34 725 V Jaarverslag en slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2016

Nr. 8 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 30 juni 2017

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft op 12 juni 2017 overleg gevoerd met de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken, over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 17 mei 2017 ter aanbieding van het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2016 (Kamerstuk 34 725 V, nr. 1);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juni 2017 met antwoorden op vragen van de commissie over het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken 2016 (Kamerstuk 34 725 V, nr. 6);

  • Slotwet Ministerie van Buitenlandse Zaken 2016 (Kamerstuk 34 725 V);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 17 mei 2017 inzake aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2016 bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken (V) (Kamerstuk 34 725 V, nr. 2);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 2 juni 2017 met beantwoording van de vragen van de commissie over het rapport van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken (Kamerstuk 34 725 V, nr. 2) (Kamerstuk 34 725 V, nr. 7).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, Omtzigt

De griffier van de commissie, Van Toor

Voorzitter: Omtzigt

Griffier: Van Toor

Aanwezig zijn vier leden der Kamer, te weten: Ten Broeke, Van Helvert, Omtzigt en Sjoerdsma,

en de heer Koenders, Minister van Buitenlandse Zaken.

Aanvang 15.51 uur.

De voorzitter:

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken heeft besloten met een rapporteur te werken. Als een van de weinige commissies behandelt de commissie het jaarverslag ook in een wetgevingsoverleg, waarmee zij de verantwoording dus zeer serieus neemt. De commissie heeft de heer Van Helvert aangesteld als rapporteur. De heer Van Helvert zal eerst namens de hele commissie een inbreng leveren. Dan zal de Minister van Buitenlandse Zaken namens het kabinet antwoorden. Daarna zullen de fracties nog een aantal zaken kunnen toevoegen. Mits wij erin slagen een vijfde Kamerlid hier te charteren, kunt u ook moties indienen, want het is een wetgevingsoverleg. 18.00 uur als eindtijd is een indicatieve eindtijd. Wij hoeven die niet te halen, maar die is wel hard voor de Minister. We zullen dus voor die tijd stoppen. Ik geef het woord aan de heer Van Helvert.

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. Als rapporteur heb ik in overleg met de commissie besloten om op twee punten uit de stukken wat dieper in te gaan, namelijk het huisvestingsfonds en de gedetineerdenbegeleiding in het buitenland.

Uit het verantwoordingsonderzoek van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de Minister in 2016 5,4 miljoen vanuit het huisvestingsfonds heeft ingezet voor de algemene uitgaven binnen het apparaat. Dit bedrag en de aanwending ervan zijn niet in het jaarverslag 2016 vermeld. Ook de onttrekking van 14,3 miljoen in 2016 en de stand eind 2016 van 24,6 miljoen worden niet in het jaarverslag vermeld. Alleen de toevoeging van 7,6 miljoen is toegelicht. In het verantwoordingsonderzoek concludeert de Rekenkamer dat de Kamer onvoldoende door de Minister wordt geïnformeerd over de omvang en inzet van de onttrekkingen uit het huisvestingsfonds. De Minister heeft daarop gereageerd. De Minister is van mening dat thans reeds adequaat inzicht wordt geboden in de aanwending van de middelen. Hij zal de aanbeveling van de Rekenkamer dan ook niet opvolgen om de Kamer hierover beter te informeren.

In het nawoord schrijft de Rekenkamer toch enigszins verbaasd te zijn over de mening van de Minister. De Rekenkamer wijst erop dat de Minister in het jaarverslag alleen de toevoegingen aan het fonds meldt en niet de onttrekkingen, de inzet van deze middelen en het saldo. De Rekenkamer zegt dat die informatie cruciaal is om het parlement zijn budgetrecht te laten uitoefenen. Ik kan mij daar ook wel in vinden; daarom noem ik het hier ook expliciet.

Onderdeel van deze afspraak met Financiën is dat het huisvestingsfonds incidenteel ingezet mag worden ten gunste van het apparaatsbudget van Buitenlandse Zaken, dus dat kan zeer zeker. De werking van het fonds van Buitenlandse Zaken is vergelijkbaar met de werking van een begrotingsreserve, maar dat is het fonds officieel niet. Een begrotingsreserve is immers ook bedoeld om geld dat de Minister niet binnen een begrotingsjaar kan besteden toch voor een specifiek doel te reserveren. Het fonds is officieel geen begrotingsreserve. Als je de wet letterlijk volgt, zou de Minister gelijk hebben dat hij zich dan ook niet op die wijze hoeft te verantwoorden. Dat klopt. Toch zegt de Rekenkamer het niet voor niets. Ik wil het de Minister ook niet voor niets nog eens vragen, omdat hoe je het ook wendt of keert het uiteindelijk wel gaat om de publieke verantwoording van publieke middelen. Strikt formeel gezien heeft de Minister dus gelijk. In de geldende voorschriften zijn namelijk weinig tot geen vereisten te vinden ten aanzien van de wijze waarop gerapporteerd dient te worden over middelenafspraken zoals het huisvestingsfonds. Maar goed, als rapporteur wil ik namens de commissie toch de vraag aan de Minister voorleggen: zullen we over deze publieke middelen niet ook publiek verantwoording afleggen als ware het een begrotingsreserve?

Tot slot wil ik naar aanleiding van wat de Rekenkamer over dit onderwerp zegt nog aanreiken dat voor de Kamer niet te volgen is wat het actuele saldo is van het huisvestingsfonds en welke toevoegingen en onttrekkingen wanneer zijn gedaan voor welke doelen. Dus in die zin verzoeken we de Minister om de financiële informatie over het huisvestingsfonds conform de rijksbegrotingsvoorschriften voortaan op te nemen in de begroting en in het jaarverslag. Dat verzoek leg ik voor aan de Minister.

Het tweede onderdeel betreft de gedetineerdenbegeleiding in het buitenland. De Rekenkamer heeft in het verantwoordingsonderzoek van dit jaar gekeken naar de begeleiding van de Nederlandse gedetineerden in het buitenland. Per 1 januari 2015 heeft de Minister het beleid voor deze begeleiding gewijzigd. De beleidswijziging betreft een reallocatie van beschikbare middelen, zoals dat netjes heet, en is volgens de Minister geen bezuinigingsoperatie. De Rekenkamer heeft daarover geconstateerd dat in alle landen het gemiddeld aantal bezoeken sinds 2015 is afgenomen. Daarmee is volgens de Rekenkamer de voorgenomen reallocatie niet gerealiseerd, want als je alles optelt en aftrekt, is het gewoon minder geworden.

Daar heeft de Minister op gereageerd. Hij is het ook in dit geval niet eens met de Rekenkamer. Hij zegt dat er inderdaad een daling van het aantal bezoeken is, maar dat de kwaliteit van de bezoeken zodanig is gestegen dat je kunt spreken van een reallocatie en niet van een bezuiniging. Daar heeft de Rekenkamer ook weer op gereageerd. Hij zegt dat uit onderzoek niet is gebleken dat er sprake zou zijn van meer maatwerk of van een kwaliteitsverbetering. Hij vraagt eigenlijk: kunt u dat dan ergens laten zien, want we hebben geen enkele informatie van Buitenlandse Zaken waaruit die kwaliteitsverbetering zou blijken. Ik wil als rapporteur namens de commissie de volgende vraag bij de Minister neerleggen. Als het gaat om deze reallocatie, of om reallocaties in de toekomst, en als het dus geen bezuiniging is maar een kwaliteitsverbetering, zou u dan ook duidelijk willen aangeven waar de kwaliteitsverbetering zit? Dat is op dit moment namelijk niet helder.

In deze twee punten heb ik mij verdiept als rapporteur namens de commissie. Ik ben benieuwd naar de reactie van de Minister.

