Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 juli 2017
Bij brief van 22 juni 2017 verzoekt uw Kamer mij om de Kamer te informeren in hoeverre
en op welke wijze de maatschappelijke dimensie een rol heeft gespeeld in de procedure
voor een economisch duurzame herbestemming van landgoed en paleis Soestdijk.
Zowel in de beantwoording van vragen van uw Kamer d.d. 21 augustus 2015 (Aanhangsel
Handelingen II 2014/15, nr. 3120) als in de brieven van de toenmalige Minister voor Wonen en Rijksdienst van 21 december
2015 (Kamerstuk 34 300 XVIII, nr. 47) en van 15 maart 2016 (Kamerstuk 34 300 XVIII, nr. 49) bent u geïnformeerd over de totale procedure van de ontwikkeling en verkoop van
Paleis Soestdijk. In het Algemeen Overleg van 21 april 2016 (Kamerstuk 34 300 XVIII, nr. 50) heeft mijn voorganger met uw Kamer discussie gevoerd over de wijze waarop «kwaliteit»
wordt meegewogen in de beoordeling en de uiteindelijke keuze. Ook in mijn beide brieven
van 8 juni jl. (Kamerstuk 34 550 XVIII, nrs. 44 en 45) heb ik aangegeven hoe de afweging is verlopen om over te gaan tot gunning aan het
consortium Made by Holland. In aanvulling op de reeds toegezonden stukken en het gevoerde
overleg nog het volgende.
De verkoopprocedure voor landgoed en Paleis Soestdijk is zodanig opgezet dat «inhoudelijke
plankwaliteit» in de procedure een goede rol kon spelen en tegelijkertijd kon worden
voldaan aan vereisten van een open en transparant proces, waaronder een gelijk speelveld
voor alle deelnemers en het voorkomen van discussies over bijvoorbeeld ongeoorloofde
staatssteun. Gekozen is voor een zogenaamde «verkoop met voorselectie». In twee fasen
zijn door een onafhankelijke beoordelingscommissie plannen geselecteerd die zakelijk
rendabel en kwalitatief goed waren en daarmee ieder voor zich een goede bestemming
voor Soestdijk bevatten.
Alle plannen zijn in die twee fasen integraal beoordeeld op verschillende aspecten
van kwaliteit. De maatschappelijke dimensie zat verweven in alle vijf selectiecriteria,
met name in het eerste: «een duurzame en passende herbestemming van Landgoed Paleis
Soestdijk». Daaronder werd o.a. begrepen «de mate waarin de voorgestelde herbestemming
aansluit bij de waarden en betekenissen van Paleis Soestdijk zoals deze ook zijn omschreven
in de Uitgangspuntennotitie en de Omgevingsvisie [...]» en «de mate waarin de herbestemming
en het nieuwe gebruik kunnen worden beschouwd als een toevoeging van het regionale
aanbod aan voorzieningen en de mate waarin bestaande bedrijvigheid in de regio er
naar verwachting mede van kan profiteren».
Aan de vijf onderscheiden criteria is dezelfde weging meegegeven. De beoordeling op
die criteria telde in gelijke mate mee in het eindoordeel van de daartoe in het leven
geroepen onafhankelijke beoordelingscommissie. Elk van de drie consortia die een bieding
uit hebben mogen brengen, voldeed naar het oordeel van de commissie ruimschoots aan
de vijf criteria.
In fase 3 zijn die drie overgebleven initiatiefnemers uitgenodigd om op basis van
hun plan uit fase 2 een bieding te doen. Conform de Procedureleidraad heeft de selectie in die fase plaatsgevonden op basis van het meest aannemelijk
bod, dat wil zeggen hoogte van de bieding (koopprijs in euro’s) in relatie tot eventuele
door koper gestelde voorwaarden rond financiering en ruimtelijke ordening. Kwalitatieve
aspecten hadden conform het afgesproken proces na weging in fase 2 in de opvolgende
fase 3 dus geen aparte plaats.
Ik hoop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk