34 000 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2015

Nr. 66 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2015

Inleiding

In mijn brief van 31 oktober 2014 (Kamerstuk 34 000 X, nr. 33) heb ik u geïnformeerd over de uitwerking van een maatwerkoplossing voor defensiemedewerkers van wie de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) recent is, of dreigt, te worden ingetrokken ten gevolge van langdurig buitenlands verblijf van de partner waarover onvoldoende gegevens beschikbaar zijn. Het gaat daarbij om medewerkers die zich bij het aangaan van een relatie mogelijk onvoldoende bewust waren van het partnerbeleid. In die brief heb ik toegezegd u nader te informeren zodra de regeling gereed is voor uitvoering. Met deze brief doe ik die toezegging gestand.

Kaders

Op grond van de Wet veiligheidsonderzoeken kunnen functies waarin het mogelijk is de nationale veiligheid te schaden, aangemerkt worden als vertrouwensfuncties. Alle militaire en de meeste burgerfuncties bij Defensie zijn aangewezen als vertrouwensfuncties. Voor het vervullen daarvan heeft de medewerker een VGB nodig. In mijn brief van 21 mei 2014 heb ik reeds het belang van, en ook de bewuste keuze voor, vertrouwensfuncties en een bijbehorende VGB uiteengezet. Ik wil dan ook niet tornen aan de wet en het daaruit voortvloeiende defensiebeleid1. Ondanks dat sprake kan zijn van een lang dienstverband, een goede staat van dienst en onbesproken gedrag, weegt de nationale veiligheid zwaarder dan een individueel belang. Afgelopen jaar is het beleid daarom op meerdere manieren onder de aandacht van het personeel gebracht. Dit zal de komende tijd worden herhaald.

Kern

De kern van de maatwerkoplossing is dat de defensiemedewerker, na intrekking van de VGB wegens langdurig buitenlands verblijf van de partner, voor een periode van maximaal vijf jaar werkzaamheden uitvoert waarvoor geen VGB vereist is. In deze periode kan geen vertrouwensfunctie worden vervuld. Betrokkene zal dan ook uit de eigen vertrouwensfunctie worden ontheven.

De periode van vijf jaar stemt overeen met de periode waarover de gegevens van de partner volgens het beleid inzichtelijk moeten zijn. Dat betekent dat betrokkene na afloop van deze periode weer in aanmerking kan komen voor een VGB en daarmee ook voor een vertrouwensfunctie. Dat is echter geen automatisme. Een positieve uitkomst van het veiligheidsonderzoek is nog steeds noodzakelijk.

De nieuwe regeling, die vandaag is ingegaan, zal gepaard gaan met een intensieve voorlichting van het defensiepersoneel over de regeling en (opnieuw) over het partnerbeleid. Deze voorlichting zal worden herhaald. Tot 1 september 2015 kan een verzoek om voor deze regeling in aanmerking te komen, worden ingediend. Daarna is het niet meer aannemelijk dat defensiepersoneel zich onvoldoende bewust is van het partnerbeleid bij het aangaan van een relatie. Na 1 september 2015 is er dus nog een periode van maximaal vijf jaar waarin personeel van de regeling gebruik maakt.

Voorwaarden

Om voor deze regeling in aanmerking te komen, moet aan vier voorwaarden worden voldaan:

  • (1) De medewerker moet een vertrouwensfunctie in dienst van Defensie vervullen.

  • (2) De VGB van de medewerker is ingetrokken wegens onvoldoende gegevens over de partner en er zijn geen andere gronden voor intrekking van de VGB.

  • (3) De partner dient, in ieder geval vanaf het moment dat de regeling voor de defensiemedewerker zou ingaan, feitelijk en administratief woonachtig zijn in Nederland, of in een ander land waar de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) wel voldoende gegevens over de partner kan verkrijgen. Indien de partner niet naar Nederland wil of kan komen, is er immers ook na vijf jaar geen zicht op een VGB en volgt alsnog ontslag.

  • (4) Een verzoek om voor de regeling in aanmerking te komen, dient voor 1 september 2015 te zijn ingediend.

Defensie is bekend met enkele gevallen waarin de medewerker de dienst reeds heeft verlaten (al dan niet op eigen verzoek) in verband met de intrekking van de VGB wegens onvoldoende gegevens over de partner. Deze voormalige medewerkers zouden, indien zij nog in dienst waren geweest, mogelijk een beroep hebben gedaan op deze regeling. Indien zij dit alsnog willen doen, zal Defensie met hen hierover in gesprek treden. Daarbij zal de regeling richtinggevend zijn. Naar verwachting zullen die gevallen inhoudelijk zeer verschillen. Bij het vinden van een maatwerkoplossing en afhankelijk van de situatie, kan worden overwogen om het desbetreffende personeel opnieuw in dienst te nemen en dan onder de regeling te brengen.

Uitvoeringsaspecten

Medewerkers die onder de regeling vallen, worden binnen het eigen defensieonderdeel voor een periode van maximaal vijf jaar zonder VGB tewerkgesteld. Gedurende deze periode blijven de reguliere rechtspositionele regels van kracht. Het defensieonderdeel treedt in gesprek met de medewerker over zijn of haar loopbaanontwikkeling.

Uit onderzoek is gebleken dat het aantal medewerkers dat een beroep kan doen op deze regeling, relatief gering is. Op dit moment zijn er ongeveer 35 medewerkers die te maken hebben met intrekking van de VGB in verband met onvoldoende gegevens over de partner. Naar verwachting zullen in de periode tot 1 september 2015 enkele tientallen verzoeken worden gedaan. In verhouding tot de personele omvang van Defensie is de groep niet groot. De uitvoering kan daarom binnen de bestaande formatie worden opgevangen en is daarmee budgetneutraal.

Voorlichting

Zoals gezegd zal de invoering van deze regeling gepaard gaan met een intensieve voorlichting van het defensiepersoneel over de regeling en (opnieuw) over het partnerbeleid. Deze voorlichting zal worden herhaald. De medewerkers van wie de VGB is ingetrokken, worden afzonderlijk geïnformeerd.

In de voorlichting zal ook aandacht worden gegeven aan de ruime definitie van het begrip «partner» dat bij veiligheidsonderzoeken wordt gehanteerd, namelijk «hij of zij waarmee de defensiemedewerker een affectieve relatie heeft». Het gaat dus niet alleen om de geregistreerde partner, de partner met wie men is gehuwd of samenwoont.

Zoals ik heb toegelicht in mijn brief van 21 mei jl., kan geen lijst worden vrijgegeven van landen met wie de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een samenwerkingsrelatie hebben op basis waarvan persoonsgegevens worden uitgewisseld. Het defensiepersoneel zal in de voorlichting dan ook worden geadviseerd om bij twijfel contact op te nemen met de eigen veiligheidsfunctionaris.

Ten slotte

Door het leveren van maatwerk en het op structurele wijze voorlichten van het personeel, hoop ik bestaande schrijnende gevallen tegemoet te komen en nieuwe gevallen te voorkomen.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie, d.d. 1-11-2013, Stcrt. 2013-29945

Naar boven