De voorzitter:

Dank u wel voor de inbreng namens de commissie. Het woord is aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Koenders:

Mijnheer de voorzitter. Ik dank de rapporteur voor de inbreng in eerste termijn. Ik denk dat het inderdaad belangrijk is dat deze commissie dit jaarverslag bespreekt in deze setting. Ik stel het op prijs omdat de verantwoording van de publieke middelen voor mij een groot goed is en ook omdat ik – misschien mag ik dat toch zeggen aan het begin van het debat – heel tevreden ben over de rapporten van de Algemene Rekenkamer. Die zijn echt ook positief voor ons. Ik heb eerder op dit departement mogen werken en ik zie dat er een enorme vooruitgang is in het beheer van onze financiën en de sturing van het personeel. De punten waar nog kritiek op is, neem ik zeer serieus. Ik ga dan ook graag in op de twee punten die de rapporteur aan de orde heeft gesteld.

Het eerste punt betreft het huisvestingsfonds. Zoals u weet is bij de start van het huidige kabinet een taakstelling op het apparaatsbudget overeengekomen, die Buitenlandse Zaken onder meer invult door de huisvestingsportefeuille te moderniseren en te rationaliseren. Dat is een vrij ingewikkeld werkje, want de onroerendgoedprijzen veranderen en fluctueren. We hebben hier eerder weleens gesproken over de situatie in het Verenigd Koninkrijk, maar het geldt ook voor veel andere landen. Je moet in de planning dus een zekere flexibiliteit aanbrengen, want je moet vaak iets nieuws kopen – meestal kleiner, omdat je bezuinigt – en iets verkopen op het juiste moment op de markt.

Om dit te faciliteren is er, zoals de heer Van Helvert terecht zei, een middelenafspraak tussen Buitenlandse Zaken en Financiën gemaakt. In die zin is de term «huisvestingsfonds» niet goed, want het is eigenlijk geen huisvestingsfonds. Het is geen fonds in de zin van de boekhoudkundige term zoals we die hanteren binnen de rijksoverheid. Het idee is dat je verkoopopbrengsten van onroerend goed in enig jaar flexibel mag inzetten voor investeringen in huisvesting in de latere jaren, tot en met 2021; er zit dus ook een finale datum in. Zoals de heer Van Helvert zei, is er dus inderdaad geen sprake van een begrotingsreserve of van een fonds.

Voor die middelenafspraak zijn geen specifieke bepalingen in de begrotingsvoorschriften opgenomen. De heer Van Helvert zegt dat ook. Dat is ook een van de redenen waarom wij in de beantwoording aan de Rekenkamer de positie hebben ingenomen die we hebben ingenomen. Omdat de uitgaven voor aan- en verkoop van onroerend goed onderdeel zijn van de apparaatsuitgaven, worden deze dus niet expliciet besproken. Mutaties binnen het vastgoed vormen naast ICT-uitgaven, personele uitgaven en bedrijfsvoeringsuitgaven onderdeel van de totale apparaatsbegroting.

Wel is ervoor gekozen om op geëigende begrotingsmomenten, zoals de tweede suppletoire begroting, additionele informatie over de verkoop van vastgoed op te nemen. De heer Van Helvert heeft dat ook vermeld. In feite zegt de Kamer: we zijn er niet helemaal tevreden mee, want we krijgen dan wel een overzicht, maar het is niet altijd duidelijk of dat volledig is en of we een volledig beeld hebben van wat onttrokken wordt en wat niet. Misschien toch even van mijn kant verhelderend: ik ben uiteraard bereid om in de begroting en in het jaarverslag een overzicht te geven van de onroerendgoedmutaties die gemoeid zijn met het huisvestingsfonds. Maar ik doe dat dan om redenen die de Kamer hier naar voren brengt. Want het is aan de Tweede Kamer om ook mede te bepalen wat voor informatie zij wenst te hebben. In onze beantwoording aan de Rekenkamer hebben we alleen duidelijk gesteld dat dit geen fonds is, dat het echt gaat om een middelenafspraak en dat we dus ook niet gehouden zijn om te rapporteren. Nu begrijp ik heel goed dat de Kamer een beeld wil hebben van hoe wordt omgegaan met de eindejaarsmarge en hoe we die eventueel gebruiken voor apparaatskosten. In die zin, in het licht van de opmerkingen die door de rapporteur zijn gemaakt, ben ik bereid om in de begroting en in het jaarverslag, dus in beide, een overzicht te geven van de onroerendgoedmutaties die gemoeid zijn met het huisvestingsfonds.

Ik zou daarbij willen opmerken dat ik mij daarbij een presentatie op hoofdlijnen voorstel. Dat zeg ik alleen maar vanwege de onderhandelingspositie van de Nederlandse regering als het gaat om onroerendgoedaankopen en -verkopen. Ik denk dat we kunnen voldoen aan de wensen van de Kamer om duidelijker aan te geven wanneer er iets onttrokken wordt. Het zijn allemaal geen spectaculaire bedragen, maar uiteraard zullen we de Kamer, als zij daarmee instemt, tegemoetkomen op dit punt van het huisvestingsfonds.

Dan kom ik op het tweede punt. Dat punt is belangrijk, omdat het veel door de Kamer aan de orde is gesteld. Het betreft de hele problematiek van consulaire dienstverlening in haar algemeenheid, in het bijzonder gericht op gedetineerdenbegeleiding en -bijstand. Laat ik eerst zeggen, en dat is echt belangrijk om nog eens te onderlijnen, dat consulaire bijstand aan Nederlanders in nood niet alleen een prioriteit is maar ook blijft. Dat geldt in het bijzonder voor de gedetineerdenbegeleiding. Ook dat is en blijft een prioriteit van DCV (Directie Consulaire Zaken en Visumbeleid), onze afdeling die daar direct verantwoordelijk voor is. Ik vind het belangrijk om dat te zeggen. Ik zal ook zo aangeven hoe we dat doen en ingaan op de kritiek van de Rekenkamer.

Het is misschien belangrijk om te beginnen met één punt: wij bezuinigen niet op de gedetineerdenbegeleiding. Dat is ook in 2015 afgesproken met de Kamer. Het bedrag is 2 miljoen en blijft 2 miljoen. Ik ben zelfs van plan, mocht mij dat nog gegeven zijn, om daar wat aan toe te voegen in het licht van medische en andere bijdragen bij de aanstaande begroting. In ieder geval is voorlopig het bedrag constant. Er is eerder sprake van een verhoging binnenkort dan van een verlaging. Er wordt dus niet bezuinigd. Ik benadruk dat ik niet heb bezuinigd op gedetineerdenbegeleiding, noch op mensen, noch op programma's. Integendeel, we hebben meer budget beschikbaar gesteld en uitgegeven aan een aantal subsidiepartners. Zoals ik zei, zou dat nog wel iets kunnen uitbreiden in de richting van medische zorg aan gedetineerden in zorglanden.

Nu zegt de Rekenkamer, en daar stelt de rapporteur begrijpelijkerwijs vragen over, dat het totale aantal bezoeken aan gedetineerden is gedaald. Dat klopt, maar daar zou ik twee dingen over willen opmerken. Ten eerste dat we veel meer doen dan het bezoeken zelf. Ten tweede: is het inderdaad zo dat het ernstig is dat het totale aantal bezoeken naar beneden is gegaan, en waar ligt dat eigenlijk aan?

Ten eerste wil ik iets zeggen over de gedetineerdenbegeleiding in zijn algemeenheid. Uiteraard gaat dat over bezoeken van ambassademedewerkers, maar daarnaast zijn wij zeer actief om de autoriteiten aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor de Nederlandse gedetineerden. Dat doe ik via demarches, bilateraal maar ook in EU-verband. Dat hebben wij onlangs nog in India gedaan. Wij subsidiëren bezoeken door andere partijen als de Nederlandse gedetineerde dat wil. Dat zijn bezoeken op het gebied van resocialisatie, extra zorg en juridisch advies. Wij geven informatie aan Nederlandse gedetineerden en aan hun contactpersonen. Wij houden contact met de lokale autoriteiten, de gevangenisdirectie en de advocaat. Wij hebben budget voor noodzakelijke medische zorg voor zieke gedetineerden indien de lokale autoriteiten, die uiteraard daarvoor de verantwoordelijkheid dienen te dragen, de medische zorg niet kunnen leveren en de gedetineerde zelf of zijn familie deze zorg niet kunnen betalen.

Maatwerk betekent – daar zitten een aantal verbeteringen in, naar mijn overtuiging – dat wij gezegd hebben, zoals ook met de Kamer is besproken, dat we de focus nu vooral moeten leggen op landen waar de detentieomstandigheden niet adequaat zijn. Daar leggen wij meer bezoeken af en zijn alle subsidiepotjes, om het zo maar even te zeggen, open. Dan gaat het over resocialisatie, extra zorg, juridisch advies et cetera. Daar investeren wij ook in de kwaliteit van de bezoeken van de ambassademedewerkers, bijvoorbeeld ten behoeve van betere handvatten om kwetsbare gedetineerden in beeld te krijgen, zoals ook in het Rekenkamerrapport heeft gestaan. Er is dus altijd een intakegesprek per gedetineerde per land. Dat geldt zowel voor zorg- als niet-zorglanden. Dus iedereen is wel in beeld. Het beeld dat mensen niet in beeld zouden zijn is dus onjuist. Aan de hand van een checklist wordt in het eerste bezoek een zo helder mogelijk beeld van de situatie van de gedetineerde verkregen. Indien nodig krijgen kwetsbare gedetineerden extra consulaire bijstand, ook als ze in een niet-zorgland verblijven.

U herinnert zich nog wel de zaak die hier is besproken. Ik wil verder niet op individuele gevallen ingaan, maar dat is ook een publieke zaak geweest. Dat was de zaak van de heer Van der Dussen. Dat was aan de orde in een niet-zorgland. Even los van de vraag hoe je daar precies allemaal in gezeten hebt, maar daarvan kun je in ieder geval niet zeggen: het is Spanje, een EU-land, dus dat zou minder aandacht moeten krijgen.

Informatie van de gedetineerde zelf, zijn familie, de gevangenis en vrijwilligers van reclassering is dan ook heel belangrijk om te weten of een gedetineerde kwetsbaar is en extra bijstand nodig heeft. Daarnaast investeren wij in lokale netwerken van vrijwilligers die sneller en vaker bij de gedetineerde op bezoek komen. Het gaat dus niet meer alleen om het dure invliegen vanuit Nederland. U kunt zich voorstellen dat dat nogal wat kost. Wij proberen een netwerk dichter bij de gedetineerde te organiseren. Ook daarbij ligt de focus meer op de probleemlanden. Het gaat dus niet om een bezuiniging. Nederland geeft door de bocht genomen uitgebreidere bijstand aan gedetineerden dan andere EU-landen, bijvoorbeeld door de samenwerking met de reclassering, de gerichtheid op resocialisatie en het geven van extra zorg.

Over het gedaalde aantal bezoeken maak ik mij, in tegenstelling tot de Rekenkamer, geen zorgen. Dat is namelijk heel goed verklaarbaar. Er wordt minder bezocht in met name Europa en er zijn minder gedetineerden dan in de afgelopen jaren, vanwege de WETS (Wet wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging vrijheidsbenemende en voorwaardelijke sancties) en de WOTS (Wet overdracht tenuitvoerlegging strafvonnissen), die het mogelijk maken om je straf in Nederland uit te zitten. Daardoor worden gedetineerden na een onherroepelijke veroordeling naar Nederland overgebracht om hun reststraf uit te zitten. Dat is bij de WOTS vaak veel ingewikkelder. Dan heb je vaak met moeilijkere landen te doen waar de procedures langer zijn. Die proberen wij waar mogelijk wel te bespoedigen, maar in the end is dat afhankelijk van de rechtsgang in dat land. In het bijzonder zie je bij de WETS, dus als het gaat om Europese landen, grote aantallen nu terug naar Nederland gaan. Dat betekent dus ook dat je minder hoeft te bezoeken.

De komende tijd zal het ministerie zich richten op het verder verbeteren van onze gedetineerdenbegeleiding. Ik heb daar een aantal punten van genoemd; die zal ik niet herhalen. Daarnaast is er een aanbeveling die u niet genoemd hebt, maar die ik zelf nog even zou willen noemen: de relatie met de Minister van V en J ten aanzien van de procedure van de WOTS. Het belangrijkste is dat je zo'n procedure sneller dan voorheen kunt indienen als de reststraf in Nederland nog voldoende is om overgebracht te worden. Het issue is namelijk vaak dat wij lagere straffen hebben. Als je ergens anders een heel lange straf hebt en het heel erg lang duurt voordat de WOTS gaat werken, dan blijft er heel erg weinig over in Nederland.

Kort en goed: het hele beleid van gedetineerdenbegeleiding heeft niet alleen onze prioriteit, wij zetten daar ook fors op in. Ik spreek daar regelmatig over met mijn mensen. Ik begrijp het punt van de Rekenkamer, maar het is geen bezuiniging. Daarmee ben ik het echt oneens. Het is ook niet zo dat wij per saldo op de een of andere manier mensen minder bedienen. Maatwerk is iets wat wij met de Kamer zijn overeengekomen en dat wordt nu in de praktijk gebracht.

De voorzitter:

Ik ga het nog meemaken dat we een debat er als een speer doorheen jagen. Als de rapporteur of de twee andere leden nog vragen hebben ter verduidelijking, kunnen die nu worden gesteld. Zo niet, dan ga ik over tot de eerste termijn van de Kamer. De heer Van Helvert heeft nog een verduidelijkingsvraag.

De heer Van Helvert (CDA):

Als rapporteur heb ik nog een vraag over het eerste punt: het huisvestingsfonds. Ik dank de Minister allereerst voor de beantwoording. Het is goed om te horen dat de Minister zeer tevreden is over de rapporten van de Algemene Rekenkamer, niet wat betreft de twee stukjes over zijn begroting, maar over het algemeen wel. Dat is hartstikke goed. Daarom is het ook goed dat we het er vandaag over hebben.

Ik ben blij dat de Minister bereid is om ons in de begroting en de jaarverslagen mutaties te doen toekomen. Mutaties kunnen in- of uitgaand zijn. De Rekenkamer heeft erop gewezen dat de Minister in het jaarverslag alleen af en toe de toevoegingen aan het fonds vermeldt en niet de onttrekkingen. Dat is juist voor de taak van de volksvertegenwoordiging heel goed. Ik heb als rapporteur onder elkaar gezet wat de Minister over toevoegingen en onttrekkingen heeft gezegd. Ik noem er een paar. In de begroting van 2014 is geen informatie opgenomen over het huisvestingsfonds. Dan zul je je afvragen: misschien wel in de eerste of tweede suppletoire begroting? In de eerste suppletoire begroting staat alleen een toevoeging van 8 miljoen en voor de rest niets. In de tweede suppletoire begroting staat een toevoeging van 13,5 miljoen en voor de rest niets. In de eerste suppletoire begroting van 2015 staan geen mutaties en in het jaarverslag van 2015 staat alleen een toevoeging van 3,8 miljoen. Zo kan ik ook 2016 met u doornemen. Als ik de Minister nu hoor zeggen dat hij bereid is om dit te doen, dan ga ik ervan uit dat hij daarmee zowel op de inkomsten als de uitgaven doelt. Dat was mijn verduidelijkingsvraag, voorzitter. Als rapporteur durf ik namens de commissie te zeggen dat we alle begrip hebben voor de strategische belangen van het kabinet als het hierover niet alles kan zeggen.

Ik kom op het tweede punt: de gedetineerdenbegeleiding. De Minister heeft heel duidelijk gezegd dat er geen sprake is van een bezuiniging, maar van een reallocatie. Als ik hoor wat de Minister allemaal doet, zou ik als rapporteur zeggen: zet uzelf dan wat beter in de bloemetjes in het verslag of in de begroting. De vraag van de Rekenkamer en van mij als rapporteur was: als het geen bezuiniging is maar een reallocatie, laat dan zien waar het veel beter is geworden. De Minister heeft dat net mondeling hartstikke mooi gedaan, dus mijn vervolgvraag als rapporteur aan de Minister is: zou hij dat in vervolg gelijk willen doen? Wij zijn daar heel benieuwd naar.

Minister Koenders:

Hartelijk dank voor de gemaakte opmerkingen. Er zijn twee vragen aan mij gesteld. De eerste vraag betreft de aard en de omvang van de toezegging. Die is inderdaad zoals ik haar in de eerste termijn heb gedaan, maar ik zal het nog even toelichten. Het betekent dat zowel de onttrekkingen als de eventuele bedragen die te maken hebben met opbrengsten in het jaarverslag en via de begrotingsmechanismen zullen worden vermeld. Ik moet de heer Van Helvert misschien wel in één ding teleurstellen. We hebben het meeste al vermeld, dus het gaat om heel weinig bedragen. Het is niet zo dat we iets op de een of andere manier hebben willen achterhouden, maar ik begrijp de zorg van de heer Van Helvert. Hij wil zeker weten dat het niet hapsnap is. Als ik de bedragen uit 2014 bekijk, ging het inderdaad om het bedrag dat is genoemd. Daarover zal in de begroting of in het jaarverslag niet iets anders zijn genoemd. In een ander jaar gaat het om een heel klein bedrag waarbij nog wel iets zou moeten worden genoemd vanwege de verkoop van een pand in Kopenhagen enzovoorts. Wij zijn er in ieder geval van overtuigd dat we dit zullen doen op de manier waar de heer Van Helvert om vraagt. Ik vind het belangrijk dat hij het vraagt. Want nogmaals: we zijn er niet toe verplicht. Dat betekent niet dat we informatie willen achterhouden, maar we willen ook niet eindeloos met enorme hoeveelheden gegevens naar de Kamer komen. De heer Van Helvert heeft gezegd dat hij dit een onderdeel van de politieke verantwoording en het budgetrecht vindt, dus gaan we dit doen.

Ik heb gelukkig een aantal collega's bij me die te maken hebben met gedetineerdenbegeleiding, dus die zullen de visie van de rapporteur dat ik dat wat meer in de bloemetjes moet zetten dan ik tot nu toe gedaan heb, ongetwijfeld delen. Maar, ik zeg er direct bij dat het natuurlijk wel het beste is om de Kamer daarover te berichten, zoals de Kamer dat ook wil met betrekking tot het huisvestingsfonds, maar misschien iets minder kwantitatief en meer kwalitatief. De IOB zal ook de gedetineerdenbegeleiding evalueren. Dat doen we dit jaar. Eind dit jaar of begin volgend jaar krijgt de Kamer daar een rapportage van, althans dan zullen wij er een oordeel over vellen wat het IOB-rapport heeft opgeleverd. Dan kan zij zelf checken of hetgeen de IOB vindt of wij hier beweren, ook klopt. Dit is echt de benadering die wij kiezen. Ik ben er diep van overtuigd dat dat een kwalitatieve verbetering en geen bezuiniging is.

De voorzitter:

Dan was dit een soort mini-tweede termijn van de rapporteur. Dan ga ik nu over tot het «normale» debat van de Tweede Kamer. Eerste spreker is de heer Ten Broeke van de fractie van de VVD. In deze termijn spreekt de heer Van Helvert niet als rapporteur namens de hele Kamer, maar slechts namens de negentien CDA-leden.

De heer Ten Broeke (VVD):

Hoeveel leden zei u?

De voorzitter:

Ik probeer de processen-verbaal in te zien, maar dat is mij vandaag geweigerd. Dat is dus een heel ander probleem.

De heer Ten Broeke (VVD):

O jee, voorzitter. Maar mag ik met uw welnemen allereerst de heer Van Helvert in zijn hoedanigheid als rapporteur dankzeggen voor het vele werk dat hij heeft gedaan met steun en hulp van zijn ambtenaren. Ik vind het persoonlijk van heel groot belang dat wij dit doen, ook al zijn de bedragen soms heel klein. Als de commissie van Buitenlandse Zaken weer eens ergens een paar uur over heeft gesproken, krijg ik van mijn fractiegenoten licht smalend om niet te zeggen met een glimlach om de mondhoeken te horen: hebben jullie nu het conflict in het Midden-Oosten weer opgelost? Mijn fractie gaat vervolgens meestal direct door naar de lunch, de bar of wat dan ook te pas komt. Ik laat ze dan graag in die waan. De gedachte die daaraan ten grondslag ligt, is dat wij heel weinig wetgeving maken. Totdat er ineens een verdrag voorbijkomt waarover een referendum wordt georganiseerd, en dan is de hele politieke agenda van slag. Ook zegt men dat we ons niet druk zouden maken over het geld. De begroting van Buitenlandse Zaken is weliswaar vrij aanzienlijk, maar de vrij besteedbare ruimte is heel gering. We doen heel veel met dat geld. Ik klop meestal bij diezelfde collega's weer aan de deur, zeker als ze in het buitenland zijn ontvangen op een post waar ze hebben geconstateerd dat we met heel weinig mensen heel goed werk leveren, en dan neemt hun waardering zienderogen toe.

Toch is het goed om hier op maandagmiddag te spreken met de Minister van Buitenlandse Zaken over het jaarverslag. Ik wil niet direct beginnen met de bloemen – dat heeft onze rapporteur al gedaan; dat kan hij straks doorgeven aan de afdeling die daarvoor verantwoordelijk is – maar met een compliment aan de Minister en zijn rechtsvoorganger voor de hervormingen die in de afgelopen jaren onder hun leiding zijn doorgevoerd. Dat was geen eenvoudige tijd. Nederland stond er moeilijk voor en we kunnen allemaal constateren dat het weer goed gaat. Daar heeft iedereen, dus ook diplomaten en Buitenlandse Zaken, een geweldig steentje aan bijgedragen. Zeker omdat ik een partij vertegenwoordig die bezuinigingen in het verleden mede heeft geïnstigeerd, wil ik dat deel nu ook voor mijn rekening nemen.

Nederland speelt diplomatiek nog altijd in een veel hogere gewichtsklasse dan waar we gelet op de omvang van ons land wellicht recht op zouden hebben. Dat recht verdienen we dus met kwaliteit, niet met kwantiteit. En die kwaliteit is er.

De vraag in het buitenland naar diplomatieke inzet en consulaire bijstand neemt alsmaar toe. Nederlanders reizen graag. Het buitenland is voor ons een verdienmodel, maar ook een vakantiebestemming. Maar we hebben sinds een paar jaar ook geleerd dat de wereld een nasty place is. Er kunnen ook met Nederlanders vreselijke dingen gebeuren. Dan moeten we ineens diplomatiek in- en bijspringen. Dat gebeurt ook. Ik wil dat hier memoreren. Dat gebeurt vaak op plekken die ontzettende risico's met zich meebrengen. De toegang tot het nieuws over de hele wereld zorgt ervoor dat het departement nog sneller met aanpassingen van het reisadvies moet komen, soms zelfs ook op onze instigatie. Als een reiziger eventjes niet reageert op een sms, dan is er ook direct via de social media een reactie. Zijn er spanningen in de buurt van een vakantiebestemming? Vroeger was dat een stoer verhaal na vier weken met misschien wat dia's. Tegenwoordig is het direct via social media mee te krijgen. Buitenlandse Zaken kan tegenwoordig rekenen op instantbijstandsverzoeken van het thuisfront, familie en iedereen die zich daarmee wenst te bemoeien. Dat vraagt veel van het ministerie.

