34 754 EU-voorstellen inzake interoperabiliteit COM (2017) 344 en 352

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 september 2017

Overeenkomstig de bestaande afspraken ontvangt u hierbij zes fiches, die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen (BNC).

Fiche: Verordening bruto nationaal inkomen (BNI) (Kamerstuk 22 112, nr. 2382)

Fiche: Richtlijn mandatory disclosure voor financiële tussenpersonen (Kamerstuk 22 112, nr. 2383)

Fiche: Verordening Pan-Europees Persoonlijk Pensioenproduct (PEPP) (Kamerstuk 22 112, nr. 2384)

Fiche: Mededeling actieplan Antimicrobiële Resistentie (AMR) (Kamerstuk 22 112, nr. 2385)

Fiche: Verordening ECRIS derdelanders (ECRIS TCN) (Kamerstuk 34 754, nr. 3)

Fiche: Verordening Agentschap eu-LISA

Fiche: Verordening Agentschap eu-LISA

1. Algemene gegevens

  • a) Titel voorstel

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1987/2006 en Besluit 2007/533/JBZ en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2011.

  • b) Datum ontvangst Commissiedocument

    29 juni 2017

  • c) Nr. Commissiedocument

    COM(2017) 352

  • d) EUR-Lex

    http://eur-lex.europa.eu/legal-content/NL/TXT/PDF/?uri=CELEX:52017PC0352&qid=1501135123092&from=NL

  • e) Nr. impact assessment Commissie en Opinie Raad voor Regelgevingstoetsing

    n.v.t.

  • f) Behandelingstraject Raad

    Raad Justitie en Binnenlandse Zaken

  • g) Eerstverantwoordelijk ministerie

    Ministerie van Veiligheid en Justitie

  • h) Rechtsbasis

    De rechtsbasis van de verordening is artikel 74, artikel 77, tweede lid, onder a en b, artikel 78, tweede lid, onder e, artikel 79, tweede lid, onder c, artikel 82, eerste lid, onder d, artikel 85, eerste lid, artikel 87, tweede lid, onder a en artikel 88, tweede lid van het Werkingsverdrag van de Europese Unie

  • i) Besluitvormingsprocedure Raad

    Gekwalificeerde meerderheid in de Raad

  • j) Rol Europees Parlement

    Medebeslissing door het Europees Parlement

2. Essentie voorstel

a) Inhoud voorstel

Eu-LISA is in 2011 opgericht met de verordening tot oprichting van het Europees Agentschap voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (verordening (EU) No 1077/2011). Eu-LISA (het Agentschap) is momenteel verantwoordelijk voor het operationele management op centraal niveau van het tweede generatie Schengen Informatie Systeem (SISII), het Visum Informatie Systeem (VIS) en Eurodac. Vanaf december 2012 is eu-LISA gestart met de uitvoering van zijn taken.

Het doel van dit voorstel is het aanpassen van de oprichtingsverordening op basis van aanbevelingen voor wetgevingswijzingen naar aanleiding van de evaluatie van het Agentschap. Het is tevens de bedoeling om het functioneren van het Agentschap te verbeteren en de rol van het Agentschap te versterken, zodat het mandaat past bij de huidige uitdagingen op EU niveau op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Het voorstel beoogt voorts om in de verordening wijzigingen op te nemen die voortvloeien uit beleid, juridische of feitelijke ontwikkelingen. Daarnaast worden in het voorstel, onder voorbehoud van de medewetgevers, nieuwe systemen aan het Agentschap toevertrouwd. Het voorstel behandelt ook de aanbevelingen voor wijzigingen voorgesteld door de raad van bestuur van het Agentschap en de mogelijke behoefte van lidstaten om gezamenlijke technische oplossingen voor de nationale implementatie van gedecentraliseerde systemen door eu-LISA te laten hosten en te beheren.

In de follow-up van de mededeling van 6 april 2016 over sterkere en slimme informatiesystemen voor grenzen en veiligheid1, heeft het Agentschap de taak om bij te dragen aan de ontwikkeling van interoperabiliteit2 tussen grootschalige Europese IT-systemen.

