34 762 Wijziging van de Wet opslag duurzame energie (in verband met de vaststelling van tarieven voor 2018)

G VERSLAG VAN EEN NADER SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2018

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 hebben kennisgenomen van de brief van de Minister van Economische Zaken van 21 maart 20182 in reactie op de brief van de commissie van 30 januari 2018. Naar aanleiding hiervan is op 13 april 2018 een brief gestuurd aan de Minister.

De Minister heeft op 14 mei 2018 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde nader schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT/LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Minister van Economische Zaken

Den Haag, 13 april 2018

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 21 maart 20183 in reactie op de brief van de commissie van 30 januari 2018. De leden van de fracties van SP en GroenLinks danken u voor uw antwoorden, maar hebben nog een aantal vragen ter verduidelijking.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie constateren dat er twaalf bedrijven verantwoordelijk zijn voor 75% van de industriële uitstoot in Nederland. U laat burgers voor 60% en bedrijven voor 40% meebetalen aan de opslag van duurzame energie. Daarnaast bent u van mening bedrijven niet te zwaar te moeten belasten vanwege eventuele gevolgen voor de concurrentiepositie. Welke extra inspanningen vraagt u van de twaalf grootste vervuilers? Welke gesprekken heeft u met hen gevoerd en welke afspraken heeft u met hen gemaakt? Deze leden vragen u welke maatregelen er genomen kunnen worden om deze bedrijven versneld hun uitstoot significant te laten verminderen. Worden deze maatregelen genomen? Is er gesproken over hun concurrentiepositie? Welke voordelen ontvangen zij, of van welke voordelige regels maken zij gebruik?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

U geeft aan dat uit zowel de doorrekening van het Regeerakkoord door het Centraal Planbureau als uit de Startnota zou blijken dat het totale pakket aan vergroeningsmaatregelen van € 1,4 miljard voor ongeveer 60% neerslaan bij huishoudens. Echter, de leden van de GroenLinks-fractie refereerden naar de bijlage van het Regeerakkoord waarin het budgettair overzicht staat weergeven. Kunt u aangeven waarom de kosten voor vergroening volgens tabel M&O in deze bijlage cumulatief 943 miljoen voor huishoudens en 411 miljoen voor bedrijven bedragen? Daarnaast lezen deze leden in het inkomstenkader in de Startnota (tabel 4)4 dat de maatregelen «vergroening burgers» cumulatief 1 miljard opleveren, waar het milieupakket bedrijven 400 miljoen opbrengt. Kunt u aangeven waar in de Startnota de lastenverdeling van 60% bij huishoudens en 40% bij bedrijven zou staan aangegeven?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zien uw reactie me belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 11 mei 2018.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2018

In uw brief met dagtekening 13 april 2018 verzocht u om een reactie op nadere vragen inzake energierekening huishoudens, gesteld door de leden van de fracties van SP en GroenLinks, ter verduidelijking van mijn eerdere antwoorden op vragen van de Eerste Kamer die ik 21 maart jl. aan u verstuurde. U treft hierbij de antwoorden aan.

De leden van de SP-fractie constateerden dat er twaalf bedrijven verantwoordelijk zijn voor 75% van de industriële uitstoot in Nederland. Deze leden waren van mening dat burgers voor 60% en bedrijven voor 40% meebetalen aan de opslag van duurzame energie.

De klimaat- en energietransitie kan alleen draagvlak genieten als deze voor iedereen betaalbaar is en blijft. Daarom zet het kabinet in op een zo kostenefficiënt mogelijke transitie. Zoals ook blijkt uit de aandacht die zowel de Tweede als de Eerste Kamer aan dit thema besteedt, is de verdeling van de lasten daarbij een van de vraagstukken. Daarbij gaat het uiteindelijk om het vinden van de juiste balans in de bijdragen van huishoudens en bedrijven aan de kosten van de energietransitie. Ik kijk daarbij ook naar de vraag hoe – binnen de hierboven geschetste afweging – ervoor kan worden gezorgd dat» de vervuiler betaalt». Wat de verdeling van de lasten voor de opslag duurzame energie betreft, hanteer ik – aansluitend bij de resulterende lastenverdeling tussen burgers en bedrijven in de energiebelasting – sinds 2013 een 50:50 verdeling.

