediend.
B
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «en de op grond van het vierde lid gestelde regels» vervangen door: , het vierde lid en de op grond van het vijfde lid gestelde regels.
2. In het eerste lid wordt «artikel 20, eerste lid, onderdeel a of c» vervangen door: artikel 20, eerste lid, onderdeel a, c of d.
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het slot van de onderdelen a en b vervalt «of».
b. Onderdeel c komt te luiden:
c. wegens een combinatie van de hier bedoelde omstandigheden;
kan, ook indien deze omstandigheden zich aaneensluitend voordoen, slechts herleven indien de periode tussen de eindiging van het recht en het vervallen van de omstandigheid of omstandigheden als hier bedoeld niet langer is dan zes maanden.
c. Onder verlettering van onderdeel c naar onderdeel d wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
c. op grond van artikel 20, eerste lid, onderdeel d; of.
C
In artikel 27, zevende lid, wordt «artikel 26, eerste lid, onderdelen b of d» vervangen door: artikel 24, eerste lid, onderdeel b, onder 1°, of artikel 26, eerste lid, onderdeel b of d.
D
In artikel 42a, derde lid, wordt «tenzij hij deze inkomsten ontvangt uit arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e» vervangen door: tenzij de zorg of ondersteuning wordt verleend als zelfstandige.
E
In artikel 53, tweede lid, wordt «artikel 6, onderdeel c» vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel c.
F
In artikel 76a, derde lid, onderdeel b, wordt «een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering» vervangen door: een aansprakelijkheidsverzekering.
G
Onder vervanging van de puntkomma aan het slot van artikel 79, eerste lid, onderdeel b, door een punt, vervalt artikel 79, eerste lid, onderdeel c.
H
Artikel 130z wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «op grond van deze wet zoals deze komt te luiden na de inwerkingtreding van artikel XXVI, onderdeel S, van de Wet werk en zekerheid» vervangen door: op grond van deze wet, zoals die luidt op het tijdstip van inwerkingtreding van de hiervoor bedoelde algemene maatregel van bestuur.
2. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. In de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, wordt bepaald op welke wijze het dagloon wordt berekend bij de omzetting, bedoeld in het tweede lid.
I
In de artikelen 130bb, eerste lid, en 130dd, eerste lid, vervalt de tweede zin.
J
In hoofdstuk XB wordt na artikel 130ee een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 4, eerste lid, onderdeel e, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel VIII, onderdeel OA, van de Verzamelwet SZW 2018, blijft van toepassing op een recht op uitkering op grond van deze wet dat is ontstaan voor de inwerkingtreding van artikel VIII, onderdeel OA, van de Verzamelwet SZW 2018.
De Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 7b wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Een werkzoekende, die in aanmerking komt voor terbeschikkingstelling of voor arbeidsbemiddeling, verstrekt aan degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt of die arbeidsbemiddeling verricht een document als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 1° tot en met 3°, van de Wet op de identificatieplicht.
2. Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht, stelt de identiteit van een werkzoekende vast voorafgaand aan de terbeschikkingstelling of voor de voordracht tot bemiddeling aan de hand van een document als bedoeld in het eerste lid.
3. Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of die arbeidsbemiddeling verricht, neemt een afschrift van het document, bedoeld in het eerste lid, op in diens administratie, voor zover op hem niet de verplichtingen rusten, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
4. Degene, die arbeidskrachten ter beschikking stelt of arbeidsbemiddeling verricht, vernietigt het afschrift, bedoeld in het derde lid, zodra dit afschrift niet meer noodzakelijk is voor de vaststelling, bedoeld in het tweede lid, maar uiterlijk vier weken nadat het afschrift in de administratie is opgenomen. De verplichting tot vernietiging geldt niet indien degene die arbeidskrachten ter beschikking stelt de verplichting heeft, bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964.
B
In artikel 22, vierde lid, vervalt de tweede zin.
Aan het slot van de artikelen 3:1, derde lid, 3:8, derde lid, en 3:18, vierde lid, van de Wet arbeid en zorg wordt toegevoegd: of, indien het een zwangerschap van meer dan een kind betreft, minder dan tien weken heeft bedragen.
De Wet arbeid vreemdelingen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 15, eerste lid, wordt «worden» vervangen door: wordt.
B
In artikel 17b, vierde lid, van de Wet arbeid vreemdelingen vervalt de tweede zin.
Aan artikel 70, eerste lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen worden twee zinnen toegevoegd, luidende:
Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2:15, eerste lid, onderdeel d, wordt «Stb. 580» vervangen door: Stb. 2009, 580.
B
In de artikelen 2:24, derde lid, onderdeel b, en 3:69, derde lid, onderdeel b, wordt «een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering» vervangen door: een aansprakelijkheidsverzekering.
C
De artikelen 2:25 en 2:26 vervallen.
D
In artikel 2:27 vervalt: met betrekking tot de aanvraag van loonsuppletie, bedoeld in artikel 2:25, van inkomenssuppletie, bedoeld in artikel 2:26, de termijn waarbinnen die aanvraag wordt ingediend, alsmede omtrent de rechtsgevolgen die aan overschrijding van die termijn zijn verbonden, en.
E
In artikel 2:58, eerste lid, onderdeel b, wordt «artikel 2:22, 2:23, 2:25 of 2:26» vervangen door: artikel 2:22 of 2:23.
F
In artikel 2:64, eerste lid, wordt «de artikelen 2:22, 2:23, 2:25 of 2:26» vervangen door: de artikelen 2:22 en 2:23.
G
In artikel 2:65 wordt «de artikelen 2:22, 2:23, 2:25 en 2:26» vervangen door: de artikelen 2:22 en 2:23.
H
In artikel 3:6 wordt «Stb. 580» telkens vervangen door: Stb. 2009, 580.
I
In artikel 3:67, eerste lid, vervalt: de jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en.
J
In artikel 3:68, eerste lid, vervalt: de jonggehandicapte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt en.
K
In artikel 8:9 wordt «Stb. 580» vervangen door: Stb. 2009, 580.
L
In artikel 8:10a wordt «(Stb. 589)» vervangen door: (Stb. 2009, 589).
De Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de begripsbepaling »dienstontvanger» wordt «de in Nederland gevestigde onderneming» vervangen door: de natuurlijke persoon die in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft of de onderneming of rechtspersoon, bedoeld in artikel 5 onderscheidenlijk artikel 6 van de Handelsregisterwet 2007, die in Nederland is gevestigd, dan wel de onderneming, die in Nederland werkzaam is of er werkzaamheden doet verrichten maar niet in Nederland is gevestigd,
2. De begripsbepaling «dienstverrichter» komt te luiden:
degene die vanuit een andere lidstaat in het kader van transnationale dienstverrichting zijn werknemer ter beschikking stelt om tijdelijk arbeid te verrichten in Nederland;
3. In de begripsbepaling «gedetacheerde werknemer» wordt «in een andere lidstaat dan de staat waar de werknemer gewoonlijk arbeid verricht» vervangen door: in Nederland en niet gewoonlijk in of vanuit Nederland arbeid verricht.
4. In de begripsbepaling «lidstaat» wordt na «de Europese Economische Ruimte» ingevoegd: of Zwitserland.
5. In de begripsbepaling «transnationale dienstverrichting» vervalt telkens: dan de staat waar de werknemer gewoonlijk arbeid verricht.
6. In de begripsbepaling «zelfstandige» wordt «in het kader van de uitoefening van beroep of bedrijf arbeid verricht in een andere lidstaat dan de staat waar hij gewoonlijk arbeid verricht» vervangen door: in de uitoefening van beroep of bedrijf tijdelijk arbeid verricht in Nederland, maar niet in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft of niet gewoonlijk in of vanuit Nederland arbeid verricht.
B
In artikel 2 vervalt «en gewoonlijk in een andere lidstaat arbeid verrichten»
C
Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «zijn verantwoordelijk voor» vervangen door: zijn belast met.
2. Het vierde lid komt te luiden:
4. Bestuursorganen en toezichthouders verstrekken desgevraagd of uit eigen beweging aan Onze Minister alle gegevens en inlichtingen, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van zijn taken in verband met de uitvoering van deze wet.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Onze Minister verstrekt de gegevens, die hij verwerkt op grond van het tweede en derde lid, aan bestuursorganen en toezichthouders, die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken in verband met transnationale dienstverrichting.
D
In artikel 6, tweede lid, wordt «bedoeld in artikel 8, vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 8, zesde lid.
E
Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «de voor de uitbetaling van het loon verantwoordelijke persoon» vervangen door: de voor de uitbetaling van het loon verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon.
2. Onder vernummering van het vierde tot en met zevende lid tot vijfde tot en met achtste lid, wordt na het derde lid een lid ingevoegd, luidende:
4. De gegevens die op grond van dit artikel door Onze Minister worden verwerkt worden verstrekt aan bestuursorganen en toezichthouders, voor zover die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun taken in verband met transnationale dienstverrichting.
3. In het vijfde lid (nieuw) wordt «bedoeld in het eerste lid» vervangen door: bedoeld in het eerste lid, en het verstrekken van gegevens op grond van dit artikel aan bestuursorganen en toezichthouders.
F
In artikel 9, tweede lid, wordt «bedoeld in artikel 8, vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 8, zesde lid.
G
Artikel 12, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de onderdelen a tot en met c wordt «bedoeld in artikel 8, vijfde lid» vervangen door: bedoeld in artikel 8, zesde lid.
2. In onderdeel b wordt «artikel 8, eerste, derde of vijfde lid» vervangen door: artikel 8, eerste, derde of zesde lid.
De Wet financiering sociale verzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 14, eerste lid, wordt «van het Nabestaandenfonds en het Ouderdomsfonds» vervangen door: van het Ouderdomsfonds.
B
Artikel 28 van de Wet financiering sociale verzekering wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Bij regeling van Onze Minister kan worden bepaald dat het deel van de premie dat ten gunste komt van het desbetreffende sectorfonds in bijzondere gevallen voor één of meerdere sectoren aan de hand van het gemiddelde van de premie van een aantal sectoren jaarlijks kan worden vastgesteld op een door Onze Minister te bepalen wijze.
2. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden: In afwijking van het eerste lid wordt met inachtneming van bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels over een uitkering op grond van de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, hoofdstuk 3, afdeling 2, paragraaf 1, van de Wet arbeid en zorg aan de werknemer of gelijkgestelde, bedoeld in artikel 3:6, eerste lid, van die wet, over een toeslag op grond van de Toeslagenwet en over loon op grond van een arbeidsovereenkomst als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening voor het deel van de premie dat ten gunste komt van een sectorfonds door het UWV een gemiddeld premiepercentage vastgesteld.
3. In het zesde lid, wordt «als bedoeld in het eerste lid» vervangen door: als bedoeld in het eerste en tweede lid.
C
Artikel 38 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het derde lid wordt een zin toegevoegd, luidende: Ten aanzien van werkgevers voor wie de opslag of korting per sector wordt vastgesteld kan in bijzondere gevallen bij regeling van Onze Minister worden bepaald dat de opslag of korting op een door Onze Minister te bepalen wijze wordt vastgesteld aan de hand van het gemiddelde van de opslag of korting van een aantal sectoren.
2. Onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot zesde tot en met negende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
5. Indien de werkgever een overheidswerkgever is op wie artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is, en deze geheel of gedeeltelijk is overgegaan naar een andere werkgever, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement, stelt de inspecteur de vastgestelde opslag of korting, bedoeld in het derde lid, opnieuw vast bij voor bezwaar vatbare beschikking voor:
a. de rechtsopvolger van die overheidswerkgever dan wel de verkrijger van een deel daarvan, en
b. voor de overheidswerkgever die een deel van de organisatie overdraagt.
Het bepaalde bij of krachtens het zevende lid, inzake de in het derde, vierde en vijfde lid bedoelde opslag en korting is van overeenkomstige toepassing.
D
Artikel 38b, eerste lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. die met ondersteuning bij de arbeidsinschakeling van het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet naar een dienstbetrekking is of wordt toegeleid, en van wie op eigen verzoek door het UWV is of wordt vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van de Participatiewet. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen ten aanzien van de persoon, bedoeld in de vorige zin, nadere regels worden gesteld.
Da
Aan artikel 38g wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Bij de gegevensverwerking die nodig is op grond van het vierde en vijfde lid kan door de werkgever die de arbeidsbeperkten ter beschikking stelt en de werkgever aan wie deze arbeidsbeperkten ter beschikking zijn gesteld om onder zijn toezicht en leiding arbeid te verrichten, het burgerservicenummer worden gebruikt.