De voorgestelde herziening van de oprichtingsverordening heeft daarnaast tot doel om de bepalingen van deze verordening in lijn te brengen met de beginselen van de in 2012 door het Europees Parlement, de Raad en de Commissie vastgestelde gemeenschappelijke verklaring over gedecentraliseerde agentschappen3. Deze «Common Approach» betreft een politiek akkoord maar is niet juridisch bindend voor de betrokken partijen. De doelstellingen richten zich vooral op een stroomlijning van bestuur en management en verbetering van het functioneren van gedecentraliseerde agentschappen. De Commissie stelt zich bij uitvoering van de «Common Approach» als doel om tot een evenwichtiger bestuur, verbeterde efficiency en verantwoording en meer coherentie in de activiteiten van de agentschappen te komen. Nederland heeft in dit verband de Commissie gesteund bij haar inzet op een grote mate van uniformiteit en coherentie bij de vormgeving van de agentschappen zoals neergelegd in de Gezamenlijke Aanpak voor agentschappen.

Door de uitbreiding van het mandaat van eu-LISA, kan het Agentschap verantwoordelijk worden gesteld voor nieuwe taken. Echter, eu-LISA kan deze taken pas uitvoeren nadat hiervoor nadere wetgevingsinstrumenten worden aangenomen. Het betreft de volgende taken:

  • de voorbereiding, de ontwikkeling en het operationele beheer van het Europees in- en uitreissysteem voor derdelanders (EES), DubliNet4, het Europees systeem voor reisinformatie en -autorisatie (ETIAS), het geautomatiseerde systeem voor registratie, monitoring en het toewijzingsmechanisme voor aanvragen voor internationale bescherming en het ECRIS-TCN Systeem5;

  • het waarborgen van de kwaliteit van de gegevens. Het Agentschap krijgt de taak om geautomatiseerde kwaliteitscontrolemechanismen voor gegevens en gemeenschappelijke gegevenskwaliteit indicatoren op te zetten en een centrale «data warehouse»6 te ontwikkelen voor rapportage en statistieken onder voorbehoud van specifieke wetgevende wijzigingen van de bestaande wetgevende instrumenten van bestaande systemen en / of specifieke bepalingen in nieuwe wetgevende instrumenten;

  • het ontwikkelen van de interoperabiliteit van de systemen, onder voorbehoud van de goedkeuring van de desbetreffende wetgevingsinstrumenten;

  • het verlenen van steun aan de lidstaten en de Commissie. Het Agentschap kan worden gevraagd om de lidstaten te adviseren met betrekking tot de aansluiting van de nationale systemen bij de centrale systemen en ad hoc-steun aan de lidstaten verschaffen;

  • het ontwikkelen, beheren en / of hosten van een gemeenschappelijk IT-systeem voor een groep van ten minste zes lidstaten die op vrijwillige basis kiezen voor een gecentraliseerde oplossing die hen bijstand verleent bij de uitvoering van technische aspecten van verplichtingen voortvloeiende uit de wetgeving van de Unie over gedecentraliseerde systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht;

  • het overnemen van de taken van de Commissie in verband met de communicatie-infrastructuur van SIS en VIS;

  • het tegelijkertijd gebruiken van de back-up plaats in Sankt Johann im Pongau (Oostenrijk) voor de actieve werking en de back-up voorziening van de grootschalige IT-systemen die door het Agentschap worden geëxploiteerd, op voorwaarde dat het ook in staat is om hun werking te verzekeren in geval van een storing van het systeem.

b) Impact assessment Commissie

Niet opgesteld.

3. Nederlandse positie ten aanzien van het voorstel

a) Essentie Nederlands beleid op dit terrein

Gedecentraliseerde EU-agentschappen (hierna «agentschappen») worden opgericht om een specifiek technische, wetenschappelijke of beheerstaak te verrichten binnen de EU.

Eu-LISA is een bestaand agentschap waarmee beoogd wordt bestaande en nieuwe taken te bundelen, met in achtneming van synergie en efficiency voordelen bij het uitvoeren van deze taken. Dit is in lijn met de Nederlandse inzet op eu-LISA om versnippering over verschillende entiteiten te voorkomen van de beheertaken op IT-Systemen.

b) Beoordeling + inzet ten aanzien van dit voorstel

Het kabinet heeft eerder in de specifieke fiches van de informatiesystemen die aan het Agentschap worden toebedeeld positief geoordeeld over de inrichting van deze informatiesystemen en het laten beheren van deze systemen door eu-LISA7. Het kabinet acht het van belang dat het Agentschap in een positie wordt gebracht waarmee het in staat is de nieuwe informatiesystemen te realiseren en te beheren zonder dat dit ten koste gaat van haar huidige taken en lidstaten waar mogelijk, gelet op de bevoegdheids- en verantwoordelijkheidsverdeling tussen het Agentschap en de lidstaten, worden ondersteund en ontlast.

