34 484 Verdrag tussen de regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek betreffende de gezamenlijke tentoonstelling en het gezamenlijk beheer van de portretten van Maerten Soolmans en van Oopjen Coppit door Rembrandt van Rijn; Parijs, 1 februari 2016

A/ nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 1 juni 2016.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 1 juli 2016.

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juni 2016

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 1 februari 2016 te Parijs tot stand gekomen verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de regering van de Franse Republiek inzake de portretten van Maerten Soolmans en van Oopjen Coppit door Rembrandt van Rijn (Trb.  2016, nrs. 11 en 63).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt voor het Europese deel van Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders

TOELICHTENDE NOTA

Algemeen

In het voorjaar van 2015 werd bekend dat twee kunstwerken van Rembrandt van Rijn, te weten de huwelijksportretten van Maerten Soolmans en Oopjen Coppit, te koop werden aangeboden.

Beide werken zijn unieke voorbeelden van levensgrote portretten van Rembrandt en zijn tot het einde van de 18e eeuw in het bezit gebleven van de nazaten van Oopjen Coppit. Daarna maakten de schilderijen onderdeel uit van diverse Nederlandse collecties totdat ze in 1877 aan de familie De Rothschild werden verkocht. Beide werken zijn sindsdien, op een korte expositieperiode in 1956 na, altijd in Frankrijk gebleven. Gezien de geschiedenis van deze bijzondere meesterwerken van de Nederlandse schilder Rembrandt van Rijn, achten zowel Nederland als Frankrijk het van het allerhoogste belang dat deze kunstwerken bij elkaar blijven en permanent samen worden tentoongesteld in openbare Europese collecties.

Na parlementaire instemming1 is Nederland samen met Frankrijk, het Rijksmuseum en het Louvre in overleg getreden met verkopende partij. Er is onderzocht hoe dit uniek cultureel erfgoed voor Europa behouden kan worden. Nederland en Frankrijk hebben op 24 november 2015 in Brussel een Cultural Cooperation Partnership getekend waarin de intentie is uitgesproken om het kunstwerk gezamenlijk aan te schaffen. Doordat de Franse wetgeving verbiedt dat werken in het Franse publieke domein meer dan één eigenaar hebben, is er uiteindelijk voor gekozen dat Nederland het portret van Maerten Soolmans koopt en Frankrijk het portret van Oopjen Coppit. De koop-verkoopovereenkomst (Sale and Purchase Agreement) met de verkoper is op 26 januari 2016 tot stand gekomen en daarmee heeft de eigendomsoverdracht plaatsgevonden.

Om zorg te dragen dat het echtpaar altijd gezamenlijk te bewonderen zal zijn, zijn, naast de Cultural Cooperation Partnership en de koop-verkoopovereenkomst, de afspraken met Frankrijk vastgelegd in het onderhavige Verdrag waarin is afgesproken dat de portretten afwisselend te bezichtigen zijn in het Rijksmuseum in Amsterdam en het Louvre in Parijs. Voor de verdere uitwerking van het Verdrag is een overeenkomst tussen het Rijksmuseum en het Louvre gesloten. De belangrijkste afspraken in die overeenkomst betreffen een rotatieschema, het onderhoud en de restauratie van de schilderijen. Het uitgangspunt is dat het belang van de schilderijen te allen tijde voorop staat.

Hoewel in het verdrag de regeringen als partijen worden genoemd, zal het verdrag gelden tussen de staten.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1

Om de strekking van dit Verdrag met Frankrijk te beperken tot het doel waarvoor het dient, is in dit artikel een tweetal definities opgenomen. De «kunstwerken» waar het Verdrag op ziet zijn het portret van Maerten Soolmans en het portret van Oopjen Coppit, geschilderd door de Nederlandse schilder Rembrandt van Rijn. Ook is een definitie van «behoud» opgenomen. Hieronder wordt verstaan alle maatregelen die zijn of moeten worden genomen met betrekking tot het beschermen van het kunstwerk om zorg te dragen dat het kunstwerk toegankelijk blijft voor de huidige en de toekomstige generaties.

Artikel 2

Het eerste lid van dit artikel regelt het doel van de samenwerking tussen Nederland en Frankrijk. Dit doel is dat de kunstwerken altijd gezamenlijk tentoongesteld zullen worden aan het publiek, afwisselend in het Rijksmuseum in Amsterdam en in het Louvre in Parijs.

Om dit doel te bewerkstelligen bepaalt het tweede lid dat Nederland het portret van Maerten Soolmans en Frankrijk het portret van Oopjen Coppit heeft verworven.

Het derde lid bepaalt dat de partijen er zorg voor zullen dragen dat de portretten, gezien hun unieke onafscheidelijke band, nooit van elkaar gescheiden mogen worden.

Artikel 3

Dit artikel bepaalt de reikwijdte van het Verdrag. In het eerste lid is vastgelegd dat de partijen gezamenlijk alle maatregelen zullen nemen om tentoonstelling, behoud en restauratie van de kunstwerken te garanderen. Bij alle maatregelen die zullen worden genomen zal het belang van het behoud van de portretten voorop staan.

Het tweede lid geeft aan dat voor Frankrijk het Louvre in Parijs en voor Nederland het Rijksmuseum in Amsterdam de zorg krijgt voor de kunstwerken. De Franse overheid heeft ervoor gekozen om de schilderijen onder te brengen bij het Louvre. In Nederland komen de portretten onder beheer van het Rijksmuseum in Amsterdam, dat met zijn (expertise van de) collectie 17e-eeuwse meesters, waarvan Rembrandt de belangrijkste is, de meest geschikte plek is in Nederland om de schilderijen in hun context aan een zo breed mogelijk publiek te tonen. De twee musea maken, in een aparte overeenkomst, afspraken over de verdere uitwerking van dit gezamenlijke project van tentoonstelling, beheer en restauratie van de kunstwerken.

Het derde lid van dit artikel geeft aan dat de twee portretten altijd gezamenlijk in beheer/bewaring worden gegeven, respectievelijk aan het Rijksmuseum in Amsterdam of het Louvre in Parijs. Dit artikellid zorgt er voor dat de schilderijen niet van elkaar gescheiden worden.

Het vierde lid regelt dat de partijen alle maatregelen zullen nemen om ervoor te zorgen dat het schilderij waarvan het eigenaar is, in bruikleen kan worden gegeven aan de andere partij.

Het vijfde lid bepaalt dat de partijen met elkaar in overleg treden op het moment dat er zich een situatie voordoet die niet is vastgelegd in het Verdrag.

Het zesde lid bepaalt dat de partijen minstens één keer in de vijf jaar bijeenkomen om te bezien of de implementatie en uitvoering conform de afspraken van dit Verdrag verlopen.

Artikel 4

Dit artikel bepaalt dat de portretten in beide landen tot het publieke domein behoren en onderdeel uitmaken van de nationale- of Rijkscollectie van het land. In Frankrijk kunnen kunstwerken die behoren tot de nationale collectie, op grond van Franse wetgeving, niet worden verkocht, in tegenstelling tot de Nederlandse situatie.

Artikel 5

Dit artikel regelt dat de portretten permanent en altijd samen tentoongesteld zullen worden in respectievelijk het Rijksmuseum in Amsterdam en het Louvre in Parijs. De verdere uitwerking van de precieze presentatie en het rotatieschema is in een aparte overeenkomst tussen deze twee musea vastgelegd. Dit rotatieschema regelt waar, wanneer en hoe lang de portretten worden tentoongesteld in de respectieve musea. De uitwisseling van de portretten tussen de musea vindt plaats onder de normale bruikleenvoorwaarden. Er wordt dus bij elke uitwisseling van de portretten een bruikleenovereenkomst gesloten tussen het Louvre en het Rijksmuseum. Het is gebruikelijk dat de transporteur een in- en uitvoervergunning aanvraagt.

Richtlijn 2014/60/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de teruggave van cultuurgoederen die op onrechtmatige wijze buiten het grondgebied van een lidstaat zijn gebracht en houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1024/2012 (herschikking) (PbEU 2014, L 159) regelt de teruggave van cultuurgoederen die op basis van nationale regelgeving niet zonder meer het grondgebied van een lidstaat mogen verlaten. Het gaat dan om beschermde cultuurgoederen die illegaal zijn uitgevoerd uit een lidstaat van de Europese Unie en opduiken in een andere lidstaat. Bij elke uitwisseling van de portretten wordt gebruik gemaakt van een bruikleenovereenkomst en de gebruikelijk in- en uitvoervergunning. Er is dus geen sprake van een illegaal in- of uitgevoerd kunstwerk.

Bij het maken van deze verdere afspraken stellen de musea altijd het belang van het kunstwerk voorop. De regeringen van Nederland en Frankrijk zullen erop toezien dat de musea deze afspraken zullen nakomen.

Artikel 6

Dit artikel bepaalt dat de kunstwerken niet vervreemd mogen worden en dat er ook geen beslag op mag worden gelegd. Omdat de portretten elk een andere eigenaar hebben, zorgt dit artikel er voor dat een portret niet vervreemd wordt of dat er geen beslag op wordt gelegd op het moment dat het, conform het rotatieschema, in bruikleen wordt gegeven aan de andere Verdragspartij.

Het tweede en derde lid regelen dat de partijen zich verplichten om te zorgen dat de kunstwerken niet aan beslaglegging onderworpen mogen worden en elkaar over daartoe genomen maatregelen zullen informeren.

Artikel 7

Dit artikel moet in samenhang worden gelezen met artikel 2, derde lid, artikel 4 en artikel 6 van het Verdrag. Het artikel bepaalt dat, in geval de nationale wetgeving zodanig wordt gewijzigd dat vervreemding van één van de portretten mogelijk wordt, de partijen, voordat het recht van vervreemding wordt gebruikt, met elkaar in overleg treden om te zorgen dat de onafscheidelijke band van de kunstwerken gewaarborgd blijft. Op het moment dat de wijziging van nationale wetgeving gevolgen heeft voor de naleving van het Verdrag, zullen de verdragspartijen met elkaar in overleg treden (zie artikel 11). Nederland heeft tijdens de onderhandelingen aangegeven deze bepaling als een voorkeursrecht te zien. Dit voorkeursrecht betreft de situatie dat wanneer één van de partijen zijn portret wil verkopen, de andere partij het recht van eerste aankoop heeft.

Artikel 8

Het inpakken en transporteren van het kunstwerk vraagt veel van een kunstwerk dat al 400 jaar oud is. Er is daarom in dit artikel geregeld dat de kunstwerken, in principe, niet in bruikleen kunnen worden gegeven aan derde landen of andere instellingen dan het Rijksmuseum in Amsterdam en het Louvre in Parijs, tenzij beide partijen hiervoor schriftelijk toestemming geven.

Artikel 9

In dit artikel is geregeld dat het Louvre in Parijs en het Rijksmuseum in Amsterdam zorg dragen voor de verdere uitwerking van dit Verdrag. Deze musea hebben in een aparte overeenkomst afspraken gemaakt over het gezamenlijk beheer van de kunstwerken. In die overeenkomst is bepaald dat de portretten als paar altijd fysiek samen blijven voor wetenschappelijk onderzoek, conserveringsbehandelingen, restauratie en expositie. Verder regelt de overeenkomst dat er een adviescommissie komt die de directies van het Rijksmuseum en het Louvre adviseert over het beheer en de restauratie van de beide schilderijen, en een vastgesteld rotatieschema met voor elke rotatieperiode een aparte overeenkomst met daarin de bewaarcondities en andere bepalingen met betrekking tot beheer. In de overeenkomst is ook geregeld dat de schilderijen uitsluitend tijdens het transport worden verzekerd en niet tijdens het verblijf, dat de kosten van het beheer gelijk (ieder 50%) tussen de musea zullen worden verdeeld. Verder zullen beide musea alle documentatie, onderzoeksresultaten en afbeeldingen van de schilderijen met elkaar delen en deze informatie ook ter beschikking stellen aan het publiek.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt dat vertegenwoordigers van de partijen of vertegenwoordigers van het Louvre en het Rijksmuseum altijd toegang hebben tot het museum waar het kunstwerk op dat moment hangt om te verifiëren dat de maatregelen omtrent de condities van conservering en de beveiliging worden gerespecteerd.

Artikel 11

Het eerste lid van dit artikel bepaalt dat de partijen met elkaar in contact zullen treden op het moment dat ze dat nodig achten, met betrekking tot de implementatie van het Verdrag. In het tweede lid is geregeld dat de partijen ook elkaar zullen consulteren in het geval dat de nationale wetgeving wordt gewijzigd, om te zorgen dat het Verdrag nageleefd kan blijven worden.

Artikel 12 t/m 15

De artikelen 12 t/m 15 bevatten de gebruikelijke slotbepalingen.

Gelet op het in artikel 2, derde lid, van het Verdrag neergelegde doel van de samenwerking om zorg te dragen dat de portretten, gezien hun unieke onafscheidelijke band, nooit van elkaar gescheiden mogen worden, is in artikel 13 afgesproken dat het Verdrag voor onbepaalde tijd zal worden gesloten. Tijdens de verdragsonderhandelingen is de werkingsduur van het Verdrag expliciet onderwerp van de besprekingen geweest. In verband met de eigen interne vereisten met betrekking tot het sluiten van verdragen werd daarbij van Franse zijde aanvankelijk voorgesteld dat het Verdrag een maximale werkingsduur van 30 jaar zou hebben. Van Nederlandse zijde is daarop aangegeven dat in het licht van het doel van de samenwerking niet met het Franse voorstel kan worden ingestemd en dat het Verdrag voor onbepaalde tijd moet gelden. Frankrijk is hier vervolgens expliciet mee akkoord gegaan. De uiteindelijke tekst van artikel 13 («Le présent Accord est conclu pour une durée indéterminée») vormt hier de weerslag van en legt aldus de bedoeling van partijen vast. Om diezelfde reden voorziet het verdrag ook niet in een opzegbepaling. Tussentijdse eenzijdige beëindiging van het Verdrag is daarmee niet mogelijk.

Artikel 15 bepaalt dat het Verdrag voorlopig wordt toegepast vanaf de datum van ondertekening. Voorlopige toepassing werd noodzakelijk geacht wegens de op korte termijn voorziene afronding van de koop-verkoopovereenkomst. Deze koop stond onder tijdsdruk, omdat zeker gesteld moest worden dat de eigenaars de portretten aan de partijen zouden verkopen. In dat kader is het van belang dat, voorafgaand aan de inwerkingtreding van het verdrag, voor deze afspraken tussen Nederland en Frankrijk reeds een juridische basis aanwezig is.

Koninkrijkspositie

Het verdrag zal voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden alleen voor het Europese deel van Nederland gelden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Minister van Buitenlandse Zaken, A.G. Koenders


X Noot
1

Wet van 7 oktober 2015 tot wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) voor het jaar 2015 (Incidentele suppletoire begroting inzake verwerving kunstwerk) (Stb. 2015, 384).

Naar boven