34 550 XIII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2017

Nr. 140 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2017

Hierbij stuur ik u het jaarverslag 2016 van Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) en de begeleidende brief van de inspecteur-Generaal der Mijnen waarin hij een aantal punten nader toelicht1. SodM houdt toezicht op het opsporen, winnen en transporteren van delfstoffen, het opslaan van stoffen in de diepe ondergrond, het winnen van aardwarmte, de veiligheid van gasdistributienetten en op windparken op zee.

Het afgelopen jaar heeft SodM wederom veel aandacht besteed aan de gaswinning in Groningen. Verder was er veel aandacht voor de zoutwinning en voor geothermie. Hieronder geef ik een beschrijving van de belangrijkste punten uit het jaarverslag en ga ik in op de door SodM gemaakte reflecties.

Reactie jaarverslag SodM

Versterking SodM

In 2016 is bij SodM een nieuwe directiestructuur geïmplementeerd en is de organisatie van SodM verder versterkt. Deze versterking was nodig om SodM om te vormen in een toezichthouder die proactief kan bijdragen aan een veilig gebruik van de ondergrond en die beter kan voldoen aan verwachtingen uit de samenleving. Voorts is als gevolg van de inwerkingtreding van de nieuwe Mijnbouwwet op 1 januari 2017 de onafhankelijkheid van SodM verder vergroot en beter geborgd.

Gaswinning Groningen

Inzake de gaswinning in Groningen heeft SodM in 2016 twee adviezen uitgebracht. In juni 2016 adviseerde SodM om de gaswinning verder te beperken van 27 miljard Nm3/jaar naar 24 miljard Nm3/jaar. SodM constateerde dat opeenvolgende productie-ingrepen in 2014 en 2015 tot een significantie afname leidden van zowel het aantal als de zwaarte van aardbevingen. In het zogeheten december-advies adviseerde SodM mij om NAM te verzoeken nader onderzoek te doen naar de seismiciteit in het gebied Slochteren, Siddeburen, Wirdum en Garrelsweer.

Lekkages bij zoutwinning AkzoNobel

De zoutindustrie stond in de belangstelling naar aanleiding van de ontdekking van een aantal lang onopgemerkte lekkages bij AkzoNobel Salt B.V. in Hengelo. Het ging om de lekkage van diesel en mogelijk pekel uit zoutwinningsputten en een groot aantal lekkages van pekel en brak water uit transportleidingen. AkzoNobel Salt werd naar aanleiding hiervan onder verscherpt toezicht gesteld. Dit regime blijft van kracht totdat het management van de operaties en de integriteit van de putten en transportleidingen in voldoende mate zijn geborgd.

Geothermie

Recent heeft SodM de Staat van de Sector Geothermie uitgebracht. SodM constateert dat de geothermiesector een jonge sector is met «groeistuipen». Risicobesef en management blijven achter bij de ondernemingscultuur in de olie- en gassector. In 2016 heeft SodM met name in de boorfase veel interventies moeten plegen. SodM heeft mede naar aanleiding hiervan in een brief aan alle geothermiebedrijven aangekondigd scherper en ook eerder handhavend op te gaan treden.

Reflecties SodM

Vanaf 2017 zal SodM voor zijn reflectieve taak gebruik maken van gestructureerde risicoanalyses en die vertalen in zogenaamde «Staten van de Sector». Het toezicht zal hierop worden ingericht. Vanuit zijn reflectieve functie geeft SodM in het jaarverslag 2016 (paragraaf 2.8) een aantal reflecties:

  • In het jaarverslag vraagt SodM aandacht voor de aanstaande ontmantelingsfase in de olie- en gassector, die vermoedelijk andere risico’s met zich zal brengen dan de langjarige productie van olie en gas. Op dit moment werk ik samen met EBN en de brancheorganisatie van olie- en gasbedrijven aan voorstellen voor een gecoördineerde aanpak van de ontmanteling van deze installaties. Waar nodig zal de wet- en regelgeving worden aangescherpt.

  • Parallel aan de geleidelijk verminderende rol van fossiele brandstoffen vraagt SodM aandacht voor de veiligheid van duurzame alternatieven. Behalve geothermie noemt SodM wind op zee. Ik werk momenteel samen met betrokkenen in de sector aan een verbeterplan geothermie. De resultaten hiervan zullen naar verwachting in de herfst van 2017 in een brief aan uw Kamer worden gestuurd. Hierbij zal ook worden ingegaan op de aanbevelingen van SodM uit de Staat van de Sector Geothermie.

    Met betrekking tot wind op zee constateert SodM op basis van de activiteiten in 2016 dat de huidige windmolenparken op zee goed presteren op het gebied van veiligheid en risicobeheersing. Tegelijk geeft SodM aan in de nog te publiceren «Staat van de Sector» aandacht te besteden aan veiligheidsrisico’s. Ook vindt SodM dat met gepaste urgentie geëvalueerd zal moeten worden in hoeverre toezichtstaken en wet- en regelgeving adequaat zijn voor deze sterk uitdijende sector. Ik ben het met SodM eens dat deze zich snel ontwikkelende sector de volle aandacht verdient. Ik kijk uit naar deze «Staat van de Sector» van SodM en ben tevens bereid die in te brengen in de politieke verklaring van de Noordzeelanden (Kamerstuk 21 501-33, nr. 606), waarin ook een van de aandachtgebieden de harmonisatie van standaarden, technische regelgeving in de sector windenergie op zee is.

  • SodM krijgt met name van decentrale overheden veel vragen over de impact van mijnbouwactiviteiten op bovengrondse bebouwing. Deze vragen hebben verband met de formele adviesrol die decentrale overheden hebben gekregen in de nieuwe Mijnbouwwet. De adviesrol richting de decentrale overheden is formeel geen wettelijk taak van SodM. SodM vraagt hier dan ook aandacht voor. Met vertegenwoordigers van decentrale overheden ben ik inmiddels in gesprek over de wijze waarop gemeenten en provincies die te maken hebben met mijnbouwactiviteiten op een goede manier kunnen worden betrokken bij het delen van informatie over het opsporen en winnen van delfstoffen en aardwarmte. Daarbij wordt ook gekeken hoe vragen en zorgen van decentrale overheden op het gebied van mijnbouw kunnen worden opgepakt.

  • Tot slot vraagt SodM aandacht voor het wegwerken van de bestaande achterstand bij de verwerking van winningsplannen. In afwachting van de inwerkingtreding van de nieuwe Mijnbouwwet per 1 januari 2017 is de behandeling van de ingediende winningsplannen aangehouden. Ik geef prioriteit aan het wegwerken van de achterstand die is ontstaan (zie ook mijn brief van 14 april 2017, Kamerstuk 33 529, nr. 348). Van de thans ingediende winningsplannen – te weten 54 winningsplannen – zijn ondertussen 45 winningsplannen in behandeling genomen. Voor het eind van 2017 wil ik alle ingediende winningsplannen in behandeling hebben genomen. Door de verzwaarde procedures en inspraak- en adviesmogelijkheden in de nieuwe Mijnbouwwet is de doorlooptijd voor de behandeling van een winningsplan echter toegenomen. Deze bedraagt in de praktijk circa 9 maanden. Het wegwerken van de achterstand kost dan ook nog enige tijd.

In de begeleidende brief vraagt de inspecteur-generaal der Mijnen nog aandacht voor eventuele zorgen en gevoelens van onzekerheid bij een veilig gebruik van de ondergrond. Ik onderschrijf de mening van SodM dat dit veilig moet gebeuren. SodM denkt hierbij onder andere aan een heldere visie op het gebruik van de ondergrond en aan bundeling van kennis en deskundigheid. Met de aangepaste Mijnbouwwet en de Structuurvisie voor de Ondergrond zal hier in belangrijke mate in worden voorzien. Daarnaast wil ik bezien of voor de bundeling van kennis nog inspanningen nodig zijn.

Alle reflecties overziend kom ik tot de conclusie dat ik de beelden die SodM schetst herken. Ik onderneem hier ook actie op door bijvoorbeeld de wetgeving waar nodig aan te passen, de informatievoorziening te verbeteren en achterstanden aan te pakken.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven