34 723 Wijziging van de Warmtewet (wijzigingen naar aanleiding van de evaluatie van de Warmtewet)

Nr. 5 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 juni 2017

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Na artikel I worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IA

De Gaswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10 worden onder vernummering van het zevende tot en met elfde lid tot het elfde tot en met vijftiende lid, vier leden ingevoegd, luidende:

7. Een college van burgemeester en wethouders kan een gebied aanwijzen als een gebied waar geen gastransportnet wordt aangelegd of uitgebreid indien zich in dat gebied een warmtenet als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Warmtewet, of een andere energie-infrastructuur bevindt of gaat bevinden die kan voorzien in de verwachte warmtebehoefte in het aan te wijzen gebied.

8. Een netbeheerder, met uitzondering van de netbeheerder van het landelijk gastransportnet, is vrijgesteld van de verplichtingen, bedoeld in het zesde lid, onderdeel a, indien een college van burgemeester en wethouders een besluit als bedoeld in het zevende lid heeft genomen.

9. Een college van burgemeester en wethouders meldt een besluit als bedoeld in het zevende lid aan de Autoriteit Consument en Markt.

10. De Autoriteit Consument en Markt houdt een register bij van de gebieden die op grond van het zevende lid en artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, zijn aangewezen. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de in het register te vermelden gegevens.

B

In artikel 12b, eerste lid, komt onderdeel f te luiden:

f. de gebiedsindeling van de netbeheerders ten behoeve van de uitvoering van de taak, genoemd in artikel 10, zesde lid, waarbij bepaalde gebieden kunnen worden uitgezonderd indien het een gebied betreft waar een netbeheerder niet op economische voorwaarden een gastransportnet in werking kan hebben, onderhouden of ontwikkelen.

ARTIKEL IB

1. Gebieden die op grond van artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet zoals dat luidde voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IA, onderdeel B, zijn uitgezonderd, worden gelijkgesteld met gebieden die op grond van artikel 10, zevende lid, van de Gaswet, zoals dat met artikel IA, onderdeel A, komt te luiden, worden aangewezen.

2. In aanvulling op artikel 10, tiende lid, van de Gaswet, zoals dat met artikel IA, onderdeel A, komt te luiden, neemt de Autoriteit Consument en Markt in het register de gebieden op die op grond van artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IA, onderdeel B, zijn uitgezonderd.

3. Een besluit van het college van burgemeester en wethouders als bedoeld in artikel 10, zevende lid, van de Gaswet, zoals dat met artikel IA, onderdeel A, komt te luiden, is niet van toepassing op aanvragen voor vergunningen als bedoeld in artikel 2:1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht die zijn ingediend voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel IA, onderdeel A.

TOELICHTING

In de Energieagenda (Kamerstuk 31 510, nr. 64) is aangekondigd dat de Gaswet wordt aangepast, zodat er geen nieuwe gasnetten meer worden aangelegd in nieuwbouwwijken. Momenteel is de netbeheerder verplicht in een gasaansluiting te voorzien, wanneer een afnemer daartoe een verzoek doet. Uw Kamer heeft ook verzocht om aan te geven hoe deze gasaansluitplicht voor netbeheerders op korte termijn geschrapt gaat worden uit de relevante wet- en regelgeving (motie Van Tongeren en Jan Vos, Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 54). De huidige uitzonderingsgronden op deze aansluitplicht bieden geen soelaas voor bijvoorbeeld all-electric nieuwbouwwijken. De nu voorgestelde wijziging van de Gaswet voorziet hier in.

Om geen gasnetten meer aan te hoeven leggen bij nieuwbouw wordt artikel 10 van de Gaswet aangepast. Momenteel moet een netbeheerder een kleinverbruiker die daarom vraagt voorzien van een aansluiting op het gasnet, waarbij standaard aansluit- en transporttarieven in rekening worden gebracht. Er gelden twee uitzonderingen. Gebieden kunnen worden uitgezonderd van de aansluitplicht op gas indien er in een gebied een warmtenet aanwezig is of wordt gepland in een door een gemeente opgesteld warmteplan (artikel 4.2 van de Gebiedsindeling gas RNB 2015, artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet). De tweede uitzondering betreft een gebied waar een netbeheerder niet op economische voorwaarden een gastransportnet in werking kan hebben, onderhouden of ontwikkelen. Deze uitzondering is in de netcodes uitgewerkt voor aansluitingen «buiten de bebouwde kom».

Met de nu voorgestelde wijziging van de Gaswet worden de bovengenoemde uitzonderingsgronden verruimd. Deze wijziging is uitsluitend van toepassing op aansluitingen van kleinverbruikers op een nieuw aan te leggen (deel van een) gastransportnet. Verworven rechten rond bestaande aansluitingen worden met deze aanpassing niet geraakt.

Een algeheel verbod op gasaansluitingen voor nieuwbouw is niet wenselijk, omdat er situaties kunnen zijn waar een gasaansluiting op zijn plaats is, bijvoorbeeld voor individuele nieuwbouwwoningen. Om met deze specifieke omstandigheden rekening te kunnen houden, wordt de bevoegdheid om te besluiten over gebieden waar de aansluitplicht op het gasnet kan vervallen bij de gemeenten gelegd.

Lokale overheden krijgen zo een belangrijke regierol in de verduurzaming van ons land. Gemeenten hebben inzicht in de lokale wensen en mogelijkheden en kunnen daarom het beste bepalen welke energievoorziening het beste past bij een gebied. Zij kunnen over de gemaakte keuzes ook lokaal verantwoording afleggen. Als een college van burgemeester en wethouders besluit een gebied (een of meerdere straten of wijken) aan te wijzen waar geen gasnet wordt aangelegd, moet er worden voorzien in een alternatieve energie-infrastructuur waarmee kan worden voorzien in de verwachte warmtebehoefte in het aan te wijzen gebied. Dat betekent in praktijk bijvoorbeeld dat de capaciteit van het elektriciteitsnet of het warmtenet toereikend moet zijn. Afstemming hierover met de netbeheerder of warmteleverancier voorafgaand aan het te nemen besluit is dus cruciaal. Wanneer de gemeente een gebied aanwijst waar de gasaansluitplicht vervalt, dan is dit de facto een onomkeerbare stap. In de warmtebehoefte zal immers voorzien worden door een andere energie-infrastructuur en bijbehorende (inpandige) installaties. Het ligt daarom in de rede dat belanghebbende partijen, waaronder bewoners, bedrijven, netbeheerders van elektriciteit en gas en energie- en warmteleveranciers, bij het maken van deze keuzes intensief worden betrokken.

Deze wijziging in de Gaswet sluit aan op de voorziene aanscherping van de Europese bouwregelgeving. Nieuwe gebouwen moeten vanaf 2021 bijna energieneutraal (BENG) zijn, waarbij de warmtevraag van nieuwe gebouwen verder omlaag zal gaan en de bijdrage van duurzame opwekking op of in de nabijheid van het gebouw groter wordt. Omdat bij nieuwbouw alternatieven voor gasinstallaties, zoals warmtepompen, al goed toe te passen zijn, zal naar verwachting in de nieuwbouw nauwelijks meer voor een gasaansluiting gekozen worden.

Gegeven het gereguleerde monopolie van de gasnetbeheerder voor het realiseren van een aansluiting op een gasnet kan een bouwer niet gehouden worden aan de verplichtingen in het Bouwbesluit 2012 inzake de aansluiting van een gebouw op het gasnet op het moment dat een netbeheerder in een aangewezen gebied niet meer aansluit. Deze verplichtingen in het Bouwbesluit worden overigens in zijn geheel geschrapt bij invoering van de Omgevingswet.

Artikel IA, onderdeel A, regelt dat de gasaansluitplicht vervalt in gebieden die aangewezen worden. Bij de transitie naar een duurzaam energiesysteem zullen steeds meer gebieden worden voorzien van warmte via een andere bron dan aardgas. Voorbeelden zijn warmtenetten, als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van de Warmtewet, en «all electric» gebieden, waar alleen een net voor elektriciteit aanwezig is en waar met bijvoorbeeld warmtepompen in de warmtevraag wordt voorzien. In deze gebieden hoeft geen gastransportnet te worden aangelegd of te worden uitgebreid en is de netbeheerder – uitgezonderd de netbeheerder van het landelijk gastransportnet vrijgesteld van de verplichtingen voor het realiseren van aansluiting op het gasnet.