Zoals ik aangaf in mijn brief van 21 maart jl. zijn er uiteraard mogelijkheden om de lasten tussen huishoudens en bedrijven op een andere manier te verdelen. Via de huidige tariefstructuur in zowel de energiebelasting als de ODE kan direct worden gestuurd op een gewenste bijdrage van huishoudens en bedrijven. Daarbij moet niet uit het oog worden verloren dat de directe lasten voor burgers en bedrijven weliswaar kunnen worden gestuurd op een gewenste procentuele lastenverdeling van de ODE en de energiebelasting, maar dat burgers indirect ook met hogere consumentenprijzen kunnen worden geconfronteerd, voor zover bedrijven in staat zijn om de op hen drukkende lasten door te berekenen in hun afzetprijzen.

De leden van de fractie van de SP vroegen welke extra inspanningen van de twaalf grootste vervuilers wordt gevraagd. Tevens vroegen deze leden welke gesprekken met deze bedrijven zijn gevoerd en welke afspraken er met hen zijn gemaakt.

Zoals ik aangaf in mijn brief van 21 maart jl. zijn met de energie-intensieve bedrijven – waaronder de door de leden genoemde twaalf grootste bedrijven – in verband met de doelen in het Energieakkoord nadere en dwingende afspraken gemaakt over het te behalen besparingsdoel van 9 PJ door deze bedrijven. Via die weg wordt extra energiebesparing gestimuleerd.

Deze leden vroegen tevens welke maatregelen genomen kunnen worden om deze bedrijven versneld hun uitstoot significant te laten verminderen. Worden deze maatregelen genomen en is er gesproken over hun concurrentiepositie, zo vroegen deze leden. Ook vroegen deze leden welke voordelen deze bedrijven ontvangen, en of dat zij van voordelige regels gebruik maken.

In verband met het te sluiten Klimaatakkoord is een aparte «Klimaattafel Industrie» aan het werk waarin concrete maatregelen aan de orde komen om de broeikasgasreductie door de sector industrie te verminderen. Er is een zeer groot aantal maatregelen denkbaar waarmee deze bedrijven hun uitstoot zouden kunnen terugdringen. Het is nu echter aan de Klimaattafel Industrie om met specifieke voorstellen te komen. Daarbij zal ook aandacht zijn voor de concurrentiepositie van deze bedrijven.

De leden van de fractie van GroenLinks stelden vragen over de verdeling van de lasten over burgers en bedrijven waarbij zowel uit de doorrekening van het Regeerakkoord door het Centraal Planbureau als uit de Startnota zou blijken dat het totale pakket aan vergroeningsmaatregelen van € 1,4 miljard voor ongeveer 60% neerslaan bij huishoudens.

Het totale pakket aan lastenverhogende vergroeningsmaatregelen bij burgers bedraagt € 943 miljoen in 2021. Voor bedrijven stijgen de lasten met € 413 mln. Tezamen bedraagt de lastenverhoging dus € 1.356 miljoen. In de startnota zijn deze maatregelen opgenomen in miljarden euro nauwkeurig: totaal 1,4 miljard, waarvan 1 miljard afgerond bij burgers.

In dit bedrag is ook het afschaffen van de salderingsregeling in de energiebelasting opgenomen. Tegenover het afschaffen van de fiscale salderingsregeling staat echter een directe en gelijktijdige invoering van een alternatieve subsidieregeling ter hoogte van hetzelfde budgettaire bedrag van € 240 miljoen waardoor het effect op de lasten bij burgers op dit vlak nihil is. Per saldo resulteert daardoor een verdeling van de lasten van ongeveer 60% bij huishoudens en 40% bij bedrijven.

De Minister van Economische Zaken en Klimaat E.D. Wiebes


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS) Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU),Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Vos (GL), Kok (PVV) (vicevoorzitter), P. van Dijk (PVV), Gerkens (SP) (voorzitter), Atsma (CDA), N.J.J. van Kesteren (CDA), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Klip-Martin (VVD), Overbeek (SP), De Bruijn-Wezeman (VVD), Van der Sluijs (PVV), Van Zandbrink (PvdA), Fiers (PvdA)

X Noot
2

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2017–2018, 34 762, F.

X Noot
3

Zie verslag schriftelijk overleg: Kamerstukken I, 2017–2018, 34 762, F.

X Noot
4

Kamerstukken II, 2017–2018, 34 775, nr. 54, pagina 6, Tabel 4 Inkomstenkader 2018–2021.

Naar boven