Het kabinet staat in beginsel positief tegenover de uitbreiding van taken van het Agentschap. Naast de in de verordening benoemde informatiesystemen is het ook wenselijk om onder voorbehoud van de aanneming van het desbetreffende wetgevingsinstrument ook mogelijkheden in de verordening op te nemen voor de ontwikkeling en het beheer van E-Codex8.

Het kabinet is positief over de mogelijkheden voor het bewaken van gegevenskwaliteit en ruimere bevoegdheden ten behoeve van het opstellen van rapportages en statistieken. De rapportages en statistieken zijn van belang om het juiste gebruik van de systemen te monitoren en te kunnen gebruiken als informatiebron voor toekomstige beleidsontwikkeling. Het is hierbij wel van belang te onderkennen dat in beginsel de lidstaten zelf verantwoordelijk zijn voor de informatie en dat de bewaking van de gegevenskwaliteit er niet toe mag leiden, dat beschikbare informatie van lidstaten wordt geweigerd. Het Agentschap zou hier vooral een signalerende functie moeten vervullen.

Tot nu toe voerde het Agentschap voornamelijk werkzaamheden uit in het beheer van reeds bestaande systemen. Het Agentschap gaat nu ook geheel nieuwe informatiesystemen realiseren en beheren. Het is van belang dat het Agentschap in staat wordt gesteld om kennis en kunde in de eigen organisatie te borgen o.a. door te kunnen beschikken over voldoende eigen personeel en niet alleen afhankelijk te zijn van leveranciers. Mede gezien de privacy gevoelige informatie die in de systemen is opgeslagen, is de inzet van eigen personeel gerechtvaardigd. Het kabinet vraagt met nadruk aandacht voor de beheersbaarheid en de kwaliteit bij de realisatie en implementatie van deze systemen. Ervaring leert, zoals in Nederland het Elias-onderzoek heeft laten zien, dat grote ICT-trajecten mislukken als er onvoldoende draagvlak is, er onvoldoende over wordt nagedacht wat er nodig is en er te veel in één keer moet gebeuren. De 10 BIT-regels 9 zouden ook hier in acht genomen moeten worden.

Het aantal systemen dat wordt beheerd op de primaire technische locatie (Straatsburg), zal toenemen met de komst van o.a. het EES, ETIAS en ECRIS-TCN. De permanente beschikbaarheid van de systemen is van een steeds groter belang voor de grensbewaking en de veiligheid van Europa. Het kabinet is voorstander van het verruimen van de mogelijkheden en het effectiever inzetten van de back-up locatie in Oostenrijk, door deze ook als technische locatie te gebruiken. Om de risico’s bij het uitvallen van de primaire technische locatie verder te verkleinen, zal worden voorgesteld om in de verordening een optie op te nemen voor het creëren van een secundaire technische locatie in de omgeving van Straatsburg. De systemen kunnen dan op beide technische locaties in Straatsburg actief zijn en beschikbaar blijven bij uitval van de primaire technische locatie in Straatsburg.

Het kabinet kan op hoofdlijnen instemmen met de voorstellen en de inzet van de Commissie om de bepalingen van de agentschapsverordening zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met de gezamenlijke verklaring voor gedecentraliseerde agentschappen («Common Approach») uit 201210.

Het kabinet is minder positief over de voorgestelde mogelijkheden voor ad-hoc ondersteuning, hosting en beheer voor lidstaten. Hier ligt een marktverstorende werking op de loer, omdat deze diensten mogelijk ook door marktpartijen kunnen worden (aan)geboden. Daarnaast kan een te snelle groei van het Agentschap ten koste gaan van de beheersbaarheid van de taakuitvoering door het Agentschap – te weinig grip door te snelle groei met beperkte planning en controlemechanismen en te weinig middelen. De inzet van het Agentschap zou zich primair moeten richten op het beheren van de bestaande centrale systemen en de ontwikkeling en het beheer van de nieuwe centrale systemen zoals EES / ETIAS en ECRIS-TCN. Ondersteuning van lidstaten zou alleen mogelijk moeten zijn in een zeer specifieke uitzonderingsituatie naar aanleiding van bijvoorbeeld een onverwachte gebeurtenis.

