Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2017
Tijdens de Algemene politieke beschouwingen van 13 oktober 2015 in de Eerste Kamer
is de motie Schalk c.s. aangenomen.2 De motie verzoekt de regering met voorstellen te komen om de substantiële verschillen
in besteedbaar inkomen tussen eenverdieners en tweeverdieners te verkleinen.
Ontwikkeling besteedbaar inkomen eenverdienerhuishoudens
Er zijn in Nederland ongeveer 370.000 eenverdienerhuishoudens. Eenverdienerhuishoudens
zijn huishoudens waarbij er één kostwinner is met inkomsten uit arbeid en een partner
zonder inkomsten uit (vorige) arbeid. Op een totaal van 7,5 miljoen huishoudens is
dat ongeveer 5%.
Als wordt gekeken naar de ontwikkeling van het besteedbaar inkomen is te zien dat
het inkomen van eenverdieners is achtergebleven bij de ontwikkeling van het besteedbaar
inkomen van tweeverdieners en alleenstaanden. Dit komt doordat de belastingdruk voor
eenverdieners sinds 2011 is toegenomen, terwijl deze voor tweeverdieners en alleenstaanden
juist is afgenomen. De belangrijkste oorzaak van de toegenomen belastingdruk voor
eenverdieners is de afbouw van de uitbetaling van de algemene heffingskorting aan
de minstverdienende partner. Dit is staand beleid met als doel het bevorderen van
de emancipatie en economische onafhankelijkheid van de minstverdienende partner in
een huishouden.
Tegemoetkoming eenverdieners met een chronisch zieke partner
De Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
hebben 20 september 2016 in een brief aan de Tweede Kamer3 laten weten dat zij eenverdienerhuishoudens waarbij één van de partners chronisch
ziek is en daardoor niet kan werken financieel tegemoet willen komen. Dit zijn gedwongen
eenverdienerhuishoudens. Er is voor deze huishoudens geen mogelijkheid om twee arbeidsinkomens
te genereren, en daarmee kunnen zij geen aanspraak maken op een aantal regelingen
gericht op het bevorderen van de economische zelfstandigheid en de arbeidsparticipatie
van de minstverdienende partner.
Uit een analyse van de regering blijkt dat het om een beperkte groep huishoudens gaat,
ongeveer 10.000 tot 20.000, wat ongeveer een achtste tot een kwart procent van het
totaal aantal huishoudens in Nederland is. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat
veel mensen met een chronische aandoening betaalde arbeid verrichten (tussen de 25%
en 70%). Een deel van de groep eenverdieners met een chronisch zieke partner is dan
waarschijnlijk ook niet een gedwongen eenverdienerhuishouden.
Het is lastig om eenverdieners met een chronisch zieke partner gericht financieel
tegemoet te komen. De groep is moeilijk af te bakenen en er zijn geen gerichte instrumenten
om deze huishoudens te bereiken. In de brief aan de Tweede Kamer is een viertal mogelijke
opties om eenverdieners met een chronisch zieke partner tegemoet te komen beschreven.
In de brief heeft het kabinet aangegeven ervoor te kiezen om de maximale eigen bijdrage
in de Wmo te verlagen. Concreet kiest het kabinet ervoor om de maximale eigen bijdrage
in de Wmo te verlagen, met name voor meerpersoonshuishoudens onder de AOW-leeftijd.
Voor een huishouden in deze groep met een modaal inkomen komt dit neer op een voordeel
van ongeveer 1.400 euro (eigen bijdrage van 1.460 euro naar 63 euro)4. Door de verlaging van de eigen bijdragen Wmo zullen deze kosten beter te dragen
zijn en wordt bevorderd dat mensen deze zorg benutten als het nodig is en minder snel
een beroep zullen doen op de zwaardere Wlz-zorg. Bij nota van wijziging op het Gemeentefonds
is hiervoor het bedrag voor integratie-uitkering op artikel 3 met € 50 mln. verhoogd.5 Veel eenverdieners met een chronisch zieke partner hebben voordeel van deze maatregel.
Met het ingaan van deze maatregel heeft het kabinet invulling gegeven aan de motie
Schalk c.s.
De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. Van Rijn