34 550 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2017

Nr. 53 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 november 2016

In het wetgevingsoverleg Personeel van 9 november jl. (Kamerstuk 34 550 X, nr. 48) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de wijze waarop Defensie omgaat met de ongeveer 30 medewerkers van wie de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) op een ontoereikende juridische grond is ingetrokken.

Intrekkingsgrond

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in haar uitspraak van 24 augustus jl.1 geoordeeld dat artikel 10, eerste lid van de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo) vóór 1 september 2015 geen wettelijke grondslag bood voor de intrekking van de VGB, indien het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens had opgeleverd. Voor een VGB zijn namelijk voldoende gegevens nodig om antwoord te kunnen geven op de vraag of een medewerker onder alle omstandigheden de uit de vertrouwensfunctie voortvloeiende plichten getrouwelijk zal volbrengen. Van de bewuste medewerkers is inderdaad de VGB ingetrokken omdat het veiligheidsonderzoek onvoldoende gegevens van de partner had opgeleverd. Sinds de wetswijziging van 1 september 2015 bestaat hiervoor in het gewijzigde artikel 10 Wvo wel een toereikende intrekkingsgrond. De Afdeling heeft voorts geoordeeld dat Defensie een nieuwe beslissing op bezwaar dient te nemen met inachtneming van de uitspraak van de Afdeling. De Rechtbank Rotterdam verwijst in haar uitspraak van 2 november jl.2 in een vergelijkbare zaak naar de uitspraak van de Afdeling en oordeelt vergelijkbaar.

Aantal en gevolgen

Op dit moment zijn er 29 (voormalige) medewerkers bekend op wie de uitspraak van de Afdeling van toepassing is. Zeven van hen hebben nog een juridische procedure lopen. Eén van die zeven zaken is in behandeling bij de rechtbank, drie bij de Afdeling en in drie zaken is het bezwaar aangehouden. In 22 van de 29 gevallen loopt er geen procedure (meer) of is de termijn voor het indienen van een bezwaar of beroep verstreken.

In de zaken waarin de rechter oordeelt dat, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus jl., een nieuwe beslissing op bezwaar moet worden genomen, zal Defensie een beslissing nemen op basis van de huidige Wvo. Uit de Algemene wet bestuursrecht en de jurisprudentie volgt namelijk dat bij een dergelijke nieuwe beslissing het geldende recht, dat wil zeggen het gewijzigde artikel 10 van de Wvo van ná 1 september 2015, moet worden toegepast. Er zijn op dit moment vier zaken in behandeling bij de (hoger) beroepsrechter die raken aan de uitspraak van 24 augustus jl. Afhankelijk van het verloop van deze vier zaken zal Defensie een nieuw besluit op bezwaar nemen.

Indien er ten tijde van de nieuwe beslissing op bezwaar nog steeds onvoldoende gegevens over de partner beschikbaar zijn, bijvoorbeeld omdat diegene nog geen vijf jaar in Nederland verblijft of in een land waarmee Nederland geen zodanige samenwerking heeft dat persoonsgegevens kunnen worden uitgewisseld, kan geen nieuwe VGB worden afgegeven. Dit betekent echter niet automatisch dat medewerkers worden ontslagen. Zij kunnen worden geplaatst op een niet-vertrouwensfunctie of op een functie met een lager veiligheidsmachtigingsniveau (VMN-C) waarvoor geen gegevens van de partner is vereist. Ook kunnen werkzaamheden worden opgedragen waarvoor geen VGB is vereist.

Overige medewerkers

Zoals gezegd loopt er in 22 gevallen geen procedure (meer) of is de termijn voor het indienen van een bezwaar of beroep verstreken. Voor de betrokkenen heeft de intrekking van de VGB vanwege onvoldoende gegevens van de partner formele rechtskracht. Ook bij deze medewerkers heeft de intrekking niet automatisch ontslag tot gevolg.

Inmiddels hebben 11 van deze 22 personen Defensie verlaten. Twee van hen hebben Defensie verlaten wegens leeftijdsontslag, twee anderen hebben zelf ontslag aangevraagd en gekregen en van één medewerker liep het contract af (FPS-fase 2). Zes medewerkers hebben onvrijwillig ontslag gekregen.

De overige 11 personen zijn nog steeds werkzaam bij Defensie. Zij zijn geplaatst op een niet-vertrouwensfunctie of op een functie met VMN-C, of zij hebben werkzaamheden gekregen waarvoor geen VGB is vereist. Zodra de termijn van vijf jaar is verstreken dat gegevens van de partner inzichtelijk moeten zijn, kan na een hernieuwd veiligheidsonderzoek weer een VGB worden verstrekt voor een vertrouwensfunctie met VMN-A of -B. Voor twee van de 11 medewerkers loopt momenteel een dergelijk veiligheidsonderzoek.

Tot slot

Vanaf 13 februari 2015 gold de maatwerkregeling (zie Kamerstuk 34 000 X, nr. 66). Deze is overbodig geworden door de herintroductie van functies voor militairen op VMN-C. Gedwongen ontslagen worden met deze maatregel zoveel mogelijk voorkomen. Tot nu toe is 15 maal ontslag voorkomen.

Ik acht het van belang dat medewerkers van wie de VGB vóór 1 september 2015 is ingetrokken vanwege onvoldoende gegevens van de partner, bij Defensie terecht kunnen met vragen over de mogelijke individuele gevolgen van de rechterlijke uitspraak. Zij kunnen hiervoor contact opnemen met het Dienstencentrum Juridische Dienstverlening. De persoonlijke omstandigheden zullen per geval verschillen. Ik kan daarom niet vooruitlopen op de uitkomsten van dergelijke gesprekken.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Kenmerk ECLI:NL:RVS:2016:2313.

X Noot
2

Nog geen ECLI-kenmerk beschikbaar.

Naar boven