Dit wordt geregeld door een wijziging van artikel 10 van de Gaswet. Een college van burgemeester en wethouders kan besluiten een gebied aan te wijzen waar geen nieuw gasnet wordt aangelegd. Als een college van burgemeester en wethouders heeft besloten dat de aansluitplicht in een bepaald gebied komt te vervallen, vervallen voor de netbeheerder die actief is in het aangewezen gebied de verplichtingen om verbruikers aan te sluiten en ten behoeve van hen gas te transporteren. Voor verbruikers in dat gebied die al aangesloten zijn op een gastransportnet, vervalt voor de betreffende netbeheerder niet de verplichting tot aansluiting en transport. Om inzichtelijk te hebben in welke straten en wijken de aansluitplicht is komen te vervallen, moeten gemeenten hun besluit melden bij de Autoriteit Consument en Markt (ACM). ACM zal deze gebieden vervolgens registreren (op postcode 6-niveau) en openbaar maken op de website.

Artikel IA, onderdeel B, wijzigt voorts artikel 12b van de Gaswet. Thans biedt artikel 12b, eerst lid, onderdeel f, van de Gaswet de mogelijkheid om gebieden in de Gebiedsindelingscode gas uit te zonderen van de aansluitplicht. Omdat die bevoegdheid uitdrukkelijk bij de gemeenten wordt gelegd, ligt het niet voor de hand dat ACM deze gebieden in de Gebiedsindelingscode kan uitzonderen; om deze reden wordt het aanwijzen van de gebieden in artikel 10 van de Gaswet opgenomen. De tweede uitzonderingsmogelijkheid van het huidige artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, wordt niet uit die bepaling geschrapt. Dit betreft het uitzonderen van gebieden waar een netbeheerder niet op economische voorwaarden een gastransportnet in werking kan hebben, onderhouden of ontwikkelen.

Het voorgestelde artikel IB bepaalt dat ACM de gebieden die nu op grond van artikel 12b, eerste lid, onderdeel f, van de Gaswet zijn uitgezonderd van aansluitplicht, opneemt in het register. Op deze manier wordt voorkomen dat de gebieden die nu op grond van het voornoemde artikel zijn aangewezen omdat zich in dat gebied een warmtenet bevindt of gaat bevinden, na de inwerkingtreding van het wetsvoorstel door de gemeenten moeten worden aangewezen.

In het derde lid van artikel IB is voorts voorzien in een overgangsrechtelijke bepalingen voor aanvragen voor bouwvergunningen die zijn ingediend voordat deze wetswijziging in werking treedt. Op deze aanvragen is een besluit van het college van burgemeesters en wethouders tot aanwijzing van een gebied als een gebied waar geen gastransportnet wordt aangelegd of uitgebreid niet van toepassing. Dit omdat de aanvragers op het moment van het opstellen en het indienen van hun aanvraag onvoldoende in staat zijn geweest om rekening te houden met het besluit van het college.

In het amendement van het lid Bosman op het voorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) (Kamerstuk 34 627, nr. 7) wordt eveneens het in deze nota van wijziging geregelde vervallen van de gasaansluitplicht geregeld. Omdat dit amendement op het moment van het opstellen van deze nota van wijziging door de Kamer nog niet is aangenomen, moet in deze nota van wijziging worden uitgegaan van de huidige Gaswet. Om deze reden is in deze nota van wijziging geen samenloopbepaling opgenomen. Indien het voorstel van wet tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie), inclusief het voornoemde amendement van het lid Bosman wordt aangenomen, zal door middel van een nota van wijziging op ofwel de wijziging van de Warmtewet ofwel het voorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en van de Gaswet (voortgang energietransitie) alsnog moeten worden voorzien in een samenloopbepaling.

Om de verdere verduurzaming van onze energievoorziening mogelijk te maken, moeten er concrete stappen gezet worden. Het laten vervallen van de gasaansluitplicht in aangewezen gebieden is daar een voorbeeld van. Dit maakt de weg vrij voor slimme en toekomstgerichte keuzes en maakt dat de netkosten voor huishoudens en ondernemers in de toekomst niet onnodig hoog worden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven