33 529 Gaswinning

Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2017

In de afgelopen weken zijn diverse berichten in de media gepubliceerd over gaswinning uit kleine velden op land waarvan een (wijziging van het) winningsplan bij mij in behandeling is, zoals de gaswinning bij Heerenveen, waarover ik op 27 maart jl. diverse sets vragen heb beantwoord (Aanhangsel Handelingen II 2016/17, nrs. 1503 en 1504). Uit deze berichtgeving en de reacties daarop maak ik op dat er niet altijd een goed beeld is van de omvang van de implementatie van de wijzigingen van de Mijnbouwwet en hoe ik daarop geanticipeerd en gehandeld heb in de periode tot de inwerkingtreding ervan.

Op 2 april 2015 heb ik de kabinetsreactie op het OVV-rapport aan uw Kamer gestuurd (Kamerstuk 33 529, nr. 143). Ik heb toen aangegeven dat ik, vooruitlopend op inwerkingtreding van de voorgestelde wijzigingen in de Mijnbouwwet, ingediende (wijzigingen van) winningsplannen in de geest van de aangekondigde wijziging van de Mijnbouwwet zou behandelen. Mede om die reden is er geen overgangsrecht opgenomen bij de inwerkingtreding van de gewijzigde Mijnbouwwet. Het feit dat er geen overgangsrecht is, betekent dat er in aanloop naar de inwerkingtreding van de wijzigingen in de Mijnbouwwet reeds veel werk moest worden verzet, terwijl de wijze waarop de wijzigingen vorm zouden krijgen, nog niet precies duidelijk was. Ik heb de relevante decentrale overheden daarom per brief geïnformeerd over welke acties ik heb genomen in de periode tot de inwerkingtreding van de Mijnbouwwet. In de brief licht ik ook toe hoe de beoordeling van nieuwe (wijzigingen van) winningsplannen plaatsvindt. Hierbij stuur ik uw Kamer een afschrift van deze brief1.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Naar boven