34 475 XIII Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds 2015

Nr. 21 VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 23 juni 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft op 7 juni 2016 overleg gevoerd met de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken, over:

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 18 mei 2016 met het Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds 2015 (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 1);

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 18 mei 2016 ter aanbieding van het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds (XIII) (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 2);

  • het wetsvoorstel Jaarverslag en slotwet Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds 2015 (Kamerstuk 34 475-XIII);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 3 juni 2016 met de beantwoording van vragen van de commissie over het Jaarverslag Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds 2015 (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 1) (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 6);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 3 juni 2016 met de beantwoording van vragen van de commissie over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds (XIII) (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 2) (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 7);

  • de brief van de Minister van Economische Zaken d.d. 3 juni 2016 met het verslag houdende een lijst van vragen en antwoorden over de Slotwet Ministerie van Economische Zaken 2015 (Kamerstuk 34 475-XIII) (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 5 );

  • de brief van de president van de Algemene Rekenkamer d.d. 6 juni 2016 met de beantwoording van vragen van de commissie over het rapport Resultaten verantwoordingsonderzoek 2015 bij het Ministerie van Economische Zaken en Diergezondheidsfonds (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 2 ) (Kamerstuk 34 475-XIII, nr. 8).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

De griffier van de commissie, Franke

Voorzitter: Vermeij

Griffier: Franke

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Van Gerven, Houwers, Leenders, Ronnes, Van Veen, Van Veldhoven, Vermeij en Wassenberg,

en de heer Van Dam, Staatssecretaris van Economische Zaken, en de heer Kamp, Minister van Economische Zaken.

Aanvang 19.06 uur.

De voorzitter:

Ik open dit wetgevingsoverleg en heet eenieder van harte welkom. In een wetgevingsoverleg kunnen in tweede termijn moties worden ingediend. Daarover gaan we dan dinsdag stemmen; over de Slotwet zal dat later gebeuren. Ik zou het verstandig vinden als de leden in hun bijdragen ook ingaan op de dechargeverlening. Er gelden maximumspreektijden per fractie. Daar hoeven de leden zich niet aan te houden.

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Wat is de staat van de economie? Als student heb ik dat altijd als een ongrijpbare materie gezien. Je moet dan dingen als economische groei van het collectief omzetten naar je individuele groei van inkomen, welzijn en welvaart. In het bedrijf waar ik werkte, bestond ieder jaar weer een gigantische druk om de omzet te vergroten en de kosten te verlagen en zo marge, maar vooral continuïteit te waarborgen. In de politiek is mij gebleken dat dat feitelijk niet anders is. Noodgedwongen hebben we de economie moeten verkleinen en ons uitgavenpatroon moeten verlagen om uiteindelijk gezonder als economie weer uit de crisis te komen. Alle pessimisten hebben ongelijk gekregen: Nederland, de VVD heeft de economie niet kapot bezuinigd. Integendeel, met een groei van 1,8% dit jaar en een prognose van 2,1% in 2017 doet Nederland het binnen Europa opmerkelijk goed. We zijn de jaren doorgekomen zonder grote stakingen. Dat is anders in een land als Frankrijk, een land dat alle hervormingen voor zich uit geschoven heeft. De schade voor Frankrijk wordt per maand groter. Het mag duidelijk zijn dat stakingen niet bijdragen aan waardering voor het vestigingsklimaat van een land. Ik ben daarom blij dat we samen met de Partij van de Arbeid onze verantwoordelijkheid hebben genomen en de Nederlandse economie weer gezond hebben gemaakt. De staat van de economie is nu eigenlijk goed. We staan er prima voor. Als de Nederlandse ondernemers zich qua vestigingsklimaat druk gaan maken over het culturele aanbod voor hun buitenlandse werknemers zijn we als Nederland echt op de goede weg. Op de internationale lijsten staat Nederlands steevast op de hogere posities. Daar mogen we wat mij betreft op blijven benchmarken. Binnenkort zullen we daar hopelijk nog een apart debat met de Minister over voeren. Dan kunnen we uitgebreider gaan praten over ons topsectorenbeleid en het innovatiebeleid van deze Minister.

Wat wel opvalt, is het ogenschijnlijke geschuif met geld binnen de begroting van EZ. Ik ben van mening dat de informatievoorziening aan de Kamer moet verbeteren. Als parlementslid wil ik specifieker kunnen inzoomen op de vorm van verantwoording en informatieverstrekking. Dat is nu te lastig. Sinds 2013 volg ik de uitgaven op vier voor mijn portefeuille en woordvoerderschap belangrijke posten. Ik volg daarbij de ontwikkeling van de begroting via de drie mutatierondes en uiteindelijk de Slotwetmutaties. Ik noem verder de topsector energie, de topsector overig, de door iedereen begeerde TKI-toeslag en de in 2015 geïntroduceerde aparte post mkb/innovatiestimulering topsectoren. Ik heb daar de afgelopen jaren tijdens de vragenronde altijd vragen over gesteld. Onderuitputtingen tussen € 51.000 en 3 miljoen waren het resultaat van mijn analyses. Ik snap dat dit debat zich er niet voor leent om op iedere individuele post de Minister te vragen, waarom er is afgeweken en hoe de communicatie met de Kamer is verlopen, maar ik wil de Minister wel graag deelgenoot maken van mijn wereld. Ik heb de ambtenaren al een tabel gegeven – excuses aan mijn collega's dat zij die tabel nog niet hebben ontvangen – aan de hand waarvan ik naar 2015 wil kijken. Voor de MIT-regeling, waarover ik samen met collega Jan Vos een amendement heb ingediend, dat met ruime meerderheid is aangenomen, staat in de begroting een bedrag van 48 miljoen. Via allerlei mutaties realiseerden we uiteindelijk 21 miljoen. Daar zit een gat in van bijna 27 miljoen. Daar heb ik vragen over gesteld. Uit de beantwoording van de Minister blijkt dat ik had kunnen weten dat al dat geld is overgeheveld naar de provincie om daar als matchinggeld te fungeren richting het door de provincie beschikbaar gestelde budget. Maar in alle communicatie van het afgelopen jaar heb ik daarover niets gevonden.

Ik wil er nog één noemen: de topsector energie. Tijdens de begroting voor 2015 startten we met een bedrag van zo'n 68 miljoen. In november werd een brief aan de Kamer gestuurd waarin werd vermeld dat we op 87 miljoen zouden uitkomen, dus 20 miljoen meer dan geraamd. Vervolgens constateer ik dat we in de nu te behandelen Slotwet uitkomen op 57 miljoen. Daar zit een gat van bijna 29 miljoen tussen. Ik vind het erg lastig om op deze manier een begroting van EZ te volgen en mijn controlefunctie als Kamerlid uit te oefenen. Wij Kamerleden zijn namelijk altijd op zoek naar dekking om tijdens de begrotingsbehandeling interessante nieuwe dingen in de begroting in te brengen. Steevast wordt gezegd dat die dekking eigenlijk niet op de begroting van EZ kan worden gevonden. Ik wil graag dat de Minister daarover nadenkt en dat wij daar wat meer zicht op krijgen. Genoeg daarover.

De heer Van Gerven (SP):

Ik zal niet ingaan op het hallelujaverhaal waarmee de heer Van Veen begon...

De voorzitter:

Stelt u gewoon uw vraag.

De heer Van Gerven (SP):

... want dan zijn we vanavond nog niet klaar. De SP kijkt iets anders aan tegen de voordelen van dit kabinet.

De voorzitter:

Een interruptie is bedoeld om een vraag te stellen. Daarna kunt u uw termijn houden.

De heer Van Gerven (SP):

Ik was bezig met de opbouw, maar ik kom tot mijn vraag. De heer Van Veen had het over geschuif met geld. Hij vindt dat dat transparant en duidelijk moet zijn. Ik heb daar mijn vraagtekens bij. Op de begrotingsreserve duurzame energie is 398 miljoen weggeboekt. Dat komt na 2021 weer terug. Dat is niet gemeld aan de Kamer, althans niet erg transparant. Hoe kijkt de VVD daar tegenaan?

De heer Van Veen (VVD):

Ik vind dat wij ons werk goed moeten doen. Als er gemuteerd wordt binnen de begroting van EZ moeten wij dat kunnen traceren. Daar moeten we iets van kunnen vinden. Als u concludeert dat u dat niet kunt doen, vind ik dat net zo vervelend als de voorbeelden die ik net heb genoemd.

De heer Van Gerven (SP):

Het was de Algemene Rekenkamer die dat heeft geconstateerd. Het kabinet is, volgens de Rekenkamer, daarbij niet transparant geweest. Zouden de bewindslieden geen volstrekte openheid moeten betrachten als het gaat om bestaande en toekomstige afspraken en zouden ze ons dat niet moeten melden?

De heer Van Veen (VVD):

Nu gaat het ineens heel snel. We gaan nu in de vijfde versnelling, door te zeggen dat er wellicht iets niet klopt. Zo ver wil ik helemaal niet gaan. Ik constateer dat we genoeg gelegenheden hebben om daarnaar te vragen: bij de verschillende vragenrondes bij de begroting, bij de Najaarsnota en bij de Slotwet. Daarmee krijgen wij de gelegenheid om onze vragen te stellen. Daarvoor worden wij gesouffleerd door de Rekenkamer en het BOR. Ik vind dat we dus niet te hard van stapel moeten lopen door direct te zeggen dat het allemaal niet deugt. We moeten dit soort debatten gebruiken om met de bewindspersonen in discussie te gaan over hoe we het kunnen verbeteren en daarbij onze ervaringen met hen delen. Ik ga ervan uit dat in het antwoord verbeteringen zullen worden aangegeven.

Ik wil graag nog even terugkomen op de kabinetsplannen om de regeldruk te verminderen. Ik moet zeggen dat het ministerie nette lijsten produceert, waaruit blijkt dat de Minister op de goede weg is. Het zou nog mooier zijn als ondernemend Nederland zich daarbij volmondig aansluit. Dit jaar moet de Minister volgens zijn eigen doelstelling 850 miljoen zien te realiseren: hij moet van 1,35 miljard naar 2,2 miljard. De doelstelling is 2,5 miljard. Kan de Minister aangeven hoe het daarmee staat?

Het Nederlands voorzitterschap loopt ten einde. In de voorbereiding op dit debat kwam ik een mooie toespraak van de Minister uit 2014 tegen. Hij gaf daarin aan dat binnen Europa niet alleen naar de administratieve kosten moet worden gekeken, maar ook naar de vaak hoge kosten die voor rekening van de ondernemer komen om te kunnen voldoen aan het regelkader vanuit Europa. Wat is van het initiatief terechtgekomen om extra aandacht te geven aan de nalevingskosten en deze te verlagen tijdens ons voorzitterschap?

Normaal gesproken is dit het laatste debat met de Minister en de Staatssecretaris over het Jaarverslag van EZ. Misschien zijn de bewindslieden de volgende keer demissionair. Ik wil de Minister en de Staatssecretaris een compliment maken. Ik weet dat de Minister daar niet op zit te wachten. Ik heb altijd wel wat kritiek op de onoverzichtelijke wijze waarop mutaties door het ministerie worden verwerkt, en het is altijd moeilijk om dekking te vinden voor wensen die je als Kamerlid hebt, maar ik concludeer dat het uiteindelijk altijd wel is gelukt. Als je zelf maar hard werkt en doorgaat, komt die waardering vanzelf. Wat dat betreft, verlenen we vandaag de Minister en de Staatssecretaris decharge. Over de NVWA zal komende donderdag nog een apart AO worden gehouden. Dat doet recht aan de onvolkomenheden die de Rekenkamer daar constateerde. Verder ligt er een mooie begroting.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Uit het rapport van de Algemene Rekenkamer blijkt dat de Minister van Financiën over de begrotingsreserves niet-openbare aanvullende afspraken heeft gemaakt. Waarom is de Kamer niet geïnformeerd? Het gaat natuurlijk over zaken EZ betreffende. Is het kabinet bereid, alle bestaande en toekomstige afspraken over begroting en begrotingsreserves openbaar te maken? In 2013 is afgesproken dat de begrotingsreserve voor duurzame energieproductie bij het aantreden van een nieuw kabinet grotendeels zal worden leeggeboekt. Dat is relevante informatie, maar die is niet met de Kamer gedeeld. Waarom niet?

Het miljoenenpotje voor duurzame energie is gevuld met een toeslag op de energierekening van bijna € 20 per jaar voor een gemiddeld huishouden. Die opslag gaat de komende jaren geleidelijk omhoog. Dit geld is dus niet bestemd om her en der gaten te vullen, maar voor duurzame energie. Is het kabinet bereid, dit geld blijvend voor duurzame energie te bestemmen? Het is uiteraard aan een volgend kabinet om een begroting te maken, maar het is niet aan deze bewindslieden om dit bij voorbaat te schrappen of te legen.

Er is weinig zicht op de effectiviteit van het beleid. Als je kijkt naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid van artikel 18 kunnen er nauwelijks conclusies worden getrokken. Ik citeer de integrale beleidstoelichting van het interdepartementaal beleidsonderzoek agro-, visserij- en voedselketens, onder leiding van Financiën: er worden weinig brede beleidsevaluatie uitgevoerd. Op basis van de beperkte hoeveelheid aan feiten over de effectiviteit van het beleid is het voor de werkgroep niet goed mogelijk om de effectiviteit van het gevoerde beleid vast te stellen. Van de meer dan 30 subsidieregelingen zijn tussen 2007 en 2013 vijf regelingen geëvalueerd. De meeste fiscale faciliteiten zijn in 2007 en 2008 voor het laatst geëvalueerd. De evaluaties van die fiscale faciliteiten geven een wisselend beeld van de doelmatigheid en de doeltreffendheid. Ik vind het nogal wat dat dit geconcludeerd wordt en dat de effectiviteit van het beleid kennelijk niet vast te stellen is. Daar worden vraagtekens bij gezet. Welke acties volgen hieruit? Er wordt geadviseerd, focus aan te brengen in het woud van bedrijfslevensubsidies en deze selectiever in te zetten voor prangende maatschappelijke thema's. Ik denk daarbij aan duurzaamheid, dierenwelzijn en gezondheid. Wat doen de Staatssecretaris en de Minister met deze aanbevelingen? Als focus en massa worden aangebracht, kan dan tegelijkertijd bekeken worden of leningen en garantstellingen niet meer op hun plek zijn dan subsidies? Als ik geld leen aan iemand, gelooft degene die het geld krijgt ook in het feit dat hij leent. Dat is in zijn algemeenheid beter dan het verlenen van subsidies. Graag daarop een reactie.

Het natuurbeleid is grondig uitgekleed in de afgelopen jaren. Ik citeer de beleidsdoorlichting in Natuur en Regio van Ecorys en Berenschot. Zij schrijven: Dit overziend rijst de vraag of het reëel is dat Nederland op den duur aan de internationale verplichtingen zal voldoen. Ik hoor hierop graag een reactie van het kabinet.

Minister Kamp:

Sorry, ik was het vorige punt nog aan het opschrijven. Zou de heer Van Gerven dat laatste punt nog even willen herhalen?

De heer Van Gerven (SP):

Het gaat om Ecorys en Berenschot. Het natuurbeleid is grondig uitgekleed, de afgelopen jaren. Ik citeer de beleidsdoorlichting in Natuur en Regio, eind vorig jaar: Dit overziend rijst de vraag of het reëel is dat Nederland op den duur aan de internationale verplichtingen zal voldoen. Dat is op pag. 3 van dat document.

Is hoofdstuk 18, punt 2, wel effectief? Zo ja, waaruit blijkt dat? Lopen we met de ideologisch gedreven post bedrijfsleven en natuur het risico geld te steken in inefficiënt natuurbeleid, zoals bij het agrarisch natuurbeheer gebeurd is? Waarom wordt dat geld niet gestoken in aankoop en ontwikkeling van echte natuur in plaats van vage projecten? We hebben dit in voorgaande jaren ook aangekaart. Hoofdstuk 18 over natuur is in de tijd van voormalig Staatssecretaris Bleker ernstig vervuild geraakt. Het lijkt ons een goed voorstel om 18.1 te voegen bij het EZ-deel. Wij zijn niet voor het samenvoegen van de hoofdstukken 12 en 13, omdat de Kamer er dan minder inzicht in heeft, zodat het budgetrecht in het geding kan zijn of onnodig wordt ingeperkt.

We maken ons grote zorgen over het lage percentage duurzame investeringen. De doelstelling van de overheid met de partners van de Uitvoeringsagenda Duurzame Veehouderij om 100% van alle nieuw te bouwen stallen duurzaam te laten zijn in 2015 is niet gehaald. Waarom blijft het aandeel duurzame investeringen zo achter? Welk beleid wordt er gevoerd om dit structureel te verhogen?

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Houwers. Ik wijs erop dat u vijf minuten hebt gesproken. Uw totale spreektijd is acht minuten.

De heer Van Gerven (SP):

Nog even een punt van orde: ik werd door de Minister gevraagd om iets te verduidelijken, dus ik hoop dat u enige clementie heeft met de tijd.

De voorzitter:

We hebben de klok stopgezet. Toen u verderging met uw betoog, hebben we de klok weer ingedrukt. Dat zag ik aan het voorlezen van uw tekst. U hebt ruim vijf minuten gesproken.

De heer Houwers (Houwers):

Misschien kan ik de heer Van Gerven helpen aan wat extra spreektijd. Ik hoor dat hij heel kritisch is over agrarisch natuurbeheer. Waar baseert hij dat op? Vindt hij het geen goede zaak wanneer mensen die hun brood verdienen in de natuur en daar ook hart voor hebben, tegelijkertijd aan een stukje natuurontwikkeling doen? Wat maakt hem zo bitter en zo negatief over agrarisch natuurbeheer?

De heer Van Gerven (SP):

Ik ben niet bitter en negatief, maar ik ben realistisch. Ik baseer mij op de onderzoeken die zijn gedaan. Aan goede bedoelingen heb je niets, het moet ook effectief zijn. Gebleken is dat het geld dat wij hebben gestopt in agrarisch natuurbeheer, niet effectief was. Dat zeg ik niet, maar dat blijkt uit onderzoek dat is gedaan. Er worden ook voorstellen gedaan om dat anders op te zetten. Ik wil hierover wel een nadere beschouwing, want het is zonde om geld te steken in goede bedoelingen die niet effectief blijken te zijn.

De heer Houwers (Houwers):

Ik ben het met de heer Van Gerven eens dat goede bedoelingen alleen niet voldoende zijn, maar die goede bedoelingen kunnen wel leiden tot wat meer bewustwording. Als dat te combineren is, dan zou toch ook een mooi resultaat kunnen zijn? Vindt de heer Van Gerven niet dat het geld redelijk tot goed besteed is, ondanks dat wellicht niet alles gehaald is?

De heer Van Gerven (SP):

Nee, het geld voor agrarisch natuurbeheer is niet goed besteed. Dat wordt geconcludeerd en dat moet dus beter. De SP is niet tegen agrarisch natuurbeheer, maar het moet wel effectief zijn. De suggestie is gedaan om met collectieven te gaan werken. Dat lijkt mij een goede suggestie. Ik ben het met de heer Houwers eens dat het een goede zaak is als je boeren bij natuurbeheer en natuurbeleid kunt betrekken. We moeten niet de tegenstelling opzoeken. Het is een goede zaak, als je het kunt verknopen zodat een boer die produceert en die daarvan moet leven, ook oog heeft voor de natuur en daar een bijdrage aan kan leveren.

De Algemene Rekenkamer heeft de fusie van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en alles wat daarmee te maken heeft, behoorlijk bekritiseerd. Er is een versnelling aangebracht. Ik hoor hierop graag een reactie van het kabinet. Waarom moest dat zo snel? Had dat niet beter moeten worden voorbereid? Die problemen waren toch te voorzien?

In het rapport van de Rekenkamer valt mij ook op dat de Minister bekritiseerd wordt vanwege de informatiebeveiliging op zijn ministerie. Mijn collega Gesthuizen heeft recent samen met mevrouw Van Tongeren vragen gesteld over het gebruik van een privé mailadres door de Minister. De antwoorden daarop zijn er nog niet, maar de opmerkingen van de Rekenkamer verbazen mij niet. Het is goed dat de Minister stappen zet om de informatiebeveiliging te verbeteren. Betekent dit ook dat hij zijn Gmailadres niet meer gebruikt voor zijn werk?

Dan kom ik op mijn laatste punt. Bij veel ministeries zijn de aanbestedingen nog steeds een probleem volgens het Rekenkamerrapport. De Rekenkamer beveelt de Minister aan om de regelgeving te verduidelijken. Met de aanpassing van de Aanbestedingswet is al meer duidelijkheid geschapen. De Minister antwoordt dat hij eerst in gesprek gaat met zijn collega's, de Rekenkamer en de auditdienst. Ik ben benieuwd waar het volgens hem verkeerd gaat. Is de nieuwe Aanbestedingswet niet helder genoeg of spreekt de Minister zijn collega's te weinig aan op het slechte aanbesteden?

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Mijn collega Agnes Mulder is verhinderd, omdat zij plenair een ander debat voert. Daarom zal ik het woord voeren namens de CDA-fractie.

De Tweede Kamer heeft vorig jaar bij de behandeling van de Voorjaarsnota aangedrongen op meer informatie over de begrotingsreserve, met name die voor duurzame energie. De Algemene Rekenkamer heeft dit jaar een rapport gemaakt over de begrotingsreserves. De aanbevelingen om meer inzicht te geven in het totaal, de mutaties en de afspraken over de begrotingsreserves zijn overgenomen door de Minister van Financiën. In navolging van deze aanbevelingen wil de Minister van EZ voor de begroting 2017 aangeven welke middelen verplicht of niet juridisch verplicht zijn in de begrotingsreserve voor duurzame energie. Waarom is er niet in de Slotwet 2015 en de Voorjaarsnota 2016 meer achtergrond gegeven bij de stortingen in de begrotingsreserve van deze middelen? Is de Minister bereid om alsnog voor de Voorjaarsnota 2016 aan te geven welke middelen in de begrotingsreserve verplicht of niet juridisch verplicht zijn? Uit welke reserve is de subsidie voor de Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP) en de Stimulering Duurzame Energieproductie en de SDE+-regeling gekomen?

De reden waarom de CDA-fractie graag meer inzicht wil in de begrotingsreserve duurzame energie is dat het om veel en steeds meer geld gaat, speciaal geheven bij inwoners en bedrijven voor duurzame energie. De vraag is of de sterke toename van middelen in de begrotingsreserve ook betekent dat veel projecten vertraging oplopen of zelfs niet doorgaan. Om dit geld efficiënter in te zetten vraag ik mij af, evenals de Algemene Rekenkamer in het rapport van vorig jaar over de SDE+-regeling, of deze regeling beter moet. Hoe kan voorkomen worden dat dit geld meer dan tien jaar in de begrotingsreserves zit en niet rendeert?

Bij de begrotingsreserve duurzame energie wordt in de periode 2015–2020 398 miljoen onttrokken aan de oude SDE- en MEP-regelingen voor tegenvallers en de overheidsdienst in Groningen. Deze middelen zouden na 2020 teruggestort moeten worden. Uit de beantwoording van de feitelijke vragen blijkt dat voor de MEP-regeling geen aanspraak meer nodig is uit deze begrotingsreserve. Deze middelen zijn dus niet juridisch verplicht en worden weggehaald, om waarschijnlijk nooit meer terug te komen. De vraag is waarom de Minister niet eerlijk communiceert dat hij de middelen die eerst tot doel hadden om duurzame energie te stimuleren, nu inzet voor andere doelen? Waarom worden deze middelen niet gebruikt om het doel van 14% duurzame energie in 2020 te halen, waarvoor zij bedoeld waren?

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan naar de fusie van het Agentschap NL en de Dienst Regelingen tot de RVO, die plaatsvond op 1 januari 2014. Het Ministerie van EZ verwachtte in 2015 een besparing van 12,8 miljoen door efficiencywinst en een omzetdaling van circa 67 miljoen door reducties in het takenpakket. De CDA-fractie is benieuwd of de voorspelde resultaten ook daadwerkelijk zijn behaald. Wanneer komt er een goede onderbouwing van de doelmatigheid van de RVO? De Rekenkamer constateert dat het ingewikkeld is om te meten, c.q. niet gemeten wordt, hoe het is gesteld met de efficiency en de doelmatigheid.

Een zijstapje van de RVO leidt mij naar het LEADER-programma. De CDA-fractie vindt dit een belangrijk programma, dat eraan kan bijdragen om het landelijk gebied vitaal te houden. De regio Zuidwest-Drenthe maakt ook gebruik van dit programma. De ondernemers staan in de startblokken om gebruik te maken van mogelijkheden die het programma biedt. Zij lopen echter tegen meerdere knelpunten aan. De doorlooptijd van LEADER is 22 weken, omdat de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland wil vasthouden aan de maximale termijn voor Europese regelingen. De vraag is of deze termijn verkort kan worden. Wij begrijpen dat de RVO flinke kosten rekent bij een aanvraag, te weten € 15.000. Klopt dit? Waarom zijn deze zo hoog? Wij krijgen ook signalen dat slechts een deel van het totale budget dat beschikbaar is voor het LEADER-programma, bij ondernemers terechtkomt. Zijn er meer subsidieregelingen waar de RVO bij betrokken is, waarbij de overhead in het totale project, met de optelsom van alle betrokken overheden, boven 50% uitkomt? Is de Minister bereid inzichtelijk te maken hoeveel overheadkosten er ontstaan bij de subsidieregelingen die RVO uitvoert?

Ik heb nog twee korte punten. Kan de Staatssecretaris verzekeren dat het inkoopbeheer bij de NVWA dit jaar op orde is? Is de Staatssecretaris bereid inzichtelijk te maken in hoeverre het plan van aanpak uit 2013 nu is uitgevoerd? Welke maatregelen zijn doorgevoerd? In welke mate is de NVWA doelmatiger geworden?

Uit onderzoek van de auditdienst Rijk blijkt dat de beheersing van de informatiebeveiliging bij het Ministerie van EZ verbetering behoeft. Hebben zich risico's voorgedaan doordat de beheersing van de informatiebeveiliging bij het Ministerie van Economische Zaken niet optimaal functioneerde? Wanneer zal de zogenoemde Plan Do Check Act-cyclus goed functioneren?

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Er is veel te bespreken bij dit onderwerp. Ik richt mij in het bijzonder op de begrotingsreserve duurzame energie. Mijn collega Fatma Koşer Kaya zal bij een ander debat, dat al gepland is, spreken over de NVWA. Ik zal nog een paar afsluitende opmerkingen maken over de RVO, maar mij vooral concentreren op de begrotingsreserve duurzame energie. Daarover spreken wij al een tijdje met de Minister. Die begrotingsreserves zijn weinig transparant. We hebben een heel grote opgave, die ver over de grenzen van dit kabinet heengaat, namelijk om energievoorziening in Nederland te verduurzamen. We weten dat we daar de komende jaren heel veel geld voor nodig zullen hebben. De vraag is hoe we ervoor zorgen dat iedereen die via de energierekening bijdraagt aan het realiseren van dat doel, ook weet dat het geld daaraan besteed wordt. We halen het immers speciaal daarvoor op?

Het is weinig transparant wat er met de begrotingsreserve duurzame energie gebeurt. Ik denk dat het voor ons allemaal belangrijk is om de transparantie over wat er met dat geld gebeurt, zo groot mogelijk te maken. Wij hebben hierover al eerder een debat gevoerd met de Minister. Toen ging de discussie over 398 miljoen, die uit de begrotingsreserve duurzame energie werd gehaald. De Minister verzekerde ons toen dat het geld in de jaren 2021–2026 teruggestort zou worden doordat er dan inkomsten uit het Emissions Trading System (ETS) vrijkomen.

Maar toen kwam de Rekenkamer met het rapport over de begrotingsreserves. Daarbij bleek dat er heel veel begrotingsreserves zijn en dat de transparantie overal beter kan, maar ook dat er een specifieke afspraak is gemaakt om de begrotingsreserve duurzame energie leeg te kunnen boeken na deze kabinetsperiode. Dan rijst de vraag of het wel helemaal zeker is dat dit geld, dat via de energierekening van mensen wordt opgehaald, ook echt allemaal, altijd beschikbaar blijft voor duurzame energie.

Mijn vraag aan de Minister is: waarom is bij deze specifieke begrotingsreserve die afspraak gemaakt over de mogelijkheid tot leegboeken? De Minister zegt dat het gaat over een herijking, maar dat doe je altijd, want je kijkt altijd naar de raming van wat je nodig hebt, hoeveel je moet gaan innen en hoeveel je denkt uit te geven. Waarvoor is er die specifieke herijking bij deze begrotingsreserve en die mogelijkheid tot leegboeken?

De Rekenkamer constateert ook dat voor de uitgaven die niet juridisch verplicht zijn, dan de mogelijkheid bestaat om het geld aan andere dingen te besteden. Bij geld dat specifiek is opgehaald voor dit doel, lijkt me dat onwenselijk. Kan de Minister bevestigen dat bij een kabinetswisseling door het leegboeken de keuze kan worden gemaakt om het geld niet meer aan duurzame energie uit te geven, zoals de Rekenkamer stelt in de beantwoording van de vragen?

Naar aanleiding van het rapport van de Rekenkamer is de Minister begonnen met een betere verslaggeving over de begrotingsreserve. Het is vooral van belang om onderscheid te maken tussen geld dat juridisch verplicht is, maar er nog in zit, en geld waarvoor is bedacht dat het ergens aan wordt uitgegeven, maar dat nog niet is uitgegeven. We missen een langjarig overzicht van wanneer we verwachten dat het geld binnenkomt en wanneer we dat geld denken uit te geven. Er moet bijvoorbeeld geld terugkomen uit het ETS, dat loopt tot 2027. Dan moeten we dus ook een planning hebben tot 2027, waarin we kunnen zien wat er met kasschuiven gebeurt. Kan de Minister daarvoor zorgen?

Het is fijn dat de Minister zegt dat er vanaf volgend jaar een onderscheid wordt gemaakt tussen juridisch verplichte en niet-verplichte middelen, maar dat is precies na de mogelijke leegboeking. Het kwaad is dan mogelijk al geschied. We willen heel graag een verzekering hebben op dat moment.