E
In artikel 85, eerste lid, vervalt onderdeel d.
F
In artikel 93 wordt «bedoeld in de artikelen 100 en 102» vervangen door: bedoeld in artikel 100,.
G
Artikel 102 vervalt.
H
In artikel 106 wordt «bedoeld in de artikelen 108, 109 en 110» vervangen door: bedoeld in de artikelen 108 en 109,.
I
Artikel 110 vervalt.
J
In artikel 114, onderdeel j, wordt «artikelen 38, vierde lid» vervangen door: artikelen 38, derde lid, 38a, achtste lid.
K
In artikel 120, tweede lid, wordt «Bij regeling van Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport worden, in overeenstemming met Onze Minister van Financiën» vervangen door: Bij regeling van Onze Minister van Financiën worden, in overeenstemming met Onze Minister en Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
L
In hoofdstuk 7a wordt na artikel 122p een artikel toegevoegd, luidende:
1. Artikel 40, vierde lid, voor zover het ziet op de toestemming voor het zelf dragen van het risico van betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing indien de werkgever:
a. op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van artikel III, onderdeel C, onderdeel 2, van de Wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters het risico droeg van de betaling van de uitkeringen, bedoeld in artikel 40, eerste lid, aanhef en onderdeel b, zoals dat artikel op die dag luidde;
b. in 2016 een bank of een verzekeraar om een schriftelijke garantie, als bedoeld in artikel 40, tweede lid, heeft verzocht; en
c. de garantie, bedoeld onder b, zonder dat hem daarvan een verwijt kan worden gemaakt, niet uiterlijk op 31 december 2016 aan de inspecteur heeft kunnen overleggen, met als gevolg dat het zelf dragen van risico op grond van artikel 122e, derde lid, Wfsv, is beëindigd.
2. In afwijking van artikel 40, negende lid, wordt de toestemming, bedoeld in artikel 40, eerste lid, aan de werkgever, bedoeld in het eerste lid, door de inspecteur enkel verleend met ingang van 1 juli 2018.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 2 juli 2018.
De Wet inburgering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid, onderdeel b, wordt «eerste lid» vervangen door: eerste en tweede lid.
2. In het vierde lid wordt «het eerste of tweede lid» vervangen door: het eerste, tweede of derde lid.
B
In artikel 16, eerste lid, wordt «bij of krachtens artikel 8, aanhef en onderdeel a» vervangen door: bij of krachtens artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a.
In artikel 4b, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen wordt «artikel 12, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag» vervangen door: artikel 12, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
De Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 4b, eerste lid, wordt «artikel 12, tweede lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag» vervangen door: artikel 12, derde lid, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.
B
In artikel 6, tweede lid, wordt »eerste lid, onderdelen a, b, c en d» vervangen door: eerste lid, onderdelen a, b, c, d en g.
De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen wordt als volgt gewijzigd:
0A
In artikel 3a, derde lid, wordt «artikel 59, vierde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen» vervangen door: artikel 59, zesde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
A
Aan artikel 12, eerste lid, worden twee zinnen toegevoegd, luidende:
Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het UWV kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.
B
In artikel 19, vijfde lid, wordt «als bedoeld in artikel 15, onderdeel a» vervangen door: als bedoeld in artikel 15, onderdelen a of b.
C
In artikel 50, tweede lid, wordt «1 januari 2027» vervangen door: 1 januari 2030.
In artikel 1.72, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen wordt «de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59.
In artikel VI van de Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten vervallen de onderdelen A, B, D, F, G en H.
Artikel 5.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede tot het derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
2. Het CAK is bevoegd tot het verwerken van persoonsgegevens van de cliënt, waaronder persoonsgegevens betreffende de gezondheid die noodzakelijk zijn voor de vaststelling en inning van een bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4 of 2.1.5 indien de betaling reeds is verricht door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of de Sociale verzekeringsbank op grond van artikel 57, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet, artikel 20, tweede lid, van de Algemene ouderdomswet, artikel 39, tweede lid, van de Werkloosheidswet, artikel 57, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, artikel 2:55, tweede lid, en 3:47, tweede lid, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, artikel 30, tweede lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, artikel 54, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, artikel 71, tweede lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen en artikel 40, tweede lid, van de Ziektewet.
2. In het derde lid (nieuw) wordt na «het eerste lid» ingevoegd: en het CAK is de verantwoordelijke voor de verwerking, bedoeld in het tweede lid.
In artikel 3, eerste lid, van de Wet melding collectief ontslag wordt na «faillissement» ingevoegd: of toepassing ten aanzien van hem van de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
De Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2, tweede lid, onderdeel b, wordt «in de uitoefening van beroep of bedrijf» vervangen door: in de uitoefening van bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van beroep.
Aa
Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. De werkgever is met toepassing van artikel 623 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek verplicht het minimumloon tijdig te voldoen.
Ab
In artikel 11 wordt «de artikelen 8 en 13a» vervangen door: de artikelen 7, zesde lid, 8 en 13a.
B
Artikel 13 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «op grond van artikel 631» vervangen door: met overeenkomstige toepassing van artikel 631.
2. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden: In afwijking van het eerste lid is inhouding toegestaan, met overeenkomstige toepassing van artikel 631, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
3. In het tweede lid wordt «artikel 2, derde lid» vervangen door: artikel 3, eerste lid.
C
Artikel 18b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel d, wordt «om» vervangen door: op.
2. Het tweede lid, onderdeel e, komt te luiden:
e. bescheiden waaruit voor de toepassing van artikel 12b de volgende gegevens blijken:
1°. de schriftelijke overeenkomst, bedoeld in dat artikel;
2°. de omvang van de productie van de werknemer, waar nodig uitgesplitst naar de verschillende onderdelen per stukloonnorm op grond van artikel 12a, derde lid, die hierop van toepassing is, in een uitbetalingstermijn;.
D
In artikel 18i, vierde lid, vervalt de tweede zin.
E
In artikel 18p, zevende lid, wordt «artikel 14b, vierde lid» vervangen door «artikel 14b, vijfde lid» en wordt na «naam en vestigingsplaats van de werkgever» ingevoegd «en de locatie waar het onderzoek heeft plaatsgevonden».
In artikel 65g, derde lid, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt «een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering» vervangen door: een aansprakelijkheidsverzekering.