Het ministerie levert op dat vlak indrukwekkend werk af. Mag ik beginnen met mijn waardering uit te spreken voor de 24/7-service en de app? Ik heb ’m zelf ook en ik raadpleeg hem. Hij is gewoon goed. Ik weet dat het ministerie bezig is om hem nog verder te verbeteren om hem over de hele wereld uit te rollen. Er zit een contactcenter achter. Dat heb ik ook weleens aan de telefoon gehad. Dat gaat ook heel redelijk. Met andere woorden: de consulaire dienstverlening is echt aan een modernisering- en verbeterslag bezig.

De voorzitter:

U bent aardig op dreef met uw spreektijd. U hebt zes minuten en daarvan hebt u er al vierenhalf verbruikt.

De heer Ten Broeke (VVD):

Ik dacht dat een WGO onbeperkte spreektijd kende. Eventueel kan de heer Sjoerdsma mij straks interrumperen over het amendement-Sjoerdsma.

Toch zijn er ook verbeterpunten. We hebben het al gehad over het huisvestingsfonds. Ik wil genoegen nemen met de toezeggingen die zijn gedaan in reactie op de rapporteur, want die zijn helder. Dat geldt ook voor de gedetineerdenbegeleiding. Ik zou er wel op willen wijzen dat ik behoefte heb aan kwantitatieve informatie over het huisvestingsfonds en de gedetineerdenbegeleiding. Ik wil dus graag aantallen en cijfers waar dat kan, om de doodeenvoudige reden dat ook wij in onze afwegingen kunnen aangeven welke kwantitatieve en kwalitatieve inspanningen er zijn geleverd. Wij worden hierover namelijk ook benaderd. Kwalitatief weten wij het vaak beter omdat wij ook weleens vaker met dat bijltje gehakt hebben, of omdat mensen ons benaderd hebben waarna wij het ministerie weer benaderd hebben. Maar het zou ons helpen als we ook gewoon de aantallen erbij hebben.

De Rekenkamer kwam met een forse omschrijving. De rapporteur haalde het ook aan: onvoldoende geïnformeerd zijn en het resultatenonderzoek. Normaal gesproken zijn dat soort kwalificaties aanleiding voor zware moties. Ik herhaal ze hier even niet. Ik denk dat de toezegging in principe voldoende is. Ik ga er dus van uit dat de Minister inderdaad bereid is om het huisvestingsfonds voortaan gewoon op te nemen in de begroting en het jaarverslag. Hoe hij het precies noemt is een tweede, maar ik denk dat het wel nodig is om het op te nemen.

Ik kom op het postennet. Dat is de afgelopen jaren hervormd en gemoderniseerd. Er is zwaar op bezuinigd. Vervolgens is dat weer gerepareerd met de Sjoerdsmagelden; beroemd in vele kringen, niet in de laatste plaats in die van de coalitie. Dat wordt altijd tandenknarsend uitgesproken, maar dat weet de heer Sjoerdsma en hij geniet er ook altijd van als ik dat memoreer. De heer Sjoerdsma had zijn hand kennelijk een klein beetje overspeeld, want toen kwam het amendement-Sjoerdsma bij de begroting van vorig jaar. Daarin werd extra geld voor het beleidsartikel consulair gereserveerd. De Minister zei toen letterlijk: ik heb daar op dit moment eigenlijk helemaal geen problemen. Vervolgens zag ik de Minister afgelopen maand heel enthousiast reageren op de oproep van de AIV om fors te investeren in diplomatieke slagkracht van het ministerie. Dat is weliswaar niet alleen consulair, maar de AIV bedoelde er wel degelijk ook consulair mee. Hoe verhouden die beide reacties zich tot elkaar? Is de ene van een Minister die op de begroting let en de tweede een soort van brief aan zijn opvolger? Hoe moeten we dat zien? Ik zou willen weten hoe het zit met de uitvoering van de motie-Sjoerdsma, maar daar zal de indiener ongetwijfeld zelf ook naar vragen.

Ik moet zeggen dat ik onder de indruk ben van de rationaliseringslag die is doorgevoerd in de VS, maar ook in Canada. Ik doel op de inkrimping in Ottawa. Tegelijkertijd is er sprake van colocatie. Ik geloof dat de Minister vorige week of twee weken geleden nog in Valletta was om daar colocatie mogelijk te maken. Dat is op een aantal plekken gewoon aan de orde van de dag en dat werkt volgens mij ook.

Dan wil ik nog iets vragen over twee punten die ik zelf heb ingebracht. Dat zijn mijn laatste punten, voorzitter. We zijn met z'n tweeën, dus u kunt me wel een klein beetje slack geven, denk ik. Het eerste punt gaat over de pilot uitbesteding van documentverstrekking aan de externe dienstverleners in Edinburgh. De Minister heeft toegezegd deze te zullen evalueren en de uitkomsten met de Kamer te delen. Ik wacht nog altijd met spanning op die uitkomsten. Wanneer kunnen we die evaluatie tegemoetzien? En is de uitbesteding van de informatievoorziening die de Minister in de brief van vanmiddag aankondigde ook van deze evaluatie afhankelijk, of staat dat uitbestedingstraject daar los van met betrekking tot de documentverstrekking? U kent de VVD-interesse in het verder rationaliseren en moderniseren van die documentverstrekking.

Ten slotte heb ik nog een vraag over een amendement dat ik zelf heb ingediend. Ik ben tevreden over de manier waarop de Minister het amendement-Ten Broeke c.s. over de forced marriage unit – de Minister heeft daar de «eenheid huwelijksdwang» van gemaakt – heeft opgepakt. Ik ben daar tevreden over omdat de Minister ook akkoord gaat. Dat is natuurlijk lastig voor een Minister, want dan moet je een beetje over je eigen ministerie heen kijken, inclusief de inzet van meer ervaren recherchecapaciteit. Dat betekent dat je niet alleen een echte think tank, een soort denktank met deskundigheidsfunctie, of een campagne inzet, maar ook dat je echt gaat bekijken of je de juiste mensen kunt krijgen om die meisjes, natuurlijk met instemming van de lokale autoriteiten, weer terug te krijgen. Dat is een heel concreet plan, dat in Noorwegen en het VK gewoon werkt. Ik zou de Minister willen vragen om toch nog eens serieus met de Noorse regering en met de opstellers van dat programma in gesprek te gaan. Hij geeft aan dat hij daartoe bereid is. Ik vraag hem ook om niet alleen met hen in gesprek te gaan, maar ook met Nederlandse ngo's die hier verstand van hebben. Ik vraag dat zelden of nooit, maar hier doe ik het heel bewust. Girls Not Brides heeft de Minister zelf al eens genoemd in een brief. Ik zou daar Femmes for Freedom aan willen toevoegen. Ik zeg dat niet omdat ik veel overleg wil instigeren – ik ben daar over het algemeen avers van – maar omdat heel veel meldingen allereerst bij hen binnenkomen. Zowel in het kader van early warning als in het kader van early detecting van dit soort misstanden hebben zij dus vaak in een vroeg stadium informatie. Het kan goed zijn om te proberen daar naadloos mee samen te werken.

Tot zover mijn eerste termijn, voorzitter. Ik dank u voor uw coulance. De bloemen die ik niet heb uitgedeeld, gaan wat mij betreft naar u.

De voorzitter:

Nou, u begon alsof het complimentendag was, maar ik moet toch één ding zeggen. U hebt meer spreektijd gebruikt dan de rapporteur of de Minister bij de beantwoording in eerste termijn. Mijn coulance was vandaag dus erg groot, maar dat wordt ze niet altijd.

Ik merk ook nog even twee procedurele dingen op. Zowel het amendement-Ten Broeke als het amendement-Sjoerdsma heeft betrekking op het jaar 2017 en zou dus eigenlijk beter aan de orde gesteld kunnen worden bij de bespreking van de Voorjaarsnota over 2017 dan bij die van het jaarverslag over 2016. Strikt genomen kijken wij vandaag namelijk terug op de manier waarop het ministerie en de hele dienst in 2016 gefunctioneerd hebben. Ik kijk zo ook even naar de Minister om te zien of hij misschien toch nog een antwoord kan geven. Je kunt forced marriage units hiermee laten samenhangen. In reactie op de opmerking van de heer Ten Broeke zeg ik: de Tweede Kamer kijkt vaak meer naar voren dan terug; dat geef ik toe.

De heer Sjoerdsma (D66):

Voorzitter. Ik was niet van plan om uw geduld zo te tarten als de voorgaande sprekers misschien deden. Ik wilde wel beginnen met – laat ik daar enigszins de tijd voor nemen – het bedanken van de rapporteur en de Minister en zijn ministerie. Datgene wat de Minister zojuist heeft gezegd, klopt natuurlijk wel. De Algemene Rekenkamer is over het algemeen behoorlijk positief en complimenteus over de manier waarop het ministerie op dit moment werkt, maar ook over de manier waarop het de afgelopen jaren beter is gaan werken. Dat is zeker geen vanzelfsprekendheid; collega Ten Broeke heeft dat ook al gezegd.

Het verzoek was om het met name te hebben over een terugblik. Dat zal ik ook doen in eerste termijn. 2016 was een nogal bijzonder jaar. Er kwam een nieuwe president in de Verenigde Staten, die wellicht wat onvoorspelbaarder is dan de vorige president. De Britten gingen uit de EU. Er waren verderfelijke aanslagen in Brussel, Istanbul, Nice en Berlijn. Er is nog steeds migratieproblematiek. Er zijn nog steeds gevechten tegen ISIS. Dan heb ik het nog niet eens gehad over de intimidatie die wij bijna dagelijks ondervinden vanuit Rusland. Het was dus een nogal bewogen jaar met heel grote internationale ontwikkelingen. Het is meer dan duidelijk hoe belangrijk het voor ons als land is om goede ogen en oren in het buitenland te hebben. Dat geldt niet alleen in politieke zin en in economische zin. Dat geldt nadrukkelijk ook in consulaire zin. Daar is net al vrij uitgebreid over gesproken.

Het is een tijd waarin diplomaten misschien wel harder nodig zijn dan in het recente verleden en ooit tevoren. Ik vind het dan ook niet zo vreemd dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert om het postennetwerk flink te versterken. Dat is nodig nadat er flink in is gesneden. Collega Ten Broeke meldde dat net al. Dankzij mijn fractie en GroenLinks is dat snijden gedeeltelijk ongedaan gemaakt. Maar het roept wel vragen op. Die vragen raken aan wat de heer Ten Broeke net zei. In het verleden heeft deze Minister gesteld geen extra geld nodig te hebben. Hij heeft gezegd dat hij niet zit te wachten op extra consulaire investering. Maar ik teken de volgende quote op uit de reactie op het rapport van de AIV: «De geopolitieke vakantie is voorbij». De Minister noemde die bezuinigingen «onverantwoord». Het waren toch bezuinigingen van dit kabinet. Daarom wil ik de Minister het volgende vragen. Onderschrijft dit kabinet ook de aanbevelingen en de conclusies van het AIV-rapport? Wat vond de Minister de afgelopen vijf jaar precies onverantwoord? Welke nadelige gevolgen heeft Nederland of hebben Nederlandse belangen de afgelopen vijf jaar ondervonden als gevolg van die bezuinigingen? Als de Minister dit echt meent – het is namelijk nogal wat om te zeggen: de geopolitieke vakantie is voorbij – welke oplossing en welke wijzigingen hebben wij dan gezien in de Voorjaarsnota om daaraan iets te doen?

Met betrekking tot de gedetineerdenbegeleiding en huisvesting heeft de heer Van Helvert als rondemiss gefunctioneerd en de bloemen uitgedeeld. Ik sluit mij echter aan bij de andere spreker die heeft gezegd dat hij graag die cijfers zou zien. De Minister heeft dit beloofd voor het huisvestingsfonds, dat is goed, maar ik zou over de gedetineerden toch graag op papier zien of anders in een mondelinge toelichting op de cijfers horen waarom er geen sprake is van een bezuiniging. Woordelijk snap ik het. De kwaliteit is verbeterd en de Minister zegt dat wij meer activiteiten in zorglanden ondernemen dan wij eerder deden. Ik ken de afdeling financiële zaken van Buitenlandse Zaken als zeer nauwgezet. Dan zou er toch ook een financiële onderbouwing moeten kunnen worden gegeven van de activiteiten die worden uitgevoerd? Als dit niet kan, is het de vraag waarom niet.

De Minister wil samen met V en J aan de slag om te komen tot een oplossing van de problemen met de WOTS en WETS. Dat lijkt mij bemoedigend en ook belangrijk, omdat het heel vervelend is als gedetineerden uit het buitenland terugkomen zonder resocialisatie. Daar hebben wij als maatschappij vaak last van, maar daar hebben de gedetineerden ook last van. Kan de Minister wat concreter ingaan op de vraag waar zijn overleg met Veiligheid en Justitie naartoe gaat? Ik wil hem een suggestie meegeven – voor zover dat niet gebeurt, dat kan ik niet overzien – namelijk dat gedetineerden in het buitenland op het allereerste moment bij het eerste consulaire bezoek worden geïnformeerd over WOTS-aanvragen om er zo voor te zorgen dat die aanvragen zo vroegtijdig mogelijk kunnen worden ingediend. Als ze zo vroeg mogelijk kunnen worden ingediend, is er een kans dat de resterende strafmaat zodanig is dat je hier nog kunt resocialiseren. Richt het Bureau Buitenland van Reclassering Nederland waarop de Minister zich beroept en waarnaar hij verwijst, zich ook op niet-Europese landen? Als dat niet zo is, zou het dan niet verstandig zijn om het Bureau Buitenland die opdracht te geven?

Ik zal het hier met het oog op de tijd en met het oog op uw geduld bij laten, voorzitter.

De voorzitter:

U hebt nog wat tijd over, maar dank voor uw inbreng.

Het woord is aan de heer Van Helvert namens de fractie van het CDA.

De heer Van Helvert (CDA):

Voorzitter. De CDA-fractie wil allereerst de rapporteur hartelijk danken voor de geweldige inspanning. Zelden zag de fractie zo'n toewijding, piëteit, uithoudingsvermogen en inzet. Voorzitter, u ziet dat ik de tekst voorlees van de heer Knops, die ik vandaag vervang als lid van deze fractie.

De rapporteur heeft vooral gesproken over twee punten die in overleg met de commissie zijn besproken. Daarnaast onderschrijf ik namens mijn fractie de complimenten die uitbundig door de heren Ten Broeke en Sjoerdsma zijn uitgedeeld voor de verbeterpunten van het Minister. De CDA-fractie dankt ook de ondersteuning van de rapporteur voor het werk dat is geleverd.

Namens de CDA-fractie wil ik hier nog een punt aan toevoegen; dit heeft betrekking op de gedetineerdenbegeleiding. Wij kunnen ons vinden in de oproep om ook de kwantitatieve gegevens aan te leveren. Onze specifieke vraag heeft betrekking op de officiële taak van Buitenlandse Zaken in de rechtsgang. Het Verdrag van Wenen stelt dat je altijd het recht hebt om iemand van je eigen land te zien. Is dat in ieder geval afgezekerd ondanks de reallocatie?

De voorzitter:

De Minister vraagt een korte schorsing om zijn antwoord voor te bereiden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de in eerste termijn gestelde vragen. Ik kan deze vrij zakelijk beantwoorden. In de brief naar aanleiding van de motie-Pechtold om te rapporteren over het gedetineerdenbeleid zal ik ook verslag doen van de reallocatie van middelen, zodat de Kamer naast een kwalitatief ook een beter kwantitatief inzicht krijgt in de manier waarop wij met gedetineerden omgaan. Ik hoop dat dit de zaak wat kan verhelderen. Daarnaast staat op de rol de evaluatie die later komt.

Ik kan tegen de heer Van Helvert zeggen dat inderdaad iedereen bereikt kan worden. Het Verdrag van Wenen is niet alleen van toepassing, maar functioneert in de praktijk. Voor zover ik weet, zijn er geen problemen mee, mits de gedetineerde in kwestie ook zelf bezocht wil worden, wat niet altijd het geval is.

Er is ook gevraagd naar de relatie met de collega van V en J. Ik kan zeggen dat die goed is, maar het gaat misschien niet om een kwalificatie, maar ook om wat wij in die gesprekken doen. Het gaat bij WETS en WOTS bijna per definitie om gedetineerden in het buitenland. Die overbrenging naar Nederland is in het belang van de gedetineerde, om goed te kunnen resocialiseren. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken wil daar graag aan meewerken. Wij geven ook subsidie aan Reclassering Nederland. De toepassing van de subsidie geldt wereldwijd. Het gaat erom gedetineerden in het buitenland te ondersteunen bij de resocialisatie in Nederland.

Wij spelen wel een rol bij de voorlichting aan Nederlandse gedetineerden in het kader van WOTS. Ik denk dat terecht is gevraagd om te checken of dat bij elk intakegesprek gebeurt. Ik denk het wel en dat wordt bevestigd door mijn ambtenaren. V en J en Buitenlandse Zaken overleggen nu hoe Nederlandse gedetineerden in het buitenland in een eerder stadium die WOTS-aanvraag kunnen doen en om er wellicht ten overvloede op te wijzen dat zij dat zo snel mogelijk moeten doen, dus dat we dat versnellen, zodat men dat direct weet, hetzij via ons, hetzij via de reclassering. Wacht daar niet te lang mee. Bij twijfel kun je het beter wel doen dan eerst afwachten of je een andere weg opgaat. Bij de WETS hoeft de gedetineerde niet om overbrenging te vragen, omdat dat automatisch gaat. Het is dus alleen bij de WOTS het geval.

Het grootste probleem is de behandeling van de aanvraag in het land van detentie. Daar blijk je toch heel weinig invloed op te hebben. In een aantal gevallen die ik nu niet publiekelijk zal noemen, wordt dat geprobeerd. Soms helpen diplomatieke middelen. Bij een gedetineerde die zelf actief meewerkt, kun je dat wel wat versnellen, maar het is soms echt een probleem. Over dat type problemen wordt wel gesproken tussen V en J en Buitenlandse Zaken, om de WOTS optimaal te laten werken voor gedetineerden in het buitenland.

Daarmee heb ik de vragen over gedetineerden beantwoord, als ik mij niet vergis. Ik heb toegezegd om in de volgende brief meer inlichtingen te verschaffen over de reallocatie, waardoor er ook kwantitatief meer inzicht in wordt verkregen. De aanstaande IOB-evaluatie kan nog wel even duren. Ik denk dat die pas aan het eind van het jaar uitkomt. Die brief komt daarvoor al, namelijk begin volgend jaar. We zijn nog niet heel lang met deze verandering bezig, dus het is wel goed om de tijd te nemen voor de evaluatie. Wij zullen de Kamer daarover inlichten in de brieven om de motie-Pechtold uit te voeren, maar een aantal dingen, waar we nog niet zo heel lang mee bezig zijn, moet je even heel goed evalueren.

Ik kom bij het punt van de heer Ten Broeke over Edinburgh. Hij heeft dat eerder aan de orde gesteld. Ik herinner me zijn initiatief om gezaghebbende bedrijven waarin we vertrouwen kunnen hebben, te betrekken bij de inname van paspoorten. In november 2015 is een pilot aangekondigd waarbij paspoortaanvragen niet op een consulaire post maar bij een externe dienstverlener kunnen worden ingediend. Die pilot is vorig jaar in Edinburgh gestart. Wij zullen de pilot deze zomer evalueren en de Kamer na het zomerreces middels een brief over de uitkomst informeren.

Er is een vraag gesteld met betrekking tot de ingediende amendementen. De voorzitter heeft er al iets over gezegd, maar uiteraard ben ik bereid om er kort op in te gaan. Wij hebben een brief aan de Kamer gestuurd, zowel over het amendement van de heer Sjoerdsma (34 550 V, nr. 46) over consulaire dienstverlening als het amendement van de heer Ten Broeke van 5 december (34 550 V, nr. 52). Ik zou ze niet nu in extenso willen behandelen. De brief voldoet hopelijk aan de doelstellingen van de amendementen die door de Kamer zijn aangenomen. In de richting van de heer Ten Broeke zeg ik dat het inderdaad van belang is dat ngo's erbij betrokken worden. Hij heeft gelijk; het gaat over vroege detectie en preventie. Daarover zijn we in gesprek met EU-partners. Daarmee zijn we op dit ogenblik voorloper. In EU-verband hebben we het op de agenda gezet. Aan de Noren gaan we meer aandacht geven. Zij hebben een beetje een vergelijkbare aanpak. Ik ben zeer bereid om dat nog eens even opnieuw met hen te bespreken naar aanleiding van de opmerkingen die zijn gemaakt. Ik ben ook voorstander van samenwerking met ngo's. We gaan dus geen parallelle structuren oprichten, maar een krachtige BZ-unit gaat nog intensiever samenwerken met het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating. Het amendement onderstreept dat dit zo operationeel, praktisch en effectief mogelijk gedaan moet worden: wees een beetje een actiecentrum. Zo heb ik het destijds bij de begrotingsbehandeling ook gehoord. Dat betekent bijvoorbeeld als het gaat om ngo's dat je alle informatie, communicatie en acties snel aan elkaar knoopt en dat je de ambassades per casus heel specifiek ondersteuning geeft, zodat je proactief kunt handelen. Zo kun je de slachtoffers bij elke stap veilig begeleiden. We zullen budget beschikbaar stellen om de ambassades waar nodig te versterken in 2017. Wat ons betreft wordt het dus een krachtige unit, in samenwerking met het landelijke knooppunt. We zullen dus opnieuw kijken naar Noorwegen en met het punt van de ngo's ben ik het graag eens.

Ik heb nog een aantal vragen gekregen die te maken hebben met de bezuinigingen in de afgelopen periode en het AIV-rapport. Laat ik daar een paar dingen over zeggen. We hebben in de afgelopen periode, vanaf het kabinet-Rutte I, een bezuinigingsoperatie gehad. Het zal u niet verbazen dat de Minister van Buitenlandse Zaken het zeer op prijs gesteld heeft, in de dialectische relatie die we met de Tweede Kamer hebben, dat daar soms in amendementen wat af kon. Dat heeft geleid tot een aanvaardbare bezuiniging op het apparaat. Bezuinigingen werken twee kanten op. Aan de ene kant kosten ze geld en denk je: kun je nog wel alles doen wat nodig is, zeker in een geopolitiek ingewikkelde situatie? Aan de andere kant kan een bezuiniging, laten we eerlijk zijn, ook werken om je zaak eens even goed te onderzoeken. We hebben de bezuiniging uitgebreid gebruikt om de zaak te moderniseren. Over de modernisering van de diplomatie hebben we uitgebreid gesproken in de Kamer. De modernisering heeft ook geleid tot een aantal zaken die we eerst niet deden, bijvoorbeeld de oneteamsamenwerking binnen het postennet. Dat is echt een goede verandering, verbetering die ook geld oplevert en die ervoor zorgt dat we goed kunnen functioneren. Posten zijn rijksbrede dienstverleners en werken voor iedereen. Zoals u weet, komen meer dan 300 collega's op posten van andere ministeries dan die van Buitenlandse Zaken. Dat is bijna 25%.

