34 550 XV Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2017

20 454 Voortgangsrapportage uitvoering wetten oorlogsgetroffenen

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 oktober 2016

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over zijn brief van 30 juni 2016 met een reactie op het verzoek van het lid Ulenbelt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 21 juni 2016 over toepassing Wet BEU in de door Israël bezette gebieden (Kamerstukken 34 300 XV / 20 454, nr. 90).

De daarop door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gegeven antwoorden zijn hierbij afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Van der Burg

De griffier van de commissie, Post

1

Waarom is in de brief van 8 december 2015 (23 432, nr. 417) over dit onderwerp geen onderscheid gemaakt tussen de AOW-gerechtigden die wel op hebben gegeven dat ze in de bezette gebieden wonen en AOW-gerechtigden die hebben gemeld dat ze in Israël wonen?

In de brief van 8 december 2015 is inderdaad voor wat betreft de bestaande gevallen geen onderscheid gemaakt tussen de AOW-gerechtigden. In deze brief is de Kamer geïnformeerd over de vraag of specifieke maatregelen gewenst zijn voor toekomstige schrijnende gevallen binnen de groep vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en burgeroorlogsslachtoffers 1940–1945. Dit was eerder toegezegd bij de beantwoording van Kamervragen1 in het voorjaar van 2015. Daarnaast is in de brief ingegaan op de inkomensondersteuning AOW en de loonheffing op het AOW-pensioen.

Er is in de brief van 8 december 2015 geen onderscheid gemaakt tussen AOW-gerechtigden, omdat op dat moment alle alleenstaande AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden een AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML ontvingen. Dit heb ik ook laten weten in de eerdere beantwoording van Kamervragen2 waarin ik heb aangegeven dat de betrokkenen waarvan het AOW-pensioen in eerste instantie wel op 50% WML was vastgesteld, alsnog een AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML hebben gekregen, omdat geconstateerd was dat onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in de door Israël bezette gebieden heeft voor de hoogte van het AOW-pensioen van alleenstaande AOW-gerechtigden.

Voor de vraag of gerechtigden zelf hebben opgegeven of ze in bezet gebied dan wel in Israël woonachtig zijn, is het van belang dat er in veel gevallen geen duidelijk onderscheid is tussen AOW-gerechtigden die wel hebben opgegeven in de bezette gebieden te wonen en AOW-gerechtigden die hebben gemeld dat ze in Israël wonen. Dit hangt onder meer samen met de wijze waarop het aanvraagproces van de AOW is ingeregeld.

AOW-gerechtigden die in Israël wonen moeten een aanvraag via het Israëlische verbindingsorgaan (de Israëlische «SVB») doen met een speciaal formulier dat alleen bestemd is voor mensen die in Israël wonen. In het kader van het verdrag met Israël worden aparte formulieren gebruikt. Deze formulieren worden ingediend bij het Israëlische verbindingsorgaan dat een stand van verzekering toevoegt en het formulier daarna doorstuurt aan de SVB. Dit speciale formulier heeft voorgedrukt staan dat het adres in Israël ligt.

Mensen die in de door Israël bezette gebieden wonen mogen feitelijk geen gebruik maken van deze route langs het Israëlische verbindingsorgaan en het daarbij behorende formulier. Zij zouden zich direct bij de SVB moeten melden en voor hen is er een apart aanvraagformulier beschikbaar dat via de SVB wordt verstrekt en waarop het woonland niet vooraf is ingevuld. Dit formulier wordt aan hen verstrekt als zij aangeven in de door Israël bezette gebieden te wonen. Op het moment dat iemand zegt in Israël te wonen, dan verwijst de SVB naar het Israëlische verbindingsorgaan.

Bijna alle mensen die woonachtig waren in bezet gebied hebben zich in de praktijk gemeld bij het Israëlische verbindingsorgaan, waardoor hun aanvraag via dat orgaan is verlopen met gebruikmaking van het formulier waarop het woonland Israël vooraf was ingevuld.

Voor het woonadres geldt voor de SVB dat de opgave van de aanvrager/uitkeringsgerechtigde leidend is. Het is echter ook aan de SVB om te onderkennen of een woonplaats al dan niet binnen Israël ligt op basis van de internationaal erkende grenzen van het land. In de uitvoering is dit helaas onvoldoende onderkend. Daarom heeft de SVB de werkwijze inmiddels aangepast en wordt bij alle formulieren die via het Israëlische verbindingsorgaan zijn verkregen, een extra controle gedaan of er sprake is van wonen in de door Israël bezette gebieden. De werkinstructies voor de medewerkers van de SVB zijn in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid uitgebreid en er zijn nadere afspraken gemaakt met de Nederlandse ambassade in Tel Aviv, die in geval van twijfel adviseert bij het vaststellen van adressen.

2

Wilt u de Kamer alle informatie beschikbaar stellen die het Ministerie van SZW, de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en de diplomatieke posten in Tel Aviv en Ramallah sinds inwerkingtreding van de Wet Beperking Export Uitkeringen (Wet BEU) had over het aantal uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden?

Met betrekking tot het aantal uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden is van belang dat vanaf de inwerkingtreding van de Wet Beperking Export Uitkeringen (Wet BEU) uitkeringsgerechtigden door de SVB verschillende malen zijn aangeschreven met informatie over de Wet BEU. Voor AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden vond dit per individu plaats én handmatig. Een overzicht over aantallen per jaar van vóór 2013 is niet beschikbaar, omdat de SVB hiervan geen mutatiegeschiedenis bijhoudt.

In december 2013 heeft de SVB ter voorbereiding van een controle ter plaatse3 een eerste inventarisatie gemaakt: toen was sprake van 48 AOW-gerechtigden en één Anw-gerechtigde in de door Israël bezette gebieden. De Anw-gerechtigde valt onder het overgangsrecht van de Wet BEU. In september 2014 is door de SVB naar aanleiding van een nadere controle en mutaties vastgesteld dat er op dat moment 61 AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden woonden.

In de beantwoording van Kamervragen4 is daarnaast gemeld dat er op 15 mei 2015 67 AOW-gerechtigden waren geregistreerd in de door Israël bezette gebieden. 15 adressen waren toen, zoals gemeld, nog in onderzoek.

Per 1 januari 2016 wonen 76 AOW-gerechtigden en één Anw-gerechtigde in de door Israël bezette gebieden5. Er spelen voor zover bekend geen kinderbijslagdossiers.

Daarnaast is in juli 2015 aan het UWV gevraagd of er uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden woonden. Uit onderzoek is toen gebleken dat er één WAO-gerechtigde in bezet gebied woonde die onder het overgangsrecht van de Wet BEU viel.

3

Hoeveel AOW-gerechtigden woonden er in de bezette Palestijnse gebieden, hoeveel mensen zijn daarvan gekort en hoeveel zijn daarvan oorlogsgetroffenen? Kunt u dit aangeven per jaar vanaf 2006?

In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van het aantal AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden.

 

Aantal AOW-gerechtigden

Alleenstaand

Gehuwd

December 2013

48

21

 

27

     

– 4 personen gekort

 
     

– 17 niet gekort, waarvan 6 terecht ivm overgangsrecht BEU (3) of werkzaam in algemeen belang (3)

 

September 2014

61

21

 

40

     

– 17 niet gekort, waarvan 6 terecht ivm overgangsrecht BEU (3) of werkzaam in algemeen belang (3)

 

Januari 2016

76

26

 

50

     

– 26 niet gekort, waarvan 3 overgangsrecht BEU, 3 algemeen belang en 20 artikel 62a, AOW

 

Toelichting:

Een overzicht per jaar van vóór 2013 is niet beschikbaar omdat de SVB geen mutatiegeschiedenis bijhoudt: overlijden, verhuizing en wijziging leefsituatie (gehuwd/ongehuwd) worden niet afzonderlijk bijgehouden, maar worden direct verwerkt.

Alleen totaaloverzichten zoals totaal AOW inclusief bedragen komen in de jaarlijkse statistieken.

De SVB heeft ter voorbereiding van een controle ter plaatse in december 2013 een eerste inventarisatie gemaakt: toen was sprake van 48 AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden. Hiervan was bij 28 personen door de SVB niet eerder vastgesteld dat ze in de door Israël bezette gebieden woonden. Van deze 28 personen, hadden 11 personen ten onrechte een AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML ontvangen. Hiervan waren 7 personen erkend oorlogsgetroffene. Van de 20 personen waar wel correct was vastgesteld waar ze woonden, waren er vier personen alleenstaand (één erkend oorlogsgetroffene) en hadden een AOW-pensioen ter hoogte van 50% WML ontvangen. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid hebben deze personen met terugwerkende kracht alsnog een hoger AOW-pensioen ontvangen. De overige 16 personen waren gehuwd of vielen onder eerder overgangsrecht.

In september 2014 is door de SVB naar aanleiding van een nadere controle en mutaties vastgesteld dat er 61 AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden woonden.

Per 1 januari 2016 wonen 76 AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden. 33 van de 76 AOW-gerechtigden ontvangen ook een V&O6-uitkering (11 alleenstaand en 22 gehuwd).

Alle gevallen van vóór 1 januari 2016 vallen onder het overgangsrecht van de wet BEU en/of onder het overgangsrecht conform artikel 62a AOW. Zij worden dus allen niet gekort.

4

Zijn er uitkeringsgerechtigden, die in nederzettingen wonen in de door Israël bezette gebieden, die een Anw-uitkering of kinderbijslag ontvangen of hebben zich dergelijke gevallen sinds inwerkingtreding van de Wet BEU voorgedaan? Zo ja, om hoeveel personen gaat het, welke uitkeringen ontvangen zij en hoe hoog zijn die uitkeringen? Wordt met betrekking tot deze uitkeringen het nalevingsverdrag met Israël toegepast?

De SVB geeft aan dat er één Anw-gerechtigde woont in de door Israël bezette gebieden. Het verdrag inzake sociale zekerheid met Israël vindt geen toepassing bij deze Anw-gerechtigde. Deze persoon valt onder het overgangsrecht van de Wet BEU.

De SVB geeft aan dat er voor zover bekend geen kinderbijslagdossiers spelen. Het handhavingsverdrag met Israël is niet van toepassing.

5

Wilt u een overzicht geven van alle momenten sinds 2002 waarop de Sociale Verzekeringsbank (SVB) door de Minister en/of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid erop is gewezen dat het sociale-zekerheidsverdrag met Israël niet geldt in de door Israël bezette gebieden? Wilt u alle bijbehorende schriftelijke communicaties tussen het ministerie en de SVB met de Kamer delen?

De volgende correspondentie direct aan de SVB is bij ons bekend.

Oktober 2002

Brief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de SVB dat voor uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden en de Westelijke Sahara de overgangsregeling voor de Wet BEU is verlengd tot 1 januari 2004 in verband met late persoonlijke informatie over de Wet BEU en de overgangsregeling.

18 juli 2014

Brief van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de SVB over het overgangsrecht van artikel 62a van de AOW. In de brief wordt benoemd dat betrokkenen een te hoog AOW-pensioen hebben ontvangen.

26 augustus 2015

Brief van de SVB aan het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierin benoemt de SVB dat in de door Israël bezette gebieden de verdragen met Israël over sociale zekerheid en belastingheffing niet gelden.

De meeste informatie is via correspondentie met de Kamer en via informeel overleg tussen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de SVB gedeeld.

De laatste twee brieven vindt u in de bijgevoegde stukken (SZW-08 en SVB-32). De eerste brief wordt zo spoedig mogelijk nagezonden (zie Kamerstuk 34 550 XV / 20 454, nr. 7).

6

Heeft de Minister en/of het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de SVB na 2002 opdracht gegeven de Wet Beperking Export Uitkeringen (Wet BEU) niet toe te passen op de door Israël bezette gebieden? Zo ja, door wie, wanneer en met welke specifieke instructie(s) is dat gebeurd?

Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de SVB geen opdracht gegeven de wet voor deze groep niet te handhaven.

De werking van de Wet BEU is wel enkele malen uitgesteld na 2002. De Wet BEU is op 1 januari 2000 in werking getreden. Daarbij is er voor de AOW drie jaar overgangsrecht geregeld. In december 2002 is voor uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden en de Westelijke Sahara de overgangsregeling verlengd tot 1 januari 2004 in verband met late persoonlijke informatie over de Wet BEU en de overgangsregeling. Dit is gebeurd op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals uiteengezet in het antwoord van Staatssecretaris Rutte op vragen uit de Tweede Kamer.

Vervolgens heeft in december 2003 bij wet een verlenging van de overgangsregeling Wet BEU plaatsgevonden per 1 januari 2004 in verband met een rechterlijke uitspraak van maart 2003 waarin werd geconcludeerd dat de Wet BEU strijdig was met IAO-verdrag nr. 118. Dit was een algemene verlenging, en was dus niet alleen beperkt tot de door Israël bezette gebieden.

In december 2005 is bij wet een algemene pardonregeling geregeld voor gerechtigden die al recht op AOW of Anw hadden vóór 1 januari 2000 en voor die datum al buiten Nederland woonden. Deze was dus ook niet beperkt tot de door Israël bezette gebieden.

In december 2013 is de SVB, bij de voorbereiding van een controle ter plaatse, gebleken dat een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden niet woonachtig was in Israël maar in de door Israël bezette gebieden en daarmee ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen. Op 21 januari 2014 heeft de SVB een herzieningbeschikking uitgestuurd aan deze 11 personen i.v.m. de Wet BEU. Hierdoor werd het AOW-pensioen voor alleenstaanden vastgesteld op 50% WML.

Op 21 februari 2014 heeft er een correctie plaatsgevonden voor deze 11 uitkeringen op grond van de beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Besloten is om voor de personen de werking van de korting met vooralsnog een jaar op te schorten. Deze periode is tevens benut om in overleg te komen tot een passende overgangsregeling.

2016: Met ingang van1 januari 2016 beëindiging van de met de toepassing van het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie en toepassing overgangsrecht artikel 62a van de AOW, waardoor de AOW-gerechtigden die op 31 december 2015 woonachtig waren in de door Israël bezette gebieden onder bepaalde voorwaarden niet vallen onder de exportbeperkingen geïntroduceerd met de Wet BEU.

7

Sinds wanneer zijn de Ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Buitenlandse Zaken op de hoogte van weerstand bij uitkeringsgerechtigden woonachtig in door Israël bezette gebieden tegen de correcte en volledige toepassing van de Wet BEU in deze gebieden? Wanneer is de regering daar voor het eerst over geïnformeerd?

Nadat betrokkenen, woonachtig in de door Israël bezette gebieden, in 2002 door de SVB werden geïnformeerd dat zij er rekening mee moesten houden dat hun uitkering per 1 januari 2003 zou worden beëindigd c.q. verlaagd op grond van de Wet BEU, was bij de regering duidelijk, onder andere op grond van berichten in de media, dat er weerstand tegen dit besluit bestond.

8

Beschikte de regering vóór 2015 over aanwijzingen dat inwoners van nederzettingen in de door Israël bezette gebieden geneigd zijn te doen voorkomen dat hun woonplaats in Israël ligt en er derhalve een verhoogd risico bestond dat uitkeringsgerechtigden woonachtig in nederzettingen dat ook zouden doen in het kader van hun AOW-aanvraag?

Voor de invoering van de Wet BEU werd er door de SVB al veel energie gestoken in het vaststellen van de woonplaats van AOW-gerechtigden.

Voor landen waarmee Nederland een verdrag heeft gesloten, maakt de SVB operationele afspraken, ter uitvoering van de verdragsrechtelijke handhavingsafspraken. Op basis van deze afspraken controleert de SVB door middel van gegevensuitwisseling of controle ter plaatse. Prioritering van landen bij de totstandkoming van de operationele afspraken vindt onder meer plaats op basis van klantaantallen en geldstromen.

In december 2013 heeft de SVB, bij de voorbereiding van een controle ter plaatse (zie ook antwoord op vraag 2), geconstateerd dat in de uitvoeringspraktijk onvoldoende is onderkend dat AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden als woonland «Israël» opgaven.

Zoals bij het antwoord op vraag 1 is aangegeven, is voor de SVB voor het woonadres de opgave van klant leidend. Zoals eerder vermeld, verkeerde de SVB in de veronderstelling dat de AOW-gerechtigden in Israël woonachtig waren, terwijl zij feitelijk in de bezette gebieden woonden. Daarmee handelde de SVB in de praktijk ten aanzien van deze personen in de bezette gebieden alsof het verdrag met Israël van toepassing was. Voor betrokkenen leek het in de praktijk of het verdrag voor hen gold. Daarbij is ook van belang dat er in veel gevallen geen duidelijk onderscheid is tussen AOW-gerechtigden die wel hebben opgegeven in de bezette gebieden te wonen en AOW-gerechtigden die hebben gemeld dat ze in Israël wonen. Dit hangt onder meer samen met de wijze waarop het aanvraagproces van de AOW is ingeregeld. Zie hierover vraag 1.

9

Wanneer heeft de SVB voor het eerst onderkend, door ontvangen informatie of eigen onderzoek, dat uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden niet in Israël wonen, terwijl zij «Israël» als woonland hadden opgegeven?

Zie antwoord op vraag 8.

10

Wilt u een overzicht geven van alle keren dat de toepassing van de Wet BEU op de door Israël bezette gebieden opgeschort is, graag telkens met vermelding van de opschortingstermijn? Wilt u tevens een overzicht geven van alle keren waarop door de SVB reeds verzonden kortingsbeschikkingen zijn opgeschort en/of teruggedraaid? Welke rechtsbasis bestond hiervoor?

2000–2002: De Wet BEU is van kracht per 1 januari 2000. Daarbij is er voor de AOW drie jaar overgangsrecht geregeld. Dit betrof algemeen overgangsrecht en was dus niet beperkt tot de voor Israël bezette gebieden.

2003: De uitkeringen van gerechtigden in de door Israël bezette gebieden zouden aanvankelijk per 1 januari 2003 worden beëindigd of verlaagd conform de Wet BEU. De betrokkenen waren hierover pas op een laat tijdstip geïnformeerd. Gelet op de onduidelijkheid die er bij betrokkenen kon bestaan over de territoriale werkingssfeer van het verdrag met Israël, paste het niet binnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur om de herziening van de uitkeringen te doen ingaan op 1 januari 2003. Hetzelfde gold overigens voor de uitkeringsgerechtigden die woonachtig waren op het gebied van de Westelijke Sahara, waar een soortgelijke onduidelijkheid bestond en die ook op een laat tijdstip waren geïnformeerd. Daarom is voor beide groepen de overgangstermijn van de Wet BEU verlengd met één jaar.

2004–2005: Vervolgens heeft in december 2003 bij wet een verlenging van de overgangsregeling Wet BEU plaatsgevonden per 1 januari 2004 in verband met een rechterlijke uitspraak van maart 2003 waarin werd geconcludeerd dat de Wet BEU strijdig was met IAO-verdrag nr. 118. Dit was een algemene verlenging, en was dus niet beperkt tot de door Israël bezette gebieden.

2006: In december 2005 is bij wet een algemene pardonregeling geregeld voor gerechtigden die al recht op AOW of Anw hadden vóór 1 januari 2000 en voor die datum al buiten Nederland woonden. De ratio voor deze pardonregeling was dat er weinig mogelijkheden waren om alsnog een verdrag tot stand te brengen met bepaalde landen. Deze ratio was dus ook niet alleen beperkt tot de door Israël bezette gebieden.

2013: In december 2013 heeft de SVB, bij de voorbereiding van een controle ter plaatse (zie ook antwoord op vraag 2), geconstateerd dat in de uitvoeringspraktijk onvoldoende is onderkend dat AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden als woonland «Israël» opgaven.

2014: Op 21 januari 2014 heeft de SVB een herzieningbeschikking uitgestuurd aan 11 personen i.v.m. de Wet BEU.

Op 21 februari 2014 heeft er een correctie plaatsgevonden voor deze 11 uitkeringen op grond van de beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Besloten is om voor de personen de werking van de korting met vooralsnog een jaar op te schorten. Deze periode is tevens benut om in overleg te komen tot een passende overgangsregeling. Op 12 maart 2015 zijn mensen geïnformeerd over de beslissing dat er een overgangsregeling was afgesproken waarbij de oude uitkering definitief doorloopt zonder toepassing van de Wet BEU.

Op 14 december 2015 zijn mensen daarnaast nog aanvullend geïnformeerd over de gevolgen voor de loonheffing en inkomensondersteuning AOW.

2016: Met ingang van1 januari 2016 beëindiging van de met de toepassing van het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie en toepassing overgangsrecht artikel 62a van de AOW, waardoor de AOW-gerechtigden die op 31 december 2015 woonachtig waren in de door Israël bezette gebieden onder bepaalde voorwaarden niet vallen onder de exportbeperkingen geïntroduceerd met de Wet BEU.

Voor een volledig overzicht van de contactmomenten met AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden, zie het antwoord op vraag 82.

11

Is op enigerlei moment formeel besloten «de gelijk te stellen situatie met ingang van 1 januari 2015 te beëindigen?» Zo ja, door wie is dit besluit genomen? Is nadien opdracht gegeven tot het publiceren van de bijbehorende «ministeriële mededeling»? Zo ja, wie heeft daartoe opdracht gegeven, aan wie is de opdracht verstrekt en wie had deze binnen welke termijn moeten uitvoeren?

Op 18 juli 2014 heb ik de SVB een brief gestuurd waarin ik heb aangegeven dat ik tot het besluit was gekomen per 1 januari 2015 de te hoge AOW-betalingen in de door Israël bezette gebieden te beëindigen. Dit had ik willen doen door dit op te nemen in de mededeling die ik op grond van artikel 62a, tweede lid, van de AOW zou doen in de Staatscourant bij de inwerkingtreding van de Whek (Wet tot wijziging van enkele socialezekerheidswetten in verband met een andere vormgeving van de exportbeperking in de Algemene Kinderbijslagwet en het regelen van overgangsrecht voor de situatie van opzegging of wijziging van een verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen situatie).

Dit besluit is door mij genomen en ik heb daarmee ook opdracht gegeven dat de ministeriële regeling opgesteld en gepubliceerd kon worden. Personele wisselingen en onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben ertoe geleid dat verzuimd is om die mededeling tijdig te publiceren. Bij het proces van voorbereiding van de vaststelling en uiteindelijke publicatie van een mededeling in de Staatscourant zijn in de meeste gevallen diverse directies en personen op en buiten het Ministerie betrokken. Hoewel het proces zorgvuldig is ingericht en alle betrokkenen naar beste vermogen hun inbreng daarin leveren is het niettemin, zoals is gebleken, niet helemaal uit te sluiten dat in enige fase van dat proces zaken niet helemaal goed plaatsvinden waardoor vaststelling en publicatie niet zoals gepland plaatsvinden. In de tussentijd heeft binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een reorganisatie plaatsgevonden en is het integrale opdrachtgeverschap voor de SVB nu in één hand bij één directie komen te liggen, waarmee de verantwoordelijkheidsverdeling duidelijk is geworden. Om herhaling te voorkomen is de bestaande voortgangscontrole op wetgevingsprocessen aangescherpt.

12

Wilt u een overzicht geven van alle informatie en voorlichting over beëindiging van «de gelijk te stellen situatie met ingang van 1 januari 2015», die in 2014–2015 door ministeries en/of de SVB gepubliceerd is en/of die verstuurd is aan uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden?

In juli 2014 heb ik de SVB per brief gemeld dat bij beëindiging van de met het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie in de door Israël bezette gebieden onder het overgangsrecht van artikel 62a, eerste lid, van de AOW valt. Beoogd was om de gelijk te stellen situatie met ingang van 1 januari 2015 te beëindigen. Personele wisselingen en onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben ertoe geleid dat verzuimd is om die mededeling tijdig te publiceren. Daarom is pas per 1 januari 2016 de met de toepassing van het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie beëindigd. Hierover is op de volgende momenten informatie of voorlichting gepubliceerd dan wel verstuurd:

De SVB heeft op meerdere momenten contact gehad met AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden:

10 oktober 2014: Informatiebrief over overgangsregeling per 1 januari 2015 (alleen voor de 11 personen die een AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML ontvingen).

12 maart 2015: Beslissingen overgangsregeling per 1 januari 2015.

14 december 2015: alle AOW-gerechtigden die in de door Israël bezette gebieden wonen zijn geïnformeerd dat zij – zolang zij daar blijven wonen – onder overgangsrecht vallen, hetgeen inhoudt dat:

  • op hen de Wet BEU-korting op het AOW-pensioen niet van toepassing is als dat aan de orde zou zijn;

  • de loonheffing niet ten laste van hen wordt geheven;

  • zij recht houden op de inkomensondersteuning AOW.

  • zij AOW-pensioen kunnen ontvangen over periodes vóór 1 januari 1957.

Daarnaast is op 16 december 2015 de ministeriële mededeling ex artikel 62a, tweede lid, van de AOW gepubliceerd en is de Kamer bij de beantwoording van de Kamervragen in mei 2015 geïnformeerd over de beëindiging van de gelijk te stellen situatie met ingang van 1 januari 2016.

13

Sinds wanneer is de SVB ervan op de hoogte dat het belastingverdrag met Israël niet van toepassing is op de door Israël bezette gebieden?

In november 2014 constateerde de SVB dat in de door Israël bezette gebieden ten onrechte het belastingverdrag met Israël werd toegepast doordat de SVB bij de loonheffing aanvankelijk geen onderscheid gemaakt heeft tussen wonen in Israël en wonen in de door Israël bezette gebieden. Dit kwam door het ontbreken van een woonlandcode voor de bezette gebieden in de Basisregistratie Personen (BRP) die leidend is voor de SVB. Bij deze groep is daarom geen loonheffing ingehouden.

Ik ben hierover begin mei 2015 door mijn ambtenaren geïnformeerd en dit punt heb ik bezien samen met het vormgeven van een structurele oplossing voor erkend oorlogsgetroffenen voor de AOW. Per 1 januari 2016 wordt voor nieuwe gevallen door de SVB loonheffing ingehouden.

14

Heeft de SVB vóór 2016 bij de loonheffing in sommige gevallen wel onderscheid gemaakt tussen wonen in Israël en in de bezette gebieden, c.q. bij één of meer uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden loonheffing ingehouden? Zo ja, wanneer is dat gebeurd en hoeveel uitkeringsgerechtigden betrof het?

Nee. In sommige gevallen is wel het correcte AOW-pensioen toegekend omdat de beoordelaar daar primair op gericht is, maar niet de correcte loonheffing ingehouden omdat daarbij de woonlandcode leidend is. In het geautomatiseerde systeem van de SVB is de loonheffing gekoppeld aan de woonlandcode en moet de gevalsbehandelaar desgewenst handmatig wijzigingen aanbrengen.

15

Wat is de precieze juridische onderbouwing op basis van de Wet op de loonbelasting en de Algemene wet inzake rijksbelastingen van de loonheffing die de SVB vóór 2016 voor uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden heeft betaald en die de SVB na 1 januari 2016 voor betrokkenen blijft betalen?

Op basis van het belastingverdrag Nederland-Israël mag Israël belasting heffen over de AOW- en V&O-uitkeringen van in Israël woonachtige personen. Nederland mag dit niet.

Het belastingverdrag Nederland-Israël is niet van toepassing op inwoners van de door Israël bezette gebieden. Dat betekent dat op grond van de Nederlandse belastingwetten in Nederland belasting moet worden betaald over Nederlandse uitkeringen. Tot 2016 heeft de SVB geen loonheffing ingehouden over de uitkeringen van AOW-gerechtigden en/of V&O-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden. De reden is dat aanvankelijk het onderscheid niet werd gemaakt tussen wonen in Israël en wonen in de door Israël bezette gebieden.

De verschuldigde loonheffing over uitkeringen aan personen woonachtig in deze gebieden moet evenwel hoe dan ook worden betaald. De SVB is als inhoudingsplichtige verantwoordelijk voor de – achteraf geconstateerde – niet ingehouden loonheffing. De over het verleden verschuldigde bedragen aan loonheffing komen voor rekening van de SVB door middel van eindheffing. Dit is een gebruikelijke vorm van naheffing bij inhoudingsplichtigen die is gebaseerd op artikel 31, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de loonbelasting 1964 en artikel 20 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen.

Zoals uit de brieven van 8 december 2015 en 30 juni 2016 aan de Kamer blijkt, heeft het kabinet besloten om de uitkeringsgerechtigden die op 31 december 2015 reeds in de door Israël bezette gebieden woonden niet te confronteren met belastingheffing over hun uitkeringen, zolang zij woonachtig blijven in dat gebied. Daarmee blijven de uitkeringsgerechtigden ook na 1 januari 2016 dezelfde netto uitkering genieten en verandert er voor hen niets. Het gaat om circa 65 mensen in totaal.

De verschuldigde loonheffing wordt niet ingehouden op de uitkering, maar wordt door de SVB eveneens afgedragen in de vorm van een eindheffing.

16

Heeft de overheid al het mogelijke gedaan om correcte woonadressen van uitkeringsgerechtigheden in de door Israël bezette gebieden vast te stellen en mogelijke onduidelijkheid over de toepasbaarheid van regels weg te nemen? Heeft de overheid hiervoor eenzelfde inspanning geleverd als richting rechthebbenden in andere gebieden en landen waar geen verdrag geldt?

Alle klanten in het buitenland worden door de SVB op dezelfde wijze geïnformeerd: o.a. door middel van informatie op de SVB-website, de toelichting bij hun aanvraagformulier, de uiteindelijke toekenning en de jaaropgave die zij jaarlijks ontvangen.

In zijn algemeenheid geldt dat de SVB de actuele woonplaats beoordeelt tijdens de aanvraagprocedure en bij een verhuizing. De SVB verricht op basis van risicoanalyse ter plaatse controles op de rechtmatigheid van uitkeringen naar het buitenland. Deze controles hebben onder meer betrekking op het in leven zijn en op de leefsituatie van gerechtigden. Bij deze huisbezoeken vindt uiteraard ook een controle op de juistheid van het opgegeven woonadres plaats.

Voor de invoering van de Wet BEU werd er door de SVB al veel energie gestoken in het vaststellen van de woonplaats van AOW-gerechtigden. Bij de voorbereiding van een controle in Israël is eind 2013 gebleken dat klanten in de door Israël bezette gebieden in de regel als woonland «Israël» opgeven en niet zelf vermelden in een bezet gebied te wonen. Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, hangt dit samen met de manier waarop het aanvraagproces van de AOW is geregeld en het formulier dat daarbij door het Israëlische verbindingsorgaan wordt gehanteerd. Daarom wordt nu voor Israël door de SVB de aanduiding van het woonland administratief extra gecontroleerd.

Zoals eerder vermeld verkeerde de SVB in de veronderstelling dat de AOW-gerechtigden in Israël woonachtig waren, terwijl zij feitelijk in de bezette gebieden woonden. Daarmee handelde de SVB in de praktijk ten aanzien van deze personen in de bezette gebieden alsof het verdrag met Israël van toepassing was. Voor betrokkenen leek het in de praktijk of het verdrag voor hen gold. Door het niet tijdig publiceren van de mededeling was ook in het begin van 2015 nog onduidelijkheid mogelijk over de hoogte van het AOW-pensioen in de door Israël bezette gebieden. Deze situatie is daarmee anders dan in andere gebieden en landen waar geen verdrag geldt.

17

Waarom heeft de SVB in een brief van december 2015 aan een man met AOW in door Israël bezet gebied aangegeven dat hij, doordat er geen belastingverdrag is met door Israël bezet gebied in Israël, geen belasting hoeft te betalen, terwijl de SVB de man niet kort op zijn uitkering vanwege de Wet BEU? Wil u uitleggen waarom de ene regelgeving gehandhaafd wordt en de andere genegeerd, waardoor de man op twee manieren bevoordeeld wordt?

Waarom heeft dezelfde man inkomensondersteuning gekregen, terwijl hij daar geen recht op heeft, zoals in een andere brief van de SVB in 2015 te lezen is? En waarom is er door de SVB geen verklaring gegeven, waar hij deze voorkeursbehandeling aan te danken heeft?

Ik geef in verband met de privacy wetgeving geen antwoord op specifieke casuïstiek.

In december 2015 zijn alle AOW-gerechtigden die in de door Israël bezette gebieden wonen geïnformeerd dat zij – zolang zij daar blijven wonen – onder overgangsrecht vallen, hetgeen inhoudt dat:

  • op hen de Wet BEU-korting op het AOW-pensioen niet van toepassing is als dat aan de orde zou zijn;

  • de loonheffing niet ten laste van hen wordt geheven;

  • zij recht houden op de inkomensondersteuning AOW.

  • zij AOW-pensioen kunnen ontvangen over periodes voor 1 januari 1957.

In de Kamerbrieven van 8 december 2015 en 30 juni 2016 is uitgebreid ingegaan op de eerste drie aspecten. In 2013 is vastgesteld dat de SVB in de veronderstelling verkeerde dat de AOW-gerechtigden in Israël woonachtig waren, terwijl zij feitelijk in de door Israël bezette gebieden woonden. Daarmee handelde de SVB in de praktijk ten aanzien van deze personen in de bezette gebieden alsof het verdrag met Israël van toepassing was. Voor betrokkenen leek het in de praktijk of het verdrag voor hen gold. Ik heb in juli 2014 aan de SVB per brief aangegeven dat deze groep AOW-gerechtigden onder het overgangsrecht van artikel 62a, eerste lid, valt. Omdat verzuimd was de mededeling hiervoor begin 2015 te publiceren, was er nog onduidelijkheid mogelijk. Per 1 januari 2016 is van deze onduidelijkheid voor nieuwe gevallen geen sprake meer, omdat de ministeriële mededeling inmiddels is gepubliceerd.

Ten aanzien van de inkomensondersteuning AOW is de besluitvorming in lijn met die over de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden.

Voor de loonheffing heeft de SVB gehandeld alsof het belastingverdrag Nederland-Israël van toepassing was, waardoor bij personen woonachtig in de door Israël bezette gebieden tot op dat moment geen loonheffing was ingehouden over onder andere het AOW-pensioen. Het kabinet vindt het onredelijk om deze personen alsnog te confronteren met loonheffing.

Voor AOW-pensioen ontvangen over periodes vóór 1957 heeft de SVB gehandeld alsof het verdrag met Israël van toepassing was, waardoor bij personen die vóór 1957 de leeftijd van 15 jaar hadden bereikt ook fictieve opbouwjaren vóór 1957 zijn meegenomen.

18

Welke verantwoordelijke bewindspersoon/bewindspersonen heeft/hebben voor 2006 ambtenaren de opdracht gegeven te zoeken naar mogelijkheden om te voorkomen dat mensen in de bezette gebieden gekort worden op hun AOW?

Is het waar dat deze ambtenaren een oplossing moesten bedenken, zonder dat mensen in andere bezette gebieden, zoals de Westelijke Sahara en Noord-Cyprus, mochten profiteren van deze oplossing? Zo ja, wie heeft hiertoe opdracht gegeven?

Is het waar dat de oplossing zonder wetswijziging tot stand moest komen, om te voorkomen dat er ongewenste publiciteit zou ontstaan bij behandeling door de Tweede Kamer?

Onder premier Balkenende, Staatssecretarissen Rutte en Van Hoof, Ministers De Geus en De Hoop Scheffer is gezocht naar mogelijkheden om de betaling van uitkeringen te continueren conform de regels van de Wet BEU. Dit mede n.a.v. Kamervragen van de leden Veling en Van Dijke en de moties Noorman-Den Uyl/Van Loon en Van Loon/Noorman-Den Uyl die in het algemeen oproepen de nadelige effecten van het verstrijken van de overgangstermijn van de Wet BEU weg te nemen voor alle personen die in een niet-verdragsland wonen.

Voor de door Israël bezette gebieden is daarbij van belang dat in 2002 voor AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden en de Westelijke Sahara de overgangsregeling verlengd is tot 1 januari 2004 in verband met late persoonlijke informatie over de Wet BEU en de overgangsregeling. Dit is gebeurd op basis van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals ook uiteengezet in het antwoord van Staatssecretaris Rutte op vragen uit de Kamer. Daarbij is ook gekeken naar de optie wetgeving. Zie ook het antwoord op vraag 27.

19

Waarom is het dossier AOW in door Israël bezet gebied niet opgenomen in het logboek «gevoelige dossiers» van de SVB? Wie heeft opdracht gegeven dit dossier nergens, ook niet in dit logboek, te vermelden?

Het dossier «bezette gebieden» heeft vanaf 29 januari 2014 onderdeel uitgemaakt van het logboek «gevoelige dossiers».

20

Welke maatregelen heeft de voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rutte, in 2002 genomen om een uitzonderingspositie voor de kolonisten te bewerkstelligen, zodat ze niet gekort zouden worden?

Zie het antwoord op vraag 10.

21

Op welke wijze werd in 2002 door betrokkenen in bezette gebieden, de Israëlische regering en het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) gereageerd op de voorgenomen korting? Wilt u alle vormen van communicatie hierover met de Kamer delen, zoals bijvoorbeeld, maar niet uitputtend, telefoonnotities, gespreknotities, e-mails, brieven en faxen?

De aankondiging van de implicaties van de invoering van de Wet BEU voor de door Israël bezette gebieden zorgde voor ophef, met name bij de betrokkenen woonachtig in die gebieden, zoals blijkt uit berichtgeving in de media en uit enkele brieven gericht aan de regering. Ook het Centrum Informatie en Documentatie Israël wendde zich destijds tot de regering over de kwestie. De Israëlische overheid toonde zich verstoord dat van Nederlandse zijde niet eerder expliciet was gewezen op het feit dat het socialezekerheidsverdrag alleen van toepassing is binnen Israël op basis van de grenzen van 1967.

De toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken, De Hoop Scheffer, heeft in reactie op correspondentie van de Nederlandse immigrantenvereniging in Israël «Irgoen Olei Holland» in 2003 aangegeven dat hij zich zou blijven inspannen om tot een aanvaardbare oplossing te komen.

22

Welke juridische complicatie leidde ertoe dat de uitvoering van de Wet BEU tot 2006 werd opgeschort en de uitkeringen niet op 1 januari 2004 zijn beëindigd, nadat 1 januari 2003 voor deze specifieke doelgroep in de bezette gebieden als te snel werd beoordeeld door voormalig Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Rutte, als gevolg van het zeer late tijdstip waarop betrokkenen zouden zijn geïnformeerd?

Dit hield verband met de opzegging van het IAO-Verdrag nr. 118. In tegenstelling tot de analyse die was gemaakt bij de totstandkoming van de Wet BEU, oordeelde de Centrale Raad van Beroep dat dit verdrag verplicht tot export van uitkeringen, ook naar landen waarmee geen afspraken waren gemaakt over handhaving. Dit was in tegenspraak met de Wet BEU. Om die reden diende de regering een wetsvoorstel in tot opzegging van het IAO-Verdrag nr. 118. Eind 2004 stemde het parlement in met de opzegging en eind 2005 werd de opzegging effectief. Zodra de opzegging van het IAO-Verdrag nr. 118 effectief werd, kon de export van uitkeringen op grond van de Wet BEU worden herzien.

23

Op welke wijze eiste de Israëlische regering afstel van de Wet BEU voor de kolonisten in de bezette gebieden? Wat was de reactie van de regering Balkenende op deze eis?

Zie het antwoord op vraag 21.

24

Is het waar dat in 2004 in interne mails over de wettelijke korting geschreven werd als «een probleem» dat moet worden «opgelost» – ook al is daar «geen rechtsgrond» voor?

In die tijd is gezocht naar mogelijkheden om de betaling van uitkeringen te continueren conform de regels van de Wet BEU. Echter was altijd duidelijk, dat bij welke gekozen oplossing ook, aansluiting gezocht moest worden bij een bestaande rechtsgrond dan wel bij een nog te creëren rechtsgrond en dat het parlement daarvan op de hoogte zou moeten worden gesteld.

25

Is het waar dat voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, De Geus, in 2005 aan zijn ambtenaren heeft gevraagd «wat gaat er mis als we gewoon blijven betalen», toen bleek dat een handhavingsovereenkomst met de Palestijnse Autoriteit niet mogelijk was? Waarom was een handhavingsovereenkomst met de Palestijnse Staat niet mogelijk?

Ja, het klopt dat de betreffende opmerking is gemaakt. De opmerking is echter gemaakt vooruitlopend op de benodigde aanpassing van de Wet BEU om de (op dat moment nog) voorziene handhavingsafspraken met de Palestijnse Autoriteit (PA) te kunnen effectueren. De besprekingen met de PA over dergelijke handhavingsafspraken konden uiteindelijk niet doorgaan vanwege de politieke en veiligheidssituatie in de regio. Zie ook het antwoord op vraag 27.

26

Is het waar dat voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Verhagen, in 2008 een vertrouwelijke brief heeft gestuurd aan de voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Donner, over de zorgen in Israël over het officiële kortingsbeleid? Wat stond er in deze brief? Kunt u deze brief met de Kamer delen?

Ja, zie bijgevoegd document BZ 2.

27

Is het waar dat voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Donner op verzoek van voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Verhagen, zijn ambtenaren verder heeft laten zoeken naar een juridische rechtvaardiging voor het volledig uitkeren? Zo ja, welke bewijsstukken kunt u van deze opdracht aan de ambtenaren overleggen?

Ja, toenmalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Donner, ontving een blauwe brief van toenmalig Minister van Buitenlandse Zaken, Verhagen, met daarin het verzoek te bezien hoe de negatieve gevolgen van de Wet BEU zoveel mogelijk voor uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden te beperken. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft uiteindelijk geantwoord dat de oplossing hiervoor gevonden zal moeten worden door het mogelijk te maken ook met de Palestijnse gebieden afspraken te maken over de handhaving. De toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken heeft in reactie op dat antwoord laten weten dat een specifieke wettelijke uitzondering voor uitkeringsgerechtigden in de nederzettingen niet past binnen het Nederlandse beleid ten aanzien van de illegale nederzettingen in de Palestijnse gebieden.

28

Is het waar dat voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Donner, op een nota van 10 september 2008 van zijn ambtenaren een aantekening heeft gemaakt met de inhoud: «het is ook onverteerbaar dat vanwege de internationaalrechtelijke problematiek, mensen nu hun recht niet krijgen. Wetswijziging lokt alleen maar een groot debat uit. Kunnen we het niet provisorisch oplossen met een MoU. Als BZ daar nu aan mee zou werken.»? Welk dan vigerend recht zouden mensen niet krijgen? Welke juridische waarde heeft een Memorandum of Understanding (MoU)?

Ja, de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft deze aantekening gemaakt, omdat hij een blauwe brief van de Minister van Buitenlandse Zaken had ontvangen om te bezien hoe de gevolgen van de Wet BEU voor uitkeringsgerechtigden in de door Israël bezette gebieden zoveel mogelijk beperkt kunnen worden. Op de nota behorende bij de conceptreactie blauwe brief heeft hij deze aantekening gemaakt. Het recht waarover wordt gesproken betreft het recht op een uitkering. Een Memorandum of Understanding is een niet-juridisch verbindende internationale beleidsafspraak.

29

Is het waar dat de ambtenaren van voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Donner, de conclusie trekken dat een MoU niet mogelijk is zonder wetswijziging? Is het waar dat zij ook concluderen dat bewoners van andere gebieden, zoals de Westelijke Sahara, dezelfde rechten zullen opeisen? Kan hieruit de conclusie worden getrokken dat het niet de bedoeling was dat bewoners uit andere gebieden dezelfde rechten zouden krijgen?

Op grond van de Wet BEU kunnen uitkeringen alleen worden geëxporteerd als met het andere land handhavingsafspraken zijn gemaakt in een verdrag of op grond van een besluit van een volkenrechtelijke organisatie. De wet BEU biedt dus onvoldoende basis om te exporteren op grond van handhavingsafspraken in een MoU.

In de zoektocht naar een oplossing zijn destijds ook anders situaties, zoals de Westelijke Sahara betrokken. Dit om een zo compleet mogelijk beeld te krijgen van waar vergelijkbare kwesties spelen en de implicaties van oplossingsrichtingen (grootte van de groep uitkeringsgerechtigden) in kaart te brengen. Men kan hier niet de conclusie trekken dat het niet de bedoeling was dat bewoners uit andere gebieden dezelfde rechten zouden krijgen.

30

Is het waar dat voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Donner, heeft erkend dat de betrokkenen in door Israël bezette gebied «zich bewust van de consequenties voor de uitkering in de nederzettingen hebben gevestigd»? Wilt u dit met bewijsstukken onderbouwen?

Ja. Het betreffende document is bijgevoegd (SZW 02).

31

Is het waar dat Henoch Wajsberg, voormalig voorzitter van Irgoen Olei Holland, voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Verhagen, in 2008 een brief stuurde die mede aanleiding was voor de briefwisseling tussen Minister Verhagen en voormalig Minister Donner? Wilt u een afschrift van deze brief naar de Kamer sturen?

Een brief van dhr. Wajsberg in 2008 was inderdaad aanleiding tot een briefwisseling tussen de toenmalige Minister van Buitenlandse Zaken Verhagen en de toenmalige Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Donner. De betreffende brief van dhr. Wajsberg maakt onderdeel uit van de stukken die zo spoedig mogelijk worden nagezonden.

32

Is het waar dat Henoch Wasjberg de zaak ook bij Minister president Rutte heeft aangekaart tijdens diens bezoek in 2013 aan Israël? Zo ja, op welke wijze en met welk resultaat?

Nee. Dhr. Wajsberg heeft de kwestie niet opgebracht bij Minister-President Rutte tijdens diens bezoek aan Israël in 2013.

33

Welke rol heeft advocaat Ronnie Eisenmann gehad en waarop is diens vermoeden gebaseerd dat het ministerie de SVB opdracht gaf de wet voor deze groep niet te handhaven?

Ik weet niet waar het vermoeden van de heer Eisenmann op gebaseerd is. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de SVB geen opdracht gegeven de wet voor deze groep niet te handhaven. Dit blijkt ook uit het feit dat de Wet BEU in een aantal gevallen wel correct is gehandhaafd.

34

Is het waar dat de wensen van het ministerie overeenkomen met wat een direct betrokkene binnen de SVB beschrijft als: «Het was een grijs gebied. Maar één ding was duidelijk. Van Israël bleef je af.»? Zo ja, op welke wijze werden deze wensen kenbaar gemaakt?

Nee, er was geen sprake van een grijs gebied. Uit eerdere correspondentie tussen voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Verhagen, en voormalig Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Donner, blijkt dat het duidelijk was hoe om te gaan met uitkeringen in de door Israël bezette gebieden. In december 2013 is bij een administratieve controle door de SVB gebleken dat een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden niet woonachtig was in Israël maar in de door Israël bezette gebieden en daarmee ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen. Er was sprake van uitvoeringsfouten.

35

Is het waar dat er in vier gevallen wel is gekort en in alle andere gelijke gevallen niet? Zo ja, waarom zijn deze vier gevallen wel gekort?

In mijn brief van 30 juni 2016 heb ik laten weten dat bij de administratieve controle in december 2013 door de SVB vier AOW-gerechtigden zijn onderkend die alleenstaand waren en wel conform de Wet BEU waren gekort op hun AOW-pensioen omdat zij in de door Israël bezette gebieden woonden. Besloten is alle AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden die vóór 1 januari 2016 daar (zijn komen) wonen gelijk te behandelen op basis van het gelijkheidsbeginsel. Dat heeft er toe geleid dat gekorte gevallen alsnog met terugwerkende kracht zijn hersteld.

36

Is het waar dat de SVB niet de wil had om uit te zoeken welke postcodes bij door Israël bezet gebied hoorden? Zo ja, waarom niet? Zo nee, waarom zijn die postcodes niet gevonden? Waarom zijn de postcodes van de EU-lijst http://ec.Europa.eu/taxation_customs/customs/customs_duties/rules_origin/preferential/israel_ta_en.htm hiervoor niet gebruikt?

Nee dit is niet correct. De SVB bepaalt op basis van de door de uitkeringsgerechtigde verstrekte informatie of die al dan niet in de door Israël bezette gebieden woont. De SVB maakt gebruik van alle publiek toegankelijke bronnen, zoals bijvoorbeeld Google-maps. In een aantal gevallen is echter niet onderkend dat betrokkene in bezet gebied woont. Daarnaast is beschikbare informatie over adressen in bezet gebied niet altijd eenduidig. De postcodes van de EU-lijst ten behoeve van de belastingwetgeving waren niet bij de SVB bekend maar zullen nu door de SVB naast de andere beschikbare bronnen gebruikt gaan worden. Overigens geven deze lijst en de andere bronnen niet altijd uitsluitsel over alle adressen in de bezette gebieden. De ambassade in Tel Aviv wordt door de SVB ingeschakeld in alle gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat een adres in Israël ligt.

37

Is het waar dat ambtenaren niks in Israël mochten van de top van het ministerie, dat ze vooraf door moesten geven welke adressen ze gingen bezoeken en dat ze niet naar door Israël bezet gebied mochten?

Nee, dat is nooit aan de orde geweest.

38

Is het waar dat 28 van de 49 uitkeringsgerechtigden in door Israël bezet gebied hebben opgegeven dat ze in Israël wonen? Op welke wijze waren ze in het verleden geïnformeerd over de verplichting tot het geven van juiste informatie over hun woonadres? Is de informatievoorziening aan de inwoners van bezette gebieden anders geweest dan aan anderen die gebruik maken van Nederlandse sociale voorzieningen?

In december 2013 is voor 48 AOW-gerechtigden vastgesteld dat ze in de door Israël bezette gebieden woonden: 20 waren correct vastgesteld, 28 niet. De 28 AOW-gerechtigden hadden vrijwel allemaal aangegeven in Israël te wonen. Zie ook het antwoord op vraag 1.

39

Is het waar dat in januari 2014 een brief is gestuurd naar degenen in door Israël bezet gebied die ten onrechte een te hoge uitkering hebben ontvangen? Is het waar dat ambtenaren, het feit dat onder deze groep mensen 7 Holocaustoverlevenden zijn, dit niet als reden voor een uitzondering zagen, omdat oorlogsslachtoffers een oorlogsgetroffenenuitkering krijgen dat een basisinkomen gegarandeerd?

Ja, de SVB heeft in januari 2014 een brief gestuurd aan betreffende personen in door Israël bezet gebied.

Mijn ambtenaren hebben mij breed geïnformeerd en van advies voorzien. Naast andere overwegingen, zoals handhaving in het kader van de Wet BEU en het verbredend effect naar andere groepen, is in het ambtelijk advies van 4 februari 2014 ook meegewogen dat zich onder deze groep oorlogsgetroffenen bevinden. Daarbij is onderkend dat de huidige groep beperkt is in omvang, maar dat drie oorlogsgetroffenen een financieel nadeel zouden ondervinden. Alle afwegingen in aanmerking genomen is geadviseerd geen actie ter reparatie te ondernemen. Dat daarbij ook oorlogsgetroffenen effecten zouden ervaren is in het ambtelijk advies wel als reden voor een uitzondering meegewogen. Ik heb naar aanleiding van dat advies gevraagd of er toch niet iets gedaan kan worden voor oorlogsslachtoffers.

40

Is het waar dat oorlogsgetroffenen met een AOW-uitkering in de Westelijke Sahara en Cyprus wél volgens de wet worden gekort? Zo ja, waarom worden de mensen in de Westelijke Sahara, Cyprus en de bezette gebieden in Israël niet gelijk behandeld?

Nee, een dergelijke situatie heeft zich ook nooit voorgedaan, omdat noch in de Westelijke Sahara noch in Cyprus oorlogsgetroffenen met een V&O uitkering wonen.

Overigens worden oorlogsgetroffenen met een AOW-uitkering vanaf 1 januari 2016 altijd behandeld alsof zij woonachtig zijn in een verdragsland. Dit betekent dat de exportbeperkingen van de Wet BEU niet op deze groep uitkeringsgerechtigden van toepassing zijn, waar ter wereld zij ook woonachtig zijn. De SVB anticipeert hiermee op de inwerkingtreding van een conceptwetsvoorstel waarover Uw Kamer bij brief van 8 december 2015 is geïnformeerd. Het wetsvoorstel zal zo snel mogelijk bij de Kamer worden ingediend.

41

Is het waar dat de kortingsbrief van de SVB aan kolonisten tot commotie heeft geleid en dat ambtenaren in vertrouwelijke nota’s aan u hebben geschreven dat de kwestie «in negatieve zin» kan bijdragen aan «spanning op de relatie met Israël»? Is het waar dat daarom «mede op verzoek van de Minister-President en de voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Timmermans, met maximale creativiteit is gezocht naar oplossingen?

Ja, er was inderdaad commotie. De citaten uit de ambtelijke advisering in 2014 stonden in de nota’s en zijn correct maar buiten de context weergegeven. Een belangrijk punt betrof ook de bijzondere positie van oorlogsgetroffenen, omdat dit een kwetsbare groep vormt.

Het is gebruikelijk dat bij een dergelijke complexe situatie de mogelijke gevolgen en complicaties zo volledig mogelijk worden beschreven, om zorgvuldige besluitvorming mogelijk te maken. De mogelijke invloed op de internationale betrekkingen is daar in dit geval onderdeel van, evenzeer als de persoonlijke gevolgen voor de betrokken burgers.

Ik was en ben van mening dat het bij mensen die door een fout in het onderkennen van de woonplaats plotseling geconfronteerd dreigen te worden met een teruggang in inkomen, belangrijk is om te kijken naar overgangsrecht. Om die reden heb ik, toen ik eind januari 2014 werd geïnformeerd over de kwestie, verzocht om een analyse van de gevolgen en eventuele mogelijkheden om de maatregel te mitigeren, vooral waar het samenloop met oorlogsgetroffenen betreft. In de eerste analyse ben ik gewezen op de politieke en beleidsmatige risico’s, zoals het innemen van een standpunt ten aanzien van de status van de bezette gebieden.

Het gevoel ten aanzien van oorlogsgetroffenen werd door mijn betrokken collega’s van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedeeld. In de aanloop naar het overleg van 21 februari 2014 is daarom door ambtenaren van de betrokken departementen onderzocht of er een oplossing voor de ontstane situatie mogelijk was, in het bijzonder voor de groep oorlogsgetroffenen.

Gezamenlijk zijn wij in het overleg van 21 februari 2014 tot de conclusie gekomen dat meer tijd nodig was om zorgvuldig onderzoek te doen naar een passende overgangsregeling. Op grond van beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is besloten om voor alle betrokkenen in de door Israël bezette gebieden die een kortingsbeschikking hadden ontvangen de werking van deze korting met vooralsnog een jaar op te schorten. Vervolgens is de SVB door een ambtenaar van mijn ministerie op de hoogte gesteld van de uitkomsten van het overleg.

42

Is het waar dat u af wilde zien van deze maatregel? Is het waar dat ambtenaren aangeven dat dit grote politieke en beleidsmatige risico’s kent? Zo ja, welke risico’s worden hier bedoeld?

Zie het antwoord op vraag 41.

43

Is het waar dat u te horen heeft gekregen dat de korting voor mensen in door Israël bezet gebied al jaren geleden had moeten ingaan en dat deze regels ook altijd duidelijk zijn gecommuniceerd? Zo ja, waarom is de wet door SVB vervolgens niet uitgevoerd?

In december 2013 is bij een administratieve controle door de SVB gebleken dat een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden niet woonachtig was in Israël maar in de door Israël bezette gebieden en daarmee ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen. Bij 28 van de 48 AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden had de SVB niet eerder vastgesteld dat ze daar woonden. Ik ben hierover eind januari 2014 geïnformeerd en heb toen ook gehoord dat het al jaren staand beleid is dat rechthebbenden in de door Israël bezette gebieden op grond van de Wet BEU een lagere uitkering zouden moeten ontvangen. Zie ook het antwoord op vraag 1 voor wat betreft de vraag waarom de wet door de SVB niet correct is uitgevoerd.

44

Wat is er besproken tussen u en voormalig Minister van Buitenlandse Zaken, Timmermans, op vrijdag 21 februari 2014, voorafgaand aan de ministerraad, waardoor u van mening bent veranderd en de korting wil herzien?

Is het waar dat twee uur later een email van een ambtenaar van het ministerie aan de SVB is gestuurd met de opdracht om de korting terug te draaien en dat aan de betrokkenen te melden? Zo ja, wilt u een afschrift van deze email aan de Kamer sturen?

Het klopt dat kort na het overleg op 21 februari 2015 een email van een ambtenaar van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is verzonden naar de SVB. Deze mail ontvangt u hierbij. Zie verder het antwoord op vraag 41.

45

Is het waar dat een ambtenaar die bij het topoverleg was aan collega’s geschreven heeft dat voormalig Minister Timmermans juristen wil laten uitzoeken of «we bezet gebied kunnen behandelen als verdragsland»?

Ja. Zie ook het antwoord op vraag 61.

46

Is het waar dat een jurist van de SVB heeft geschreven dat de SVB «geen rechtvaardiging ziet voor de instelling van overgangsrecht 14 jaar na het moment waarop de Wet BEU van toepassing werd» en dat alleen naar door Israël bezet gebied uitkeringen «te exporteren alsof zich geen exportbeperking voordoet» «een no go» is voor de SVB?

De citaten zijn correct, maar buiten de context weergegeven. De SVB heeft in een mailwisseling met het departement bij een overzicht van verschillende opties aangegeven dat de SVB niet de mogelijkheid zag om op grond van de destijds geldende regels uitkeringen in de door Israël bezette gebieden zonder exportbeperking door te betalen. De woorden go en no go werden daarbij gebruikt om aan te geven welke opties vanuit het perspectief van de SVB wel en welke niet voor verdere uitwerking in aanmerking kwamen. De optie die aanleiding gaf tot de opmerking dat de SVB «geen rechtvaardiging ziet voor de instelling van overgangsrecht 14 jaar na het moment waarop de Wet BEU van toepassing werd» is op enig moment na het schrijven van dat bericht verworpen door de SVB.

47

Wie is in opdracht van de Minister doorgaans verantwoordelijk voor het publiceren van een mededeling? Welke procedure wordt daarbij gevolgd? Hoe vaak is het de afgelopen 10 jaar voorgekomen dat een afgesproken publicatie in de Staatscourant niet is geplaatst?

Dit is een ministeriële verantwoordelijkheid.

Personele wisselingen en onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben ertoe hebben geleid dat verzuimd is om die mededeling tijdig te publiceren. Bij het proces van voorbereiding van de vaststelling en uiteindelijke publicatie van een mededeling in de Staatscourant zijn in de meeste gevallen diverse directies en personen op en buiten het ministerie betrokken. Hoewel het proces zorgvuldig is ingericht en alle betrokkenen naar beste vermogen hun inbreng daarin leveren is het, zoals is gebleken, niettemin niet helemaal uit te sluiten dat in enige fase van dat proces zaken niet helemaal goed plaatsvinden waardoor vaststelling en publicatie niet zoals gepland plaatsvinden. In de tussentijd is na een reorganisatie het integrale opdrachtgeverschap voor de SVB nu bij de beleidsdirectie komen te liggen, waarmee de verantwoordelijkheidsverdeling duidelijker is geworden. Binnen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wordt het aantal gevallen waarin vaststelling en publicatie van een bekendmaking niet volgens planning plaatsvinden niet bijgehouden. Ingeschat wordt dat het slechtst incidenteel voorkomt. Om herhaling te voorkomen is de bestaande voortgangscontrole op wetgevingsprocessen aangescherpt.

48

Is het waar dat de SVB u om rugdekking heeft gevraagd met betrekking tot de doorbetaling van volledige uitkeringen en is het waar dat de SVB, pas nadat u deze rugdekking toegezegd had, akkoord is gegaan met doorbetaling? Zo ja, op welke wijze is deze rugdekking gegeven? Wilt u alle communicatie hieromtrent naar de Kamer sturen?»

In september 2014 heeft de SVB om rugdekking verzocht om contact te mogen leggen met de ambassade in Tel Aviv, om deze te verzoeken de betrokken gerechtigden op de hoogte te stellen van het overgangsrecht op basis van artikel 62a AOW. De DG P&I, als opdrachtgever van de SVB, heeft de SVB per mail formeel verzocht contact te leggen met de ambassade.

De SVB heeft eind augustus 2015 een brief gestuurd waarin werd gevraagd om zo snel mogelijk de mededeling te publiceren waarmee de gelijk te stellen situatie met ingang van 1 januari 2016 beëindigd zou worden en het overgangsrecht van artikel 62a AOW ook van toepassing zou worden op het doorbetalen van het hogere AOW-pensioen.

49

Is het waar dat u op een nota «waarom geen signaal? Waar is de politieke sensitiviteit?» heeft geschreven? Zo ja, waarom deze reactie, terwijl de SVB de opdracht van de Minister uitvoerde?

Ja.

Deze reactie is door mij op de betreffende nota geschreven naar aanleiding van de casus van de 90-jarige Holocaust overlevende die begin 2015 verhuisde naar de door Israël bezette gebieden. Haar AOW-pensioen werd gekort na verhuizing naar het bezette gebied. Ik was in de veronderstelling dat de problematiek was opgelost.

50

Is het waar dat de SVB aan SZW heeft gemeld dat de Holocaustoverlevende heel goed wist wat de consequenties van haar verhuizing naar door Israël bezet gebied zou hebben voor de hoogte van haar AOW-uitkering, doordat het SVB kantoor in Leiden regelmatig contact met haar zoon heeft gehad om dat uit te leggen? Zo ja, waarom wordt het ontbreken van de publicatie van de ministeriële regeling in uw brief van 30 juni 2016 aan de Kamer als argument aangevoerd, terwijl de SVB stellig gemeld heeft dat betrokkene voor de verhuizing op de hoogte was van de consequenties?

Ja, maar dit is geen volledig beeld. In mijn brief aan uw Kamer van 30 juni 2016 heb ik over deze specifieke situatie gemeld dat is geconstateerd dat de SVB met de zoon van betrokkene heeft gecommuniceerd over de consequenties van het verhuizen naar de door Israël bezette gebieden voor de hoogte van haar AOW-pensioen. Deze voorlichting, alsmede de informatie op de website van de SVB, was echter geënt op de onjuiste veronderstelling dat de ministeriële mededeling gepubliceerd zou zijn. Duidelijk werd dat de ministeriële mededeling nog niet gepubliceerd was. In algemene zin, dus los van individuele omstandigheden, ontbrak hierdoor de gewenste duidelijkheid. Daarom is ook deze persoon onder het overgangsrecht komen te vallen.

51

Is het waar dat de website van de SVB meldde dat er voor door Israël bezet gebied vanaf 2006 een exportbeperking geldt en dat deze uitleg na de publiciteit rondom het Holocaustslachtoffer is verwijderd? Zo ja, waarom is dit verwijderd? Wilt u de informatie die op de website van de SVB vermeld stond met de Kamer delen?

Nee, deze informatie is niet verwijderd. Wel is op 17 februari 2015 de term «bezette gebieden» gewijzigd in een meer specifieke aanduiding. Daarnaast is de tekst ook aangepast voor de inkomensondersteuning AOW en het overgangsrecht voor de 76 AOW-gerechtigden per 1 januari 2016.

Hieronder staat de tekst op de website van de SVB van de afgelopen jaren voor door Israël bezet gebied. De tekst is cursief gemaakt op de punten waar hij is gewijzigd.

Tekst website SVB:

Tot 17 februari 2015 stond onderstaande tekst op de website:

Exportbeperking vanaf 1 januari 2006

De door Israël bezette gebieden en gebieden die vallen onder Palestijns gezag vallen niet onder het verdrag dat met Israël is gesloten over controle op het recht op uitkeringen. Woont u in één van deze gebieden, dan leest u hieronder welke gevolgen dit precies heeft voor uw AOW-pensioen en uw eventuele toeslag.

Gevolgen voor AOW

Als u in de bezette gebieden woont gelden vanaf 1 januari 2006 de exportbeperkingen van de Wet BEU waardoor uw AOW-pensioen met eventuele toeslag wordt beperkt of ingetrokken.

De regeling voor de AOW is als volgt:

  • Voor gehuwde of ongehuwd samenwonende AOW'ers die beiden de AOW-leeftijd hebben, bedraagt de uitkering maximaal 50% van het netto minimumloon;

  • Voor gehuwde of ongehuwd samenwonende AOW'ers met een partner die nog niet de AOW-leeftijd heeft, is er geen recht op toeslag;

  • Voor een ongehuwde AOW'er bedraagt de uitkering maximaal 50% van het netto minimumloon.

Pardonregeling

De hierboven genoemde gevolgen van de Wet BEU zijn niet van toepassing als u:

  • woont in dit land, én

  • op 31 december 1999 al buiten Nederland woonde, én

  • al voor 1 januari 2000 recht had (en nu nog heeft) op een AOW-pensioen.

Als u tot deze groep behoort, behoudt u ook na 1 januari 2006 uw recht op AOW zoals dat gold tot 1 januari 2006, tenzij er een andere wijziging heeft plaatsgevonden in uw situatie.

Andere factoren

Naast de Wet BEU zijn er ook andere factoren die gevolgen kunnen hebben voor de hoogte van uw of AOW-pensioen. Wij raden u daarom aan om contact op te nemen met de SVB als u van plan bent om naar deze gebieden of een ander land te verhuizen.

Deze tekst is op 17 februari 2015 aangepast naar:

Exportbeperking vanaf 1 januari 2006

Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever en Oost-Jeruzalem vallen onder Palestijns gezag en vallen niet onder het verdrag dat met Israël is gesloten over controle op het recht op uitkeringen. Woont u in één van deze gebieden, dan leest u hieronder welke gevolgen dit precies heeft voor uw AOW-pensioen en uw eventuele toeslag.

Gevolgen voor AOW

Als u in Gazastrook, de Westelijke Jordaanoever of Oost-Jeruzalem woont gelden vanaf 1 januari 2006 de exportbeperkingen van de Wet BEU waardoor uw AOW-pensioen met eventuele toeslag wordt beperkt of ingetrokken.

De regeling voor de AOW is als volgt:

  • Voor gehuwde of ongehuwd samenwonende AOW'ers die beiden de AOW-leeftijd hebben, bedraagt de uitkering maximaal 50% van het netto minimumloon;

  • Voor gehuwde of ongehuwd samenwonende AOW'ers met een partner die nog niet de AOW-leeftijd heeft, is er geen recht op toeslag;

  • Voor een ongehuwde AOW'er bedraagt de uitkering maximaal 50% van het netto minimumloon.

Pardonregeling

De hierboven genoemde gevolgen van de Wet BEU zijn niet van toepassing als u:

  • woont in dit land, én

  • op 31 december 1999 al buiten Nederland woonde, én

  • al voor 1 januari 2000 recht had (en nu nog heeft) op een AOW-pensioen.

Als u tot deze groep behoort, behoudt u ook na 1 januari 2006 uw recht op AOW zoals dat gold tot 1 januari 2006, tenzij er een andere wijziging heeft plaatsgevonden in uw situatie.

Andere factoren

Naast de Wet BEU zijn er ook andere factoren die gevolgen kunnen hebben voor de hoogte van uw of AOW-pensioen. Wij raden u daarom aan om contact op te nemen met de SVB als u van plan bent om naar deze gebieden of een ander land te verhuizen.

Op 5 juni 2015 heeft de volgende wijziging plaatsgevonden

Israël (Gazastrook, Westelijke Jordaanoever, Oost-Jeruzalem en Golan)

Als u in een van deze gebieden woont, kunt u uw AOW-pensioen en inkomensondersteuning AOW (blijven) ontvangen, zolang u aan de voorwaarden voldoet.

Er zijn nog andere factoren die gevolgen kunnen hebben voor de hoogte van uw AOW-pensioen en inkomensondersteuning AOW. Wij raden u daarom aan om contact op te nemen met de SVB als u van plan bent om naar dit of een ander land te verhuizen.

Op 8 februari 2016 heeft de volgende wijziging plaatsgevonden:

Op svb.nl wordt per die datum onderstaande tekst als volgt gevonden:

AOW > Gaat u buiten Nederland wonen of werken? > Uw AOW-pensioen buiten Nederland > Kies het land: Isr:W-Jordaanoev., Gaza, O-jeruzalem, Golan > dan verschijnt onderstaande (op 25-2-2016 gepubliceerd):

Exportbeperking vanaf 1 januari 2006

Als u in dit gebied woont gelden vanaf 1 januari 20067 de exportbeperkingen van de Wet BEU. Hierdoor worden uw AOW-pensioen en inkomensondersteuning AOW beperkt of ingetrokken. De inkomensondersteuning is een extra bedrag bovenop de AOW.

AOW

De regeling voor de AOW is als volgt:

  • Bent u gehuwde of ongehuwd samenwonende AOW'ers die allebei de AOW-leeftijd hebben. Dan is het AOW-pensioen per persoon maximaal 50% van het netto minimumloon.

  • Bent u een gehuwde of ongehuwd samenwonende AOW'er waarvan de partner nog niet de AOW-leeftijd heeft. Dan is het AOW-pensioen 50% van het netto minimumloon.

  • Voor een ongehuwde AOW'er is het AOW-pensioen maximaal 50% van het netto minimumloon.

  • U ontvangt geen inkomensondersteuning AOW.

Er zijn nog andere factoren die gevolgen kunnen hebben voor de hoogte van uw AOW-pensioen en inkomensondersteuning AOW. Wij raden u daarom aan om contact op te nemen met de SVB als u van plan bent om naar dit gebied, of daarvandaan naar een ander land te verhuizen.

Werkzaam in het algemeen belang

Woont u in dit gebied en werkt u in het algemeen belang? Dan gelden de exportbeperkingen van de wet BEU niet. U werkt in het algemeen belang als u voor de Nederlandse overheid werkt of voor sommige ontwikkelingsorganisaties.

Overgangsregeling

Had u op 31 december 2015 een AOW-pensioen en inkomensondersteuning? Dan behoudt u uw AOW en inkomensondersteuning. Want vanaf 1 januari 2016 is er een overgangsregeling. De regeling geldt alleen als:

  • u in dit gebied blijft wonen, en

  • u aan de voorwaarden voor het ontvangen van het AOW-pensioen blijft voldoen.

Over deze overgangsregeling heeft u een brief van ons ontvangen.

52

Is het waar dat de SVB het betalen van belasting voor de mensen in bezet gebied in Israël een «buitenwettelijke verhoging van het brutopensioen» noemt waarvoor «geen rechtsgrond» bestaat? Zo ja, waarom is deze informatie niet naar de Kamer gestuurd?

Op 26 augustus 2015 heeft de SVB in een brief aan de beleidsdirectie inderdaad gesproken over een «buitenwettelijke verhoging van het brutopensioen». Mede om reden van deze brief heeft er in september 2015 ambtelijk overleg plaatsgevonden met de SVB over de loonheffing in de door Israël bezette gebieden. In het overleg heeft de SVB aangegeven dat een besluit van het kabinet met een brief daarover aan de Kamer voor de SVB voldoende zou zijn. De rechtsgrond voor de heffing zoals die u in de brief van 8 december 2015 is gemeld, betreft de beslissing van het kabinet de verschuldigde belasting niet ten laste van de betrokkenen te laten komen. Het kabinet vindt het onredelijk om deze personen alsnog te confronteren met loonheffing en daarmee met een inkomensachteruitgang.

53

Staan er onjuistheden in het artikel van het NRC?

Zo ja, welke zijn dat? Wilt u per onjuistheid aangeven wat er precies onjuist is en dit onderbouwen met bewijsstukken?

Het artikel is gebaseerd op citaten van schriftelijke dan wel mondelinge bronnen, die een mening of oordeel weergeven, aangevuld met journalistieke interpretaties vanuit het perspectief van de schrijver. Alle citaten van mondelinge bronnen geven meningen weer, die voor rekening van betrokkenen zelf komen. Voor zover ik heb kunnen beoordelen zijn de citaten van schriftelijke bronnen correct overgenomen. Wel zijn verschillende citaten uit de context gehaald. Zo wordt in het artikel de suggestie gewekt dat de SVB zich na het verzenden van de kamerbrief op 8 december 2015 niet tevreden toonde. Zij zouden in een vertrouwelijke brief aan SZW hebben geschreven dat het betalen van belasting voor deze groep een «buitenwettelijke verhoging van het brutopensioen» is waarvoor «geen rechtsgrond bestaat». De SVB heeft inderdaad een brief gestuurd, maar dit was op 26 augustus 2015. Hierna heeft begin september overleg plaatsgevonden met de SVB en is er tot een oplossing gekomen waar ook de SVB zich in heeft kunnen vinden (zie ook antwoord op vraag 52).

In het artikel staan ook een groot aantal onjuistheden en suggestieve stellingen in de tekst:

  • Minister Asscher wordt geciteerd in het artikel. Hij zou hebben gevraagd «wat zou er precies op tegen zijn om af te zien van deze maatregel?».

    Het correcte citaat is «wat zou er precies op tegen zijn om in die acht gevallen van samenloop met oorlogsgetroffenenuitkering af te zien van deze maatregel?».

  • «Intussen handelt de overheid zeker tien jaar lang in strijd met de wet en het beginsel van rechtsgelijkheid, en houdt dat voor het parlement verborgen».

    Ik ben eind januari 2014 geïnformeerd dat in december 2013 bij een administratieve controle door de SVB is gebleken dat een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden niet woonachtig was in Israël maar in de door Israël bezette gebieden en daarmee ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen. Er was hierbij sprake van fouten. Uit oogpunt van rechtsgelijkheid is ook voor de vier betrokkenen waar de SVB in eerste instantie correct had gehandeld met terugwerkende kracht alsnog een hoger AOW-pensioen uitgekeerd.

  • «Het hele dossier moet dus geheim blijven. Het is zo gevoelig dat zelfs het logboek «gevoelige dossiers» van de SVB er geen melding van maakt. Daar zou het te veel aandacht trekken».

    Dit is onjuist. Het dossier «bezette gebieden» heeft vanaf 29 januari 2014 onderdeel uitgemaakt van het logboek «gevoelige dossiers» (zie antwoord vraag 19).

  • «Rutte zijn ferme streep trekt, meldt hij de Kamer namelijk ook dat de betrokkenen ... «zeer laat» zijn geïnformeerd».

    Dit is suggestief. Eind 1999 is de eerste mailing gedaan in het kader van de Wet BEU. Mensen woonachtig in niet-verdragslanden zijn geïnformeerd over de gevolgen die de Wet BEU met ingang van 2003 zou hebben voor het AOW-pensioen. Mensen woonachtig in de door Israël bezette gebieden en de Westelijke Sahara zijn echter pas in augustus 2002 voor het eerst geïnformeerd. Dit is de reden dat voor hen een extra jaar overgangsrecht gold.

  • «Daarop vraagt de Geus zijn ambtenaren: «Wat gaat er mis als we gewoon blijven betalen?» En zo gebeurt het».

    Dit is suggestief. Het is niet zo dat er bewust aan iedereen woonachtig in door Israël bezet gebied een uitkering werd doorbetaald.

  • «Zo stranden de pogingen het doorbetalen juridisch te rechtvaardigen. In de praktijk gaan de onrechtmatige betalingen door».

    Dit is suggestief. Het is niet zo dat er bewust aan iedereen woonachtig in door Israël bezet gebied een uitkering werd doorbetaald. Er was sprake van fouten in de uitvoering, niet van bewuste actie.

  • Citaat van dhr. Wasjberg «Het korten is nooit gebeurd».

    Dit is niet juist. Zoals ik eerder heb gemeld is bijvoorbeeld bij een administratieve controle in december 2013 geconstateerd dat van 20 personen door de SVB correct was vastgesteld dat ze woonachtig waren in de bezette gebieden. Vier personen van deze 20 waren alleenstaand en hadden een AOW-pensioen ter hoogte van 50% WML ontvangen.

  • «Eisenmann vermoedt dat het ministerie de SVB daarom opdracht gaf de wet voor deze groep niet te handhaven».

    Dit is suggestief. Ik weet niet waar het vermoeden van de heer Eisenmann op gebaseerd is. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft de SVB geen opdracht gegeven de wet voor deze groep niet te handhaven.

  • «Duidelijk is dat de SVB niet probeert de wet secuur toe te passen».

    Dit is suggestief. De SVB is een professionele uitvoerder die de wet secuur toepast, maar ook de SVB is niet onfeilbaar en de SVB heeft ook fouten gemaakt. Ik ben eind januari 2014 geïnformeerd dat in december 2013 bij een administratieve controle door de SVB is gebleken dat een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden niet woonachtig was in Israël maar in de door Israël bezette gebieden en daarmee ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen.

  • «Je mocht van de top van het ministerie niks in Israël. Je moest vooraf doorgeven welke adressen je ging bezoeken...».

    Dit is volgens de ons bekende informatie van de SVB onjuist; dat is nooit aan de orde geweest (zie ook het antwoord op vraag 37).

  • «Oorlogsgetroffenenuitkeringen garanderen namelijk een basisinkomen. Wie daar door een AOW-korting onder komt, krijgt compensatie. En er wonen ook oorlogsgetroffenen met een AOW-uitkering in de Westelijke Sahara en Cyprus,.»

    Dit is onjuist. Momenteel wonen op basis van de huidige informatie van de SVB noch in de Westelijke Sahara noch op Noord Cyprus oorlogsgetroffenen met een V&O-uitkering (zie ook het antwoord op vraag 40).

  • «De Minister krijgt ook te horen dat de korting voor mensen in door Israël bezet gebied al jaren geleden had moeten ingaan en dat de regels ook altijd duidelijk zijn gecommuniceerd»

    In de nota waarnaar wordt verwezen staat de volgende passage «Deze positie is in 2009 door toenmalig Minister Verhagen per blauwe brief bekrachtigd (...). Daarbij wordt aangegeven dat de regering gerechtigden die van plan zijn zich te vestigen in bezette Palestijnse gebieden goed kan informeren. De SVB geeft hieraan invulling». Er staat in de nota nergens dat regels ook altijd duidelijk aan betrokkenen zijn gecommuniceerd. Dit was ook niet het geval.

  • «De redenering is gebouwd op een feitelijk onjuiste veronderstelling: dat uitkeringsgerechtigden «redelijkerwijs» niet konden weten dat zij eigenlijk gekort hadden moeten worden» en «gebruikt Staatssecretaris Jetta Klijnsma (PvdA), mede namens Asscher, dezelfde onwaarheid»

    Dit is onjuist. De voorlichting, alsmede de informatie op de website van de SVB, was geënt op de onjuiste veronderstelling dat de ministeriële mededeling gepubliceerd zou zijn. Duidelijk werd dat de ministeriële mededeling nog niet gepubliceerd was. In algemene zin, dus los van individuele omstandigheden, ontbrak hierdoor de gewenste duidelijkheid.

54

Hoeveel mensen hebben vanaf 2002 tot heden per jaar in door Israël bezet gebied AOW gehad op basis van 50% of 70% van het minimumloon? Hoeveel mensen in bezet gebied ontvingen er een garantie-inkomen op basis van wetten voor oorlogsgetroffenen?

Zie ook het antwoord op vraag 3.

Uitkeringen voor oorlogsgetroffenen zijn inkomstenaanvullende uitkeringen, gebaseerd op een voor de gerechtigde vastgestelde grondslag. De uitkering kan derhalve ook nihil zijn. Er kan daarom niet gesproken worden van een garantie-inkomen voor oorlogsgetroffenen.

Van de 33 V&O-gerechtigden die in 2016 in de door Israël bezette gebieden wonen, ontvangen 27 personen een periodieke uitkering en 32 personen een vergoeding of tegemoetkoming voor bijvoorbeeld «huishoudelijke hulp» en «deelname maatschappelijk verkeer».

55

Heeft de overheid bij de export van uitkeringen naar bezet gebied gehandeld conform het principe dat zij zich altijd aan de wet moet houden en alles heeft gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag en binnen haar verantwoordelijkheden valt om van toepassing zijnde wetgeving correct en volledig uit te voeren?

Ja. Wel zijn er fouten gemaakt in de uitvoering.

56

Heeft de SVB de status van zelfstandig bestuursorgaan, mede om te voorkomen dat politieke inmenging bij de uitvoering van beleid zou kunnen leiden tot rechtsongelijkheid en willekeur?

De SVB is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) met een publiekrechtelijke organisatievorm. Een zbo is een bestuursorgaan van de centrale overheid dat bij of krachtens wet met openbaar gezag is bekleed en dat niet hiërarchisch ondergeschikt is aan een Minister. Een aantal bestuurstaken wordt op afstand van de Minister uitgevoerd, die derhalve niet verantwoordelijk is voor de individuele beschikkingen. De SVB is een zbo waarop de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing is. Dit impliceert onder meer dat de Minister verantwoordelijk is voor het beleid dat een zelfstandig bestuursorgaan uitvoert en voor het toezicht daarop. Ook moet de Minister verantwoording kunnen afleggen over een zelfstandig bestuursorgaan aan de Eerste en Tweede Kamer.

Binnen dit kader is het algemeen gebruikelijk dat het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de SVB overlegt over de interpretatie van wetgeving. Zo ook in januari 2014, toen door de SVB 11 gevallen zijn herzien en onrust en onduidelijkheid ontstond bij de betrokkenen. Op dat moment is het kabinet op de hoogte gebracht. Omdat het kabinet de gevolgen voor met name oorlogsgetroffenen ongewenst achtte, is onderzocht of het mogelijk was aan de alleenstaande erkend oorlogsgetroffenen het AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML uit te betalen.

57

Heeft de SVB bij de export van uitkeringen naar Israël en bezet gebied al het mogelijke gedaan de Wet BEU secuur toe te passen, teneinde te waarborgen dat uitkeringsgerechtigden in bezet gebied uitkeringen ontvangen die in overeensteming zijn met de wet?

De SVB zet zich altijd in om uitkeringen rechtmatig toe te kennen. In december 2013 is bij een administratieve controle door de SVB gebleken dat een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden niet woonachtig was in Israël maar in de door Israël bezette gebieden en daarmee ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen. Als het herstellen van uitvoeringsfouten leidt tot een lagere uitbetaling van een uitkering, dan heeft de SVB de bevoegdheid om hiervoor een overgangsperiode te hanteren. Deze beslissingen maken deel uit van de dagelijkse uitvoeringspraktijk van de SVB. In de regel wordt de Kamer bij kleinere herstelacties niet geïnformeerd. Zie ook het antwoord op vraag 1 en de daar genoemde verbeteracties.

58

Op welke wijze worden uitkeringsgerechtigden in andere landen dan Israël en de bezette gebieden geïnformeerd? Ontvangen zij evenveel en dezelfde informatie als de overheid nu noodzakelijk acht voor een zorgvuldige informatievoorziening van uitkeringsgerechtigden in bezet gebied?

Alle klanten in het buitenland worden op dezelfde wijze geïnformeerd door de SVB: bijvoorbeeld door middel van informatie op de SVB-website en de toelichting bij hun aanvraagformulier, de uiteindelijke toekenning en de jaaropgave die zij jaarlijks ontvangen. Bijzondere omstandigheden kunnen ertoe nopen dat extra informatie wordt verschaft.

59

Hebben uitkeringsgerechtigden in nederzettingen in bezet gebied, die bij de SVB «Israël» als woonland hebben aangegeven, fraude gepleegd? Gelieve een antwoord in het licht van de wijze waarop het verstrekken van onjuiste informatie inzake sociale uitkeringen bij uitkeringsgerechtigden in Nederland en andere landen wordt gekwalificeerd en aangepakt. Welke sanctie wordt in de regel aan uitkeringsgerechtigden opgelegd die dergelijke, onjuiste informatie hebben verstrekt?

Zoals bij antwoord 1 al is aangegeven, hebben bijna alle mensen die woonachtig waren in bezet gebied zich in de praktijk gemeld bij het Israëlische verbindingsorgaan, waardoor hun aanvraag via dat orgaan is verlopen met gebruikmaking van het formulier waarop het woonland Israël vooraf was ingevuld. Voor het woonadres geldt voor de SVB dat opgave van de klant leidend is. Zoals eerder vermeld, verkeerde de SVB in de veronderstelling dat de AOW-gerechtigden in Israël woonachtig waren, terwijl zij feitelijk in de bezette gebieden woonden. Daarmee handelde de SVB in de praktijk ten aanzien van deze personen in de bezette gebieden alsof het verdrag met Israël van toepassing was. Voor betrokkenen leek het in de praktijk of het verdrag voor hen gold. Daarbij is ook van belang dat er in veel gevallen geen duidelijk onderscheid is tussen AOW-gerechtigden die wel hebben opgegeven in de bezette gebieden te wonen en AOW-gerechtigden die hebben gemeld dat ze in Israël wonen. Dit hangt onder meer samen met de wijze waarop het aanvraagproces van de AOW is ingeregeld. Zie hierover ook het antwoord op vraag 1.

Personen in de door Israël bezette gebieden hebben exact hun adresgegevens opgegeven waar zij feitelijk wonen, maar vooringevuld stond als woonland Israël. Aan personen die een woonadres opgeven waar zij feitelijk niet wonen, kan conform de wet een boete worden opgelegd. Hiervan was echter geen sprake in de door Israël bezette gebieden.

60

Is in de zoektocht naar een regeling voor de export van uitkeringen naar bezet gebied getracht of verkend een overeenkomst te sluiten met de Palestijnse Autoriteit (PA), zonder dat de PA was geïnformeerd dat de aanleiding en het streven van Nederlandse zijde was om uitkeringen aan uitkeringsgerechtigden in nederzettingen in bezet gebied volledig te kunnen (blijven) betalen?

Bij de totstandkoming van internationale afspraken rondom de Wet BEU is vanaf 1 januari 2000 richting betrokken onderhandelingspartners altijd duidelijk gecommuniceerd dat de te maken afspraken zien op handhaving, met het oog op het blijvend kunnen exporteren van uitkeringen aan uitkeringsgerechtigden in het betreffende land of gebied.

61

Is in de zoektocht naar een regeling voor de export van uitkeringen naar bezet gebied overwogen om dat gebied te behandelen als ware het verdragsland, hetgeen een breuk zou forceren met staand Nederlands beleid, de collectieve EU-positie en het internationaal recht?

Er zijn verschillende opties in kaart gebracht om uitkeringen te exporteren naar de door Israël bezette gebieden. De rechtmatigheid van deze opties is getoetst aan het nationaal en internationaal recht en het Nederlandse beleid ten aanzien van de door Israël bezette gebieden.

62

Hebben ambtenaren betrokken bewindspersonen op enigerlei moment gewaarschuwd voor politieke en beleidsmatige risico’s, verbonden aan het volledig (blijven) betalen van uitkeringen aan uitkeringsgerechtigden in bezet gebied? Zo ja, waaruit blijkt dat deze waarschuwingen serieus zijn genomen?

Bij alle onderzochte en besproken alternatieven ten aanzien van een overgangsregeling in januari en februari 2014 hebben de betrokken bewindspersonen uitgebreid advies ontvangen over de verschillende risico’s van politieke, beleidsmatige en financiële aard die hieraan verbonden waren.

63

Zijn uitkeringsgerechtigheden in andere bezette gebieden en landen zonder handhavingsovereenkomst sinds 2006 conform de wet gekort? Zo ja, in welke gebieden en landen is dat gebeurd en om hoeveel personen gaat het?

Ja, ook in landen en andere gebieden zonder handhavingsovereenkomst zijn mensen gekort. Medio 2016 betreft het op grond van de nu bekende gegevens van de SVB een lijst met 122 landen waar in totaal ca. 3.300 AOW-gerechtigden wonen. Voor ca. 1.050 AOW-gerechtigden is de BEU-beperking niet van toepassing omdat zij onder de BEU-overgangsregeling vallen (o.a. omdat zij al vóór 1 januari 2000 recht hadden op een AOW-pensioen). In een aantal landen betreft het een gering aantal gerechtigden waardoor de privacy van uitkeringsgerechtigden bij het vrijgeven van de lijst in het geding komt.

De SVB gaat bij het vaststellen van de territoriale werkingssfeer van verdragen uit van internationaal erkende grenzen.

64

A. Betaalt de SVB inkomensondersteuning aan uitkeringsgerechtigheden in bezet gebied? B. Zo ja, is het betalen van deze ondersteuning in overeenstemming met de Wet BEU? C. Hoeveel uitkeringsgerechtigheden in bezet gebied ontvangen deze ondersteuning?

Ad A.

Ja.

Ad B

Zoals aangegeven in de brief aan de Kamer van 8 december 2015 geldt ten aanzien van de inkomensondersteuning dezelfde exportbeperking als ten aanzien van het AOW-pensioen volgens de alleenstaandennorm. AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden, zowel alleenstaanden als AOW-gerechtigden met een partner, hebben de inkomensondersteuning echter wel ontvangen. Ten aanzien van de inkomensondersteuning is de besluitvorming in lijn met die over het AOW-pensioen van alleenstaande AOW-gerechtigden. Dat betekent dat alle personen (alleenstaanden en samenwonenden) die op 31 december 2015 in door Israël bezet gebied woonachtig waren en de inkomensondersteuning ontvingen, deze onder bepaalde voorwaarden mogen houden. Deze situatie is met ingang van 1 januari 2016 voor nieuwe AOW-gerechtigden beëindigd.

Het wetsvoorstel waarmee wordt voorzien in het overgangsrecht voor de inkomensondersteuning voor bestaande gevallen is, zoals ook aangegeven in de Kamerbrief van 8 december 2015, thans in voorbereiding. Voorts wordt met dit wetsvoorstel voorgesteld in het kader van de inkomensondersteuning voor dezelfde groep oorlogsgetroffenen een uitzondering te maken op de exportbeperking als bij de exportbeperking voor het AOW-pensioen volgens de alleenstaandennorm. Het wetsvoorstel zal zo snel mogelijk worden ingediend. De SVB anticipeert sinds 1 januari 2016 op dit wetsvoorstel.

Ad C

De SVB heeft aangegeven dat het gaat om 76 AOW-gerechtigden.

65

Keert de SVB Anw-uitkeringen en kinderbijslag aan uitkeringsgerechtigheden in bezet gebied uit? Zo ja, is het betalen van deze uitkeringen in overeenstemming met de Wet BEU? Hoeveel uitkeringsgerechtigheden in bezet gebied ontvangen Anw en/of kinderbijslag?

Zie het antwoord op vraag 4.

66

Zijn en worden uitkeringsgerechtigden vanuit het Nederlands sociaal stelsel, in door Israël bezet gebied, sinds inwerkingtreding van de Wet BEU op dezelfde wijze behandeld? Hadden en hebben zij toegang tot dezelfde uitkeringen? Waren en zijn deze categorieën uitkeringsgerechtigheden onderworpen aan dezelfde regels en maatstaven voor het bepalen van de hoogte van hun uitkeringen, waardoor zij evenveel konden en kunnen ontvangen?

Ja, alle uitkeringsgerechtigden hebben toegang tot dezelfde uitkeringen. Ze zijn allen onderworpen aan dezelfde regels en maatstaven. Alleen heeft de SVB bij de door Israël bezette gebieden in een aantal gevallen bij de vaststelling van het recht niet onderkend dat de uitkeringsgerechtigde in de door Israël bezette gebieden woonde. Iedereen die in de door Israël bezette gebieden woonachtig was en zich in een gelijksoortige situatie bevond is uiteindelijk ook hetzelfde behandeld. Daarbij wordt wel een onderscheid gemaakt tussen mensen die voor 1 januari 2016 woonachtig waren in de door Israël bezette gebieden en de mensen die op of na 1 januari 2016 in de door Israël bezette gebieden (zijn) gaan wonen.

67

Waarom is er pas december 2013 een administratieve controle door SVB uitgevoerd, terwijl al vanaf 2002 bekend was dat deze groep bestaat?

In december 2013 is bij een administratieve controle geconstateerd dat in de uitvoeringspraktijk onvoldoende is onderkend dat AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden als woonland «Israël» opgaven. Voor ieder land dat in aanmerking komt voor een controleonderzoek, wordt eerst een dergelijke risicoanalyse van het klantenbestand van de SVB gemaakt. De prioritering van landen voor de risicoanalyse vindt onder andere plaats op basis van klantaantallen en geldstromen.

De SVB controleert sinds november 2001 ook klanten in het buitenland. Hiervoor is het Controleteam Buitenland (CTB) opgericht. Controles zijn met name gericht op het in leven zijn en de leefsituatie. Omdat de SVB in heel veel landen pensioenen en uitkeringen uitbetaalt, is op grond van de grootte van de klantpopulatie en de omvang van de geldstroom een prioritering aangebracht. Ieder jaar behandelt het CTB ongeveer 5 landen. Voorafgaand aan ieder onderzoek vindt een risicoanalyse plaats zodat gerichter kan worden gecontroleerd. Pas in 2014 stond Israël op de planning gezien de geringe(re) grootte van de klantpopulatie en om voldoende AOW-gerechtigden uit de naoorlogse generatie te hebben. Voorafgaand aan het geplande onderzoek in 2014 vond eind 2013 de risicoanalyse plaats die aan het licht bracht dat in een aantal gevallen niet was onderkend dat de uitkeringsgerechtigde in bezet gebied woont.

68

Op basis waarvan is de kwalificatie «uitvoeringsfouten» gebaseerd, in relatie tot de overgangsperiode waartoe SVB de bevoegdheid heeft om te hanteren? Waarom wordt er gesproken over «uitvoeringsfouten», terwijl alles er op duidt dat dit bewust handelen is geweest, al dan niet in opdracht van SZW? Is een bewuste gemaakte fout ook een fout waarop de bevoegdheid van de SVB betrekking heeft?

Ik heb geen aanwijzingen dat hier op enigerlei wijze sprake is geweest van bewust verkeerd handelen. Dit wordt ondersteund door het feit dat bij 20 personen door de SVB correct was vastgesteld dat ze woonachtig waren in de door Israël bezette gebieden. Vier personen van deze 20 waren alleenstaand en hadden een AOW-pensioen ter hoogte van 50% WML ontvangen.

De aanleiding voor de toepassing van de beleidsregel die leidde tot de bedoelde overgangsperiode ligt in het feit dat de SVB voor de betrokken rechthebbenden niet eerder had vastgesteld dat zij in de door Israël bezette gebieden woonachtig waren. Op grond van beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is daarom besloten voor alle betrokkenen in de door Israël bezette gebieden die een kortingsbeschikking hadden ontvangen de werking van deze korting met vooralsnog een jaar op te schorten. Deze periode is tevens benut om in overleg te komen tot een passende overgangsregeling.

69

Wanneer precies achtte het kabinet de gevolgen voor met name oorlogsgetroffenen ongewenst, als het gaat om het korten van de AOW conform de Wet BEU?

Zie het antwoord op vraag 41.

70

Waarom is het besluit om, op grond van beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, de korting met een jaar op te schorten genomen in tegenstelling tot de nota van februari 2014? Wat zijn de exacte beleidsregels van de SVB die hiertoe geleid hebben?

Als het herstellen van uitvoeringsfouten leidt tot een lagere uitbetaling van een uitkering, dan heeft de SVB de bevoegdheid om hiervoor een overgangsperiode te hanteren.

De rechtsgrond voor deze handelwijze vormt de beleidsregel van de SVB ter zake van het ten nadele herzien van tot een te hoog bedrag toegekende pensioenen «Verlaging of intrekking ex nunc wegens wijziging van de omstandigheden (SB1077)». Deze beleidsregel geeft, in essentie, vertaling aan dezelfde normen die het bredere overgangsrecht in de sociale zekerheid bestrijken. Deze normen zijn terug te vinden in de Notitie inzake overgangsrecht bij wijzigingen in sociale verzekeringswetten (Eerste Kamer 1992–1993, 22 011, nr. 46i) en de Notitie overgangsrecht in de sociale zekerheid (Kamerstuk 26 934, nr. 1) en Advies W12.12.0147/III van de Raad van State, en leiden in de regel tot een afbouw van foutief toegekende uitkeringen binnen een periode van zes maanden of, in uitzonderingsgevallen, een jaar. Een jaar is niet gebruikelijk, maar valt wel binnen de beleidsregels. Eerder is ook een jaar toegepast waar de Wajong werd gekort op de Anw.

71

Sinds wanneer precies verkeerde de SVB in de veronderstelling dat de AOW-gerechtigden in Israël woonachtig waren?

Zie het antwoord op vraag 8.

72

Wie was verantwoordelijk voor het gelijk stellen van de situatie van de door Israël bezette gebieden met het verdrag met Israël, zoals in de brief van juli 2014 van de Minister Asscher aan de SVB aangegeven en op basis waarvan volgens de Minister het overgangsrecht van artikel 62a, eerste lid, van de AOW van toepassing zou zijn? Op basis waarvan is dit gelijkgesteld?

Op 19 juni 2014 heeft de Eerste Kamer ingestemd met de beoogde inwerkingtreding van de Whek per 1 januari 2015. Deze wet creëert onder meer in de AOW via artikel 62a overgangsbepalingen die zien op de opzegging of beëindiging van voorlopige toepassing van een verdrag dan wel de beëindiging van een daarmee gelijk te stellen situatie. In juli 2014 heb ik geconcludeerd dat de situatie voor de betrokkenen in de door Israël bezette gebieden te beschouwen is als een met de opzegging of beëindiging van voorlopige toepassing van een verdrag gelijk te stellen situatie. De departementen van Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken zijn over dit voornemen geïnformeerd. Bij beëindiging van deze situatie, hetgeen uiteindelijk met ingang van 1 januari 2016 is gebeurd, vallen de bestaande gevallen onder het overgangsrecht van artikel 62a, eerste lid, van de AOW. De ratio voor dit besluit is dat de betrokken gerechtigden gedurende langere tijd van de SVB een te hoog AOW-pensioen ontvangen hebben, alsof het verdrag met Israël op hen van toepassing zijn. Zie ook mijn brief aan de Kamer van 30 juni 2016.

73

Wanneer wordt de wetswijziging ingediend die uitkeringen van oorlogsgetroffenen uitzondert van de Wet BEU?

Het wetsvoorstel zal zo snel mogelijk bij de Kamer worden ingediend.

74

Wilt u een chronologisch overzicht geven van alle documenten die sinds 2002 aan de Eerste en Tweede Kamer zijn gestuurd met betrekking tot uitkeringen aan inwoners van door Israël bezette gebieden?

  • Kamervragen Veling en Van Dijke van ChristenUnie aan Staatssecretaris Rutte over sociale uitkeringen aan Nederlandse staatsburgers in Israel (23 augustus 2002) én

    Beantwoording Kamervragen door Staatssecretaris Rutte (20 september 2002);

  • Brief Staatssecretaris Van Hoof bij de parlementaire behandeling van de opzeggingswet tot opzegging van IAO-Verdrag nr. 118 (1 september 2005);

  • Verslag van een werkbezoek van Ministerie van Buitenlandse Zaken (1 oktober 2007);

  • Kamervragen Van der Staaij SGP en Voordewind ChristenUnie aan de Ministers van SZW en Buitenlandse Zaken over het korten van het pensioen van een holocausoverlevende, omdat zij woont op de West Bank (12 mei 2015);

  • Beantwoording Kamervragen door Staatssecretaris Klijnsma, mede namens Ministers van SZW en BZ (28 mei 2015);

  • Kamervragen De Roon en De Graaf van de PVV aan Minister van Buitenlandse Zaken en Staatssecretaris Klijnsma over de kille wijze waarop een Nederlandse Holocaust overlevende is gekort op haar AOW-uitkering (13 mei 2015) én Beantwoording Kamervragen door Staatssecretaris Klijnsma, mede namens de Ministers van Buitenlandse Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (28 mei 2015);

  • Kamervragen Van Klaveren en Bontes van de Groep Bontes/ Van Klaveren aan de Minister van Buitenlandse Zaken en Staatssecretaris Klijnsma over het korten van AOW’ers in Israël (21 mei 2015) én

    Beantwoording Kamervragen door Staatssecretaris Klijnsma, mede namens Minister van Buitenlandse Zaken (28 mei 2015);

  • Kamervragen Kuzu en Öztürk van de Groep Kuzu/Öztürk aan Minister Asscher en Minister van BZ over sociale uitkeringen voor Nederlanders woonachtig in illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied (27 mei 2015) én Beantwoording Kamervragen door Staatssecretaris Klijnsma, mede namens Minister Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Buitenlandse Zaken (3 juli 2015); en

  • Brief van Staatssecretaris Klijnsma over AOW-uitkering, inkomensondersteuning AOW en loonheffing in door Israël bezet gebied en specifieke maatregelen voor schrijnende gevallen (8 december 2015).

  • Brief van Minister Asscher over de uitbetaling van AOW-pensioen, inkomensondersteuning en loonheffing in door Israël bezet gebied (30 juni 2016).

75

Waaruit blijkt dat de Raad van Advies van de SVB gedurende het hele proces betrokken is geweest en waaruit bestond die betrokkenheid?

De Raad van Advies van de SVB is in dit dossier niet betrokken geweest. De Raad van Advies adviseert de Raad van Bestuur van de SVB op strategische onderwerpen en onderwerpen die de besturing van de organisatie aangaan en niet op inhoudelijke dossiers anders dan de langere strategie van de organisatie.

De Raad van Bestuur van de SVB is gedurende het gehele proces betrokken geweest. Er heeft veelvuldig overleg plaatsgevonden tussen de SVB en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de juridische aspecten van het niet overgaan tot korting. Daarbij is onderkend dat er sprake is van een complexe situatie, maar is uiteindelijk vastgesteld dat er gegeven de eerdergenoemde beleidsregels voldoende grond was voor de besluitvorming. De Raad van Bestuur geeft aan de gekozen oplossingen te onderschrijven.

76

Hoe groot bedraagt het verschil in Euro’s tussen de alleenstaande AOW-uitkering in Nederland en in door Israël bezet gebied, zowel bruto als netto?

Alleenstaande AOW-gerechtigden die woonachtig zijn in de door Israël bezette gebieden en vallen onder het overgangsrecht van artikel 62a van de AOW ontvangen bruto hetzelfde AOW-pensioen en dezelfde inkomensondersteuning als alleenstaande AOW-gerechtigden woonachtig in Nederland, te weten maximaal (namelijk afhankelijk van het aantal verzekerde jaren) € 1.144,72 (namelijk het maximale bruto alleenstaanden AOW-pensioen en de bruto inkomensondersteuning van € 25,48).

In de netto hoogte van het AOW-pensioen zit wel een verschil. Immers, zoals gemeld in de brieven aan de Kamer van 8 december 2015 en 30 juni 2016 neemt de SVB voor de voornoemde groep AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden de loonheffing door middel van een eindheffing voor zijn rekening. Bij AOW-gerechtigden woonachtig in Nederland wordt wel loonheffing ingehouden over het AOW-pensioen. Dit betekent dat de betreffende AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden een hoger netto AOW-pensioen ontvangen dan AOW-gerechtigden in niet-verdragslanden en in Nederland.

Vanaf 1 januari 2016 bedraagt voor nieuwe gevallen in de door Israël bezette gebieden het AOW-pensioen voor alleenstaanden maximaal (namelijk afhankelijk van het aantal verzekerde jaren) € 763,33 (namelijk het maximale bruto gehuwdenpensioen en geen inkomensondersteuning). Voor oorlogsgetroffenen geldt een andere regeling. Zie het antwoord op vraag 40.

In Nederland zou dat maximaal € 1.144,72 bruto zijn (namelijk het ongehuwdenpensioen en de bruto inkomensondersteuning van € 25,48).

77

Kunt u in een tijdlijn vanaf 1 januari 2002 uiteenzetten hoe de wet BEU is toegepast op door Israël bezette gebieden, welke ontwikkelingen zich hierin hebben voorgedaan en op welke momenten en wijze u de Kamer over deze ontwikkelingen hebt geïnformeerd?

Voor de toepassing van de Wet BEU in de door Israël bezette gebieden verwijs ik naar het antwoord op vraag 10 en 74.

78

Kunt u alle communicatie (brieven, e-mails, gespreksverslagen, etc.) over de hoogte van uitkeringen in door Israël bezette gebieden vanaf 2013 tot heden tussen en binnen de SVB, het Ministerie van SZW, het Ministerie van Buitenlandse Zaken, het Ministerie van Algemene Zaken en het Ministerie van Financiën aan de Kamer sturen?

In het kader van een Wob-verzoek dat de NRC heeft ingediend bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de SVB is beslist over de openbaarmaking van alle documenten vanaf 1 januari 2000 die betrekking hebben op de toepassing van de Wet BEU in en op door Israel bezette gebieden. Het eerste deel van de informatie is op 11 juli 2016 verstrekt en treft u hierbij aan. Het tweede deel is nog in bewerking en wordt zo spoedig mogelijk aan de Kamer nagezonden.

79

Welke verdragen tussen Nederland en Israël zijn ook van toepassing op de door Israël bezette gebieden?

Verdragen tussen Nederland en Israël gelden binnen Israël op basis van de internationaal erkende grenzen van het land en gelden niet in de door Israël bezette gebieden (Gazastrook, Westelijke Jordaanoever met inbegrip van Oost-Jeruzalem, Golan).

80

Kunt u een volledige lijst verstrekken van betwiste gebieden in/door landen waarmee een handhavingsverdrag is afgesloten, zoals door Israël bezette gebieden, de Westelijke Sahara en Noord-Cyprus, waarop het handhavingsverdrag dus niet van toepassing is? Kunt u voor deze gebieden het aantal AOW-gerechtigden aangeven? Zijn er onder deze AOW-gerechtigden mensen die geen verlaagde uitkering krijgen op grond van de wet BEU, anders dan op grond van het feit dat zij voor 1 januari 2000 reeds recht hadden op een uitkering?

Een (volledige) lijst van dergelijke situaties wordt niet bijgehouden. Van geval tot geval wordt beoordeeld of in concrete gevallen uitkeringsgerechtigden onder de territoriale werkingssfeer van een verdrag vallen. Nederland baseert zich bij de vaststelling van de territoriale werkingssfeer van verdragen op het internationaal recht; handhavingsverdragen die door Nederland zijn gesloten met andere landen, gelden binnen die landen op basis van de internationaal erkende grenzen van die landen. Dit uitgangspunt is ook expliciet vermeld op de website van de SVB voor alle landen waarmee Nederland een handhavingsverdrag heeft gesloten. Wat betreft de in uw vraag genoemde situaties zijn de volgende gegevens beschikbaar.

De SVB geeft aan dat op 1 januari 2016 in de door Israël bezette gebieden 76 AOW-gerechtigden woonachtig zijn. Zij vallen onder het BEU-overgangsrecht en/of onder het overgangsrecht conform artikel 62a AOW. Drie personen verrichten voorts werkzaamheden in het algemeen belang, waardoor zij recht hebben op het AOW-pensioen alsof zij in Nederland wonen.

Per 1 januari 2016 zijn er 156 AOW-gerechtigden woonachtig in Cyprus. Op grond van het internationaal recht is het eiland Cyprus één staat en wordt de gehele bevolking van het eiland Cyprus door één regering vertegenwoordigd. Het bilateraal socialezekerheidsverdrag tussen Nederland en de Republiek van Cyrpus is dan ook van toepassing op het gehele eiland Cyprus. De exportbeperking van de Wet BEU is hier niet van toepassing. De BRP heeft daarom geen aparte woonlandcode voor Noord-Cyprus. Er valt daarom niet aan te geven hoeveel AOW-gerechtigden daar wonen.

Per juli 2016 komen volgens de huidige informatie van de SVB 6 AOW-gerechtigden in de Westelijke Sahara in de bestanden van de SVB voor. Van deze 6 AOW-gerechtigden vallen er 5 onder het overgangsrecht van de Wet BEU, aangezien zij reeds vóór 1 januari 2000 in de Westelijke Sahara woonden, zodat voor deze vijf personen geen sprake is van een exportbeperking. In het geval van de andere AOW-gerechtigde is door de SVB door een evidente uitvoeringsfout ten onrechte een partnertoeslag toegekend. Deze AOW-gerechtigde was in verband met een verhuizing van de Westelijke Sahara naar Marokko en vice versa, verschillende malen formeel geïnformeerd over de BEU-beperkingen in relatie tot de Westelijke Sahara. Ook werd de partnertoeslag tot twee maal toe overeenkomstig beëindigd. Omdat in het dossier van de AOW-gerechtigde op enig moment een foute landencode werd opgenomen, is achteraf alsnog ten onrechte een partnertoeslag toegekend.

Daarnaast is door de SVB ten onrechte in drie gevallen kinderbijslag uitbetaald aan in Nederland woonachtige vaders voor kinderen die in de Westelijke Sahara wonen. De aanvragen voor deze kinderbijslag zijn door betrokkenen gedaan bij regiokantoren van de SVB in Nederland en daarbij is Marokko als woonplaats van de kinderen opgegeven. Door de medewerkers van de SVB is niet onderkend dat de kinderen niet in Marokko, maar in de Westelijke Sahara wonen. Achtergrond hiervan is dat de medewerkers onvoldoende bekend waren met de werkinstructies ten aanzien van de Westelijke Sahara. Uit de casuïstiek is gebleken dat in de Westelijke Sahara sprake is van evidente uitvoeringsfouten. Er is hier geen sprake van een samenloop van systematische inconsistenties in de uitvoering zoals een aanvraagproces dat misverstanden oproept, problemen bij de vaststelling van een adres in concrete gevallen en verlate publicatie van beleid in combinatie met andere bijzondere omstandigheden zoals de gevolgen voor oorlogsgetroffenen, waarvan sprake was met betrekking tot de situatie in de door Israël bezette gebieden. Van belang is in dit verband ook dat er nooit rechtsonzekerheid is geweest over het gegeven dat geen aanspraak op kinderbijslag gemaakt kan worden voor kinderen in de Westelijke Sahara. De Centrale Raad van Beroep heeft deze lijn in 2011 onderschreven (CRVB: 2011: BR4268).

Tegen die achtergrond zullen de gemaakte uitvoeringsfouten door de SVB worden hersteld zonder terugwerkende kracht en met inachtneming van een overgangsperiode.

81

Hoe hoog is een niet-verlaagde AOW-uitkering? Hoe hoog is een verlaagde uitkering op grond van de wet BEU? Hoe hoog is het gegarandeerde basisinkomen voor oorlogsgetroffenen?

Een volledig AOW-pensioen voor alleenstaanden bedraagt per 1 juli 2016 maximaal € 1.144,72 inclusief de bruto inkomensondersteuning van € 25,48. Een verlaagde uitkering op grond van de exportbeperkingen van de Wet BEU bedraagt per 1 juli 2016 maximaal € 763,33 (namelijk het gehuwdenpensioen). Er bestaat in geval van een exportbeperking geen recht op inkomensondersteuning.

Uitkeringen voor oorlogsgetroffenen zijn inkomstenaanvullende uitkeringen, gebaseerd op een voor de gerechtigde vastgestelde grondslag. De uitkering kan derhalve ook nihil zijn. Er kan daarom niet gesproken worden van een gegarandeerd basisinkomen voor oorlogsgetroffenen.

82

Op welke wijze en momenten zijn (toekomstige) inwoners van niet-verdragslanden of betwiste gebieden geïnformeerd over de gevolgen van de wet BEU? Op welke wijze is de informatieverstrekking aan inwoners van door Israël bezet gebied afgeweken ten opzichte van de inwoners van andere gebieden?

Voor een volledig overzicht van de contactmomenten met AOW-gerechtigden in het kader van de uitvoering van de Wet BEU zie hieronder.

December 1999

Eerste Wet BEU informatieve brief met aankondiging overgangsregeling tot 1 januari 2003.

Niet verzonden naar Westelijke Sahara en door Israël bezette gebieden.

Februari 2000

Informatie over de Wet BEU en de overgangsregeling tot 1 januari 2003 in de internationale nieuwsbrief gezonden aan alle buiten Nederland wonende AOW/Anw-gerechtigden.

Augustus 2002

Brief waarin een aankondiging staat over het aflopen van de BEU-overgangsregeling per 1 januari 2003. Niet verzonden naar uitkeringsgerechtigden woonachtig in de Westelijke Sahara, de door Israël bezette gebieden en Cyprus (zij hebben een aparte brief gekregen zie hieronder)

September 2002

Brief aan uitkeringsgerechtigden in Westelijke Sahara en de door Israël bezette gebieden over de Wet BEU en de overgangsregeling tot 1 januari 2003. In de brief voor AOW/Anw-gerechtigden is een verwijzing opgenomen naar de internationale nieuwsbrief van februari 2000.

Brief aan uitkeringsgerechtigden in Cyprus over geen Wet BEU toepassing per 1-1-2003 in verband met het per 1 september 2002 tot stand gekomen verdrag met Cyprus.

December 2002

Brief over de verlengde overgangsregeling voor uitkeringsgerechtigden in 36 landen waarmee er verdragsonderhandelingen waren opgestart.

Brief over verlenging overgangsregeling tot 1 januari 2004 voor uitkeringsgerechtigden in de Westelijke Sahara en de door Israël bezette gebieden in verband met late persoonlijke informatie over de Wet BEU en de overgangsregeling.

Brief aan uitkeringsgerechtigden in 19 landen over dat de uitkering blijft doorlopen per 1 januari 2003, omdat er met dat land een verdrag is in een vergevorderd stadium.

December 2003

Brief over geen toepassing Wet BEU per 1-1-2004 in verband met rechterlijke uitspraak van maart 2003 vanwege strijdigheid van die wet met IAO-verdrag nr. 118. Deze brief is verzonden aan uitkeringsgerechtigden in de Westelijke Sahara en de door Israël bezette gebieden alsmede aan uitkeringsgerechtigden in de 36 landen met de verlengde overgangsregeling.

Mei/Juni 2005

In verband met de opzegging van IAO-verdrag 118 heeft de Wet BEU per 1 januari 2006 effect. Beschikkingen aan AOW, -Anw,- en AKW-gerechtigden over intrekking of verlaging van het recht. De beschikkingen zijn verzonden aan klanten in niet-exportlanden (inclusief de Westelijke Sahara en de door Israël bezette gebieden).

December 2005

Beschikking over de pardonregeling aan uitkeringsgerechtigden die al recht op een AOW-pensioen of Anw-uitkering hadden voor 1 januari 2000 en voor die datum al buiten Nederland woonden. Wet BEU heeft geen gevolgen voor deze personen. Beschikking van mei/juni 2005 is hiermee voor deze uitkeringsgerechtigden gecorrigeerd.

Periode januari 2006 tot 1 januari 2016

Nederland heeft met Israël een verdrag gesloten. Dit verdrag geldt binnen Israël op basis van de internationaal erkende grenzen van Israël en geldt niet in de door Israël bezette gebieden. Dit betekent dat alleenstaande AOW-gerechtigden in de bezette gebieden een AOW-pensioen ter hoogte van 50% WML ontvangen en geen recht hebben op inkomensondersteuning. Deze situatie geldt sinds 1 januari 2006. In december 2013 is bij een administratieve controle door de SVB gebleken een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden niet woonachtig was in Israël maar in de door Israël bezette gebieden en daarmee ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen. Voor het verdere verloop wil ik verwijzen naar de brief van 30 juni 2016.

Overzicht verstuurde brieven:

21 Januari 2014: kortingsbrief (alleen aan de 11 alleenstaande AOW-gerechtigden met een hogere alleenstaandenuitkering in door Israël bezette gebieden)

21 Februari 2014: herstelbrief (alleen aan de 11 alleenstaande AOW-gerechtigden met een hogere alleenstaandenuitkering in door Israël bezette gebieden)

10 Oktober 2014: Informatiebrief over overgangsregeling per 1 januari 2015 (alleen aan de 11 alleenstaande AOW-gerechtigden met een hogere alleenstaandenuitkering in door Israël bezette gebieden)

12 Maart 2015: Beslissingen overgangsregeling per 1 januari 2015

14 December 2015: Beslissing overgangsregeling per 1 januari 2016

18 December 2015: Brief aan de AOW-gerechtigden met een V&O-uitkering woonachtig in de niet-verdragslanden.

83

Waarom is een verlaging van de AOW-uitkering conform de wet BEU slechts op een klein deel van de AOW-gerechtigden in door Israël bezet gebied toegepast, terwijl dit op alle AOW-gerechtigden had moeten worden toegepast?

De verlaging van het AOW-pensioen op grond van de Wet BEU heeft alleen gevolgen voor de ongehuwde AOW-gerechtigde en voor de AOW-gerechtigde met een partner voor wie hij toeslag ontvangt. De meerderheid van de AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden ontvangen beiden een gehuwdenpensioen waarop de Wet BEU geen invloed heeft.

Zie verder het antwoord op vraag 35.

84

Hoeveel AOW-gerechtigden woonden in 2013 in de door Israël bezette gebieden?

Zie het antwoord op vraag 2 en 3.

85

Hoeveel AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden hadden in 2013 een verlaagde uitkering op grond van de wet BEU?

Zie het antwoord op vraag 2 en 3.

86

Hoeveel van de AOW-gerechtigden in door Israël bezette gebieden hadden reeds voor 1 januari 2000 recht op een uitkering?

Van de 76 AOW-gerechtigden zijn er 26 alleenstaande AOW-gerechtigden. Drie van hen ontvangen een niet gekort pensioen omdat het pensioen vóór 1 januari 2000 is toegekend. Drie personen verrichten werkzaamheden in het algemeen belang. Van de AOW-gehuwden is dat niet relevant want de Wet BEU had voor hen geen gevolgen.

87

Bent u bevoegd beschikkingen en besluiten van de SVB tegen te houden of terug te draaien?

Nee.

88

Welke rechtsgrond bieden de beleidsregels van de SVB om de uitkeringen niet te verlagen op grond van de BEU?

De beleidsregels van de SVB bieden niet de mogelijkheid om uitkeringen niet te verlagen op grond van de Wet BEU. Wel is op grond van beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur besloten om voor alle betrokkenen in de door Israël bezette gebieden die een kortingsbeschikking hadden ontvangen de werking van deze korting met vooralsnog een jaar op te schorten.

89

Waarom was u in juli 2014 van mening dat AOW-gerechtigden in door Israël bezet gebied «niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat dit verdrag niet op hen van toepassing was», terwijl uw ambtsvoorganger in november 2008 reeds schreef dat «de korting op uitkeringen slechts diegenen betreft die zich ná die datum (en zich dus bewust van de consequentie voor de uitkering) in de nederzettingen hebben gevestigd»?

Zoals vermeld verkeerde de SVB in de veronderstelling dat de AOW-gerechtigden in Israël woonachtig waren, terwijl zij feitelijk in de bezette gebieden woonden. Daarmee handelde de SVB in de praktijk ten aanzien van deze personen in de bezette gebieden alsof het verdrag met Israël van toepassing was. Voor betrokkenen leek het in de praktijk of het verdrag voor hen gold. Er ontstond zo een met de toepassing van het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie.

In juli 2014 heb ik de SVB per brief aangegeven dat de betreffende groep AOW-gerechtigden bij beëindiging van de met het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie in de door Israël bezette gebieden onder het overgangsrecht van artikel 62a, eerste lid, van de AOW valt. Dit artikel regelt dat alleenstaande AOW-gerechtigden na het opzeggen van een verdrag of het beëindigen van de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie, recht houden op een AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML. De SVB heeft op basis van dit overgangsrecht aan betrokkenen nieuwe beschikkingen gestuurd. Dit gold uit het oogpunt van rechtsgelijkheid ook voor de vier betrokkenen waar de SVB in eerste instantie correct had gehandeld en het AOW-pensioen lager had vastgesteld. Deze personen hebben met terugwerkende kracht alsnog een hoger AOW-pensioen en inkomensondersteuning ontvangen.

90

Wat is de sanctie voor AOW-gerechtigden die een te hoge AOW-uitkering ontvangen doordat zij een ander adres opgeven aan de SVB dan het adres waar zij feitelijk wonen?

Zie het antwoord op vraag 59.

91

Wat is de reden waarom SVB tot eind 2013 niet heeft onderkend dat mensen die in door Israël bezet gebied woonden, daar woonden? Kwam dit doordat deze mensen niet het juiste adres hadden geregistreerd, omdat de SVB niet op de hoogte was welke adressen tot bezet gebied horen, of was er een andere reden?

Zie het antwoord op vraag 8.

92

Hoeveel van de mensen die in bezet gebied woonden, hadden een adres in Israël opgegeven? Hoeveel van deze mensen hadden wel hun juiste straat opgegeven, maar Israël als woonland opgegeven? Hoeveel van deze mensen hadden niet alleen het onjuiste woonland, maar ook een onjuist adres opgegeven?

Bij de administratieve controle in december 2013 is geconstateerd dat alle 48 personen in de door Israël bezette gebieden hun straat, huisnummer en woonplaats correct hebben opgegeven waar zij feitelijk wonen. Wel hebben zij als woonland «Israël» opgegeven, behalve één persoon. Zie ook het antwoord op vraag 1.

93

Is er sprake van fraude als AOW-gerechtigden een adres bij de SVB hebben geregistreerd in een verdragsland, terwijl zij feitelijk in een gebied wonen waar geen handhavingsverdrag van toepassing is en op die manier een hogere uitkering ontvangen dan waarop zij wettelijk recht hebben? Wat is hiervoor de sanctie?

Er is sprake van fraude als personen een ander woonadres opgeven dan het adres waar zij feitelijk wonen. Zie verder het antwoord op vraag 59.

94

Waarom heeft het kabinet in antwoorden op schriftelijke vragen d.d. 27 mei 2015 gesteld dat «tot dusverre onvoldoende helder is geweest welke gevolgen wonen in door Israël bezet gebied heeft voor de AOW-uitkering van alleenstaande AOW-gerechtigden» terwijl een medewerker van de SVB over de onderhavige casus op 8 mei 2015 schrijft: «ons kantoor in Leiden, verantwoordelijk voor de WUV-toekenning aan cliënte, heeft regelmatig contact gehad met haar zoon. Bij alle partijen, waaronder onze ambassade in Tel Aviv, was bekend dat cliënte het voornemen had in 2015 te gaan verhuizen naar bezet gebied en welke consequenties dit kon hebben (overgangsregeling niet meer van toepassing).»?

In mijn brief van 30 juni 2016 heb ik over deze specifieke situatie gemeld dat is geconstateerd dat de SVB met de zoon van betrokkene heeft gecommuniceerd over de consequenties van het verhuizen naar de door Israël bezette gebieden voor de hoogte van haar AOW-pensioen. Deze voorlichting, alsmede de informatie op de website van de SVB, waren echter geënt op de onjuiste veronderstelling dat de ministeriële mededeling gepubliceerd zou zijn. Duidelijk werd dat de ministeriële mededeling nog niet gepubliceerd was. In algemene zin, dus los van individuele omstandigheden, ontbrak hierdoor de gewenste duidelijkheid. Daarom is ook deze persoon onder het overgangsrecht komen te vallen.

95

Kunt u uiteenzetten welke rechtsgrond er bestond en bestaat voor het uitkeren van een volledige AOW-uitkering aan personen in door Israël bezet gebied?

Nadat begin 2014 bij het kabinet bekend is geworden dat de SVB in een aantal gevallen jarenlang het AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML heeft uitbetaald in de door Israël bezette gebieden, is gezocht naar een oplossing voor de ontstane situatie. In dat kader is op grond van de beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur voor de betrokkenen allereerst een overgangsperiode gehanteerd. Deze periode is tevens benut om in overleg te komen tot een passende overgangsregeling.

In juli 2014 heb ik de SVB per brief laten weten dat de betreffende groep AOW-gerechtigden bij beëindiging van de met het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie in de door Israël bezette gebieden onder het overgangsrecht van artikel 62a, eerste lid, van de AOW valt. Beoogd was om deze situatie met ingang van 1 januari 2015 te beëindigen. Nieuwe alleenstaande AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden zouden dan een AOW-pensioen ter hoogte van 50% WML ontvangen. Hiervoor diende een ministeriële mededeling gepubliceerd te worden. Dat is abusievelijk niet gebeurd. Toen dit in mei 2015 werd geconstateerd, heeft de SVB laten weten dat ze zo snel mogelijk publicatie van de mededeling wilde. Vanaf mei 2015 zijn alle inspanningen erop gericht geweest om de ontstane situatie na uitblijven van de publicatie – zowel met het oog op de onduidelijkheid die er was ontstaan voor de betrokkenen als de juridische kaders – zo goed mogelijk af te wikkelen.

Zoals in mei 2015 gecommuniceerd in de beantwoording van de Kamervragen is besloten om de met de toepassing van het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie met ingang van 1 januari 2016 te beëindigen en te onderzoeken of voor de groep vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 er voor toekomstige schrijnende gevallen specifieke maatregelen gewenst waren. De mededeling is in december 2015 gepubliceerd toen een structurele oplossing voor erkend oorlogsgetroffenen bekend was.

In de tussenliggende periode heeft, met inachtneming van de ontstane uitvoeringspraktijk waarbij de SVB al jarenlang het AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML betaalde en het uitblijven van publicatie van de ministeriële mededeling, doorbetaling van het AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML plaatsgevonden op grond van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Achtergrond hiervan was de wens om de onduidelijkheid die in algemene zin was ontstaan op te helderen, onderzoek naar een structurele oplossing voor erkend oorlogsgetroffenen te kunnen doen en betrokkenen geen nadeel te doen ondervinden van het abusievelijk uitblijven van de mededeling en de gewenste duidelijkheid.

Vanaf 1 januari 2016 is het uitbetalen van het AOW-pensioen volgens de alleenstaandennorm gebaseerd op artikel 62a, eerste lid, van de AOW. Het wetsvoorstel waarmee het overgangsrecht voor de inkomensondersteuning wordt vastgelegd, zal zo snel mogelijk bij de Kamer worden ingediend.

96

Kunt u bevestigen dat de SVB «in een aantal gevallen op uitdrukkelijk verzoek van uw ministerie ouderdomspensioenen heeft toegekend tot een bedrag dat niet in overeenstemming was met het wettelijk kader»? Hoeveel gevallen betreft dit?

Nee, ik kan niet bevestigen dat de SVB op verzoek van mijn ministerie een andere AOW-norm heeft toegepast. In de gevallen waar de SVB ten onrechte het belastingverdrag met Israël heeft toegepast is geen loonheffing ingehouden. Dit kwam door het ontbreken van een woonlandcode voor de door Israël bezette gebieden in de BRP. Het kabinet heeft besloten om de uitkeringsgerechtigden die op 31 december 2015 reeds in de door Israël bezette gebieden woonden niet te confronteren met belastingheffing over hun uitkeringen, zolang zij woonachtig blijven in dit gebied. Voor een nadere toelichting zie verder het antwoord op vraag 15.

97

Aan welk wetsvoorstel over het doorbetalen van volledige AOW en inkomensondersteuning wordt gerefereerd in het NRC-artikel van 18 juni 2016?

Hiermee wordt gerefereerd aan het conceptwetsvoorstel waarmee wordt beoogd om voor oorlogsgetroffenen een uitzondering te maken op de exportbeperkingen van het AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML en de inkomensondersteuning naar niet-verdragslanden. Tevens wordt hiermee overgangsrecht geïntroduceerd voor de inkomensondersteuning. Met dit wetsvoorstel wordt uitwerking gegeven aan de maatregelen zoals aangekondigd in de brief van 8 december 2015 aan de Kamer. Dit wetsvoorstel zal zo snel mogelijk bij de Kamer worden ingediend.

98

Hoe hoog is de AOW-uitkering (bruto en netto) van AOW-gerechtigden in door Israël bezet gebied en in Nederland?

Zie het antwoord op vraag 76.

99

Kan het exporteren van uitkeringen naar niet in Nederland wonende burgers op basis van een verdrag tussen Nederland en een ander land, wanneer de betrokken burgers woonachtig zijn in betwist grondgebied, reden zijn om aan te nemen dat Nederland de soevereiniteit van de verdragspartner over het betreffende betwiste grondgebied erkent? Zijn er in de jurisprudentie uitspraken te vinden over een dergelijke kwestie?

Nederland hanteert het standpunt dat uitsluitend export van uitkeringen op basis van een verdrag met een derde staat kan plaatsvinden naar gebieden, die onder de soevereiniteit van die staat vallen.

Feitelijke toepassing van een verdrag ten aanzien van gebieden waar de betreffende staat geen soevereiniteit heeft, kan door die staat worden uitgelegd als erkenning van zijn claims. Het enkele feit dat vanwege uitvoeringsfouten een situatie is ontstaan alsof het verdrag van toepassing is, betekent niet dat sprake is van erkenning van soevereiniteit van de verdragspartner over het gebied.

100

Op welke momenten en op welk niveau is er sinds medio 2013 contact geweest met (vertegenwoordigers van) de Israëlische regering over deze kwestie? Wie nam het initiatief tot deze gesprekken?

De kwestie is op verschillende momenten aan de orde gekomen in diplomatiek contact tussen Israël en Nederland. Zo is bijvoorbeeld in de afgelopen jaren regelmatig een gesprek geweest tussen de Israëlische ambassadeur en de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze gesprekken vinden plaats in het kader van de bilaterale relatie tussen Israël en Nederland. Tijdens deze gesprekken informeert het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Israël bijvoorbeeld over de inzet van de beleidsinstrumenten om discriminatie in het algemeen en antisemitisme in het bijzonder in Nederland te bestrijden. Als de actualiteit daartoe aanleiding geeft, kunnen beide partijen ook andere punten opbrengen die de relaties tussen Israël en Nederland raken.

101

Keert de SVB ook uitkeringen onder de Anw en kinderbijslag aan uitkeringsgerechtigheden in door Israël bezet gebied uit? Zo ja, hoe verhouden dergelijke uitkeringen zich tot de Wet BEU?

Zie het antwoord op vraag 4.

102

Met welke maatschappelijke organisaties en belangenorganisaties is er op welke momenten contact geweest over de uitkeringen aan inwoners van door Israël bezette gebieden? Op wiens initiatief was dit contact?

Het is gebruikelijk dat maatschappelijke organisaties bij ministeries hun eigen zaak te bepleiten. Dit gebeurt op ieder onderwerp in de politiek. Het kabinet neemt zijn eigen besluiten.

Het kabinet beschikt niet over een volledig overzicht. Onder meer de Nederlandse immigrantenvereniging in Israël «Irgoen Olei Holland», het «Center of Organizations of Holocaust Survivors in Israel» en «Joods Maatschappelijk Werk» vroegen in correspondentie aandacht voor de kwestie.

103

Klopt het dat in de zoektocht naar een oplossing overwogen is om bezet Palestijns gebied te behandelen als ware het verdragsland, hetgeen strijdig is met staand Nederlands beleid, de collectieve EU-positie en het internationaal recht?

Zie het antwoord op vraag 61.

104

Waarom was u in juli 2014 van mening dat AOW-gerechtigden in door Israël bezet gebied «niet redelijkerwijs duidelijk kon zijn dat dit verdrag niet op hen van toepassing was», terwijl reeds in 2008 verschillende Israëlische belangenvertegenwoordigers politiek aandacht hebben gevraagd voor het verlagen van de uitkeringen? Geeft dat niet aan dat de verlaging wel degelijk bekend was?

Zie het antwoord op vraag 89.

105

Waarom kon u op 10 februari 2014 instemmen met correcte uitvoering van de wet BEU door de SVB in bezet gebied, maar bent u hier op 21 februari 2014 op teruggekomen?

Zie het antwoord op vraag 41.

106

Op grond van welke beleidsregel bij de SVB is op 21 februari 2014 besloten tot uitstel van de materiële werking van de beschikkingen met een jaar?

Zie het antwoord op vraag 70.

107

A. Kunt u bevestigen dat er tot 2015 op de website van de SVB stond dat voor bezet gebied vanaf 2006 een exportbeperking geldt? B. Kunt u de exacte tekst aan de Kamer doen toekomen? C. Waarom is deze tekst in 2015 van de website van de SVB verwijderd?

Zie het antwoord op vraag 51.

108

Waarom heeft de SVB de wél verlaagde uitkeringen van de personen in bezet gebied met een terugwerkende kracht van vijf jaren herzien en dus verhoogd, conform het «beleid ter zake van fout SVB»? Bij deze AOW-gerechtigden werd het beleid juist goed uitgevoerd conform de wet BEU, zoals ook bevestigd in de briefwisseling tussen de Minister van SZW en de Minister van Buitenlandse Zaken in 2008–2009?

Uit het oogpunt van rechtsgelijkheid hebben de vier betrokkenen waar de SVB in eerste instantie correct had gehandeld, alsnog een hoger AOW-pensioen en inkomensondersteuning ontvangen.

109

Heeft u vóór 1 juli 2014 de SVB expliciet de opdracht gegeven om de uitkeringen van AOW-gerechtigden woonachtig in de door Israël bezette gebieden niet te korten? Zo ja, waarom en met welke rechtsgrond? Zo nee, waarom heeft de SVB hier dan toe besloten?

Ik was en ben van mening dat het bij mensen die door een fout in het onderkennen van de woonplaats plotseling geconfronteerd dreigen te worden met een teruggang in inkomen, belangrijk is om te kijken naar overgangsrecht. Om die reden heb ik, toen ik eind januari 2014 werd geïnformeerd over de kwestie, verzocht om een analyse van de gevolgen en eventuele mogelijkheden om de maatregel te mitigeren, vooral waar het samenloop met oorlogsgetroffenen betrof.

Het gevoel ten aanzien van oorlogsgetroffenen werd door mijn betrokken collega’s van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedeeld. In de aanloop naar het overleg van 21 februari 2014 is daarom door ambtenaren van de betrokken departementen onderzocht of er een oplossing voor de ontstane situatie mogelijk was, in het bijzonder voor de groep oorlogsgetroffenen.

Gezamenlijk zijn mijn collega’s en ik in het overleg van 21 februari 2014 tot de conclusie gekomen dat meer tijd nodig was om zorgvuldig onderzoek te doen naar een passende overgangsregeling. Op grond van beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is besloten om voor alle betrokkenen in de door Israël bezette gebieden, die een kortingsbeschikking hadden ontvangen, de werking van deze korting met vooralsnog een jaar op te schorten.

110

Waarom heeft de SVB tussen 2006 en 2013 nooit gecontroleerd of AOW-gerechtigden binnen de door Israël bezette gebieden woonden?

Zie het antwoord op vraag 67.

111

Heeft de SVB tussen 2006 en 2013 wel controles uitgevoerd op de woonplaats van AOW-gerechtigden in andere landen en gebieden? Zo ja, welke landen en gebieden?

In zijn algemeenheid geldt dat de SVB de actuele woonplaats beoordeelt tijdens de aanvraagprocedure en een verhuizing. Op het levensbewijs staat de woonplaats vermeld en een bevoegde autoriteit moet dit bevestigen. Jaarlijks verricht de SVB controles op uitkeringsgerechtigden in het buitenland. Bij deze huisbezoeken vindt uiteraard ook een controle op de juistheid van het opgegeven woonadres plaats.

112

Vraagt de SVB AOW-gerechtigden door te geven in welk land zij wonen en door te geven of zij in bezette gebieden wonen? Zo nee, waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 1.

113

Hebben de 28 AOW-gerechtigden waarvan voor 2013 niet was vastgesteld dat zij in de bezette gebieden woonden foutieve informatie verstrekt over hun woonland?

Zie het antwoord op vraag 59.

114

Hebben de 20 AOW-gerechtigden, waarvan de SVB al voor 2013 wist dat zij in de bezette gebieden woonden, dit zelf doorgegeven aan de SVB?

Nee, ook zij hebben – op één na – als woonland Israël doorgegeven. Echter, in de individuele gevalsbehandeling is onderkend dat het adres zich in de door Israël bezette gebieden bevond.

115

Heeft u in alle gevallen gehandeld volgens het standpunt dat het uit menselijk oogpunt ongewenst is dat oorlogsgetroffenen in het kader van de AOW nadeel ondervinden van het woonachtig zijn in een land of gebied waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten en waar geen besluit van een volkenrechtelijke organisatie van toepassing is? Zijn alle oorlogsgetroffenen met een AOW-uitkering steeds gevrijwaard geweest van kortingen?

In december 2013 is bij een administratieve controle door de SVB gebleken dat een aantal alleenstaande AOW-gerechtigden ten onrechte een te hoog AOW-pensioen had ontvangen, omdat ze in de door Israël bezette gebieden bleken te wonen. Zeven personen daarvan waren erkend oorlogsgetroffene. Van 20 personen was door de SVB al correct vastgesteld dat ze woonachtig waren in de door Israël bezette gebieden. Vier personen van deze 20 waren alleenstaand en hadden een AOW-pensioen ter hoogte van 50% WML ontvangen. Hier was één oorlogsgetroffene bij.

Ik was en ben van mening dat het bij mensen die door een fout in het onderkennen van de woonplaats plotseling geconfronteerd dreigen te worden met een teruggang in inkomen, belangrijk is om te kijken naar overgangsrecht. Om die reden heb ik, toen ik eind januari 2014 werd geïnformeerd over de kwestie, verzocht om een analyse van de gevolgen en eventuele mogelijkheden om de maatregel te mitigeren, vooral waar het samenloop met oorlogsgetroffenen betreft.

Het gevoel ten aanzien van oorlogsgetroffenen werd door mijn betrokken collega’s van Algemene Zaken, Buitenlandse Zaken en Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedeeld. In de aanloop naar het overleg van 21 februari 2014 is daarom door ambtenaren van de betrokken departementen onderzocht of er een oplossing voor de ontstane situatie mogelijk was, in het bijzonder voor de groep oorlogsgetroffenen.

Gezamenlijk zijn wij in het overleg van 21 februari 2014 tot de conclusie gekomen dat meer tijd nodig was om zorgvuldig onderzoek te doen naar een passende overgangsregeling. Op grond van beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is besloten om voor alle betrokkenen in de door Israël bezette gebieden die een kortingsbeschikking hadden ontvangen de werking van deze korting met vooralsnog een jaar op te schorten. In juli 2014 heb ik de SVB geïnformeerd dat deze mensen onder het overgangsrecht van artikel 62a van de AOW vallen.

Gezien hun oorlogservaringen gedurende de Tweede Wereldoorlog acht het kabinet het uit menselijk oogpunt ongewenst dat zij in het kader van de AOW nadeel ondervinden. Omdat het kabinet de gevolgen voor met name oorlogsgetroffenen ongewenst achtte, is onderzocht of het mogelijk was aan de alleenstaande erkend oorlogsgetroffenen het AOW-pensioen ter hoogte van 70% WML uit te betalen. Uiteindelijk is besloten dat alle oorlogsgetroffenen altijd behandeld worden alsof zij woonachtig zijn in een verdragsland. Deze uitzondering op de exportbeperkingen van de Wet BEU zal in de AOW worden neergelegd. Dit houdt concreet in dat oorlogsgetroffenen waar ook ter wereld, dus ook in andere landen of gebieden waar geen verdrag geldt zoals bijvoorbeeld de Westelijke Sahara en Brazilië, niet worden gekort. Zij kunnen het (hogere) alleenstaanden AOW-pensioen en inkomensondersteuning ontvangen. De SVB anticipeert sinds 1 januari 2016 op deze uitzondering.

116

Zijn er andere wettelijke regels waarvoor u een uitzonderingspositie wenselijk acht voor oorlogsgetroffenen woonachtig in een land of gebied waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten en waar geen besluit van een volkenrechtelijke organisatie van toepassing is?

Mochten er zich vergelijkbare situaties voordoen bij andere wettelijke regels, dan zal ik die situatie(s) ook goed bekijken.

117

Welke «uitvoeringsfouten» heeft de SVB precies gemaakt?

De SVB heeft niet onderkend dat sommige adressen in de door Israël bezette gebieden lagen. Dit had in individuele dossiers onderstaande consequenties:

  • Het onjuist toepassen van het socialezekerheidsverdrag met Israël, waardoor (1) exportbeperkingen van de Wet BEU niet werden toegepast en ten onrechte het AOW-pensioen volgens de alleenstaandennorm en de (huidige) inkomensondersteuning AOW is toegekend en (2) tijdvakken vóór 1957 (ten onrechte) zijn toegekend.

  • Het onjuist toepassen van het belastingverdrag met Israël waardoor er geen loonheffing is ingehouden.

Daarnaast zijn er een aantal fouten gemaakt met betrekking tot de Westelijke Sahara. Zie hiervoor het antwoord op vraag 80.

118

Heeft de SVB u geadviseerd over het instellen van een overgangsperiode conform artikel 62a van AOW? Zo ja, wat was het advies?

Ja. De SVB heeft na kennisname van de mogelijkheid van een overgangsregeling conform artikel 62a AOW aangegeven dat het toepassen van dit artikel uitvoerbaar is.

119

Is het via de SVB-beleidsregels uit het oogpunt van rechtsgelijkheid mogelijk om AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden anders te behandelen dan AOW-gerechtigden in een ander land of gebied waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten en waar geen besluit van een volkenrechtelijke organisatie van toepassing is?

Nee, de beleidsregels maken geen onderscheid naar het land of gebied waar iemand woont.

Op grond van beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur is besloten om voor alle betrokkenen in de door Israël bezette gebieden die een kortingsbeschikking hadden ontvangen de werking van deze korting met vooralsnog een jaar op te schorten. Ook in vergelijkbare situaties in een ander land waarmee Nederland geen verdrag heeft gesloten kan een dergelijke overgangsperiode worden gehanteerd.

120

Welke maatregelen heeft u genomen om er voor te zorgen dat de genoemde «uitvoeringsfouten» niet vaker voor zullen komen?

De werkinstructies voor de medewerkers van de SVB zijn in overleg met SZW uitgebreid en er zijn nadere afspraken gemaakt met de ambassade in Tel Aviv, die in geval van twijfel adviseert bij het vaststellen van adressen.

121

Wat is het standaardbeleid van de SVB ten aanzien van AOW-gerechtigden die hun woonland foutief op hebben gegeven en daardoor een hogere uitkering ontvangen?

Aan personen die een woonadres opgeven waar zij feitelijk niet wonen kan er conform de wet een boete worden opgelegd. Hiervan was echter geen sprake in de door Israël bezette gebieden. Zie ook het antwoord op vraag 1 en 59.

122

Klopt het dat de SVB zich bewust was van het ontbreken van een wettelijke basis voor doorbetaling van de te hoge AOW, maar in uw opdracht toch moest doorgaan met de betalingen?

Zie het antwoord op vraag 95.

123

Waarom heeft Staatssecretaris Klijnsma in haar brief van 8 december 2015 (23 432, nr. 417) niet vermeld dat er geen wettelijke basis was voor het doorbetalen van de AOW vanaf de constatering van het foutief geregistreerde woonland?

Voor de exacte gang van zaken wil ik verwijzen naar het antwoord op vraag 95. De basis van het doorbetalen van het AOW-pensioen was gelegen in de beleidsregels van de SVB en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en vindt thans haar grondslag in artikel 62a van de AOW.

124

Klopt het dat al voor juni 2015 duidelijke en correcte informatie op de website stond over het feit dat in de door Israël bezette gebieden geen nalevingsverdrag van toepassing was en AOW-gerechtigden dus gekort konden worden?

Zie het antwoord op vraag 51.

125

Waarom is de duidelijke en correcte informatie op de webpagina van de SVB voor AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden medio 2015 verwijderd en vervangen door beknopte informatie die de werking van de Wet BEU niet duidelijk en volledig uitlegt?

Zie het antwoord op vraag 51. De informatie zoals er nu staat, is hier te vinden: http://www.svb.nl/int/nl/aow/additioneel/export_door_opschorting_beu.jsp

126

Waarom acht u artikel 62a AOW van toepassing op de situatie in door Israël bezet gebied, terwijl dit artikel slechts handelt over overgangsrecht bij opzegging of beëindiging van voorlopige toepassing van verdragen of een daarmee gelijk te stellen situatie, waarmee bij dit laatste blijkens de memorie van toelichting alleen de situatie in Mexico wordt bedoeld?

In juli 2014 heb ik geconcludeerd dat de situatie voor de betrokkenen in de door Israël bezette gebieden te beschouwen is als een met de opzegging of beëindiging van voorlopige toepassing van een verdrag gelijk te stellen situatie. De Ministeries van Algemene Zaken en Buitenlandse Zaken zijn over dit voornemen geïnformeerd. Bij beëindiging van deze situatie, hetgeen uiteindelijk met ingang van 1 januari 2016 is gebeurd, vallen de bestaande gevallen onder het overgangsrecht van artikel 62a, eerste lid, van de AOW. De ratio voor dit besluit is dat de betrokken AOW-gerechtigden gedurende langere tijd van de SVB een te hoog AOW-pensioen ontvangen hebben, alsof het verdrag met Israël op hen van toepassing zijn. Zie ook de brief aan de Kamer van 30 juni 2016.

Opgemerkt zij dat het noemen van de situatie van Mexico in de memorie van toelichting aansloot bij de ontwikkelingen die destijds speelden. Dat wil echter niet zeggen dat de uitleg van «een daarmee gelijk te stellen situatie» beperkt is tot de situatie van Mexico. Immers, er is gekozen voor een algemene formulering in artikel 62a van de AOW en er zijn ook andere omstandigheden denkbaar waarin sprake kan zijn van «een daarmee gelijk te stellen situatie».

127

Waarom acht u artikel 62a AOW van toepassing op de situatie in door Israël bezet gebied, terwijl dit artikel slechts handelt over overgangsrecht bij opzegging of beëindiging van voorlopige toepassing van verdragen of een daarmee gelijk te stellen situatie, terwijl op door Israël bezet gebied geen enkel verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie van toepassing is?

Zie het antwoord op vraag 126.

128

Heeft u over toepassing van artikel 62a AOW advies gevraagd bij bijvoorbeeld de Raad van State? Zo ja, kunt u de inhoud van dit advies aan de Kamer doen toekomen?

Nee, ik heb geen advies gevraagd bij de Raad van State.

129

Waarom past u artikel 62a AOW niet toe op andere betwiste gebieden?

De SVB heeft in juli 2014 onderzocht of mogelijk ook in andere gebieden in de wereld sprake is geweest van een vergelijkbare situatie als met de groep rechthebbenden in de door Israël bezette gebieden. Dit is niet gebleken.

130

Wanneer heeft u de Kamer geïnformeerd over de toepassing van artikel 62a AOW op door Israël bezet gebied?

Bij de beantwoording van de Kamervragen eind mei 2015 heb ik de Kamer geïnformeerd dat iedereen die op dat moment woont in een door Israël bezet gebied en een AOW-pensioen voor alleenstaanden ontvangt, deze mag houden. Hierin is ook aangegeven dat dit besluit zo spoedig mogelijk bekend zal worden gemaakt en worden gecommuniceerd. Hiermee wordt gerefereerd aan de ministeriële mededeling die in december 2015 op grond van artikel 62a, tweede lid, van de AOW is gepubliceerd. Deze rechtsgrond is voorts expliciet genoemd in de brief aan de Kamer van 8 december 2015.

131

Hoe vaak heeft u sinds 1 januari 2015 gebruik gemaakt van artikel 62a AOW? Kunt u een overzicht geven van alle gevallen waarin artikel 62a AOW van toepassing is?

Het overgangsrecht van artikel 62a van de AOW was opgenomen in de Whek. In verband met de beëindiging van de voorlopige toepassing per 1 januari 2012 van de socialezekerheidsverdragen met de landen Bolivia, Botswana, Brazilië, Costa Rica, Gambia en Mali alsmede van de daarmee gelijk te stellen situatie met betrekking tot Mexico, is dat overgangsrecht in werking getreden met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2012. De SVB heeft het bedoelde overgangsrecht al vanaf 1 januari 2012 in anticipatie op de totstandkoming van de Whek toegepast in deze landen. Sinds 1 januari 2015 is artikel 62a van de AOW alleen gebruikt voor de door Israël bezette gebieden.

132

Wat is de termijn voor het opnemen van mededelingen op basis van artikel 62a van de AOW in de Staatscourant? Kan een besluit op basis van dit artikel al worden uitgevoerd, als dit nog niet in de Staatscourant is medegedeeld?

Er is geen termijn vastgelegd. Uitgangspunt is dat de mededeling zo spoedig mogelijk moet worden gepubliceerd als een verdrag buitenwerking is getreden dan wel de voorlopige toepassing van een verdrag of een daarmee gelijk te stellen situatie is/wordt beëindigd. De mededeling met betrekking tot de door Israël bezette gebieden is op 16 december 2015 gepubliceerd, toen ook een structurele oplossing voor erkend oorlogsgetroffenen bekend was.

133

Klopt het dat de eind 2013 geconstateerde onjuistheden in de uitkeringen aan AOW’ers in de door Israël bezette gebieden normaal gesproken binnen zes maanden gecorrigeerd zouden worden?

De manier waarop een te hoog toegekende uitkering wordt gecorrigeerd is afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval. De SVB heeft in casu toepassing gegeven aan de beleidsregels ter zake van herziening of intrekking van een uitkering ten nadele van een belanghebbende met het kopje «Verlaging of intrekking ex nunc wegens wijziging van de omstandigheden (SB1077)» en een termijn van één jaar gehanteerd.

134

Waarom was de SVB in de veronderstelling dat de AOW-gerechtigden die eigenlijk in de bezette gebieden woonden in Israël woonachtig waren?

Zie het antwoord op vraag 8.

135

Hoe verhoudt een aan het toepassen van het verdrag met Israël voor de bezette gebieden gelijk te stellen situatie zich tot het internationaal recht?

Zoals vermeld in de kamerbrief van 30 juni 2016 verkeerde de SVB in de veronderstelling dat de AOW-gerechtigden in Israël woonachtig waren, terwijl zij feitelijk in de door Israël bezette gebieden woonden. Daarmee handelde de SVB in de praktijk ten aanzien van deze personen in de bezette gebieden alsof het verdrag met Israël van toepassing was. Voor betrokkenen leek het in de praktijk of het verdrag voor hen gold. Er ontstond zo een met de toepassing van het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie.

Het betreft hier derhalve een uitzonderingssituatie die als gevolg van uitvoeringsfouten niet aan betreffende personen is toe te schrijven. Uit het oogpunt van rechtszekerheid is een overgangsperiode gebaseerd op artikel 62a van de AOW onder het internationaal recht te rechtvaardigen. Per 1 januari 2016 is de met de toepassing van het verdrag met Israël gelijk te stellen situatie beëindigd. Deze uitzonderlijke situatie doet niets af aan het Nederlandse beleid ten aanzien van de door Israël bezette gebieden.

136

Hoe verhoudt een aan het toepassen van het verdrag met Israël voor de bezette gebieden gelijk te stellen situatie zich tot het Nederlandse Midden-Oostenbeleid?

Zie het antwoord op vraag 135.

137

Wanneer is de Minister van Buitenlandse Zaken geïnformeerd over het feit dat er een aan het toepassen van het verdrag met Israël voor de bezette gebieden gelijk te stellen situatie was ontstaan?

De Minister van Buitenlandse Zaken is per memo op 9 juli 2014 over de gekozen oplossing geïnformeerd.

138

Heeft u de Palestijnse autoriteit geïnformeerd dat er een aan het toepassen van het verdrag met Israël voor de bezette gebieden gelijk te stellen situatie was ontstaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe heeft de Palestijnse autoriteit gereageerd?

Nee. Hier was geen reden toe.

139

Heeft u juridisch advies ingewonnen over de constatering dat de te hoge uitbetaling van AOW aan enkele bewoners van de door Israël bezette gebieden waarvan niet bekend was dat zij niet in Israël woonden een aan de toepassing van het verdrag met Israël voor de bezette gebieden gelijk te stellen situatie heeft gecreëerd? Zo ja, kunt u dit met de Kamer delen? Zo nee, waarom niet?

Ja, bij mijn eigen juristen. De nota (SZW-07) vindt u in de bijgevoegde stukken.

140

Heeft u juridisch advies ingewonnen over de constatering dat de situatie in de bezette gebieden een aan beëindiging van voorlopige toepassing gelijk te stellen situatie is, zoals beschreven in artikel 62a, eerste lid van de Algemene Ouderdomswet?

Zie het antwoord op vraag 139.

141

Klopt het dat u op vrijdag 21 februari 2014 de door de SVB voorgenomen korting op de AOW van de betreffende AOW-gerechtigden op de valreep heeft voorkomen? Wat was daarvoor de reden?

Zie het antwoord op vraag 41.

142

Klopt het dat er tussen de constatering van fouten eind 2013 en de publicatie van de overgangsregeling eind 2015 geen wettelijke basis was om de AOW-uitbetaling op dezelfde wijze voort te zetten?

Zie het antwoord op vraag 95 en 123.

143

Klopt het dat de in de bezette gebieden woonachtige AOW-gerechtigden in augustus 2002 al een brief hebben gekregen dat hun uitkering mogelijk gekort of ingetrokken zou worden, zoals Staatssecretaris Rutte vermeldde in antwoord op schriftelijke vragen (2010214390)?

Ja. Voor een volledig overzicht van de contactmomenten met AOW-gerechtigden in het kader van de uitvoering van de Wet BEU zie antwoord op vraag 82.

144

Wat bedoelt u met «Daardoor was ook in het begin van 2015 nog onduidelijkheid mogelijk over de hoogte van het AOW-pensioen in bezette gebieden.» In de brief van december 2015 wordt uitvoerig uitgelegd wat de regels zijn voor het AOW-pensioen in de bezette gebieden. Welke onduidelijkheid wordt bedoeld in de brief dd. 30 juni 2016?

In mijn brief van 30 juni 2016 heb ik over deze specifieke situatie gemeld dat is geconstateerd dat de SVB met de zoon van betrokkene heeft gecommuniceerd over de consequenties van het verhuizen naar de bezette gebieden voor de hoogte van haar AOW-pensioen. Deze voorlichting, alsmede de informatie op de website van de SVB, waren echter geënt op de onjuiste veronderstelling dat de ministeriële mededeling gepubliceerd zou zijn. Duidelijk werd dat de ministeriële mededeling nog niet gepubliceerd was. In algemene zin, dus los van individuele omstandigheden, ontbrak hierdoor de gewenste duidelijkheid.

145

Op 18 juli 2014 schreef u de SVB dat u voornemens was een ministeriële regeling te publiceren om de te hoge AOW-betalingen in de door Israël bezette gebieden te beëindigen per 1-1-2015. Was er op dat moment een verantwoordelijke binnen het Ministerie van SZW aangewezen? Kunt u nader ingaan op de «Personele wisselingen en onduidelijke verantwoordelijkheidsverdeling binnen het Ministerie» (p 3) waardoor de ministeriële regeling niet gepubliceerd werd? Hoeveel personele wisselingen zijn er geweest? Betrof dit ook de verantwoordelijke op 18 juli 2014? Waarom is deze omissie niet hersteld tussen 1 januari 2015 en voorjaar 2016?

Zie het antwoord op vraag 47.

146

Hoeveel van de AOW-gerechtigden in niet-verdragslanden of betwiste gebieden zijn oorlogsgetroffenen? Hoeveel van deze oorlogsgetroffenen krijgen een verlaagde uitkering?

Volgens de nu bekende gegevens van de SVB woonden in december 2015 24 AOW-gerechtigden met een V&O-uitkering in Colombia, Brazilië, Venezuela, Mexico, Costa Rica, Sri Lanka, Peru, Verenigde Arabische Emiraten, Zimbabwe en Zambia. Anticiperend op het reeds genoemde wetsvoorstel waarmee de uitzondering voor oorlogsgetroffenen wordt gerealiseerd, is de hoogte van het AOW-pensioen en het recht op de inkomensondersteuning van negen AOW-gerechtigden per 1 januari 2016 herzien. De verhogingen hebben geen effect op de V&O-uitkering van de betrokkenen. Op 18 december 2015 zijn de negen AOW-gerechtigden geïnformeerd.

De overige vijftien AOW-gerechtigden met een V&O-uitkering woonachtig in een niet-verdragsland of bezette gebieden vielen onder het overgangsrecht van de Wet BEU, waardoor hun situatie reeds aansloot bij de beoogde situatie en het wonen in een niet-verdragsland geen invloed had op de hoogte van hun AOW-pensioen of het recht op inkomensondersteuning.

147

Waarom draagt de SVB voor uitkeringsgerechtigden in bezet gebied loonheffing af aan de Belastingdienst? Waarom wordt dit niet ingehouden op de uitkering? Welke rechtsgrond bestaat er voor deze praktijk?

Zie het antwoord op vraag 15.

148

Waarom heeft u in uw brief van 8 december 2015 de Kamer niet geïnformeerd over de analyse van de SVB dat «deze handelwijze een goede rechtsgrond ontbeert zowel bezien vanuit de belastingwetgeving als vanuit het perspectief van de AOW en Anw» en dat hiermee «in feite een buitenwettelijke verhoging van het brutopensioen» plaatsvindt?

Zie het antwoord op vraag 52.

149

Klopt het dat volgens de AOW na constatering van onjuistheden door de SVB zoals vermeld in deze brief de in de wet voorziene korting binnen zes maanden moet worden doorgevoerd?

Nee. Zie het antwoord op vraag 133.

150

Kunt u een lijst verstrekken van landen waarmee geen handhavingsverdrag is afgesloten en per land het aantal AOW-gerechtigden aangeven? Zijn er onder deze AOW-gerechtigden mensen die geen verlaagde uitkering krijgen op grond van de wet BEU, anders dan op grond van het feit dat zij voor 1 januari 2000 reeds recht hadden op een uitkering?

Ja. Zie het antwoord op vraag 80.

151

Klopt het dat er oorlogsgetroffenen met een AOW-uitkering in de Westelijke Sahara en Cyprus wonen, die wél volgens de wet zijn gekort op hun uitkering?

Zie het antwoord op vraag 40.

152

Klopt het dat de SVB de Minister heeft gemeld dat het betalen van loonbelasting voor AOW-gerechtigden in de door Israël bezette gebieden een «buitenwettelijke verhoging van het brutopensioen» is waarvoor «geen rechtsgrond bestaat»? Zo ja, waarom heeft de Minister desondanks deze praktijk gecontinueerd?

Zie het antwoord op vraag 52.

153

Zijn er uitkeringsgerechtigden in door Israël bezette gebieden, die niet in de nederzettingen wonen en die aanspraak maken op AOW, een anw-uitkering of kinderbijslag? Zo ja, om hoeveel uitkeringen gaat het? Worden deze aanvragen conform het nalevingsverdrag met Israël behandeld?

De SVB registreert alleen of iemand in de door Israël bezette gebieden woont. Of deze persoon in een nederzetting woont is niet bekend. Zie verder het antwoord op vraag 4.

154

Worden uitkeringsgerechtigden in door Israël bezette gebieden, die niet in Israëlische nederzettingen wonen, anders behandeld met betrekking tot de toepassing van de Wet BEU dan uitkeringsgerechtigden die wel in deze nederzettingen wonen? Zo ja, op welke wijze?

Nee, bepalend voor de hoogte van het recht op een AOW-pensioen of uitkering is of de uitkeringsgerechtigde woonachtig is in een gebied dat onder de territoriale werkingssfeer van het socialezekerheidsverdrag met Israël valt. Daarvan is geen sprake in het geval uitkeringsgerechtigden woonachtig zijn in de gebieden die Israël sinds 1967 bezet, met inbegrip van Israëlische nederzettingen in die gebieden.

155

Kloppen de berichten dat instanties en/of functionarissen van de overheid door een lobby van betrokkenen en van de Israëlische regering onder druk zijn gezet om de Wet BEU niet in de door Israël bezette gebieden toe te passen, cq. om de wet BEU te overtreden? Zo ja, in hoeverre is aan deze lobby te wijten dat de wet BEU jarenlang niet correct en niet volledig op de door Israel bezette gebieden en rechthebbenden aldaar hogere uitkeringen hebben ontvangen dan waar zij volgens de wet recht op hadden?

Het is gebruikelijk dat maatschappelijke organisaties bij ministeries hun eigen zaak bepleiten. Dit gebeurt op ieder onderwerp in de politiek. Het kabinet maakt een eigen afweging.

156

Welke Nederlandse en/of Israëlische maatschappelijke organisaties hebben in deze lobby (genoemd in vraag 155) een leidende rol gespeeld? Kunt u een overzicht geven van deze organisaties en aangeven of ze al dan niet gesubsidieerd zijn door de rijksoverheid of lokale overheden in de afgelopen 10 jaar? En zo ja, hoeveel bedroeg deze subsidie en voor welk doeleinde is de subsidie toegekend?

Het kabinet beschikt niet over een volledig overzicht van al dan niet gesubsidieerde organisaties. Onder meer de Nederlandse immigrantenvereniging in Israël «Irgoen Olei Holland», het «Center of Organizations of Holocaust Survivors in Israel» en «Joods Maatschappelijk Werk» vroegen in correspondentie aandacht voor de kwestie. Ook het Centrum Informatie en Documentatie Israël wendde zich in 2002 tot de regering. De Nederlandse Ambassade in Tel Aviv heeft in de afgelopen jaren enkele malen een subsidie verleend aan «Irgoen Olei Holland». Het betreft kleine bedragen voor activiteiten die niet gerelateerd zijn aan uitkeringen in het algemeen of de toepassing van de Wet BEU in het bijzonder.


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nrs. 2380, 2381, 2382, 2784 en 2785.

X Noot
2

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nrs. 2381 en 2784.

X Noot
3

De SVB controleert sinds november 2001 ook klanten in het buitenland door middel van huisbezoeken op basis van een risicoanalyse. Hiervoor is het Controleteam Buitenland (CTB) opgericht. Controles zijn met name gericht op het in leven zijn en de leefsituatie. Omdat de SVB in heel veel landen pensioenen en uitkeringen uitbetaalt, is op grond van de grootte van de klantpopulatie en de omvang van de geldstroom een prioritering aangebracht. Ieder jaar behandelt het CTB ongeveer 5 landen. Voorafgaand aan ieder onderzoek vindt een risicoanalyse plaats zodat gerichter kan worden gecontroleerd. In 2014 stond Israël op de planning: toen pas gezien de geringe(re) grootte van de klantpopulatie en om voldoende AOW-gerechtigden uit de naoorlogse generatie te hebben. Voorafgaand aan het geplande onderzoek in 2014 vond eind 2013 de risicoanalyse plaats die aan het licht bracht dat in een aantal gevallen niet was onderkend dat de uitkeringsgerechtigde in bezet gebied woont.

X Noot
4

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nrs. 2380, 2381, 2382, 2784 en 2785.

X Noot
5

Om één en ander in perspectief te plaatsen: in Israël woonden in juli 2016 bijna 1.600 AOW-gerechtigden.

X Noot
6

V&O = Verzetsdeelnemers en Oorlogsgetroffenen.

X Noot
7

Op 25 februari 2016 is het jaartal correct aangepast naar 2016.

Naar boven