34 682 Nationale Omgevingsvisie

35 334 Problematiek rondom stikstof en PFAS

Nr. 190 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR NATUUR EN STIKSTOF

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2024

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft mij verzocht een voortgangsbrief toe te zenden over het NPLG en de stikstofmaatregelen. De commissie verzoekt de brief te ontvangen voor het commissiedebat Stikstof, NPLG en Natuur op 17 april 2024. Deze brief komt tegemoet aan dat verzoek.

Voortgang NPLG

Ik heb de Kamer op 15 december 2023 geïnformeerd over de terinzagelegging van het ontwerp-NPLG (Kamerstuk 34 682, nr. 183). Van 16 januari tot en met 26 februari 2024 kon iedereen een zienswijze indienen op het ontwerp-NPLG. Dat hebben veel burgers, bedrijven en organisaties gedaan. Er zijn 996 zienswijzen ingediend. Ik wil graag iedereen bedanken die de moeite heeft genomen een reactie in te dienen. Sommige mensen hebben persoonlijke verhalen gedeeld over wat het NPLG voor hun bedrijf, boerderij of omgeving betekent. Dat vind ik erg waardevol en ik zal die boodschappen zo goed als mogelijk meenemen in de voorbereiding op verdere besluitvorming.

Ik bereid nu de besluitvorming over het vaststellen van het NPLG voor. Daarbij betrek ik alle ingediende zienswijzen. De zienswijzen en effecten daarvan worden behandeld in een Nota van Antwoord. Die Nota van Antwoord wordt samen met het besluit tot vaststelling van het NPLG gepubliceerd. Ook betrek ik daarbij het advies van de Commissie voor de milieueffectrapportage. Zij publiceren op 16 april hun advies op de gemaakt PlanMER van het NPLG. De besluitvorming hierover zal nog enige tijd vergen. Dit is mede afhankelijk van de snelheid van de kabinetsformatie. Alle indieners van zienswijzen en uw Kamer blijf ik op de hoogte houden van de voortgang. Zo stuur ik uw Kamer uiterlijk begin juni een brief met daarin mijn analyse van de ingediende zienswijzen, de strekking daarvan en mogelijke richtingen in de antwoorden hierop.

Stand van zaken maatregelen

Ik heb u recent geïnformeerd over de voortgang en effecten van het Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering (Kamerstuk 35 334, nr. 291), de ex ante evaluatie van het NPLG (Kamerstuk 34 682, nr. 187) en de voortgang in de aanpak piekbelasting (Kamerstuk 30 252, nr. 149). De algemene strekking van de rapportages is dat de maatregelen en de aanpak effect hebben, maar ook dat er meer nodig is om de gestelde doelen te bereiken. De ex ante-evaluatie concludeert bijvoorbeeld dat het momenteel niet te verwachten is dat alle voorgestelde maatregelen van de provincies en van het Rijk de doelen van het NPLG met zekerheid tijdig gaan bereiken. Ik omarm de suggesties die het PBL geeft over het vervolg van de aanpak. Onder andere het meer gefaseerd aanpakken van de transitie en prioriteit geven aan de gebieden en opgaven die nu het meest urgent zijn. In dat kader heb ik in het bestuurlijke overleg Landelijk Gebied van 4 april met de provincies gesproken over de mogelijkheid om de gebiedsprogramma’s gedeeltelijk goed te keuren. Ik ben voornemens om komende maand een addendum op de Handreiking Gebiedsprogramma’s te delen met de provincies die beschrijft hoe dit in zijn werk gaat.

Het is belangrijk dat we verder blijven werken aan de transitie van het landelijk gebied. Ik ben dan ook blij dat de Tweede en Eerste Kamer hebben ingestemd met de LNV-begroting waarin budget is gereserveerd voor het ophogen van de middelen voor de aanpak piekbelasting en het beschikbaar stellen van middelen voor de financiering van maatregelen die door de medeoverheden zijn voorgesteld. Daarmee zetten we de volgende stap in de aanpak en brengen we doelbereik dichterbij.

Daarnaast heb ik provincies verzocht om in september de verder uitgewerkte gebiedsprogramma’s aan te leveren. Dat kan een door gedeputeerde staten vastgesteld concept of een gepubliceerd ontwerp zijn. Op hun beurt vragen provincies van het Rijk om ook zelf maatregelen te treffen. De opties voor aanvullende Rijksmaatregelen op het gebied van stikstof heb ik uiteengezet in mijn brief in reactie op de motie Tjeerd de Groot (Kamerstuk 35 334, nr. 273) (Kamerstuk 33 576, nr. 365). Besluitvorming hierover is aan een nieuw kabinet.

De Minister voor Natuur en Stikstof, Ch. van der Wal-Zeggelink

Naar boven