Artikel 10, zevende lid, van de Wet op de Europese ondernemingsraden vervalt.
In artikel 10a, derde en vierde lid, van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten wordt «dienstverrichters» telkens vervangen door: dienstverrichters, dan wel de voor de uitbetaling van het loon verantwoordelijke natuurlijke personen of rechtspersonen.
De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, onderdeel g, vervalt «de Centrale organisatie werk en inkomen, ».
B
Aan artikel 30b wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat de vacatures, bedoeld in het vijfde lid, uitsluitend kunnen worden opengesteld voor hiertoe aangewezen leeftijdscategorieën. Deze regeling kan ook betrekking hebben op vacatures die zonder tussenkomst van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen worden geplaatst.
C
Artikel 54, zesde lid, komt te luiden:
6. De Belastingdienst verstrekt aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen en de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daaraan een verzoek ten grondslag ligt, gegevens over samenloop van een uitkering met inkomen uit of in verband met arbeid of bedrijf of over vermogen, die bij de uitvoering van een belastingwet of bij de invordering van enige rijksbelasting bekend zijn geworden, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taken met betrekking tot het verstrekken van uitkeringen en taken, bedoeld in artikel 30, vijfde lid, en artikel 34, tweede lid. Voorts verstrekt de Belastingdienst aan de Sociale verzekeringsbank, zonder dat daaraan een verzoek ten grondslag ligt, gegevens over verzekerde en niet verzekerde tijdvakken, die bij de uitvoering van een belastingwet of bij de invordering van enige rijksbelasting bekend zijn geworden, voor zover die gegevens noodzakelijk zijn voor de verzekerdenadministratie, bedoeld in artikel 35.
D
In artikel 83c, eerste lid, vervalt «of de Centrale organisatie werk en inkomen».
De Wet tegemoetkomingen loondomein wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1, onder h, komt te luiden:
het door een werknemer in een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3 tot en met 6 van de Ziektewet in een kalenderjaar genoten loon uit tegenwoordige dienstbetrekking overeenkomstig het loon waarvan door de werkgever ingevolge artikel 28, eerste lid, onderdeel e, van de Wet op de loonbelasting 1964 opgave aan de werknemer is gedaan;
Aa
In artikel 2.1 wordt «uiterlijk op 1 mei» vervangen door: uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum.
B
In artikel 2.2, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, wordt «inkomensondersteuning» vervangen door: arbeidsondersteuning.
C
Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. in de kalendermaand voorafgaand aan de aanvang van de dienstbetrekking:
1°. recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; of
2°. arbeidsgehandicapte als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten zou zijn geweest in verband met het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen indien dat artikel niet zou zijn ingetrokken en tevens voor 1 januari 2006 arbeidsgehandicapte was op grond van dat artikel;
2. In het tweede lid, onderdeel b, wordt «geen dienstbetrekking had met een andere werkgever dan de werkgever, bedoeld in onderdeel a,» vervangen door: geen dienstbetrekking had met een andere werkgever dan de werkgever, bedoeld in onderdeel a, en nog bij die werkgever in dienstbetrekking is,.
D
Artikel 2.14, eerste lid, onderdeel a, komt te luiden:
a. zijn eigen arbeid geheel of gedeeltelijk hervat of een andere functie bij dezelfde werkgever gaat bekleden en in de kalendermaand voorafgaand aan de hervatting van zijn eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere functie bij dezelfde werkgever:
1°. recht had op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; of
2°. een persoon is die voor 1 januari 2006 arbeidsgehandicapte is geworden als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten in verband met het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, en arbeidsgehandicapte zou zijn geweest als bedoeld in dat artikel indien dat artikel niet zou zijn ingetrokken; en
E
In artikel 2.15, eerste lid, wordt «De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na aanvang van de dienstbetrekking» vervangen door: De doelgroepverklaring wordt aangevraagd binnen drie maanden na de gehele of gedeeltelijke hervatting van zijn eigen arbeid of het gaan bekleden van een andere functie.
F
In artikel 3.1, vierde lid, wordt «bij regeling van Onze Minister van Financiën, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» vervangen door: bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Financiën.
G
Artikel 3.3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde tot het derde lid.
2. In het derde lid (nieuw) wordt «bij regeling van Onze Minister van Financiën, na overleg met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» vervangen door: bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, na overleg met Onze Minister van Financiën.
H
Artikel 4.1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen» vervangen door: De inspecteur.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. De data, genoemd in het tweede en vijfde lid, kunnen bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018 worden vastgesteld op een latere datum die ten hoogste twee maanden later is gelegen indien daartoe om een uitvoeringstechnische reden aanleiding bestaat.
Ha
Aan artikel 4.2, derde lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien toepassing is gegeven aan artikel 4.1, zevende lid, kan de datum, genoemd in de eerste zin, bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2018 worden vastgesteld op een latere datum die ten hoogste twee maanden later is gelegen.
Hb
In artikel 4.7, vierde lid, wordt «1 mei» vervangen door: de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum.
I
Artikel 6.2 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b komt te luiden:
b. over het voor de werkgever van toepassing zijnde aangiftetijdvak direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel 5.1 voor de werknemer, bedoeld in onderdeel a, een premiekorting op grond van de artikelen 47, 49, 122a, 122b of 122l van de Wet financiering sociale verzekeringen, zoals die luidden op de dag voor inwerkingtreding van artikel 5.1 heeft toegepast in de aangifte over dat tijdvak of uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden in een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 met betrekking tot die aangifte; en
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. in de loonaangifte over het laatste aangiftetijdvak van het jaar voorafgaand aan de dag van inwerkingtreding van artikel 5.1 de indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b, heeft aangegeven, dan wel uiterlijk op de in artikel 4.1, tweede of zevende lid, bedoelde datum van het jaar waarin artikel 5.1 in werking is getreden, de aangifte over dat aangiftetijdvak door middel van een correctiebericht als bedoeld in artikel 28a van de Wet op de loonbelasting 1964 heeft aangevuld met een indicatie voor de premiekorting, bedoeld in onderdeel b;
3. In de slotpassage wordt «de reeds verstreken duur van de toepassing van de premiekorting» vervangen door: de reeds verstreken duur van de premiekorting.