Het is noodzakelijk dat eu-LISA voldoende middelen, financieel en qua personele capaciteit, ter beschikking krijgt om de ambities voorgesteld in dit wetgevende voorstel evenals in andere voorgestelde wetgeving te adresseren. Het is aannemelijk dat eu-LISA een significante uitbereiding aan personeel en middelen nodig zal hebben om goed de toegedichte taken te vervullen. Om het Agentschap in staat te stellen alle taken uit te voeren waarin dit voorstel voorziet, moet volgens het Commissievoorstel de subsidie van de Europese Unie aan het agentschap voor 2018–2020 met 78,354 miljoen EUR worden vermeerderd en moet voor diezelfde periode in 52 extra posten worden voorzien. Of dit al dan niet toereikend is, kan nu nog niet worden beoordeeld.

Het feit dat eu-LISA nieuwe systemen ontwikkelt, ontslaat de lidstaten niet van het feit dat dit leidt tot investering in de nationale systemen. Vrijwel alle systemen van de ketenpartners in de vreemdelingenketen, maar ook in het veiligheidsdomein dienen te worden aangepast. Noch de kosten die nodig zijn voor de ontwikkeling van nieuwe systemen noch de kosten die nodig zijn voor aanpassing van bestaande systemen worden in deze verordening geregeld. Daarin dient te worden voorzien in de desbetreffende wetgevingsvoorstellen. De impact voor lidstaten wordt dan ook pas bij de beoordeling van die wetgevingsvoorstellen bepaald.

Het kabinet steunt het mandaat aan eu-LISA, om bij te dragen aan de ontwikkeling van interoperabiliteit tussen grootschalige IT-systemen. Deze verordening biedt geen juridische basis voor het toepassen van interoperabiliteit. Interoperabiliteit maakt derhalve geen onderdeel uit van de besprekingen van deze verordening. Hierop zal een separaat voorstel van de Europese Commissie volgen. Het kabinet ziet dit voorstel met interesse tegemoet en zal dit voorstel na publicatie beoordelen met inachtneming van fundamentele rechten, waaronder dataprotectie en privacy.

c) Eerste inschatting van krachtenveld

Tijdens de eerste werkgroep vergadering in juli 2017 hebben de lidstaten zich overwegend positief opgesteld ten opzichte van het voorstel en uitbreiding van het mandaat, met dien verstande dat lidstaten het belang onderstrepen van een focus op de kerntaken van het Agentschap. Er zijn vooralsnog geen fundamentele verschillen van inzicht tussen de lidstaten. De meeste lidstaten hanteren een algemeen studievoorbehoud.

Niet alle voorstellen van de Commissie om de bepalingen van de agentschapsverordening zo veel mogelijk in overeenstemming te brengen met de gezamenlijke verklaring voor gedecentraliseerde agentschappen («Common Approach»11) uit 2012, kunnen rekenen op onverdeelde steun vanuit de lidstaten. Met name de voorgestelde stemverhouding in de raad van bestuur waarbij een lidstaat één stem heeft en de Commissie twee stemmen heeft roept veel vragen en weerstand op. Het kabinet kan zich in algemene zin vinden in de Common Approach, maar kan zich ook vinden in de bezwaren van diverse lidstaten tegen de grote invloed van de Commissie op het Agentschap ten koste van de lidstaten die vertegenwoordigd zijn in de raad van bestuur.

Voor het overdragen van het beheer van e-CODEX aan eu-LISA is brede steun te verwachten binnen de Raad, die hier immers zelf in juni 2017 al toe opriep. De Commissie zal echter eerst de effectbeoordeling hierover willen afronden wat vermoedelijk de reden is, waarom e-CODEX nu nog niet bij artikel 5 kan worden genoemd als één van de informatiesystemen die eu-LISA gaat beheren.

4. Beoordeling bevoegdheid, subsidiariteit en proportionaliteit

a) Bevoegdheid

Het kabinet heeft een positief oordeel ten opzichte van de bevoegdheid van de Europese Unie. De EU heeft een gedeelde bevoegdheid met de lidstaten op het gebied van de ruimte van veiligheid, veiligheid en recht (zie artikel 4, lid 2, onder j, VWEU). De Commissie baseert de bevoegdheid van de EU voor de verordening op de artikelen 74, 77(2)(a) en (b), 78(2)(e), 79(2)(c), 82(1)(d), 85(1), 87(2)(a) en 88(2) van het Werkingsverdrag van de Europese Unie. Deze grondslagen corresponderen met de huidige grondslagen van de verordening. Het kabinet acht dit de juiste rechtsgrondslagen. Op grond van artikel 74 VWEU stelt de Raad maatregelen vast voor de administratieve samenwerking tussen de diensten van de lidstaten. Het kabinet acht dit een geschikte rechtsgrondslag, aangezien het agentschap de communicatie en de samenwerking vergemakkelijkt tussen de bevoegde overheidsdiensten van de lidstaten. De artikelen 77, lid 2, onder b, en art. 79, lid 2, onder c, VWEU bieden een passende grondslag voor wat betreft de taken van het agentschap die verband houden met SIS II (technische aangelegenheden betreffende personencontroles aan de buitengrenzen en maatregelen betreffende illegale immigratie en illegaal verblijf). Artikel 77, lid 2, onder a, is een passende rechtsgrondslag wat het VIS betreft, omdat de activiteiten van het agentschap technische ondersteuning bieden voor de procedures voor afgifte van visa door de lidstaten. Wat Eurodac betreft, bieden de operationele beheerstaken van het agentschap technische ondersteuning bij het bepalen van de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van een asielaanvraag die door een onderdaan van een derde land is ingediend in een van de lidstaten (artikel 78, lid 2, onder e), VWEU), de identificatie van illegaal verblijvende of staatloze personen (artikel 79, lid 2, onder c), VWEU), de verzameling, opslag, verwerking, analyse en uitwisseling van voor rechtshandhavingsdoeleinden relevante informatie (artikel 87, lid 2, onder a), VWEU) en de activiteiten en taken van Europol met betrekking tot het gebruik van Eurodac voor rechtshandhavingsdoeleinden (artikel 88, lid 2, onder a), VWEU).

De artikelen 82, lid 1, onder d en 87, lid, 2, onder a, vormen een geschikte grondslag om het agentschap te belasten met taken op het gebied van samenwerking tussen justitiële of gelijkwaardige autoriteiten van lidstaten in het kader van strafvervolging en tenuitvoerlegging van beslissingen en op het gebied van politiële samenwerking.

b) Subsidiariteit

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit als positief. De lidstaten moeten intens samenwerken op het gebied van het operationeel beheer van de centrale onderdelen van de informatiesystemen (Eurodac, SIS-II, VIS etc.), de nationale interfaces en bepaalde onderdelen van de communicatie-infrastructuur voor SIS-II en VIS. Datzelfde geldt ook voor de beoogde nieuwe (nog te ontwikkelen) informatiesystemen (EES/ETIAS en ECRIS-TCN). Deze samenwerking kan niet op een ander niveau dan het EU-niveau worden bereikt. De betrokkenheid van Europol en Eurojust bij het operationeel beheer, die in het Raadsbesluit is bepaald, is noodzakelijk en kan ook alleen op het Europese niveau worden gerealiseerd.

c) Proportionaliteit

Het kabinet beoordeelt de proportionaliteit van het voorstel, als positief met een kanttekening. Het toebedelen van de taken aan het agentschap voorkomt versnippering van deze taken over de verschillende entiteiten van de EU. Het onderbrengen van de taken draagt bij aan effectieve en efficiënte uitvoering hiervan. In grote lijnen komen de voorstellen tegemoet aan standpunten die de Raad eerder op verschillende aspecten heeft ingenomen, de nieuwe informatiesystemen (EES / ETIAS en ECRIS-TCN), datakwaliteit en interoperabiliteit.

De uitbreiding van het mandaat gericht op het waarborgen van de kwaliteit van de gegevens wordt eveneens als positief beoordeeld. Het kabinet benadrukt evenwel dat het eigenaarschap van de data bij de lidstaat moet blijven en dat lidstaten nadrukkelijk betrokken dienen te worden bij het opstellen van de indicatoren voor datakwaliteit.

Het kabinet is echter van mening dat de focus van eu-LISA primair op haar kerntaken (zijnde het operationeel beheer van de informatiesystemen) zou moeten zijn gericht. Uitbreiding van het mandaat van eu-LISA moet een toegevoegde waarde hebben voor de werking van de diverse verordeningen. In dat kader heeft het kabinet twijfels bij de bepalingen waarin wordt voorgesteld dat eu-LISA voor een groep van zes of meer lidstaten IT-Systemen kan ontwikkelen en/of beheren (artikel 12, lid 2). Het kabinet is van mening dat hier geen marktverstorende werking vanuit mag gaan en deze dienstverlening niet gezien wordt als primaire taak voor het Agentschap. Daarnaast zijn er in het Commissievoorstel onvoldoende waarborgen opgenomen dat deze vorm van dienstverlening niet ten koste gaat van de uitvoering van de primaire taken van het Agentschap. Het kabinet is van mening dat de bepaling dat de desbetreffende lidstaten voor de kosten moeten opdragen onvoldoende waarborgen biedt dat deze activiteit niet ten koste gaat van de primaire taken.

Het kabinet beoordeelt de keuze voor het rechtsinstrument verordening als positief, gelet op het feit dat het huidige Agentschap voor het operationele beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht is ingesteld bij een verordening.

5. Financiële implicaties, gevolgen voor regeldruk en administratieve lasten

a) Consequenties EU-begroting

De inkomsten van het agentschap bestaan onder andere uit een financiële bijdrage vanuit het algemene budget van de EU, een bijdrage van geassocieerde landen en een bijdrage van lidstaten (artikel 41, derde lid, van de verordening).

Het agentschap zal worden gefinancierd uit de EU-begroting, evenals voorheen. De bij het voorstel gevoegde financiële bijlage stelt dat de subsidie van de Unie aan het agentschap voor 2018–2020 met 78,354 miljoen EUR moet worden vermeerderd en moet voor diezelfde periode in 52 extra posten worden voorzien. Het is niet geheel duidelijk hoe deze begroting tot stand is gekomen en of deze afdoende is voor het uitbreiden van het mandaat van het Agentschap. Tijdens de onderhandelingen zal aan de Commissie worden gevraagd de begroting nader toe te lichten. Het kabinet is van mening dat de EU-middelen gevonden dienen te worden binnen de in de Raad afgesproken financiële kaders van de EU-begroting 2014–2020 en dat deze moeten passen bij een prudente ontwikkeling van de EU-jaarbegroting.

Het genoemde bedrag omvat noch het voor de nieuwe systemen vereiste budget waarin de desbetreffende wetgevingsvoorstellen voorzien, noch het budget dat vereist is voor de voorstellen tot wijziging van de bestaande systemen. Daarin dient te worden voorzien in de desbetreffende wetgevingsvoorstellen. De impact voor lidstaten zal dan ook bij de beoordeling van die wetgevingsvoorstellen moeten worden bepaald.

b) Financiële consequenties (incl. personele) voor rijksoverheid en/ of decentrale overheden

De wijziging van de oprichtingsverordening van het agentschap zou financiële consequenties kunnen hebben voor het mogelijk maken van de interoperabiliteit van de systemen van de nationale onderdelen van ECRIS, EES, ETIAS, Eurodac, SIS-II en VIS. Hiervoor geldt hetzelfde als voor de kosten gerelateerd aan het ontwikkelen van nieuwe systemen en / of het aanpassen van bestaande systemen. De desbetreffende wetgevingsvoorstellen dienen in die kosten te voorzien en aan de hand van die wetgevingsvoorstellen kan tevens de impact voor lidstaten worden bepaald.

De uitbreiding van het mandaat van het Agentschap kan wel beperkte personele gevolgen hebben voor de lidstaten. Zo zal er bij elk nieuw systeem dat door eu-LISA wordt beheerd een extra Adviesgroep worden opgericht waar een Nederlandse afgevaardigde aan deelneemt. Ook de rol en verantwoordelijkheden van de raad van bestuur van het Agentschap zal toenemen in belang en activiteiten. Het zal daardoor meer personele capaciteit vergen om de Nederlandse vertegenwoordiging in de raad van bestuur deugdelijk vorm te geven. Eventuele consequenties moeten worden verwerkt in de begrotingen van de beleidsverantwoordelijke departementen, conform de bestaande regels voor budgetdiscipline.

Er zijn geen consequenties te voorzien voor decentrale overheden.

c) Financiële consequenties (incl. personele) voor bedrijfsleven en burger

Niet van toepassing.

d) Gevolgen voor regeldruk/administratieve lasten voor rijksoverheid, decentrale overheden, bedrijfsleven en burger

Niet van toepassing.

e) Gevolgen voor concurrentiekracht

Niet van toepassing.