We hebben inderdaad ook meer lokaal personeel. Dat heeft zijn voordelen en zijn nadelen. Mijn ervaring de afgelopen periode is dat het qua permanentie, kennis en kunde een versterking van onze posten heeft betekend. Dat one team betekent ook dat we veel minder schotten of aparte afdelingen hebben en dat we veel effectiever samenwerken. Dat gaat ook over heel praktische dingen die je in elke bureaucratie tegenkomt, zoals het delen van secretariaten en het delen van beleidsmedewerkers. Het betekent ook dat collega's op posten meer en meer gaan werken onder dezelfde voorwaarden. De bezuinigingen waren fors, te weten 190 miljoen. Ook vanwege de democratische besluitvorming in de Kamer hebben we dat bedrag met 40 miljoen weten te verminderen. Er zijn op basis daarvan budgettaire keuzes gemaakt. We hebben een aantal posten gesloten. Als u mij als Minister van Buitenlandse Zaken vraagt of dat onverantwoord is, is mijn antwoord nee. Doet het mij plezier als Minister van Buitenlandse Zaken om een post te sluiten? Ook niet. Je ziet bijna altijd in de geschiedenis van kabinetten dat een post wordt gesloten in een tijd van bezuinigingen en dat die later weer opengaat. Of dat de meest effectieve manier is, daarvan zeg ik dat we natuurlijk toch te maken hebben met periodes van vier jaar waarin ook een economische neergang kan plaatsvinden en iedereen de tering naar de nering moet zetten. Dat geldt dus ook voor het Ministerie van Buitenlandse Zaken. We zijn een groot, actief en dienstverlenend apparaat gebleven met een aantal vernieuwingen zoals ik die zojuist heb genoemd.

Over het AIV-rapport zou ik het volgende willen opmerken. Het is ontegenzeggelijk zo dat sinds de periode dat Rutte I begonnen is met de bezuinigingen, we er uiteraard ook verantwoordelijkheid voor dragen op de manier zoals ik dat net geschetst heb. We hebben echt te maken met een verscherping en een grote verandering in de internationale verhoudingen. In die zin is de geopolitieke vakantie voorbij. Ik ondersteun dan ook de richting van het AIV-rapport. Ik denk dat dit volstrekt duidelijk is waar het gaat om de toekomst. Met hulp van de Kamer hebben we het al een beetje omgedraaid. Zo hebben we een aantal posten weer geopend waarvan ik het essentieel vond dat die er kwamen in de ring van instabiliteit. Ik noem in dit verband ook de economische diplomatie. In een aantal regio's zie je dat er meer regimes zijn waar politiek en economie samenhangen en die ook autocratischer zijn geworden. Dat maakt de mensenrechtensituatie meer ingewikkeld maar ook de situatie om de eigen belangen van je industrie en je handel veilig te stellen. Het betekent ontegenzeggelijk dat we naar een versterking van het diplomatieke apparaat toe moeten. Dan kunt u hier praten over de Voorjaarsnota, maar we gaan dat nu in dit kabinet niet meer doen natuurlijk. We hebben nu echt de verantwoordelijkheid genomen om een aantal posten weer te openen. Ik heb de trend weten om te draaien als het gaat om openen en om, mede met uw hulp, het versterken van een aantal nieuwe activiteiten. We hebben bijvoorbeeld meer geld gekregen voor cybersecurity, wat mij in staat heeft gesteld in een aantal landen mensen aan te nemen. Dat geldt ook op het terrein van deradicalisering; dat is ook een nieuwe trend die erbij is gekomen. Dat betekent dat je heel specifiek naar je postennetwerk moet kijken. Uiteraard zijn we van plan om, als u dat wilt, een kabinetsreactie op het AIV-rapport naar u te sturen, maar ik ga er toch echt van uit dat juist de partijen die hier tegenover mij zitten in de Tweede Kamer ook een aparte verantwoordelijkheid hebben om daar nog eens over na te denken tijdens de kabinetsformatie. In ieder geval zeg ik als hoogstwaarschijnlijk «uitgaande» Minister van Buitenlandse Zaken dat ik dat AIV-rapport zeer serieus zou nemen.

De voorzitter:

Voor een rapport waar u nog geen kabinetsreactie op hebt geschreven, hebt u toch een zeer uitgebreide toelichting gegeven.

Minister Koenders:

Ik vind altijd dat als de Kamer iets vraagt, je in ieder geval serieus op de vragen moet ingaan. Zoals u ziet, is de publieke interesse daarvoor ook zeer groot.

De voorzitter:

Wij hebben vandaag een zeer interessante hoorzitting gehouden, waar ook zeer veel mensen naar geluisterd hebben.

Ik kijk even of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is niet het geval. Ik bedank de Minister voor zijn heldere beantwoording.

Ik schiet even uit mijn rol en feliciteer het ministerie ook met een mooi ARK Jaarverslag, maar dat doe ik ook omdat ik ergens nog woordvoerder Belastingdienst ben.

De volgende zaken zijn toegezegd.

  • De Minister zal in de begroting en het jaarverslag informatie opnemen over de mutaties van het huisvestingsfonds; dat betreft zowel onttrekkingen als de bijdragen.

Wil de Minister nu iets zeggen?

Minister Koenders:

Mijn excuses. Ik dacht dat de griffier een pen nodig had, maar ik heb dat verkeerd begrepen.

De voorzitter:

Dat is helemaal niet erg. Ik ben gewend dat alles achter mijn rug om gebeurt, dus gaat u gewoon verder. Ik vind het allemaal prima.

Ik merk als voorzitter even op dat die toezegging kan betekenen dat we dat zouden kunnen vragen bij de Voorjaarsnota, maar dat de Minister die informatie ook gewoon zou kunnen geven. De informatie wordt opgenomen in de begroting en in het jaarverslag. Maar goed, de Voorjaarsnota is een van de mutaties in de begroting.

Minister Koenders:

Mijn toezegging heeft echt betrekking op de begroting en het jaarverslag.

De voorzitter:

Oké, dat is helder.

  • Begin volgend jaar zal er een rapportage van de IOB over de evaluatie van de gedetineerdenbegeleiding komen.

  • In de aanstaande rapportage over het gedetineerdenbeleid zal informatie komen over de allocatie van middelen, zowel kwalitatief als kwantitatief.

  • Op verzoek van de heer Ten Broeke zal de Kamer na de zomer geïnformeerd worden over de evaluatie van de pilot in Edinburgh over de documentenverstrekking.

Minister Koenders:

Ik word er net over geïnformeerd dat het onderzoek van de IOB niet alleen over de gedetineerdenbegeleiding zal gaan. Het gaat over de hele consulaire keten en consulaire dienstverlening. De gedetineerdenbegeleiding is daar wel een belangrijk onderdeel van, maar het onderzoek gaat verder dan dat.

De voorzitter:

Dank voor die toevoeging. Dat lijkt me trouwens een zeer zinnig IOB-onderzoek.

Niets meer aan de orde zijnde, sluit ik de vergadering. We zien elkaar morgen bij het debat over de piraten.

Sluiting 16.56 uur.

Naar boven