Toen we eerder spraken over de 398 miljoen, verzekerde de Minister ons dat die kwam uit de MEP en de SDE. Ik weet nog dat de Minister toen zei dat het geld kwam uit de algemene middelen en dat dit bij onderuitputting terug zou kunnen vloeien naar de algemene middelen. Dat was toen zijn reden om het geld aan andere gaten in zijn begroting te kunnen besteden. In de antwoorden lees ik nu: «Volgens de laatste ramingen zal voor het voldoen aan de juridische verplichtingen uit hoofde van de MEP-regeling geen beroep gedaan hoeven worden op de interne begrotingsreserve duurzame energie. Voor de SDE-regeling is dat wel het geval, maar volgens de laatste raming zal dat niet eerder het geval zijn dan in 2027.» De Minister zei nog niet eens een jaar geleden dat we het geld niet meer nodig hadden, dat het terug kon naar de algemene middelen en dat hij het kon uitgeven aan andere doelen, maar nu wordt dus al gezegd dat vanaf 2027 een beroep zal moeten worden gedaan op de begrotingsreserve. Dat wordt dus niet helemaal meer afgedekt door de middelen die vanuit de algemene middelen in de begrotingsreserve waren gestort voor de SDE. Om hoeveel gaat dat dan? Is het wel verstandig om het daaruit te trekken? Het lijkt me toch van niet. Voor de Kamer is kortom weinig inzichtelijk welk bedrag in de begrotingsreserve voor duurzame energie uit welke bron komt. Kan de Minister dat inzicht verschaffen?

Hoe zit het precies met de 8 miljard die de Minister komend jaar wil uitgeven aan nieuwe committeringen voor duurzame energie? Haalt hij dat geld naar voren uit inkomsten die hij via de opslag in de komende jaren aan de begrotingsreserve denkt toe te voegen? Valt dat allemaal meteen onder de juridisch verplichte middelen? Hoe verhoudt dat zich tot de afspraak om aan het einde van de kabinetsperiode te herijken? Valt die 8 miljard dan binnen de herijkingsafspraak? Als we nu verplichtingen aangaan en aan het einde van de kabinetsperiode besluiten om het geld toch aan iets anders uit te geven, zouden we het volgende kabinet kunnen confronteren met een flink gat op de begroting. Dat kan natuurlijk niet de bedoeling zijn van een heffing die specifiek bedoeld is voor het realiseren van duurzame energie.

Vanwege alle ondoorzichtigheid over de begrotingsreserve pleit mijn fractie voor meer transparantie, maar ook voor een wat steviger muur om het budget voor duurzame energie, gewoon ter geruststelling. Daarom zou mijn fractie voorstander zijn van een fonds voor duurzame energie, in plaats van een begrotingsreserve op de begroting van EZ. Graag een reactie van de Minister.

Ik heb nog twee andere concrete vragen over de aanpassing van de begroting die we hebben gekregen. Mijn eerste vraag gaat over pagina 64. Er staat dat er voor de SDE en SDE+-regeling 482 miljoen minder is uitgegeven, maar slechts 479 miljoen daarvan in de interne begrotingsreserve is gestort. Dit gaat over grote bedragen, dus het lijkt een klein verschil, maar waar is die 3 miljoen gebleven?

Ik heb een andere vraag over ECN en NRG. Op pagina 66 wordt gezegd dat in de loop van 2015 budget is toegevoegd. Er worden een aantal kleine bedragen genoemd. Er staat dat dit leidt tot een overschrijding van het oorspronkelijke budget met 14,8 miljoen. Hoe wordt er tot dat totale budget gekomen?

De voorzitter:

Ik zou afronden als ik u was, want u hebt al zesenhalve minuut gesproken en u hebt acht minuten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Excuses. Ik ben bijna klaar met dit punt. Met het verplichtingenbedrag voor geothermie is geschoven over de jaren zonder melding aan de Kamer. Kan de Minister deze mutaties in het vervolg verduidelijken?

Ik heb acht minuten, toch? O ja, dat is voor de eerste en tweede termijn.

De voorzitter:

Ja, u hebt straks nog één minuut.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Dat is waar. Ik stop er dan nu mee, want dan heb ik die straks nog. Hartelijk dank.

De voorzitter:

Voor de duidelijkheid: de spreektijd betreft de eerste en tweede termijn, zoals op de convocatie staat. Het is een WGO met vastgestelde spreektijden. Ik geef het woord aan de woordvoerder van de Partij voor de Dieren, die vijf minuten heeft.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. De Staatssecretaris heeft tot nu toe kansen laten liggen om samen met de diervriendelijke Kamermeerderheid dierenwelzijn in Nederland structureel te verbeteren. Over negen maanden zijn er verkiezingen, dus de tijd begint te dringen. De Staatssecretaris kan het verschil nog maken. Ik heb in totaal vijf minuten spreektijd, die ik wil gebruiken door in tweede termijn een aantal moties in te dienen, ze kort toe te lichten en van een context te voorzien. Om te voorkomen dat het dan een loszandverhaal wordt, wil ik de rest van mijn spreektijd voor mijn tweede termijn gebruiken.

De voorzitter:

Dat is wel een heel bijzondere invulling. Het kan en het mag ook, maar er is geen enkele vraag gesteld. Dat is ingewikkeld. Als u maar weet dat er dan in de eerste termijn geen reactie van de regering komt.

Minister Kamp:

We ontraden alle moties, voorzitter.

De voorzitter:

We gaan hier echt een heel nieuwe procedure uitvinden. Ik geef snel het woord aan de heer Leenders namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Het gaat nu over de verantwoordingsstukken over het begrotingsjaar 2015. Ik heb net als de heer Van Veen de neiging om het jaar 2015 in zijn algemeenheid te beschouwen als de bijdrage die is geleverd aan de opgave die we ons in 2012 als coalitie hebben gesteld: het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het realiseren van economische groei en het creëren van banen. Er waren nog veel meer ambities, maar dit zijn de belangrijkste die aan dit ministerie zijn gekoppeld. Kortom, het ging om het vinden van de weg uit de crisis. Op die punten hebben de Minister en natuurlijk ook de Staatssecretaris een belangrijke bijdrage geleverd.

De vooruitzichten zijn in 2015 aanzienlijk beter geworden. Nog dit weekend gaf het Centraal Planbureau in zijn jongste ramingen – weliswaar niet over 2015, maar ik noem het toch even – een gunstig verloop van de economische groei te zien. Het herstel zet dus door, het aantal banen groeit en de werkloosheid neemt steeds verder af. Meneer Van Gerven noemde dat een hallelujaverhaal. Ik herinner me dat zijn collega het vorig jaar de Ziengs Goed Nieuws Show noemde. Daar sluit ik me maar graag bij aan.

Er gaat heel veel goed. De rechtmatigheid is over alle ministeries gezien 99,9% bij de ontvangsten en 99,7% bij de uitgaven. Aan de Algemene Rekenkamer hebben we de vraag gesteld of er landen zijn die het beter doen. Men wist het niet. Daarop suggereerde mijn collega Ziengs dat dit wellicht Griekenland zou zijn. Er is maar één onvolkomenheid: het inkoopbeheer van de NVWA. In 2014 waren er daar nog drie onvolkomenheden. De oorzaak daarvan is dat een veranderplan voor de NVWA, dat al in de planning lag, pas in 2015 is vastgesteld en er toen gestart is met de uitvoering. De Minister neemt de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer daaromtrent over. Ik wil hem vragen wat hij nu gaat doen aan dat probleem.

De Minister van Economische Zaken is ook verantwoordelijk voor het aanbestedingsbeleid. Dat gaat niet helemaal goed. Vooral aanbestedingen voor bedragen lager dan € 33.000 verdienen de aandacht. Daar wil ik me even toe beperken. Deze aanbestedingen zouden te bureaucratisch zijn. De Algemene Rekenkamer heeft aanbevolen de wet- en regelgeving rond aanbesteden te verduidelijken en te kijken naar de motivering voor de leverancierskeuze voor alle aankopen tot € 33.000. Wat gaat de Minister met die aanbeveling doen?

Dan samenvoegingen en fusies. Bij uitvoeringsorganisaties gaat het om de doelmatigheid van de uitvoering, zo ook bij RVO.nl; collega's hebben er al iets over gezegd. De onderbouwing van dat doel was mager. Er zijn geen onderbouwde verwachtingen en de financiën zijn beperkt getoetst, aldus de Algemene Rekenkamer. Ook is het tempo van de fusie, taakuitbreidingen en reorganisaties hoog, waardoor problemen ontstaan. Welke schaalvoordelen heeft RVO.nl opgeleverd? Mijn collega van het CDA heeft die vraag ook gesteld. Wegen de voordelen op tegen de nadelen?

De Minister reageert op de aanbeveling van de Algemene Rekenkamer door te zeggen dat de kwaliteit op peil is gebleven en de taakstelling is gerealiseerd. Toch heb ik een aanvullende vraag. Betreft dat ook de doelmatigheidstaakstelling die de Minister zich tot doel had gesteld? Er is heel veel ervaring met fusies in de samenleving en allerlei andere sectoren. Doorgaans worden schaalvoordelen als reden voor fusies genoemd. Maar zelfs als de doelmatigheid en doeltreffendheid van de schaalvoordelen al aantoonbaar zijn – dat is een probleem bij fusies – worden ze vaak helemaal niet behaald. In het politiek bedrijf is de keuze voor een fusie wellicht nog wat zwaarwegender, want we weten allemaal dat het daarin zomaar kan veranderen. Wegen de extra kosten, dus ook de aanzienlijke frictiekosten, op tegen de uiteindelijke baten? En wat als een volgend kabinet andere keuzes maakt? De Minister kan daar natuurlijk geen antwoord op geven, maar er wellicht wel een beschouwing over geven.

Over beleidsartikel 18 Natuur en regio heb ik nog twee vragen aan de Staatssecretaris. De realisatie van aangewezen Natura 2000-gebieden is achtergebleven. De raming was 160, de realisatie 154. Over de redenen was de Staatssecretaris duidelijk in zijn schriftelijke beantwoording van de feitelijke vragen. Opvallender is echter – daar zijn geen vragen over gesteld – dat het aantal definitief vastgestelde beheerplannen voor Natura 2000-gebieden achterblijft. Dat heeft te maken met de implementatie van Europese wetgeving. De raming was 40, de realisatie 6. Dat is wel een heel groot verschil. Als reden daarvoor wordt de bestuurlijk-maatschappelijke complexiteit van deze opgave gegeven. Terecht wordt opgemerkt dat het niet vaststellen van beheerplannen zorgt voor onduidelijkheid en onzekerheid voor de betrokkenen. Daar worden we regelmatig mee geconfronteerd in de verschillende debatten die we daarvoor voeren. Exponent daarvan is Natura 2000-gebied Engbertsdijksvenen in Overijssel, dat steeds terugkeert in de debatten. Snelle duidelijkheid zou de betrokkenen daar en ons veel helpen voor het tegengaan van de onrust in de omgeving. Wat bedoelt de Staatssecretaris met «bestuurlijk-maatschappelijk complex»? Wat gaat de Staatssecretaris doen om die complexiteit het hoofd te bieden? Wanneer is die achterstand ingelopen?

Ten slotte wil ik ingaan op iets wat niet helemaal 2015 betreft; in dat jaar is echter wel onrust ontstaan over de continuïteit van de groene vrijwilligers. We hebben daar bij de begrotingsbehandeling van 2016 uitgebreid over gesproken. Dat komt volgend jaar in de verantwoording over 2016 terug. De Staatssecretaris heeft toegezegd in het overleg daarover met de provincies de continuïteit van de vrijwilligers in de natuur te borgen. Langs de zijlijn volgen we dat proces. Het is een onderwerp van volgend jaar, maar we hopen dat hierover snel duidelijkheid komt. De natuurvrijwilligers, de natuurorganisaties en uiteindelijk de natuur zijn daar zeer bij gebaat. Gesprekken tussen het ministerie en het IPO (Interprovinciaal Overleg) zijn in volle gang. De intentie om het vrijwilligerswerk op peil te houden en uit te bouwen, wordt breed gedeeld. Maar intenties zijn niet voldoende. De inzet van vrijwilligers is om meerdere redenen cruciaal voor de uitvoering van het natuurbeleid. Wij hopen dat er, zoals in de antwoorden is aangegeven, nog voor de zomer van dit jaar duidelijkheid komt. Wellicht wil de Staatssecretaris nog eens ingaan op de belofte uit 2015 en ons geruststellen dat het goed komt.

De heer Van Gerven (SP):

Ik ben wel benieuwd naar het standpunt van de Partij van de Arbeid over de begrotingsreserve voor duurzame energie en het strippen van de pot met 398 miljoen, waarvan we moeten afwachten of die later terugkomt. Moet dat geld eigenlijk niet onverkort in die pot blijven?

De heer Leenders (PvdA):

Ik heb die vraag van de heer Van Gerven van zojuist goed gehoord, want hij heeft er ook een vraag over gesteld aan de Minister. Ik ben heel benieuwd naar het antwoord van de Minister daarop voordat ik daar meer over zou willen zeggen. In beginsel lijkt me dat eigenlijk heel logisch.

De heer Van Gerven (SP):

We zijn natuurlijk benieuwd naar het antwoord van de Minister, maar we zijn ook benieuwd naar het antwoord van de Partij van de Arbeid. Ik mag concluderen dat de Partij van de Arbeid in ieder geval in beginsel vindt dat de belasting die we ervoor vragen van de bewoners van Nederland, bedoeld is om de doelstellingen op het terrein van duurzame energie te behalen. Dan zijn we het daarover eens. We gaan eens bekijken wat de Minister daarop te antwoorden heeft en of hij wat licht in de troebele situatie kan brengen.

De voorzitter:

Maar de heer Leenders mag daar ook nog iets op zeggen.

De heer Van Gerven (SP):

Zeker, wat mij betreft uitgebreid.

De heer Leenders (PvdA):

De heer Van Gerven heeft iets meer woorden nodig dan ik, maar in grote lijnen heeft hij wel gelijk. Toch ben ik benieuwd naar het antwoord van de Minister voordat we er in definitieve zin iets over zeggen, als hij het goed vindt.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Houwers, die een korte spreektijd heeft.

De heer Houwers (Houwers):

Ja, dat weet ik. Ik ga proberen het heel kort te houden, maar weet niet of dat helemaal lukt.

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij degenen die positieve opmerkingen hebben gemaakt over de economische ontwikkelingen. We kunnen vaststellen dat Nederland inderdaad niet kapot is bezuinigd. De overheid stelt daarvoor de juiste voorwaarden en zorgt dat bedrijven mogelijkheden hebben om te investeren en groeien. Een voorbeeld daarvan is het verlagen van regeldruk. VNO-NCW en MKB-Nederland hebben maar liefst zeventien regelhulpen aangemerkt. Mijn vraag aan de bewindspersonen is: is dat niet wat veel? Zouden we niet moeten streven naar nog minder regels en meer eenvoud?

Mijn volgende punt betreft de voedselketen. We streven naar een internationaal toonaangevende voedselketen. Dat willen we op veel manieren en verantwoord doen. We zien echter ook dat er grote bedrijven zijn, zoals Monsanto, die claimen rechten te hebben op gewassen. Als je streeft naar vrije concurrentie zonder patenten of exclusiviteit en als je wilt voorkomen dat alle macht bij één bedrijf komt, wat denken de bewindspersonen daar dan van, zeker als dit bedrijf mogelijkerwijze wordt overgenomen door Bayer?

Ik ga kort in op de RVO; een aantal leden heeft er ook al iets over gezegd. Als gevolg van het feit dat wij onvoldoende een doel vooraf hebben gesteld, is het nu moeilijk te bepalen of een en ander effectief is. Kunnen de bewindspersonen daar iets over zeggen?

Een aantal andere leden sprak al over de NVWA. In hoeverre zijn de bewindspersonen erin geslaagd om de inkoopprocedure en het inkoopproces te verbeteren? In de reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer wordt gezegd dat de zaken in juli op orde zullen zijn. Hoever zijn ze daarmee?

Tot slot. Er zijn grote uitgaven gedaan die te laat bij ons zijn gemeld. De Minister heeft al aangegeven dat hij dit anders wil gaan doen. Ik zou het inderdaad zuiverder vinden als het anders gebeurde, niet omdat ik het er niet mee eens ben, maar wel omdat het dan zuiverder is.

Helemaal tot slot, omdat u erom vroeg, voorzitter: ik sluit mij aan bij degenen die de Minister en de Staatssecretaris decharge willen verlenen voor wat betreft het gevoerde beleid.

De voorzitter:

Hartelijk dank. De Minister heeft aangegeven geen schorsing nodig te hebben. Geldt dat ook voor de Staatssecretaris?

Staatssecretaris Van Dam:

Ik denk dat ik mijn beantwoording wel in zijn tijd kan bekijken.

De voorzitter:

Dat dacht ik al, maar ik wilde het toch even vragen. We zijn er allemaal zeer blij mee.

Ik geef het woord aan de Minister van Economische Zaken voor de beantwoording van de aan hem gestelde vragen tijdens dit wetgevingsoverleg betreffende de Verantwoording over 2015.

Minister Kamp:

Voorzitter. Mag ik beginnen met waar de heer Van Veen mee begon en waar de heren Leenders en Houwers op ingingen, namelijk de opmerking dat de economie niet kapot is bezuinigd in Nederland, integendeel, dat het weer de goede kant opgaat met onze economie? Ik denk dat die opmerkingen terecht zijn gemaakt. Natuurlijk hebben we begrotingen met ontzettend veel ingewikkelde dingen daarop en spreken we het hele jaar met elkaar over van alles en nog wat, maar we doen dat met een doel: ervoor te zorgen dat we onze welvaart op peil houden, dat we het geld dat beschikbaar is in het land goed verdelen over de mensen, dat we de mensen stimuleren om te werken, dat bedrijven geld kunnen verdienen en mensen in dienst kunnen houden, dat er werkgelegenheid is en dat mensen die zwak staan op de arbeidsmarkt toch een kans krijgen om mee te doen en om hun talent te ontplooien. Daarvoor doen we het met zijn allen.

Ik vind het dan ook heel terecht om aan het einde van een jaar terug te kijken naar wat er het afgelopen jaar is gebeurd en dat in een breder kader te plaatsen. Ik denk dat we dat bij zo'n gelegenheid ook moeten doen. We kunnen vaststellen dat het Rijk aan het begin van deze kabinetsperiode in een moeilijke situatie zat wat betreft de economie. Er was economische krimp en er moest heel veel bezuinigd worden. Het kabinet heeft dat aangedurfd, dankzij de fracties die het kabinet vormen. Het heeft flink, heel flink, bezuinigd maar tegelijkertijd ook perspectief geboden en ervoor gezorgd dat er mogelijkheden waren om vooruit te komen.

Nu blijkt dat we de krimp hebben omgezet in groei, dat we al het verlies dat we hebben geleden in de periode van de crisis inmiddels weer hebben ingehaald, dat we vorig jaar 2% groei hadden en dit jaar naar verwachting een groei van bijna 2% zullen halen. We hadden vorig jaar trouwens een groei van 2,4% kunnen hebben, als we de problemen met de aardbevingen in Groningen niet hadden gehad. Dit jaar is er dus naar verwachting 1,8% economische groei en volgend jaar zou de groei 2,1% zijn; de banken zeggen dat het waarschijnlijk nog wat meer wordt. We zitten nu ongeveer op een niveau waarop we ieder jaar 2% groeien. Onze export blijft groeien door de jaren heen; volgens de laatste cijfers groeit de export op jaarbasis ruim 5%. In Europa wordt hard geprobeerd om de investeringen weer op peil te krijgen. Er is sprake van dat we moeten proberen om in Europa de investeringen van het bedrijfsleven met 1% per jaar omhoog te krijgen. Ik kan de leden echter vertellen dat wij in het laatste jaar hier in Nederland 10% meer investeringen hadden. We hebben de groei dus te pakken.

We zien dat de export overeind blijft. De koopkracht en de bestedingen van de mensen nemen weer toe. Het bedrijfsleven investeert, waardoor er ook voor de toekomst weer goede verwachtingen zijn. We zijn aantrekkelijk voor buitenlandse bedrijven; er zijn er vorig jaar weer 300 naar Nederland gekomen, die in totaal 1,9 miljard euro hebben geïnvesteerd. Wij zijn een van de eerste locaties waaraan gedacht wordt in Europa als het gaat om de vestiging van Europese hoofdkantoren. Ik denk dus dat er heel veel seinen op groen staan voor de Nederlandse economie. Ik vind het spectaculair om te zien hoe hard wij in één jaar gestegen zijn op de lijsten van de meest concurrerende landen. We behoren momenteel bij de meest concurrerende landen van de hele wereld. Er worden daarover twee grote lijsten bijgehouden. Op de ene lijst zijn we gestegen van de achtste naar de vijfde plek, en op de andere van de vijftiende naar de achtste plek. We zitten dus goed en hoog. Er zit groei in.

Het gaat gewoon behoorlijk goed met de economie. Ik denk dat dat in de eerste plaats komt door de bedrijven, de ondernemers met hun werknemers, die producten maken die aantrekkelijk zijn voor de afnemers in Nederland, en nog aantrekkelijker zijn voor de afnemers in het buitenland. Onze bedrijven kunnen met hun producten en diensten concurreren op de wereldmarkt en dat is de reden dat het goed gaat. De overheid levert daar naar mijn overtuiging een goede bijdrage aan door integer te zijn, door uit te zijn op samenwerking met het bedrijfsleven en door voortdurend gericht te zijn op het opsporen van verbetermogelijkheden. Zo zie ik ook dit overleg. Het gaat erom, te kijken waar dingen nog beter en duidelijker kunnen. Daar richten de Kamerleden zich op en daar wil ik mij ook heel graag op richten. Dit als inleiding, aansluitend bij hetgeen de heer Van Veen in eerste instantie daarover heeft gezegd.

De heer Van Gerven (SP):

Dit is weer een goednieuwsshow en zelfbewieroking van de Minister. Dat mag, maar ik wil er wel iets tegenover zetten. Wat vindt de Minister van de 17.000 banen die zijn verdwenen in de zorg door het bezuinigingsbeleid van dit kabinet?

Minister Kamp:

Ik vind het niet terecht dat de heer Van Gerven zegt dat ik aan zelfbewieroking doe. Ik vind dat eigenlijk zo onterecht dat ik er niet eens op wil reageren.

Wat betreft het verlies van banen in de zorg het volgende. Ik ben helemaal niet blij als er ergens banen verloren gaan. Ik weet ook dat we een grote opgave hebben vanwege het verouderen van onze bevolking. Mensen leven langer en willen natuurlijk ook langer gezond leven. De overheid moet dat mogelijk maken. Wat wij nu doen, is een steeds groter deel van het overheidsbudget beschikbaar stellen voor de zorgsector. Daar gaat steeds meer geld naartoe. Dat levert werkgelegenheid op. Natuurlijk zijn er schommelingen, maar de lijn is dat de werkgelegenheid daar groeit. Je ziet het ook aan de werkgelegenheid als geheel. Die is de laatste twee jaar met 100.000 banen gegroeid. Inmiddels zitten we boven de 10 miljoen banen. Dat is geen zelfbewieroking; dat zijn feiten zoals die mij door het Centraal Bureau voor de Statistiek worden aangereikt.

De heer Van Gerven (SP):

Ik werd een beetje boos om het volgende. De economie is groeiende, dat kunnen we constateren. Maar wie plukken daar de vruchten van? De SP constateert dat de rijkdom, het geld dat we verdienen met die welvaart, niet terechtkomt op de plekken waar het keihard nodig is. De Minister zegt dat de welvaart met 2% groeit. Uit mijn hoofd gerekend is dat een bedrag van 14 miljard ieder jaar. Maar daar staat nog steeds een bezuiniging in de zorg en ook in andere sectoren tegenover. Deze bezuiniging doet de publieke sector ernstig tekort en slaat met name in de zorg keihard neer. Duizenden banen in de thuiszorg zijn verdwenen. De inkomens van mensen in de zorg zijn gedaald met 10% en soms zelfs met 20%. Mensen hebben geen werk meer. Ouderen wordt zorg onthouden. Daarom wil ik dus tegen de Minister zeggen dat een beetje bescheidenheid in dezen hem past. Even los van de effectiviteit is er namelijk een heel hoge prijs betaald door een heleboel mensen in de samenleving die aangewezen zijn op wat de overheid voor elkaar bokst voor de publieke sector.

Minister Kamp:

We bespreken hier niet het jaarverslag over de zorg. Deze commissie heeft de Minister en de Staatssecretaris van Economische Zaken uitgenodigd om het jaarverslag van Economische Zaken te bespreken. Dan vindt de heer Van Gerven het misschien jammer dat het economisch goed gaat en dat er een aantal goede ontwikkelingen te melden is, maar ik vind dat helemaal niet jammer; ik ben daar blij mee. Immers, als de economie gezond is, zijn we in staat om te zorgen dat de mensen die niet kunnen werken en die ondersteuning van de overheid behoeven, die ook kunnen krijgen. Als de economie gezond is, blijft de overheid in staat om die ondersteuning te bieden, ook als er steeds meer oudere mensen zijn die langer pensioen en gezondheidszorg nodig hebben. Die kun je dan toch bieden.

Het is ook niet zo dat er minder geld naar de zorg gaat; er gaat juist meer naartoe. Suggereren dat er minder geld naartoe gaat, is onjuist. Er gaat minder meer naartoe; we proberen de stijging op een verantwoorde manier te beperken. Ik denk dat dat op een zeer verantwoorde manier is gebeurd. Ik ben er ook van overtuigd dat mijn collega's die dat in eerste instantie voor hun rekening hebben genomen en dat ook in een jaarverslag hebben weergegeven graag bereid zullen zijn om daar met de Kamer over te spreken. In dat geval schat ik in dat dat niet met de vaste commissie voor Economische Zaken zal zijn.

Ik kom op het punt dat de heer Van Gerven heeft opgebracht over de begrotingsreserve. Hij zei dat er 398 miljoen uit de reserve is gehaald voor andere doelen, zoals de begrotingsreserve voor duurzame energie, en dat de Kamer daarover niet is geïnformeerd. Daarna hoorden we mevrouw Van Veldhoven, die zei dat ze daar al uitgebreid met mij over gesproken had. Dat heeft zij niet in een achterkamertje gedaan; dat heeft zij gewoon hier, tijdens debatten gedaan. Zij heeft dit punt vorig jaar al aan de orde gesteld, omdat wij vorig jaar in de Voorjaarsnota in geuren en kleuren hebben verwoord wat wij gingen doen. De Kamer, onder anderen mevrouw Van Veldhoven, is daar toen uitgebreid op ingegaan. Er is dus helemaal niets geheimzinnigs gedaan of aan het oog van de heer Van Gerven onttrokken. Het is helemaal gebeurd zoals het moet gebeuren. Ik denk dat het goed is om ons...

De heer Van Gerven (SP):

Dan even een punt van orde. Ik geef een citaat van de Rekenkamer, als dat mag, want ik heb dit niet zelf bedacht. De Minister verwijt mij mijn woorden en zegt dat het allemaal wél ordentelijk is gegaan en dat de SP ernaast zit. Maar de Rekenkamer constateert het volgende: «De afspraak om de reserve bij een kabinetswissel leeg te boeken is bij het instellen van de begrotingsreserve niet aan het parlement gemeld. Het gaat echter wel om informatie die voor het parlement relevant is.» Dat was de uitgangssituatie. Het klopt dat er later weer dingen zijn gaan lopen, maar het ging mij om die constatering.

Minister Kamp:

Dat zogenaamde leegboeken heeft er helemaal niets mee te maken. De heer Van Gerven zei dat er 398 miljoen uitgehaald zou zijn en dat die informatie aan de Kamer is onthouden. Dat is gewoon volkomen onjuist. Hij haalt twee heel verschillende dingen door elkaar. Ik zal ze allebei gaarne behandelen.

Eerst het punt van de 398 miljoen. Bij de behandeling van de Voorjaarsnota vorig jaar hebben we uitgebreid aan de Kamer verteld wat we gingen doen en waarom we dat gingen doen. De leden moeten eerst – als zij dat willen – de begrotingsreserve van 1 miljard in het juiste perspectief zien. Wij hebben de komende jaren, de jaren 2016–2032, grote uitgaven te doen voor duurzame energie. In Nederland is alles wat energie betreft gericht op fossiele energie. Of het nou gaat om motoren, auto's en vrachtwagens of om elektriciteitscentrales, de verwarming van huizen en kantoren, koken of het laten draaien van de fabrieken: alles is gericht op fossiele energie. We hebben met elkaar afgesproken – niet alleen wij, maar 194 landen in de gehele wereld – dat dat anders moet, dat we moeten overgaan op duurzame energie, omdat als gevolg van al dat fossiele energiegebruik er onbeheersbare klimaatveranderingsprocessen gaande zijn. Dat moet dus anders en daar zijn internationaal afspraken over gemaakt. Die internationale afspraken die in de wereld en in Europa zijn gemaakt, voert Nederland uit.

Wij moeten dus de komende jaren een compleet nieuwe infrastructuur voor duurzame energie opbouwen. Daar zijn enorme bedragen mee gemoeid. Over de periode 2016–2032 staat er in de EZ-begrotingen voor dit doel 40 miljard euro. Dat geld wordt opgehaald bij degenen die elektriciteit afnemen en vervolgens wordt het gestoken in de opbouw van een infrastructuur voor duurzame energie. Dat is niet iets waarover we met elkaar van gedachten verschillen. Het heeft heel brede steun in de Kamer dat we die overgang moeten maken. Dat bedrag van 40 miljard staat dus voor de komende jaren in de EZ-begroting. In dat licht moet u de begrotingsreserve van 1 miljard zien die wij hebben. Dat is een kleine begrotingsreserve op de enorme bedragen die daarin omgaan. Wij moeten dus toezeggingen doen. Dan moeten de windparken gebouwd worden op zee, voor vele miljarden; er moeten windparken op land komen; de elektriciteitscentrales moeten worden aangepast en er moet mestvergistingscapaciteit worden opgezet bij de boeren. Er zijn dus allerlei zaken die wij moeten gaan doen en waar grote bedragen in omgaan.

Je gaat op een gegeven moment verplichtingen aan. Die moeten dan ook uitgevoerd worden en dan blijkt vaak dat er vertraging ontstaat, omdat het moeilijker is dan de initiatiefnemers dachten. Soms gaan projecten niet door. Dan kun je het geld dat je beschikbaar hebt, in een bepaald jaar niet uitgeven, maar dat geld moet wel beschikbaar blijven. Daarvoor hadden wij altijd de systematiek dat we die middelen via kasschuiven aan het eind van het jaar naar het volgende jaar toe brachten. We hebben daarover nagedacht en zien dat het telkens weer werken met kasschuiven niet zo inzichtelijk was voor de Kamer. Wij denken dat beter te kunnen doen door het via een begrotingsreserve te regelen. Dan heeft de Kamer precies inzichtelijk, van jaar tot jaar, wat die reserve ingaat en wat er weer uitgaat. Ik denk ook dat dit de goede manier is om het te doen.

Het gaat dus om een relatief kleine reserve op een enorm deel van de overheidsuitgaven, een reserve die voor dat doel wordt aangewend. Die kleine reserve hebben we echt nodig. Alleen zie je dat nu, aan het begin, op het moment dat we die infrastructuur nog aan het opbouwen zijn, geld in die reserves over is. Dat geld zal er in een latere periode uitgehaald worden, wanneer we het nodig hebben. Ik kan dat geld nu wel in die reserve laten zitten, maar dat betekent dat ik, als ik tijdelijke problemen krijg, moet gaan bezuinigen op de opbouw van het apparaat van de Nationaal Coördinator in Groningen, op de innovatie-ondersteuning, op het natuurbeheer, op het goed laten draaien van de NVWA en op al die dingen die op de EZ-begroting staan. Daar moet ik dan op bezuinigen, terwijl ik dat geld ongebruikt in de begroting heb zitten.

Daarom heb ik vorig jaar uitgelegd aan de Kamer dat wij die 398 miljoen tussen nu en 2020 nodig hebben. In die periode komen we dat geld tekort en haal ik het dus uit die begroting, terwijl er tussen 2021 en 2026 geld over is op die begroting, omdat dan diverse grote posten vrijvallen. Ik heb de Kamer al aangegeven welke posten dat zijn. Het gaat met name om de ETS-compensatie. Dan komt dat geld weer terug. Wat wij dus doen is dat we die begrotingsreserve in stand houden, maar dat we binnen die reserve schuiven, met als resultaat dat we onder pijnlijke bezuinigingen op allerlei belangrijke gebieden uitkomen. Dan kunnen we dus innovatie, het goed functioneren van de NVWA – belangrijk voor de agrarische sector en voor de voedselveiligheid – natuurbeheer en al die andere dingen die op de EZ-begroting staan, op verantwoorde wijze doorzetten, zonder daarop onverantwoorde bezuinigingen door te hoeven voeren. Daarom hebben we dat met die 398 miljoen gedaan. Daar is echt totaal niets mis mee. Dat is besproken met de Kamer en ik denk dat het heel verstandig is van de Kamer dat ze daarmee heeft ingestemd.

Er is gesproken over het leegboeken van die reserve. Ik weet niet waar dat misverstand is ontstaan, want wij doen het volgende. Wij werken vanaf het begin van de kabinetsperiode tot aan het einde van de kabinetsperiode met een begrotingsreserve. Dan begint er een nieuwe kabinetsperiode. Wij zijn op het gebied van duurzame energie op lange termijn allerlei verplichtingen aangegaan en wij hebben gezegd: wij gaan aan het begin van een kabinetsperiode kijken of het mogelijk is om het geld dat in die begrotingsreserve zit, naar die verplichtingen toe te boeken. We hebben een heleboel geld gereserveerd voor al die verplichtingen. Dan kunnen we dat geld uit die begrotingsreserve daaraan toevoegen. Dan is dat geld dus helemaal vastgelegd voor het doel van die duurzame energie.

Vervolgens begin je met een schone lei en kun je in de volgende kabinetsperiode, in plaats van te werken met kasschuiven, weer gaan werken met een begrotingsreserve. De Kamer, die bij de totstandkoming van een nieuw kabinet zeer intensief betrokken is, kijkt dan of het mogelijk is om het bedrag van de begrotingsreserve naar die verplichtingen toe te boeken. Daarbij moet er natuurlijk rekening worden houden met wat ik net zei over die 398 miljoen en met hoe de relatie daarmee is. Dan wordt daar een politiek besluit over genomen en kan er vervolgens weer vier jaar mee doorgegaan worden. Dit is allemaal begrotingstechniek. Er wordt niet geschoven met posten, er wordt geen geld uit het budget voor duurzame energie gehaald. Al het geld dat voor duurzame energie is bestemd, wordt ook voor duurzame energie gebruikt en je probeert dat in de techniek van de begroting op zo'n manier te doen dat het voor het geheel het beste uitpakt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De Minister zegt tegen ons dat dit eigenlijk doodnormaal is en dat het altijd zo gaat, maar er zijn 23 begrotingsreserves en er is maar voor één van die reserves de afspraak gemaakt dat die aan het eind van de kabinetsperiode kan worden leeggeboekt. Voor eentje maar, en wel de begrotingsreserve duurzame energie. Waarom is daarvoor een aparte afspraak gemaakt?

Minister Kamp:

Omdat het nog beter is voor de duurzame energie als je aan het begin van een nieuwe kabinetsperiode kijkt wat er allemaal ligt aan verplichtingen op dat punt en wat de middelen zijn die je meteen aan die verplichting kunt koppelen. Als je dat doet, begin je weer met een schone lei. Vervolgens kijk je weer van jaar tot jaar of er nog bedragen over zijn. Dat kan, zoals ik net heb gezegd, vanwege vertragingen, vanwege het vervallen van projecten of vanwege andere ontwikkelingen het geval zijn. Dat vang je dan weer op met die begrotingsreserves, zodat het voor de Kamer inzichtelijk blijft. Aan het einde van de volgende kabinetsperiode, zeg maar in het jaar 2021, zal er weer zoiets gaan gebeuren.

De begrotingsreserve voor duurzame energie is een relatief klein, maar absoluut groot bedrag en daarom denk ik dat het heel goed is om die begrotingsreserve niet groter te laten worden dan voor het doel duurzame energie nodig is. Daarom kijk je eens in de vier jaar wat er verschoven kan worden naar de verplichtingen en hoe je weer met een schone lei aan een nieuwe kabinetsperiode kunt beginnen. Dat is iets wat ik samen met de Minister van Financiën heb doorgenomen. De Minister van Financiën is net zo overtuigd van het belang van duurzame energie als ik. Hij is net zo overtuigd dat we dat geld voor dat doel moeten vasthouden. Wij hebben dat samen op een zo goed mogelijke manier geregeld. Ik zou niet weten hoe we het beter hadden kunnen doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Een belangrijk onderscheid moeten we hier wel maken. De Minister zegt: de reserve moet niet groter zijn dan nodig, maar strikt nodig is alleen datgene wat al verplicht is. Zoals de Minister ook zegt, zit er in zo'n begrotingsreserve ook een deel dat niet verplicht is. Daarvan zegt de Rekenkamer dan ook: het niet-verplichte uitgavenbudget in een begrotingsreserve kan desgewenst voor andere doeleinden worden ingezet. Daarmee is met die herijking dus op geen enkele manier gegarandeerd dat de niet-verplichte middelen in die begrotingsreserve niet toch aan iets anders dan duurzame energie zullen worden besteed. Hoe kan de Minister dat garanderen op basis van de afspraak die nu voorligt over de herijking en dat onderscheid dat er nu eenmaal is tussen de middelen die in zo'n begrotingsreserve verplicht dan wel niet verplicht zijn?

Minister Kamp:

Uiteindelijk leven we in een democratie. De Tweede Kamer als volksvertegenwoordiging is daarin het hoogste orgaan. Dat betekent dat er alleen maar gebeurt wat de volksvertegenwoordiging, de Tweede Kamer, wil dat er gebeurt. Als de Tweede Kamer zegt: wij gaan die overgang naar duurzame energie maken, dan is dat een politiek gegeven. Als de Tweede Kamer zegt: we gaan de investeringen die daarvoor nodig zijn, via een opslag op de elektriciteitsrekening verhalen op de afnemers van elektriciteit, dan doen we dat. Als de Kamer zegt: dat geld gaan we vervolgens uitgeven aan duurzame energie via de SDE+-regeling, dan doen we dat ook weer. En als we gaan werken met een begrotingsreserve, dan doen we dat. Het zijn allemaal politieke besluiten die door de Kamer worden genomen.

Niets kan de vrijheid van de Kamer in de weg staan om politieke besluiten te nemen. Er is helemaal geen politieke twijfel over, in de Tweede Kamer niet en in het kabinet evenmin, dat we die transitie naar duurzame energie moeten maken en dat we dat technisch goed moeten laten lopen. Het kan dus wel zijn dat het theoretisch mogelijk is om geld uit een reserve te halen. Het kan ook wel zijn dat we stoppen met duurzame energie. Het kan ook zijn dat we allerlei rare dingen doen, maar dat is niet de politieke werkelijkheid. Laten we geen probleem creëren, zeg ik tegen mevrouw Van Veldhoven, als er geen probleem is. De beste basis voor stabiliteit op het punt van duurzame energie is de vastberadenheid van de Kamer om ervoor te zorgen dat die transitie gaat slagen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De Minister zegt dat niets de vrijheid van de Tweede Kamer kan beperken om een besluit te nemen. Ik zeg: behalve wanneer een besluit niet aan de Kamer wordt voorgelegd. Deze afspraak is politiek nooit aan de Kamer voorgelegd. De vraag of wij de begrotingsreserve op die manier willen inrichten, is nooit aan de Kamer voorgelegd. Waarom is dit besluit niet aan de Kamer voorgelegd, terwijl de Minister duidelijk aangeeft: ik zou in niets de Tweede Kamer willen beperken in het nemen van een politieke beslissing?

Minister Kamp:

Wij hebben van jaar tot jaar met kasschuiven gewerkt om dat geld voor die duurzame energie behouden te laten blijven. We hebben op een gegeven moment zelf de begrotingsreserve ingevoerd op grond waarvan we de Kamer per vier jaar een totaaloverzicht konden geven. Dat moet je niet te lang laten doorlopen en je moet dat bedrag ook niet te hoog laten worden. Als je iedere keer aan het begin van een nieuwe kabinetsperiode kijkt wat er aan die verplichtingen definitief kan worden toegeschoven en wat dan voor de volgende periode weer het uitgangspunt is voor het opnieuw hanteren van die reserve, dan is dat gewoon begrotingstechniek die we toegepast hebben.

Ik zie u nee schudden, maar het is toch echt zo, mevrouw Van Veldhoven. U bent van mening dat wij dat geld moeten gebruiken voor duurzame energie, en u denkt dat ik zit te kijken of ik het aan allerlei andere doelen kan uitgeven, maar dat is absoluut niet waar. Ik ben degene die die regelingen heeft opgezet, die ze heeft uitgevoerd en die verplichtingen aangaat. U zei net al dat ik dit jaar verplichtingen ter waarde van 8 miljard aanga voor duurzame energie. Ik ben degene die er een ontzettende boost aan geeft om dat met die duurzame energie voor elkaar te krijgen. Wat ik nu doe met de Minister van Financiën, is ervoor zorgen dat dat begrotingstechnisch op een nette manier geregeld wordt en daar hebben we dus invulling aan gegeven met die begrotingsreserve en met dat zogenaamde leegboeken. Daar zit echt helemaal niets achter.

Mevrouw Van Veldhoven zegt: dat leegboeken is erg interessant, maar dat had je wel even van tevoren met mij kunnen overleggen. Ik ben bereid om alles van tevoren met mevrouw Van Veldhoven en met de Kamer te overleggen. Als de Kamer niet tevreden is over de informatievoorziening op een bepaald punt, dan trek ik mij dat per definitie aan en probeer ik dat de volgende keer beter te doen. Maar er zit dus geen intentie achter om de Kamer ergens van weg te houden en er zit ook geen intentie achter om geld niet te besteden aan duurzame energie.

De voorzitter:

De heer Ronnes heeft ook een vraag en daarna gaan we terug naar de beantwoording. Anders wordt het te veel een gesprek en worden er te weinig vragen beantwoord.

De heer Ronnes (CDA):

De grote vraag blijft waar, indien je de reserve leegboekt, het niet-verplichte onderdeel naartoe gaat. Mag ik uit de beantwoording van de Minister concluderen dat hij eigenlijk toch wel bereid is om inzicht te verschaffen in wat wel juridisch vastgelegde verplichtingen zijn en wat niet? In principe is ook al toegezegd dat dat gaat gebeuren. Is hij bereid om ons dat voor de Voorjaarsnota 2017 te doen toekomen?

Minister Kamp:

Misschien mag ik het nog één keer zeggen. Het zogenaamde leegboeken is eigenlijk het verankeren van dat geld, het zekerstellen van dat geld voor duurzame energie. Het is dus niet zo dat het minder zeker wordt als je het uit die begrotingsreserve haalt en naar de verplichtingen toe brengt. Het wordt juist zekerder. Dat wilde ik even zeggen.

Het tweede punt was hoe het nu zit met dat niet-verplichten. Wel verplicht of niet verplicht maakt mij niets uit. Wij halen geld binnen van de elektriciteitsafnemers voor duurzame energie. Al dat geld wordt aan duurzame energie besteed, met de nuancering aangaande de verdeling over de tijd die ik eerder met betrekking tot die 398 miljoen heb gemaakt. U hebt gemerkt dat ik dit jaar bij de Voorjaarsnota 2016 niet op die weg ben doorgegaan. Dat is vorig jaar bij de Voorjaarsnota met de Kamer gewisseld. Ik heb dat toen gedaan. Dit jaar zijn we daarin niet verdergegaan.

Ik kom op het verplichte en het niet-verplichte deel. Ik heb geen gegevens op grond waarvan ik kan zeggen wat er nu in die reserve zit en welk gedeelte daarvan wel verplicht dan wel niet verplicht is. Die gegevens zijn er niet. Ze zijn ook eigenlijk niet relevant, omdat al dat geld allemaal door mij behandeld wordt als geld dat ik tenminste moreel verplicht ben – en dat is voor mij de hoogste norm – om ervoor te zorgen dat al dat geld voor duurzame energie beschikbaar komt.

Ik kan de Kamer wel inzicht geven in de situatie als geheel. Er is een bedrag van 40 miljard beschikbaar voor de periode van 2016 tot 2032 op de EZ-begroting voor duurzame energie. Daar komt bij dat bedrag van ruim 1 miljard dat we nu in die begrotingsreserve hebben zitten. Dat betekent dus dat er in totaal 41 miljard beschikbaar is voor duurzame energie. Van die 41 miljard is 21 miljard beschikt en dat is juridisch verplicht. Ik heb dus al subsidietoezeggingen gedaan voor een bedrag van in totaal 21 miljard. Naar onze inschatting zal die 21 miljard echter, ondanks het verplichte karakter, ook niet helemaal tot uitkering komen. Wij zien dat de elektriciteitsprijs anders is dan oorspronkelijk was ingeschat. Wij zien ook dat er bij projecten vertragingen zijn en dat bij sommige projecten weliswaar subsidie is aangevraagd en door ons is toegekend, maar dat men niet in staat is om zo'n project van de grond te krijgen. Dan wordt er dus ook geen subsidie uitbetaald. Wij hebben ingeschat dat 13 miljard van de 21 miljard die verplicht is, daadwerkelijk zal worden uitbetaald. Dat betekent dat er nog 28 miljard euro beschikbaar is. Dat kan ik opnieuw beschikken. Ik kan nu dus toezeggingen doen voor een bedrag van 28 miljard.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe het zit met die 8 miljard die ik voor dit jaar wil toezeggen. Dat komt dus hieruit voort. Ik doe het zo vroeg mogelijk, omdat ik onder grote druk sta van alles en iedereen om zo snel mogelijk de overgang naar duurzame energie te maken. De Kamer heeft gezegd dat het 14% moet zijn. In het energieakkoord staat 14% in het jaar 2010 en 16% in het jaar 2023. Het moet allemaal snel. Ik moet dus snel verplichtingen aangaan om dit van de grond te krijgen. Het totaalbedrag is dus 41 miljard. 21 miljard is verplicht, maar daarvan wordt naar verwachting maar 13 miljard uitgekeerd. Er blijft dus 28 miljard over. Dat kan ik beschikken. Op dit moment schat ik in dat, gelet op de grote druk die erop komt, maar 50% van wat ik de komende tijd ga beschikken, ook daadwerkelijk tot uitbetaling komt. Ik zal toezeggingen doen voor een bedrag van 56 miljard, omdat ik verwacht dat van die 56 miljard de helft tot uitkering komt, zijnde 28 miljard. Dat is precies de ruimte die erin zit. Op dit moment is dus al voor de hele periode tot 2032 duidelijk wat de financiële mogelijkheden zijn, wat er al beschikt is, wat tot uitbetaling komt en wat er extra gedaan kan worden. Dat is de stand van zaken. Ik hoop dat de Kamer hier tevreden over is. Ik hoop ook dat dit het antwoord is waar de heer Leenders, die zo vriendelijk was om te willen wachten op mijn antwoord, genoegen mee kan nemen.

De heer Ronnes (CDA):

Het is vreemd dat de Minister zegt dat hij niet kan aangeven welke delen verplicht en niet verplicht zijn. Nu blijkt dat de Minister in navolging van de aanbevelingen voor de begroting voor 2017, duidelijk zal maken welke middelen juridisch verplicht zijn en welke niet verplicht zijn. Is hij bereid om dat eerder te doen? Is hij bereid om hier op een eerder moment inzicht in te geven?

Minister Kamp:

Ik kan dat heel precies aangeven, tot het bedrag achter de komma. Ik kan dat alleen niet voor de begrotingsreserve, omdat de begrotingsreserve anders is opgebouwd. Ik heb overzichten van wat we al hebben beschikt en wat al tot uitvoering is gekomen, maar ook daarbij moet de heer Ronnes zich het volgende realiseren. Als ik subsidie toezeg, dan gaat het om een toezegging voor vijftien jaar. Men krijgt die subsidie naarmate men elektriciteit produceert. Stel dat de heer Ronnes zo'n beschikking heeft en dat hij een windpark heeft. Stel dat hij daar molens neerzet, dat hij van mij een subsidietoezegging krijgt en dat hij in de eerste twee à drie jaar elektriciteit produceert. Dan krijgt hij subsidie. Maar stel dat daarna een ongeluk gebeurt waardoor die windmolens niet meer functioneren of dat de heer Ronnes technische fouten heeft gemaakt waardoor die windmolens niet meer functioneren, dan krijgt hij geen subsidie meer. Dan is hij zijn geld kwijt en krijgt hij geen subsidie. Ook al heb ik het beschikt, al is het project een succes, al draait het en geef ik al subsidie, dan kan de situatie na een paar jaar toch weer anders zijn. Ik weet precies per project wat er is toegezegd en of het wel of niet vertraagd is. Als het niet vertraagd is, weet ik of het al draait. Ik heb dat overzicht voor de hele periode tot 2032, omdat die projecten ook allemaal over die hele periode lopen. Maar nu kunnen van jaar tot jaar bedragen nog niet uitgegeven worden. Die bedragen gaan dan tijdelijk in de reserve. Ik kan wat nu in de reserve zit, niet zomaar toerekenen aan de verschillende categorieën die ik net heb gegeven. Ik beschik immers niet over die gegevens. Ik kan wel aangeven wat het totaal is. Als de Kamer mij zou vragen om het helemaal naar projecten terug te brengen, dan zou dat verschrikkelijk veel werk zijn. De Kamer schiet er niets mee op, maar ik kan het wel.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter ...

De voorzitter:

De Minister gaat nu verder met de beantwoording van de overige gestelde vragen. We hebben een halfuur over dit onderwerp gesproken. Wilt u daar twee uur over praten? Dat staat u vrij. Ik kijk naar de andere collega's of zij het daarmee eens zijn. Ik stel vast dat er nog een berg andere antwoorden ligt, ook van de Staatssecretaris. We hebben tot 22.00 uur de tijd. Er is mij zelfs gevraagd om dat tijdstip te vervroegen, maar ik zal u het woord geven, mijnheer Van Gerven.

De heer Van Gerven (SP):

Ik probeer het helder te krijgen. Onderschrijft de Minister het uitgangspunt dat 100% van het geld dat wordt gevraagd aan mensen – bij de energierekening is er een belasting voor duurzame energie – naar duurzame energie gaat?

Minister Kamp:

Ja

De heer Van Gerven (SP):

Mijn volgende punt gaat over dat leegboeken van die reserve van pak «m beet 1 miljard; laten we het even afronden. Als er 800 miljoen naar verplichte projecten gaat, is er bijvoorbeeld 200 miljoen over. Kan de Minister schetsen wat er dan gebeurt met die 200 miljoen? Wij willen als Kamer niet dat dat geld weglekt naar andere zaken, dat het in de pot voor algemene middelen verdwijnt of dat het wordt gebruikt voor een probleem bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Dat zou allemaal nobel zijn, maar daar is het geld niet voor bedoeld.

Minister Kamp:

De regering neemt beslissingen en de Kamer biedt ons de ruimte daarvoor en keurt die beslissingen al dan niet goed. Met elkaar maken wij dus het beleid, maar vervolgens moet dat wel allemaal in techniek worden omgezet. Er moeten toezeggingen worden gedaan. Er moeten subsidieregelingen worden opgezet. Daar moet toezicht op worden gehouden. Er moeten begrotingsposten voor opgezet worden. Het geld moet geïncasseerd worden. Het geld kan niet meteen worden uitgegeven. Je hebt daar ook een reserve of een fonds voor nodig. Die dingen behoren allemaal tot de techniek en zijn ook belangrijk. Volgens mij gaat het de heer Van Gerven erom dat de techniek ondersteunend is aan het doel van de Kamer. Het doel van de Kamer is dat er een transitie plaatsvindt naar duurzame energie. Het geld dat we daarvoor binnenhalen moet helemaal naar duurzame energie gaan. Dat gebeurt ook. Het zogenaamde leegboeken is alleen maar een versterking ten opzichte van de begrotingsreserve. Het geld wordt met het zogenaamde leegboeken en het opzetten bij de verplichtingen dus nog vaster dan het al met de begrotingsreserve is. Bovendien is de begrotingsreserve alleen maar bedoeld om ervoor te zorgen dat je van jaar tot jaar het geld beschikbaar houdt voor duurzame energie én dat je het voor de Kamer zo inzichtelijk mogelijk maakt. Gedurende een periode van vier jaar kan de Kamer al die verschuivingen in verband zien en volgen.

De heer Van Gerven (SP):

Dat is geen antwoord op de vraag waarom dat nodig is. Als je dat geld wilt oormerken, laat dan gewoon de begrotingsreserve in stand. Dat is ook bij de andere begrotingsreserves gedaan. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat het geld wordt gebruikt om tijdelijk elders problemen op te lossen. Daar is het geld in principe niet voor bedoeld. De huidige afspraak is alleen gemaakt voor deze begrotingsreserve en niet voor de andere 23 begrotingsreserves. Dat is toch raar?

Minister Kamp:

Ik heb alle onderliggende stukken in mijn hoofd. Ik weet hoe het gaat en ik probeer dat duidelijk aan de Kamer over te brengen. Tussen 2016 en 2032 moet er een bedrag van 40 miljard worden uitgegeven voor duurzame energie. In het begin van de jaren moet dat worden opgebouwd. Vervolgens is er een heel hoog bedrag voor dat doel. Daarna wordt het minder omdat we dan al een heel eind zijn gevorderd met onze opgave. In het begin hebben we meer geld beschikbaar dan er voor de uitgaven nodig is. Dat geld gaat zolang in de begrotingsreserve. Na een aantal jaren gaan we meer verplichtingen aan en hebben we meer geld nodig dan er beschikbaar is. Dat meerdere moet precies gelijk zijn aan wat in het begin is gespaard in de begrotingsreserve, maar dat hoeft niet met één grote schok te gaan. Je kunt ook per vier jaar bekijken hoe het zit met het geld dat we zolang in de begrotingsreserve hebben gezet en in hoeverre we inzicht hebben in hoeveel geld er precies nodig is en welke verplichtingen zijn aangegaan. Dat zullen we iedere vier jaar bekijken. Het geld dat beschikbaar is voor het doel, zullen we helemaal vastleggen. Vervolgens kunnen we doorgaan met de begrotingsreserve. Het is de bedoeling dat het bedrag niet onnodig oploopt, maar dat we wel de techniek van de begrotingsreserve blijven gebruiken om optimaal inzicht aan de Kamer te geven.

Als dit soort discussies nodig is en de Kamer zo veel belangstelling blijkt te hebben voor deze techniek, is het voor mij een kunst om het voor de Kamer heel goed inzichtelijk te maken. Dat heb ik geprobeerd, ook met het geven van antwoorden op de schriftelijke vragen. Ik doe het nu weer met het geven van antwoorden op mondelinge vragen. Ik zal proberen om dat iedere keer aan het eind van het jaar, bij een nieuwe begroting en bij de overgang naar een nieuwe kabinetsperiode voor de Kamer inzichtelijk te maken, zodat zij steeds kan volgen of recht wordt gedaan aan datgene wat zij beoogt.

De voorzitter:

Mevrouw Van Veldhoven, tot slot in de discussieronde over deze post.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik begrijp heel goed dat de Minister schetst dat die begrotingsreserve nodig is als een soort smeerolie of als een soort buffer tussen de mate waarin het geld binnenkomt en het moment waarop het geld eruit moet. Je wilt er zeker voor zorgen dat je op elk moment voldoende geld hebt, maar dan is het extra belangrijk dat je heel precies weet wat het verplichte deel is en wat het niet-verplichte deel is. Het niet-verplichte deel kun je inzetten om tijdelijk andere problemen op te lossen, zodat er geen dood geld op de begroting staat. Maar door de afspraak die is gemaakt, kan het niet-verplichte deel voor andere doeleinden worden ingezet. De Rekenkamer stelt heel erg duidelijk: «Het niet-verplichte uitgavenbudget in de begrotingsreserve kan desgewenst voor andere doeleinden worden ingezet.» Ook de Minister zegt dat het naar duurzame energie moet, maar dan kun je die mogelijkheid niet openlaten. Maar de Rekenkamer zegt dat dat met deze constructie wel gebeurt. Daar maak ik mij zorgen over. Ik maak mij geen zorgen over de ambitie van deze Minister, want hij werkt daar hard aan. Ik steun hem daar van harte in. We lopen echter een risico als we bij die herijking niet precies weten wat wel en niet verplicht is en als datgene wat niet verplicht is, ook voor andere doeleinden kan worden ingezet. Dan kunnen we niet garanderen dat het geld dat we via de energierekening ophalen, daar ook echt heengaat.

Minister Kamp:

Dat is niet waar. Niets kan tegen de Tweede Kamer op. Als wij belastinggeld halen bij de burgers en tegen hen zeggen dat we dat geld bij hen weghalen omdat we daarmee duurzame energie willen realiseren en de Tweede Kamer vervolgens, als dat geld eenmaal binnen is, besluit om dat geld aan zwembaden uit te geven of aan lantaarnpalen, dan kan daar helemaal niets tegen worden gedaan. De Tweede Kamer beslist daarover. Zij heeft het begrotingsrecht en het budgetrecht. Zij bepaalt dus wat er gebeurt. Mijn taak is om ervoor te zorgen dat datgene wat de Kamer als beleid heeft vastgesteld, ook in de techniek recht wordt gedaan. Dat doen we hier dus. Ik geef de Kamer inzicht in het bedrag van 41 miljard dat tot 2032 in totaal omgaat in duurzame energie. Ik geef precies inzicht in wat verplicht is, wat desondanks niet zal worden uitgegeven en wat dus nog beschikbaar is. Ik denk dat ik, gelet op het bedrag dat beschikt kan worden, die 28 miljard, voor 56 miljard nieuwe verplichtingen kan aangaan. Daar geef ik de Kamer precies inzicht in. Het gaat om enorme bedragen. Ik heb die 56 miljard genoemd. Dat is onvoorstelbaar veel geld. Ik heb die 41 miljard genoemd. Het zijn dus allemaal enorme bedragen. Om dat een beetje in goede banen te leiden, heb ik een begrotingsreserve van 1 miljard. Dat gebruik ik voor dit doel. Het is niet waar dat de begrotingsreserve bij een nieuwe kabinetsperiode door de Minister van Financiën wordt afgepakt om dat aan de zorg of zo te geven. Bij het begin van een nieuwe kabinetsperiode gaan we het helemaal vastleggen voor duurzame energie, aangezien het dan aan de verplichtingen wordt toegevoegd. Vervolgens gebruiken we de begrotingsreserve waar hij voor bedoeld is, namelijk voor de techniek, om het voor de Kamer gedurende vier jaar zo inzichtelijk mogelijk te maken. In materieel opzicht is er geen verschil, zeg ik tegen mevrouw Van Veldhoven. Ik wil graag verschillen van mening uitknokken, maar op dit punt is er geen verschil omdat ik in de techniek precies doe wat de Kamer wil.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zou bijna zeggen: in the end, we're all dead. De Tweede Kamer kan overal toe besluiten. We richten alleen op allerlei plekken begrotingsreserves in omdat we vinden dat het geld voor een bepaald doel beschikbaar moet blijven. Voor een van de 23 begrotingsreserves wordt een afspraak gemaakt die niet met de Kamer wordt gecommuniceerd. Die afspraak houdt in dat er een mogelijkheid bestaat om het niet-verplichte uitgavenbudget desgewenst voor andere doelen in te zetten. Dan is dat toch reden voor zorg? D66 wil dat niet. Ik zou graag de duidelijke uitspraak van de Minister horen dat bij de herijking ook de niet-verplichte middelen niet voor andere doeleinden worden uitgegeven. Tijdelijk inzetten en smeerolie, dat is een ander verhaal.

