Aan de Minister voor Rechtsbescherming
Den Haag, 7 februari 2019
Bij brief van 28 november 20181 heeft u een reactie gegeven op de nadere brief van de Eerste Kamer, d.d. 12 juni
20182, over het aangescherpte boetebeleid van de Europese Commissie bij te late implementatie
van richtlijnen. Naar aanleiding van uw brief wil de Kamer graag nog de volgende vragen
aan u stellen.
Het valt de leden op dat algemene maatregelen van bestuur (hierna: AMvB’s) in een
toenemend aantal gevallen complexer worden en dat normstelling verschuift van wet
naar AMvB. Een goed voorbeeld hiervan is de stelselwijziging van het omgevingsrecht
en de regelgeving rondom de wet Computercriminaliteit III. De Raad van State heeft
meerdere malen kritisch gewezen op de steeds verdergaande delegatie van regelgeving.3 Door deze ontwikkeling wordt het voor de Kamer lastiger om haar medewetgevende taak
uit te oefenen: haar rol en betrokkenheid bij de beoordeling van een AMvB is immers
een andere dan wanneer het een wetsvoorstel betreft.
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State (hierna: Afdeling) bij
een AMvB wordt, anders dan bij wetsvoorstellen het geval is, pas openbaar gemaakt
wanneer de AMvB wordt bekendgemaakt. Dit betekent dat bij een voorhang van een AMvB
bij het parlement, het advies niet betrokken kan worden bij de beoordeling van de
AMvB. Gelet op het vorenstaande uit de Kamer de wens dat de adviezen van de Afdeling
bij AMvB’s in een eerder stadium ter kennis worden gebracht, zodat zij het advies
bij een voorgehangen AMvB kan betrekken.
De Kamer is zich er hierbij terdege van bewust dat er op dit moment (wettelijke) belemmeringen
kunnen zijn, zoals de openbaarmakingsverplichting op grond van artikel 26 van de Wet
op de Raad van State en de procedures neergelegd in de Aanwijzingen voor de regelgeving
en het Draaiboek voor de regelgeving. Desalniettemin vraagt zij u te verkennen wat
de mogelijkheden zijn om adviezen in een eerder stadium onder de aandacht van de leden
te kunnen brengen. Als er mogelijkheden zijn, bent u dan bereid uitvoering te geven
aan die mogelijkheden, zodat
leden het advies van de Afdeling kunnen betrekken bij de beoordeling van een voorgehangen
AMvB? Indien er geen mogelijkheden zijn, bent u dan bereid om de vigerende regelgeving
te wijzigen?
De Kamer ziet uw reactie – bij voorkeur voor 1 maart 2019 – met belangstelling tegemoet.
De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, A. Broekers-Knol