6. Implicaties juridisch

a) Consequenties voor nationale en decentrale regelgeving en/of sanctionering beleid (inclusief toepassing van de lex silencio positivo)

Niet van toepassing voor zover nu kan worden beoordeeld.

b) Gedelegeerde en/of uitvoeringshandelingen, incl. NL-beoordeling daarvan

Het voorstel voorziet niet in de vaststelling van gedelegeerde of uitvoeringshandelingen.

Op grond van artikel 10, lid 2, heeft het agentschap, voor zover de Commissie bevoegdheden daartoe aan het agentschap heeft gedelegeerd, taken met betrekking tot de tenuitvoerlegging van delen van het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie die betrekking hebben op grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht.

Artikel 11 maakt delegatie door middel van een overeenkomst van de Europese Commissie aan het Agentschap mogelijk in geval van uitbreiding van de reikwijdte van pilot projecten die aan eu-LISA zijn toevertrouwd. Artikel 12 voorziet in de mogelijkheid van delegatie door middel van een delegatieovereenkomst door de lidstaten, die gezamenlijke technische oplossingen voor de nationale implementatie van gedecentraliseerde systemen door eu-LISA willen laten hosten en beheren, aan het Agentschap. Nederland kan zich in deze mogelijkheden vinden.

c) Voorgestelde implementatietermijn (bij richtlijnen), dan wel voorgestelde datum inwerkingtreding (bij verordeningen en besluiten) met commentaar t.a.v. haalbaarheid

Het voorstel bepaalt dat de verordening in werking treedt op de twintigste dag na publicatie in het Publicatieblad van de Europese Unie. Omdat er, voor zover nu kan worden beoordeeld, geen consequenties zijn voor nationale en decentrale regelgeving, wordt deze termijn haalbaar geacht.

d) Wenselijkheid evaluatie-/horizonbepaling

Het voorstel (artikel 35) bepaalt dat niet later dan vijf jaren na de inwerkingtreding en iedere vijf jaar daarna, de Europese Commissie de uitvoering van de verordening door het Agentschap zal beoordelen voor wat betreft de doelen, het mandaat, taken en locaties. De evaluatie zal ook de bijdrage beoordelen van het Agentschap aan de oprichting van een gecoördineerde, kosten efficiënte en samenhangende IT-omgeving op EU-niveau voor het management van grootschalige IT-systemen die het JBZ-beleid ondersteunen. De evaluatie zal in het bijzonder de mogelijke behoefte beoordelen om het mandaat van het Agentschap aan te passen en de financiële consequenties daarvan. Nederland kan daarmee instemmen.

7. Implicaties voor uitvoering en/of handhaving

Geen.

8. Implicaties voor ontwikkelingslanden

Geen.


X Noot
1

COM (2016) 602 final van 14.9.2016.

X Noot
2

Interoperabiliteit is het vermogen van organisaties (en hun processen en systemen) om effectief en efficiënt informatie te delen met hun omgeving (NORA).

X Noot
3

Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de Raad van de EU en de Europese Commissie over de gedecentraliseerde agentschappen, 2012.

X Noot
4

DubliNet is een apart, beveiligd, elektronisch communicatienetwerk tussen de autoriteiten van lidstaten. Met dit netwerk kunnen lidstaten onderling relevante informatie uitwisselen, die noodzakelijk is voor het uitvoeren van de Dublinverordening en voor de behandeling van een asielaanvraag.

X Noot
5

Voorstel tot een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van derde landen en staatlozen (TCN) ter aanvulling en ondersteuning van het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS-TCN (COM 2017 (248)).

X Noot
6

Een datawarehouse (vaak afgekort tot DWH) is een gegevensverzameling, die in een dusdanige vorm is gebracht dat terugkerende en ad-hoc vragen in relatief korte tijd beantwoord kunnen worden zonder dat de bronsystemen zelf daardoor overmatig belast worden.

X Noot
7

In 2015 is o.a. de EURODAC verordening gewijzigd (EU) 603/2013.

X Noot
8

E-CODEX is de digitale infrastructuur voor informatie-uitwisseling op het Europees justitiedomein.

X Noot
9

Toetsing regels voor grote ICT-projecten opgesteld door de parlementaire onderzoekscommissie naar ICT-projecten bij de overheid.

X Noot
10

Kamerbrief over stand van zaken m.b.t. Europese agentschappen, 1 juli 2015.

X Noot
11

Kamerbrief over stand van zaken m.b.t. Europese agentschappen, 1 juli 2015 (Kamerstuk 33 848, nr. 16).

Naar boven