De voorzitter:

Dit is echt de laatste reactie. Nu worden dingen echt herhaald. Ik probeer het als voorzitter te begrijpen: het gaat over de niet-verplichte onderdelen van een begrotingsreserve. De verplichtingen zijn natuurlijk het meest relevant, want dat is het echte geld voor duurzame energie.

Minister Kamp:

Er is geen sprake van dat we het niet-verplichte deel van de begrotingsreserve voor een ander doel gaan gebruiken. Dat is absoluut niet aan de orde. Het is zelfs zo dat ik niet eens weet welk deel van die begrotingsreserve wel of niet verplicht is. Ik heb dat overzicht alleen voor het totaal. In het kader van dat totaal wil ik dat het geld van de begrotingsreserve op de juiste manier wordt benut. Er wordt gezegd dat er 23 begrotingsreserves zijn, maar noem mij er één waar maar de helft van het bedrag in zit dat wij op dit moment voor duurzame energie hebben. Dit is echt een zeer grote begrotingsreserve, waarmee wij terughoudend en voorzichtig willen omgaan. Je moet er niet meer in laten zitten dan nodig is. Daarom wordt het bij het begin van een kabinetsperiode weer aan de verplichtingen toegevoegd. Vervolgens wordt de reserve alleen gebruikt waarvoor zij bedoeld is: niet om er geld uit te halen, niet om er rare dingen mee te doen, maar alleen om ervoor te zorgen dat je datgene wat voor duurzame energie nodig is, van jaar op jaar voor duurzame energie beschikbaar houdt.

De voorzitter:

De Minister gaat verder.

Minister Kamp:

De heer Van Veen zei dat er met geld geschoven wordt op een manier die het voor de Kamer niet goed inzichtelijk maakt. Hij heeft een paar begrotingsposten heel nauwkeurig gevolgd en daar voortdurend wijzigingen in aangetroffen die hij niet helder kan verklaren. Dat is een probleem voor mij, want ik moet het zodanig doen dat het wél helder is voor een Kamerlid dat daarin geïnteresseerd is en dat in staat is om dit soort dingen te overzien. Om die reden heb ik dus een probleem. Laat ik aangeven wat de achtergrond hiervan is. De achtergrond is dat wij aan het begin van het jaar een aantal begrotingsposten hebben om innovatie in onder meer het mkb te bevorderen. Wij denken een optimaal rendement te halen als wij het op die manier doen. Dat is voor ons heel belangrijk, want Nederland geeft maar 2% van het bruto binnenlands product uit aan innovatie en research and development. In Duitsland gaat het om meer dan 3%, in Korea om meer dan 5% en in Singapore om 7%. Wij zitten daar dus gewoon erg laag mee.

Met het relatief weinige geld dat wij daarvoor beschikbaar hebben, wil ik zo veel mogelijk resultaat bereiken. Dat doe ik door te zorgen dat het geld dat de overheid beschikbaar stelt, vooral gebruikt wordt om het bedrijfsleven te triggeren om zelf zo veel mogelijk en steeds meer geld voor dit doel beschikbaar te stellen. Bij het begin van een begroting kijken wij naar alle instrumenten die wij hiervoor bedacht hebben en die heel goed zijn. Wij zijn niet voor niks gestegen van vijf naar acht en van dertien naar acht. Het gaat niet voor niets zo goed in Nederland. Wij zijn daar gewoon succesvol in. Wij bekijken dus gewoon hoe wij het komende jaar met de bescheiden hoeveelheid beschikbaar geld het maximale resultaat kunnen bereiken.

In de loop van een jaar kan blijken dat dingen traag verlopen. Ik geef een voorbeeld. Wij zijn begonnen met die TKI-toeslag, een toeslag waarmee wij het bedrijfsleven triggeren om meer geld in research and development te steken. Op het moment dat die regeling wordt vastgesteld, moet ik dat geld in de begroting hebben staan. Het hele spul moet dan wel op gang komen. De regeling moet op gang komen en de bedrijven moeten eraan wennen. Als ze eenmaal met pps-projecten komen, dan moeten die vervolgens nog wel allemaal gerealiseerd worden. Vaak komt het geld daarvoor slechts geleidelijk beschikbaar. Toen wij met de TKI-toeslag begonnen te werken, hadden wij in het begin dus steeds geld over. Dan kun je twee dingen doen. Je kunt afwachten tot het eind van het jaar. Dan heb je geld over dat je in de algemene middelen laat vloeien, waarmee het een andere goede bestemming krijgt, bijvoorbeeld vermindering van de staatsschuld. Je kunt ook in de loop van het jaar constateren dat je ergens het geld niet voor nodig hebt, terwijl het ergens anders heel goed gaat. Als je het geld daarvoor goed kunt gebruiken, kun je het van de ene naar de andere post overboeken. Zo proberen wij aan het eind van het jaar als eindresultaat van al die posten het maximale voor de bv Nederland binnen te halen. Zo doen wij dat.

Dat leidt er dus wel toe dat er met begrotingsposten geschoven wordt, maar dat gebeurt voor het goede doel. Ik realiseer mij dat wij dat voor de Kamer inzichtelijk moeten doen. Dat betekent dat ik de Kamer in de loop van het jaar moet zeggen dat ik een begrotingswijziging ga doorvoeren, dat ik geld van de ene naar de andere post wil overboeken. Daar hebben wij suppletoire begrotingen voor. Als dat niet lukt omdat het pas aan het eind van het jaar allemaal goed in beeld komt, dan heb ik de zogenaamde veegbrief, waarin ik al die dingen voor de Kamer inzichtelijk maak. De Kamer kan daar dan mee instemmen. Als dat ook niet lukt, omdat het echt helemaal op het laatst gebeurt of omdat wij denken dat het geen beleidsdingen maar technische dingen zijn, dan heb ik een slotwetmutatie die ik daarvoor gebruik.

Over dat geheel van suppletoire begrotingen, veegbrief en slotwetmutaties zegt de Algemene Rekenkamer dat het goed gedaan is, zij het dat twee beleidsbeslissingen in de slotwetmutatie zijn ondergebracht die niet tijdig aan het parlement zijn gemeld. Dat ging om de garantieregeling voor de geothermie en om de verplichtingen voor de SDE+, beide zaken die over duurzame energie gaan. Ik was en ben er nog steeds van overtuigd dat dat allemaal binnen het bestaande vastgestelde beleid is gebeurd en dat dat dus heel goed in de slotmutatie kon worden ondergebracht. De Rekenkamer is het daar niet mee eens. Dat betekent dat ik nu twee dingen aan het doen ben. In de eerste plaats bekijk ik met mijn collega van Financiën of wij het op een zodanige manier hebben geformuleerd dat het goed is. De Rekenkamer heeft er kritiek op, dus dan moet je bekijken wat je mogelijk fout hebt gedaan. In de tweede plaats moet ik zo veel mogelijk wegblijven van die slotmutatie. Ik moet zo veel mogelijk in de suppletoire begrotingen en in de veegbrief opnemen, omdat ik de Kamer er dan materieel bij kan betrekken. Ik geef toe dat het is zoals de heer Van Veen zegt. Wij hebben het met de beste bedoelingen gedaan. Wij moeten de Kamer daarbij betrekken. Dat is gebeurd op twee onderdelen na. Ik zal in de toekomst steeds proberen om mogelijke verschuivingen zo vroeg mogelijk aan de Kamer voor te leggen om er bij de behandeling van de suppletoire begroting goedkeuring voor te krijgen.

De heer Van Veen (VVD):

Ik ben op zich niet zo negatief. Ik kan het mij best voorstellen dat er geschoven wordt met dingen. De frustratie die ik voel, zit hem met name in de opmaat naar de begroting. Op het moment dat wij het over de begroting hebben, ligt er bij een individueel Kamerlid de uitdaging om dekking te zoeken voor zijn wensen. Dat doe je met een amendement op de begroting. De Minister zal herkennen dat dat iedere keer tot discussie leidt. Wij hebben nu twee maanden discussie gehad over de TKI-toeslag en de greep die de Kamer daaruit heeft gedaan. De Minister heeft gewaarschuwd dat dat in 2015 voor het laatst is gebeurd, omdat het geld van de TKI-toeslag op is. Ik kijk even naar de andere drie posten die ik noemde. Door het geschuif daarmee zit er nog steeds ruimte in de begroting om wensen van de Kamer in te willigen. Als wij de informatie niet begrijpen, is het heel lastig voor ons om dekking te vinden voor amendementen die wij als Kamer willen indienen om de begroting, ook rond innovatiegelden, nog beter te maken. Ik vind dat ik die informatie tijdig moet hebben. Is de Minister dat met mij eens?

Minister Kamp:

Nee, volgens mij vergeet de heer Van Veen nu dat wij bij de begrotingsbehandeling in september of oktober praten over het geld voor het volgende jaar. In september of oktober 2016 zullen wij hetzelfde verhaal krijgen. Ik heb dan, op grond van alle ervaringen van de afgelopen jaren en de ambities, een zo goed mogelijke verdeling gemaakt over de verschillende begrotingsposten. Ik heb dan echt de overtuiging dat het zo moet. Er zijn verschillende manieren om politiek te bedrijven. Er zijn mensen die dingen inbouwen om ze later te kunnen weggeven. Ik doe dat nooit. Ik maak altijd de best mogelijke inschatting op grond van de informatie waarover ik beschik en die presenteer ik aan de Kamer. Dat is mijn manier van werken.

Als ik dat in de begroting gedaan heb, kan ik niet anders dan dat verdedigen, omdat dat naar mijn overtuiging het beste is. Als wij dat in september, oktober 2016 doen, is het heel goed mogelijk dat in juli 2017 blijkt dat een aantal dingen anders zijn gelopen dan ik gedacht had. En dan moet ik op dat moment gaan bijsturen. Ik vind dat ik op dat moment met een suppletoire begroting naar de Kamer moet gaan en die aan de Kamer moet voorleggen. Ik kan niet een jaar eerder, in september, oktober 2016, al tegen de heer Van Veen zeggen: ik heb die verdeling voorgesteld, maar je kunt daar best wat in gaan veranderen. Zo werkt het niet, zo kan ik dat niet doen.

De heer Van Veen (VVD):

Ik ga het mijn collega's niet aandoen om een heel getallenverhaal op te hangen. Ik snap de reactie van de Minister vanuit zijn positie, maar ik hou niet voor niets vanaf 2013 de mutaties bij. Ik constateer daar iets bij, ik stel er iedere keer vragen over en ik zal er tijdens de begrotingsbehandeling zeker op terugkomen. Ik vind het gewoon belangrijk dat een gedeelte van het budgetrecht van de Kamer gestalte mag krijgen op basis van de realisatie van de jaren daarvoor. Op basis daarvan moeten wij amendementen kunnen indienen. Voor de rest heb ik er geen vragen aan de Minister over.

Minister Kamp:

Het is echt mijn overtuiging dat het beste wat de Kamer kan doen, is ja en amen zeggen tegen de begroting die de regering voorstelt. Dat is echt mijn overtuiging, want anders had ik de begroting anders opgesteld. Ik kom met een verhaal naar de Kamer waar ik zelf in geloof. De Kamer kan dan natuurlijk toch wat anders doen. Zo heeft zij vorig jaar 20 miljoen uit de TKI-toeslag gehaald. Dat zou naar de MIT moeten voor innovatie in het mkb. Dat gebeurde in een amendement op de begroting. Ik kon dat bedrag niet in datzelfde jaar uitgeven voor het doel waarvoor de Kamer het bedoelde. Wat heb ik toen gedaan? Ik kon 10 miljoen aan het doel uitgeven. Voor de andere 10 miljoen heb ik geprobeerd een bestemming te vinden die daar zo dicht mogelijk bij lag. Daar heb ik het geld aan uitgegeven. Vervolgens heb ik het jaar daarna op een andere manier geprobeerd om er nog eens 10 miljoen voor vrij te maken om toch recht te doen aan dat amendement. Wij moeten elkaar daar niet verwijtend over aanspreken. Ik kom met een voorstel waarvan ik denk dat het het beste voorstel is. Ik accepteer natuurlijk het budgetrecht van de Kamer. Vervolgens probeer ik daar recht aan te doen.

De heer Van Veen en anderen vroegen hoe het zit met de vermindering van de regeldruk. Ik heb al vaker gezegd dat ik niet degene ben die regels ziet als iets vies waar wij zo gauw mogelijk van zien af te komen. Ik ben heel blij met regels; ik vind ze erg nuttig. Regels geven zekerheid. Op grond van die zekerheid worden onderlinge verhoudingen duidelijk en zien mensen en bedrijven ook kansen. Ze weten dat ze ergens in kunnen investeren, omdat daar regels voor gelden op grond waarvan ze op een verantwoorde manier ergens geld in kunnen investeren. Voor het functioneren van een samenleving zijn regels heel erg goed, dus ik ben er een groot voorstander van.

Maar ik wil niet te veel regels en ik wil geen onnodige regels. Ik snap heel goed dat er met al onze beste bedoelingen voortdurend regels bij komen. Wij moeten echt ons best doen om ervoor te zorgen dat wij regels die weg kunnen, ook weg krijgen. Het vorige kabinet heeft omgerekend voor 1 miljard aan regels weggehaald. Dit kabinet wil dat voor 2,5 miljard doen. De informatie daarover is net bij de Kamer gearriveerd of komt er heel snel aan. Ik zit inmiddels op 2,45 miljard, dus bijna op het bedrag dat deze kabinetsperiode benoemd moet worden voor vermindering van regeldruk. Daarnaast moet ik ervoor zorgen dat dit zo veel mogelijk in deze kabinetsperiode wordt gerealiseerd. Twee jaar geleden zat ik op 1,2 miljard aan gerealiseerde regeldrukvermindering. Inmiddels zit ik op 2,1 miljard. Ook wat dat betreft komen we dus dichtbij. Ik heb nog een jaar voor de boeg, dus ik denk dat we dat voor elkaar gaan krijgen. Daar zit een heel circus achter, waarin van alles en nog wat moet gebeuren om het werkelijkheid te laten worden. Dat is mijn werk en ik ben er dus druk mee bezig om het voor elkaar te krijgen.