Artikel I, onderdeel C, onder 4, van de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452) komt te luiden:
4. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Een houder of voorgenomen houder kan een aanvraag als bedoeld in artikel 1.45, eerste lid, indienen na inschrijving als bedoeld in het derde lid in het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk. De verklaring omtrent het gedrag is op het moment van de aanvraag niet ouder dan twee maanden indien het een voorgenomen houder betreft en niet ouder dan twee jaar indien het een houder betreft.
De Wet van 23 augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden (Stb. 2016, 319) wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel II, onderdeel F, komt te luiden:
F
In de artikelen 1.62, tweede en derde lid, 1.63, tweede lid, en 1.65, eerste lid, wordt «de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59.
B
Na artikel II, onderdeel F, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
FA
In artikel 1.72, eerste lid, wordt «de artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59» vervangen door: de artikelen 1.45, derde lid, 1.47, eerste lid, 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59.
In de aanhef van artikel I van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de herijking en harmonisatie van enige kwaliteitseisen voor kindercentra en peuterspeelzalen, de innovatie van die kwaliteitseisen en het aanpassen van enige eisen aan de kwaliteit van voorschoolse educatie (Wet innovatie en kwaliteit kinderopvang) (Stb. 2017, 251) wordt «Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: Wet kinderopvang.
Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 475ab wordt als volgt gewijzigd:
1. De definities van echtgenoot en coördinerende deurwaarder worden op alfabetische volgorde geplaatst.
2. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:
polisadministratie als bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
B
Artikel 475c, vijfde lid, komt te luiden:
5. Bij meerdere beslagen op vorderingen tot periodieke betaling als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met i, wordt de beslagvrije voet omgeslagen in verhouding tot de hoogte van deze betalingen voor zover toepassing van het tweede of derde lid ertoe leidt dat een opvolgend beslaglegger beslag legt op een andere vordering dan de vordering waarop reeds beslag is gelegd.
C
Artikel 475d, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor de vaststelling van de beslagvrije voet wordt gebruik gemaakt van het belastbaar inkomen van de schuldenaar en, indien de schuldenaar gehuwd is, de echtgenoot. De hoogte van het belastbaar inkomen wordt berekend op basis van het meest recente maandinkomen zoals dat blijkt uit de polisadministratie op het moment van beslaglegging, tenzij dit maandinkomen geen reële afspiegeling vormt van het belastbaar inkomen op het moment van beslaglegging omdat het maandinkomen fluctueert of er sprake is van een incidentele betaling. Of het meest recente maandinkomen een reële afspiegeling van het belastbaar inkomen vormt, wordt beoordeeld aan de hand van in de polisadministratie opgenomen gegevens over de vier meest recente maanden. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop in het geval dat het meest recente maandinkomen geen reële afspiegeling van het belastbaar inkomen vormt, het belastbaar inkomen wordt berekend.
D
In artikel 475da wordt onder vernummering van het zevende tot achtste lid een lid ingevoegd, luidende:
7. Indien de schuldenaar eigenaar is van een door hemzelf bewoonde woning en hij een belastbaar inkomen heeft dat lager is dan het voor hem geldende norminkomen, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Wet op de huurtoeslag, wordt de beslagvrije voet op verzoek van de schuldenaar verhoogd met een bedrag waarvan de wijze van vaststelling bij of krachtens algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld. Indien de schuldenaar gehuwd is, wordt onder belastbaar inkomen als bedoeld in de vorige zin tevens verstaan het belastbaar inkomen van de echtgenoot.
E
Artikel 475db wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.
2. In onderdeel b wordt na «periodieke betaling» ingevoegd: inclusief vakantiebijslag.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De hoogte van het op basis van het eerste lid, onderdelen a en b, in mindering te brengen bedrag wordt berekend op basis van het meest recente maandinkomen zoals dat blijkt uit de polisadministratie op het moment van beslaglegging, tenzij dit maandinkomen geen reële afspiegeling vormt van het belastbaar inkomen op het moment van beslaglegging omdat het maandinkomen fluctueert of er sprake is van een incidentele betaling. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de wijze waarop de hoogte van het in mindering te brengen bedrag wordt berekend. Artikel 475d, eerste lid, derde en vierde zin, is van overeenkomstige toepassing.
F
Artikel 475e wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste, tweede en derde lid komen te luiden:
1. Indien de schuldenaar op grond van de basisregistratie personen geen woonadres in Nederland heeft, bedraagt de beslagvrije voet op grond van de artikelen 475da en 475dc ten hoogste 47,5% van de norm, genoemd in artikel 21, onderdeel b, van de Participatiewet.
2. Indien de schuldenaar over een niet in de basisregistratie personen opgenomen vaste woon- of verblijfplaats beschikt en hij de deurwaarder die gerechtigd is ten laste van hem binnen Nederland beslag te leggen, inzicht geeft in zijn leefsituatie en zijn bronnen van inkomsten, bedraagt de beslagvrije voet in afwijking van het eerste lid het op grond van de artikelen 475da tot en met 475dc vastgestelde bedrag.
3. Indien de schuldenaar buiten Nederland een vaste woon- of verblijfplaats heeft, wordt de op basis van het eerste of het tweede lid vastgestelde beslagvrije voet vermenigvuldigd met een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vastgestelde factor.
G
Artikel 475g, derde lid, onderdeel d, wordt als volgt gewijzigd:
De zinsnede «met daarbij de hoogte van de openstaande vordering en het maandelijks geïnde bedrag» wordt vervangen door: , waarbij indien de verrekening ziet op een vordering tot periodieke betaling genoemd in artikel 475c, eerste lid, onderdeel j, in ieder geval het maandelijks geïnde bedrag wordt vermeld.
H
In het artikel 475ga, eerste lid, vervalt: , bedoeld in artikel 33 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
I
Artikel 475i wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt in de eerste zin «bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.
2. In het tweede lid wordt in de tweede zin na «vijfde lid» ingevoegd «en zevende» en vervalt: en vierde.
3. In het vierde lid wordt, onder vervanging van de punt door een komma, toegevoegd:
met dien verstande dat, indien de schuldenaar binnen vier weken na de mededeling van de opnieuw vastgestelde beslagvrije voet omstandigheden meldt die de beslagvrije voet verhogen, hiermee rekening wordt gehouden vanaf het moment dat de beslagvrije voet opnieuw is vastgesteld.
J
Artikel 478 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zin «Deze beslaglegger treedt dan op als coördinerende deurwaarder» vervangen door: Deze beslaglegger treedt dan op als ware hij coördinerende deurwaarder. De aan de coördinerende deurwaarder toegekende bevoegdheden en verplichtingen komen in dat geval toe aan deze beslaglegger.
2. In het vijfde lid wordt «is niettemin bevrijd» vervangen door: heeft niettemin bevrijdend betaald.
3. In het zesde lid wordt «de beslaglegger als bedoeld in het tweede lid» vervangen door: de beslaglegger, bedoeld in het tweede lid.
K
Aan artikel 479g, eerste lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: Indien het beslag op deze wijze wordt gelegd, komen de in de artikelen 475g, 475ga, 475gb en 475i, tweede tot en met vijfde lid, aan de deurwaarder toegekende bevoegdheden en verplichtingen gelijkelijk toe aan de raad voor de kinderbescherming of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.
L
Artikel 479i, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. De zinsnede «475b–475h» wordt vervangen door: 475b tot en met 475i.
In de aanhef van artikel I van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) wordt «Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: Wet kinderopvang.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt in de alfabetische rangschikking de volgende begripsomschrijving ingevoegd, luidende:
de werkgever, bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Werkloosheidswet;.
B
In artikel 15, zesde lid, wordt «tenzij hij deze inkomsten ontvangt uit arbeid als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Ziektewet» vervangen door: tenzij de zorg of ondersteuning wordt verleend als zelfstandige.
C
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vijfde lid wordt «meer verdient dan zijn resterende verdiencapaciteit» vervangen door: een inkomen verdient dat hoger is dan zijn resterende verdiencapaciteit.
2. Na het vijfde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald wat onder inkomen als bedoeld in dit artikel wordt verstaan. Daarbij kan tevens worden bepaald dat nader te bepalen inkomen dat gedeeltelijk, niet, of niet langer wordt genoten als gevolg van gewijzigde omstandigheden of enig handelen of nalaten van betrokkene in aanmerking wordt genomen alsof het wel volledig wordt genoten.
D
In artikel 37, tweede lid, onderdeel b, wordt «een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering» vervangen door: een aansprakelijkheidsverzekering.
E
Artikel 48 komt te luiden:
1. Indien op de dag, bedoeld in artikel 47, tweede lid, geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering is ontstaan, ontstaat het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering op de dag dat de verzekerde duurzaam en volledig arbeidsongeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a. recht had op een WGA-uitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de in artikel 47, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de in artikel 47, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering.
2. Het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat niet indien een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich voordoet.
3. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering ontstaat alsnog op de dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich meer voordoet, mits de verzekerde op die dag volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
F
Artikel 50 komt te luiden:
1. Indien op grond van artikel 49 het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering is geëindigd, herleeft het recht op die uitkering op de dag dat de verzekerde weer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a. recht had op een WGA-uitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
2°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering.
2. Het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering herleeft niet indien een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich voordoet.
3. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering herleeft alsnog op de dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich meer voordoet, mits de verzekerde op die dag volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
G
Artikel 55 komt te luiden:
1. Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan, ontstaat het recht op een WGA uitkering op de dag dat de verzekerde gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat niet indien een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich voordoet.
3. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat alsnog op de dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich meer voordoet binnen vijf jaar na de in artikel 54, tweede lid, of artikel 49 bedoelde dag, mits de verzekerde op die dag gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.
H
Artikel 57 komt te luiden:
1. Indien op grond van artikel 56 het recht op een WGA-uitkering is geëindigd, herleeft het recht op die uitkering op de dag dat de verzekerde weer gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de dag dat het recht op grond van artikel 56 is geëindigd en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een WGA-uitkering; of
2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Het recht op een WGA-uitkering herleeft niet indien een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich voordoet.
3. Het recht op WGA-uitkering herleeft alsnog op de dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, a, onder 2°, onderdeel d, e, f of i zich meer voordoet binnen vijf jaar na de in artikel 56 of artikel 49 bedoelde dag, mits de verzekerde op die dag gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.
4. In afwijking van het derde lid geldt de voorwaarde van gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid niet indien op de dag waarop het recht op WGA-uitkering is geëindigd omdat een of meer van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, a, onder 2°, onderdeel d, e, f of i van toepassing waren, de duur van de loongerelateerde uitkering nog niet was verstreken.
I
In artikel 61, vierde lid, wordt «ten minste 50% van doch minder dan zijn overblijvende verdiencapaciteit benut» vervangen door: een inkomen verdient van ten minste 50% van doch minder dan zijn overblijvende verdiencapaciteit.
J
Aan artikel 82 wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Indien de eigenrisicodrager een overheidswerkgever is op wie artikel 7:662 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is, en deze geheel of gedeeltelijk is overgegaan naar een andere werkgever, alsmede in geval van een dergelijke overgang bij faillissement van die overheidswerkgever, zijn het derde, vierde en vijfde lid van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat onder werkgever die de onderneming overdraagt of heeft overgedragen wordt verstaan de overheidswerkgever die niet langer bestaat of deels is overgegaan en onder de werkgever die de onderneming verkrijgt de rechtsopvolger van deze overheidswerkgever dan wel de verkrijger van een organisatieonderdeel daarvan.
K
In artikel 84, zesde lid, wordt «de in het derde lid bedoelde bedragen» vervangen door: de in het derde en vierde lid bedoelde bedragen.
L
In artikel 85, derde lid, wordt «op de laatste werkdag voordat de dienstbetrekking eindigt» vervangen door: op de laatste dag van de dienstbetrekking.
M
In artikel 88, vierde lid, wordt «in artikel 64, derde lid,» vervangen door: in artikel 30, eerste lid, onderdeel b, artikel 64, derde lid,.
In artikel 5, tweede lid, van de Wet ziekteverzekering BES wordt na «loon per dag van de werknemer» een zinsnede ingevoegd, luidende: , en 100% van het loon per dag van de werknemer gedurende het zwangerschaps- en bevallingsverlof, bedoeld in het eerste lid.
De Ziektewet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, eerste lid, worden de onderdelen vanaf het als tweede onderdeel m geletterde onderdeel m en n verletterd tot onderdelen n en o.
B
In de artikelen 3, derde lid, 33, vijfde lid, en 89 wordt «onder» vervangen door: onderdelen.
C
In artikel 3, zesde lid, onderdeel b, wordt «onder a» vervangen door «onderdelen a» en wordt «onder g» vervangen door «onderdeel g».
D
In de artikelen 4, eerste lid, onderdeel b, 5, onderdeel b, en 10, onder 1° en 2°, wordt «onder» vervangen door: onderdeel.
Da
In artikel 4, eerste lid, onderdeel e, wordt na «de bestuurder van een vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,» ingevoegd: dan wel, indien een vennootschap toepassing geeft aan artikel 129a van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, de uitvoerend bestuurder, bedoeld in artikel 129a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, van een vennootschap als bedoeld in artikel 132, derde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek,.
E
In artikel 4, tweede lid, wordt «onder a en b» vervangen door «onderdelen a en b» en wordt «onder a» vervangen door «onderdeel a».
F
In de artikelen 5 en 28, tweede lid, wordt «regelen» vervangen door: regels.
G
In artikel 10 worden de aanduidingen «1°.», «2°.» onderscheidenlijk «3°.» vervangen door: a., b. onderscheidenlijk c.
H
Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7, onderdeel a, artikel 8, onderdelen a en c, artikel 8a en artikel 8c, onderdeel a» vervangen door: de artikelen 7, onderdeel a, 8, onderdelen a en c, 8a en 8c, onderdeel a.
2. In het tweede lid wordt «artikel 7, onderdeel b, artikel 8, onderdeel b, en artikel 8c, onderdeel b,» vervangen door: de artikelen 7, onderdeel b, 8, onderdeel b, en 8c, onderdeel b.
I
In de artikelen 19aa, eerste lid, en 19d wordt «van de Ziektewet» vervangen door: van deze wet.
J
De artikelen 26a, 86, 87b en 91a vervallen.
K
Artikel 29b wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, onder 2°, wordt «geen dienstbetrekking had met een andere dan zijn eigen werkgever» vervangen door: geen dienstbetrekking meer had of geen dienstbetrekking had met een andere werkgever dan zijn eigen werkgever.
2. In het tweede lid, onderdeel f, wordt «artikel 10b, derde lid, van de Participatiewet» vervangen door: artikel 10b, eerste lid, van de Participatiewet.
L
Artikel 29d wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt «als bedoeld in artikel 3, 4 of 5» vervangen door: als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, welke is aangevangen vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, en.
2. Na het vijfde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. De werknemer die is geboren voor 1 januari 1962 en die onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, welke is aangevangen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019, gedurende ten minste 52 weken recht had op een uitkering op grond van hoofdstuk II van de Werkloosheidswet, heeft vanaf de eerste dag van zijn ongeschiktheid tot werken wegens ziekte recht op ziekengeld over perioden van ongeschiktheid tot werken wegens ziekte die zijn aangevangen in de vijf jaren na aanvang van zijn dienstbetrekking.
7. Met uitzondering van de eerste volzin van het eerste lid, zijn het eerste tot en met vijfde lid van overeenkomstige toepassing op het zesde lid.
M
In artikel 30, vijfde lid, wordt «als bedoeld in hoofdstuk 2 van de Wet sociale werkvoorziening» vervangen door: als bedoeld in hoofdstuk 2 of 3 van de Wet sociale werkvoorziening».
N
Artikel 38, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste zin wordt «op de laatste werkdag voordat de dienstbetrekking eindigt» vervangen door: op de laatste dag van de dienstbetrekking.
2. In de tweede zin wordt «de laatste werkdag, bedoeld in de eerste zin» vervangen door «de laatste dag, bedoeld in de eerste zin» en wordt «op die laatste werkdag» vervangen door: op die laatste dag van de dienstbetrekking.
Na
Na artikel 38a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. In afwijking van artikel 38, tweede lid, en artikel 38a, tweede lid, onderdeel a, en in afwijking van artikel 85, derde lid, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen is de termijn voor het doen van de aangifte of melding aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen van de ongeschiktheid tot werken van een verzekerde voor een eigenrisicodrager:
a. uiterlijk zes weken na de laatste dag van het dienstverband indien de verzekerde aanspraak maakt op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a of c, en
b. uiterlijk zes weken na de eerste dag van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid indien de verzekerde aanspraak maakt op ziekengeld op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel b.
2. De eigenrisicodrager, bedoeld in het eerste lid, meldt, na ontvangst van de melding van de verzekerde dat deze weer in staat is tot het verrichten van zijn arbeid, aan het Uitvoeringsorgaan werknemersverzekeringen, uiterlijk op de tweede dag na de hersteldmelding door de verzekerde, de eerste dag waarop die verzekerde weer geschikt is tot het verrichten van zijn arbeid. Deze melding wordt door de eigenrisicodrager niet eerder gedaan dan de melding bedoeld in het eerste lid.
3. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 455 indien de eigenrisicodrager de verplichting, bedoeld in het eerste of tweede lid, niet of niet behoorlijk is nagekomen. De artikelen 45a, achtste tot en met elfde lid, en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
O
In artikel 39c wordt «onder» vervangen door: , onderdeel.
P
Artikel 45 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel j, wordt «of de Werkhervattingskas» vervangen door: , de Werkhervattingskas of de eigenrisicodrager.
2. In het derde lid wordt na «tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van uitkering,» ingevoegd: of ter zake van het zich niet houden aan een voorschrift als bedoeld in artikel 30, eerste lid, onderdeel b,.
Q
In artikel 52e, derde lid, onderdeel b, wordt «een aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering» vervangen door: een aansprakelijkheidsverzekering.
Qa
In artikel 63a, eerste lid, wordt na «gebleken ongeschiktheid» ingevoegd: tot het verrichten van arbeid wegens ziekte.
Qb
Artikel 63c komt te luiden:
1. De eigenrisicodrager laat zich ter zake van de begeleiding bij gebleken ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid wegens ziekte van de personen, bedoeld in artikel 63a, eerste lid, tweede zin, bijstaan door een bedrijfsarts of arbodienst. Hetgeen bij of krachtens de artikelen 14, tweede, vierde tot en met elfde, en vijftiende lid, 14a, 16, eerste lid, tweede lid, onderdeel b, vierde lid, onderdeel b, en tiende lid, van de Arbeidsomstandighedenwet is bepaald met betrekking tot de bedrijfsarts of arbodienst is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor «werkgever» wordt gelezen «de eigenrisicodrager» en voor «werknemer» «de persoon, bedoeld in artikel 63a, eerste lid, tweede zin, van de Ziektewet» en dat de verplichting tot schriftelijke vastlegging door of vanwege een overeenkomst, bedoeld in artikel 14, vierde en vijfde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet, slechts betrekking heeft op de taak, bedoeld in de eerste zin.
2. Met het toezicht op de naleving en met de uitoefening van specifieke handhavingsbevoegdheden ten aanzien van het eerste lid is belast de toezichthouder, bedoeld in de Arbeidsomstandighedenwet, respectievelijk de aangewezen toezichthouder of ambtenaar, bedoeld in de artikelen 27, 28a, 28b, 30 en 34 van de Arbeidsomstandighedenwet. Bij de uitoefening van het toezicht op en de handhaving van het eerste lid, beschikken de toezichthouder en de aangewezen toezichthouder of ambtenaar over dezelfde bevoegdheden als waarover zij, ten aanzien van de artikelen, genoemd in het eerste lid, tweede zin, beschikken in het kader van de Arbeidsomstandighedenwet, met dien verstande dat in artikel 24 en de genoemde artikelen van de Arbeidsomstandighedenwet voor «werkgever» wordt gelezen «de eigenrisicodrager» en voor «werknemer» «de persoon, bedoeld in artikel 63a, eerste lid, tweede zin, van de Ziektewet».
3. Het niet naleven van het eerste lid, eerste zin, en van de in het eerste lid, tweede zin, van overeenkomstige toepassing verklaarde artikelen 14, tweede lid, onder a tot en met f, vierde en vijfde lid, en 14a, tweede en derde lid, van de Arbeidsomstandighedenwet wordt als overtreding aangemerkt. Het niet naleven van het van overeenkomstige toepassing verklaarde artikel 16, tiende lid, en van de krachtens de in het eerste lid, tweede zin, genoemde artikelen vastgestelde voorschriften voor zover het niet naleven van die voorschriften op grond van het genoemde artikel 16, tiende lid, als overtreding is aangemerkt, wordt als overtreding aangemerkt. De artikelen 34 tot en met 43 van de Arbeidsomstandighedenwet zijn van overeenkomstige toepassing.
4. De werkgever legt bij de aanvraag, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen, een afschrift over van de schriftelijke vastlegging, bedoeld in het eerste lid, tweede zin.
5. Indien de eigenrisicodrager zich met betrekking tot de begeleiding, bedoeld in het eerste lid, niet meer laat bijstaan door een bedrijfsarts of een arbodienst meldt hij dat zo spoedig mogelijk aan de inspecteur, bedoeld in artikel 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen, en aan het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen legt een bestuurlijke boete op van ten hoogste € 455 indien de eigenrisicodrager deze verplichting niet is nagekomen. De artikelen 45a, derde, vierde en vijfde lid, 45c, en 45g, vierde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
6. De toestemming, bedoeld in artikel 40, eerste lid, onderdeel a, van de Wet financiering sociale verzekeringen kan, onverminderd het tiende lid van dat artikel, door de inspecteur, bedoeld in artikel 1 van de Wet financiering sociale verzekeringen, zonder aanvraag van de eigenrisicodrager met onmiddellijke ingang bij voor bezwaar vatbare beschikking worden beëindigd, indien de eigenrisicodrager zich met betrekking tot de begeleiding, bedoeld in het eerste lid, niet meer laat bijstaan door een bedrijfsarts of een arbodienst.
R
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel a, en vierde lid, onderdeel a, wordt «onderdeel a, b» vervangen door: onderdelen a, b.
2. In het eerste lid, onderdeel f, en vierde lid, onderdeel e, wordt «onderdeel b» vervangen door: onderdelen b.
S
In artikel 72c, tweede lid, wordt «artikel 38a, tweede en derde lid,» vervangen door: 38a, tweede en derde lid, 38aa, eerste lid,.
T
In artikel 73b wordt «de artikelen» vervangen door: artikel.
U
In artikel 77 wordt «tweede categorie» vervangen door: tweede categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
V
De artikelen 95 en 96 vervallen.
W
In artikel 104, vierde lid, onderdeel a, vervalt: van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
X
Na artikel 106 worden twee artikelen toegevoegd, luidende:
Artikel 4, eerste lid, onderdeel e, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van artikel XXXII, onderdeel Da, van de Verzamelwet SZW 2018, blijft van toepassing op een recht op uitkering op grond van deze wet of op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet arbeid en zorg dat is ontstaan voor de inwerkingtreding van artikel XXXII, onderdeel Da, van de Verzamelwet SZW 2018.
Aan artikel 13a van de Zorgverzekeringswet worden twee leden toegevoegd, luidende:
8. Bij ministeriële regeling kan een publiekrechtelijke rechtspersoon worden aangewezen die de verzekerde met een Zvw-pgb op diens verzoek ondersteunt bij het verkrijgen van de vergoeding van zijn zorgverzekeraar voor en zijn werkgeverstaken of opdrachtgeverschap in verband met de door verzekerde betrokken zorg of diensten.
9. In de ministeriële regeling, bedoeld in het achtste lid, kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van de ondersteuning en over de verstrekking van een jaarlijkse rijksbijdrage voor de uitvoering van de ondersteuning.
Indien artikel I, onderdeel L, van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) eerder in werking is getreden of treedt dan artikel I, onderdeel B, van de Wet van 21 november 2015 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de totstandkoming van het personenregister kinderopvang en peuterspeelzaalwerk en de mogelijkheid te komen tot meertalige buitenschoolse opvang (Stb. 2015, 452), wordt in de aanhef van artikel I van laatstgenoemde wet «Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: Wet kinderopvang.
Indien artikel I, onderdeel L, van de Wet van 31 mei 2017 tot wijziging van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en enkele andere wetten in verband met de harmonisatie van de regelgeving met betrekking tot kindercentra en peuterspeelzalen (Wet harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) (Stb. 2017, 252) eerder in werking is getreden of treedt dan artikel II, onderdeel B, van de Wet van 23 augustus 2016 tot aanpassing van enige bepalingen in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in verband met de reparatie van enige onvolkomenheden (Stb. 2016, 319), wordt in de aanhef van artikel II van laatstgenoemde wet «Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen» vervangen door: Wet kinderopvang.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, en kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34766-A.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.