Op Europees niveau stond regeldruk niet op de agenda. We hoeven ook niet per se last te hebben van Europese regels. Stel dat de heer Van Veen een Nederlandse ondernemer is die zaken doet in Nederland, maar ook in de andere 27 EU-landen zaken wil doen. Als hij daarbij 27 keer met andere regels wordt geconfronteerd, komt daar niets van terecht. Hij zal zich dan op Nederland concentreren, behalve als hij een heel groot bedrijf heeft dat juristen in dienst heeft die het in alle landen voor hem uitzoeken. Vervolgens kan hij in die andere landen aan de gang. Wij willen graag dat Europa nuttige regels maakt waardoor de regels in de landen kunnen vervallen. Dat biedt de mensen en de ondernemers in Europa de zekerheid dat ze niet alleen hun eigen land, maar heel Europa als thuismarkt hebben. Daarom proberen wij nieuwe regels in Europa te krijgen, maar we proberen tegelijkertijd om in Europa een proces op gang te krijgen om de regeldruk te verminderen. Daarvoor hebben we gelukkig de heer Timmermans, die er zeer gemotiveerd voor is. Bij het begin van zijn periode als eerste vicepresident van Europa heeft hij dit als speerpunt aangewezen. Hij heeft een apart programma hiervoor gemaakt: REFIT (Regulatory Fitness and Performance Programme). Wij steunen hem daar zeer in. In het afgelopen halfjaar, onze periode als voorzitter, heb ik hieraan veel aandacht besteed. We proberen dezelfde druk die we in Nederland op de regeldrukvermindering zetten, ook Europees voor elkaar te krijgen. Mede dankzij de heer Timmermans – misschien moet ik zeggen: vooral dankzij hem – worden daarin goede stappen gezet.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de klok, Minister. Ik wil de Staatssecretaris ook aan het woord laten en ik wil nog een tweede termijn doen. Ik verzoek u toch om per woordvoerder de vragen te beantwoorden.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik kom dan bij een aantal opmerkingen die zijn gemaakt over de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Daaraan zou je het idee kunnen overhouden dat er iets niet goed gaat met de RVO. Dat zou een groot misverstand zijn. De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is een succesverhaal. We hadden twee aparte organisaties: de Dienst Regelingen voor de agrariërs en Agentschap NL voor de niet-agrarische ondernemers. We zagen dat veel dingen daar op een vergelijkbare manier gebeurden en dat we eigenlijk dubbele organisaties hadden die heel goed wat samen zouden kunnen doen. Bovendien was er bij Economische Zaken een enorme bezuinigingsdruk. Ik geloof dat wij inmiddels al 40% van onze beleidsambtenaren hebben zien verdwijnen, terwijl de omgeving steeds complexer wordt en de Kamer ook steeds meer van ons wil. Dat legde een enorme druk op de ambtenaren. Ook bij de uitvoering willen wij zo efficiënt mogelijk werken. Daarom hebben wij ervoor gekozen om deze twee diensten samen te voegen. Dat is gebeurd. De doelstellingen die daarvoor zijn opgezet, zijn gerealiseerd. Ik heb het dan over minder personeel en lagere kosten. Het is een jonge organisatie die heel snel tot stand is gekomen en die krachtig en efficiënt in de uitvoering is. Ook is er een hoge klanttevredenheid.

Op dit moment zijn wij bezig met het samenvoegen van regelingen. Er was een aparte garantieregeling voor de leningen in de landbouw. Er was ook een borgstellingsregeling voor leningen in de niet-agrarische sfeer. We hebben die processen op elkaar afgestemd, zodat er eigenlijk sprake is van één proces voor de afhandeling. Dat loopt heel goed. De afgelopen tijd zijn diverse taken van de Dienst Landelijk Gebied van de product- en bedrijfschappen overgegaan naar de RVO. Ook andere ministeries, onlangs nog VWS, laten dingen graag door de RVO doen. Als mij wordt gevraagd of ik in cijfers kan neerzetten dat ik op dit moment minder geld uitgeef dan destijds, dan kan ik dat niet vanwege alle nieuwe taken die erbij zijn gekomen. Ik kan alleen zeggen dat hier een succesvolle fusie binnen de overheid heeft plaatsgevonden. Ik zeg dit in reactie op degenen die hierover iets hebben gezegd.

Ik kom bij de vragen van de heer Van Gerven. Op de begrotingsreserve ben ik, naar zijn tevredenheid, al uitvoerig ingegaan. Op het landbouwbeleid zal mijn collega de heer Van Dam nader ingaan. De heer Van Gerven maakte ook een opmerking over de informatiebeveiliging. Ik kan overigens zeggen dat hieraan op EZ zeer veel aandacht wordt besteed. Ik laat de Minister daarin even buiten schot, maar in algemene zin wordt op EZ zeer veel aandacht hieraan besteed. We hebben een heel goede dienst die echt goed werk levert. De heer Van Gerven zei tegen mij dat dit allemaal wel zo kan zijn, maar dat ik zelf Gmail gebruik, hetgeen niet volgens de voorschriften is. Hij vroeg mij of ik daar inmiddels mee opgehouden ben. Het antwoord aan de heer Van Gerven is: ja, ik ben daar inmiddels mee opgehouden. Dat betekent dat mijn postbus is geleegd en dat ik op dit moment mijn Gmailaccount niet gebruik voor zakelijke correspondentie. Dat is het antwoord op die gerichte vraag van de heer Van Gerven.

De heer Van Gerven sprak ook over de Aanbestedingswet en zei dat daar volgens hem dingen verkeerd gaan. Volgens mij gaat er bij de Aanbestedingswet vooral ook heel veel goed. We hebben inmiddels voor elkaar gekregen – ik denk dat dat de grootste winst is – dat alle aanbestedingen die overheden doen, in één geautomatiseerd systeem zijn opgenomen. Als je ondernemer bent in de weg- en waterbouw en je zit in Drenthe, en je wilt in het land graag opdrachten binnenhalen van gemeenten, provincies en het Rijk, moest je eerst alle huis-aan-huisbladen in het land doornemen om te zien of er ergens een aanbesteding was. Nu zetten we alle aanbestedingen op internet, zodat de ondernemer het zomaar voor het opscheppen heeft. Dat kost hem tot nu toe ook nog niets. Dat systeem is echt heel goed.

Op één onderdeel is kritiek gekomen: de aanbestedingen voor een bedrag lager dan € 33.000. De verplichtingen zouden daar te zwaar zijn. Dat snap ik. We zijn aan het bekijken hoe we zo praktisch mogelijk aan de wet en aan de Europese richtlijn kunnen voldoen. Dat bespreken we op dit moment met niet alleen de Minister van Financiën, maar ook het veld en de Rekenkamer. We zijn dus met elkaar aan het bekijken hoe dat beter kan worden gedaan. Ik kan de heer Van Gerven verzekeren dat we dat snel voor elkaar gaan krijgen.

De heer Ronnes ging uitgebreid in op de begrotingsreserve. Ook ging hij in op de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Hij vroeg zich af hoeveel overhead er zit op de subsidie voor de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Ik weet niet of we die overheadbedragen zo uit de mouw kunnen schudden, maar ik denk dat dit relevante informatie is. Ik zal bekijken of ik de Kamer bij de volgende begroting misschien inzicht daarin kan geven.

De heer Ronnes (CDA):

De Minister noemt de volgende begroting. Is het misschien ook mogelijk om ons deze informatie per brief te doen toekomen?

Minister Kamp:

Misschien. We moeten echter ook een beetje praktisch werken. Bij zo'n begrotingsproces worden alle dingen weer op een rijtje gezet en heb je ook de recentste cijfers, die allemaal weer uit de verschillende afdelingen worden aangeleverd. Voor mij is dat eigenlijk het makkelijkste moment. Om het tussentijds te doen moet ik een heel apart circuit optuigen. We zitten nu al in juni. De begroting komt in september. Als de heer Ronnes daarop kan wachten, zou hij mij daarmee helpen.

Ik kom bij het inkoopbeheer bij de NVWA. We krijgen opmerkingen van de Rekenkamer als er dingen niet goed gaan in ons begrotingsproces en in ons verantwoordingsproces. Dat zijn de zogenaamde onvolkomenheden. Bij Economische Zaken waren er in 2013 vijf onvolkomenheden. In 2014 hadden we er drie en in 2015 één. Over die ene is de Kamer terecht begonnen. In het begin zei ik al dat de Kamer altijd spreekt over de dingen die niet goed zijn of niet goed genoeg zijn. Het is de kracht van Nederland dat we dat doen. Net zoals de Kamer ben ik bezig met die ene onvolkomenheid. Vanaf 2014 zijn we bezig met het stroomlijnen van het inkoopproces bij de NVWA. We hebben een centraal inkoopsysteem opgezet. In 2014 liep 20% van alle inkoop van de NVWA via dat centrale inkoopproces. Op dit moment ligt dat boven de 90%. Wij zijn in hoog tempo bezig om op het gewenste niveau te komen. Het is over het jaar 2015 niet gelukt, maar we zijn er dit jaar volop mee doorgegaan. Volgens mij ben ik er nu bijna. Ik ben niet alleen van plan om dit af te ronden, maar ook om er externe controle op te laten uitoefenen. Dat gebeurt in dit geval door de ADR (Auditdienst Rijk), die vanuit het Ministerie van Economische Zaken gezien extern is. Ik maak het dus eerst voor elkaar en daarna laat ik het extern valideren. Daarna zal ik de Kamer informeren over de gang van zaken. Mijn verwachting is dat Economische Zaken erin kan slagen om over het jaar 2016 nul onvolkomenheden te hebben.

Ik heb reeds de gelegenheid gehad om in te gaan op wat mevrouw Van Veldhoven opmerkte over de begrotingsreserve en alles wat daarmee samenhangt.

De heer Wassenberg heeft een nieuwe debattechniek ingevoerd. Ik begrijp dat er geen dingen met ons overlegd hoeven te worden, maar dat die meteen in moties worden neergelegd waarin ons wordt verteld hoe we het moeten doen. Dat lijkt mij een wat rare manier van werken. Volgens mij is het zo dat wij ons best doen om allerlei dingen goed te doen, waarna de Kamer haar commentaar erop geeft. Dan kunnen wij daarop reageren. Als de Kamer niet tevreden daarover is, kan zij ons met een Kameruitspraak op het goede spoor zetten. Ik hoop niet dat het praktijk wordt dat er niet naar ons geluisterd wordt maar dat wij meteen met moties om de oren worden geslagen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik hoop dat ik hierop mag reageren, voorzitter. Ik heb een aantal moties ingediend. Tot nu toe is het kabinet weinig toeschietelijk geweest als het gaat om die moties. Ik zeg dus dat ik die moties graag indien met enige begeleidende tekst, niet als los zand. Dat betekent inderdaad dat ik voor deze weinig gebruikelijke techniek moet kiezen. Het is niet anders.

Minister Kamp:

Vroeger – daar mag ik af en toe over praten want ik ben 64 – werd iedereen in Den Haag nerveus als er een motie werd ingediend, want dan was er wat aan de hand. Nu krijgen we per dag 40, 50 moties om onze oren. De wereld is dus echt veranderd. Als dat nog verdergaat doordat er moties worden ingediend zonder dat er naar ons wordt geluisterd, hoop ik dat niet meer mee te maken. Ik hoop dus dat hetgeen de heer Wassenberg vandaag bedacht had, een uitzondering is.

De voorzitter:

De voorzitter moet constateren dat zij vreest dat dit vandaag wel zal gebeuren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Uit compassie met de Minister zal ik de moties vooral aan de Staatssecretaris richten.

De voorzitter:

Ik weet niet of dat het minder erg maakt.

Minister Kamp:

Voorzitter. De heer Leenders zei dat er ook nog wel een paar dingen goed gaan. Bij Economische Zaken voldoet 99,9% van de ontvangsten en 99,7% van de uitgaven aan de regels van de Algemene Rekenkamer. Het is goed om dat vast te stellen. Ik kan twee dingen vaststellen. In de eerste plaats is dit nog nooit zo hoog geweest. In de tweede plaats: in Europa, waar heel veel goede ambtenaren zitten die allemaal proberen om dit zo goed mogelijk te doen, ligt het foutenpercentage ruim boven de 3%. Het foutenpercentage in Europa is dus vijftien tot twintig keer zo hoog als dat van ons. We zitten daar dus goed. Dat moet ook onze ambitie zijn. Wij moeten streven naar 100% en zo dicht mogelijk daarbij komen. Op dit moment zitten we er heel dicht bij.

De heer Leenders is ingegaan op de NVWA-inkoop, waarop ik al heb gereageerd. Datzelfde geldt voor het aanbestedingsbeleid. De heer Leenders zei dat het te bureaucratisch is. Ik heb gezegd dat we dat nu aan het oplossen zijn, zo goed als mogelijk is binnen de regels die daarvoor logischerwijs moeten gelden. Op de RVO-fusie ben ik ingegaan.

De heer Houwers sprak ook over de NVWA, alsmede over minder regels en meer eenvoud. Ik ben het eens met dat wat de heer Houwers heeft gezegd. Je moet zo veel mogelijk eenvoud in de regels hebben. Het is mooi om regels te hebben, maar mensen moeten ze ook kunnen naleven. Als ze te gecompliceerd zijn, schieten ze hun doel voorbij. Behalve mijn stelling dat we voortdurend bezig moeten zijn om ervoor te zorgen dat waar er aan de ene kant regels bij komen, er aan de andere kant regels af gaan, moet de ambitie die de heer Houwers uitsprak, die van één fout, ook voor het kabinet gelden.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar vragen aan mij over het jaarverslag over 2015. Dit jaarverslag ziet grotendeels op de ambtsperiode van mijn voorgangster, maar uit de vragen en opmerkingen blijkt dat zij formidabel werk heeft gedaan om de ijzersterke positie van onze landbouw- en voedselsector verder te versterken en het natuurbeleid verder te ontwikkelen. Deze week bleek ook uit de exportcijfers over vorig jaar dat ruim de helft van ons handelsoverschot wordt verdiend met landbouw- en voedselproducten. Mijn voornemen was, is en blijft om de lijn van mijn voorgangster voort te zetten. Ik ben in 2015 ongeveer acht weken in functie geweest, maar ik begrijp dat de heer Wassenberg niet tevreden is over die acht weken. Hij had daadkracht verwacht, zoals zijn fractie vaak zegt, om in korte tijd het hele landbouw- en voedselsysteem anders in te richten. Ik weet dat zijn fractie daarin ambitieus is, maar het lijkt mij zelfs voor zijn fractie wat te veel van het goede om dit in acht weken te bewerkstelligen. De heer Wassenberg gaat er moties over indienen. Ik hoor zo direct natuurlijk waarover die precies gaan. Ik brand van nieuwsgierigheid; laat dat duidelijk zijn.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dit wordt «uitlokking» genoemd. Ik had niet verwacht dat in die acht weken het hele landbouwbeleid radicaal op zijn kop zou zijn gezet, maar de Staatssecretaris had ten minste stappen kunnen zetten om ermee te beginnen. Dat is niet gebeurd.

De voorzitter:

Als voorzitter voeg ik daaraan toe dat de Staatssecretaris ook verantwoordelijk is voor het beleid van zijn formidabele voorgangster.

Staatssecretaris Van Dam:

Zeker, voorzitter, maar de heer Wassenberg sprak specifiek mij aan. Daarom reageer ik er op die manier op. Ik ben reuze benieuwd wat hij van mij had verwacht in die acht weken.

De heer Van Gerven stelde vragen over het ibo inzake agro, inclusief de beleidsdoorlichting van artikel 16. De Kamer heeft dit ibo 25 juni 2015 ontvangen, dat vergezeld ging van een kabinetsreactie waarin staat wat we ermee doen. De heer Van Gerven heeft er vervolgens vragen over gesteld. De schriftelijke beantwoording daarvan heeft hij in oktober ontvangen. Volgens mij is het debat dat de heer Van Gerven probeert aan te zwengelen, gevoerd met de Kamer. Dat is schriftelijk gebeurd. Vervolgens is de Kamer er niet op teruggekomen bij de begrotingsbehandeling. In de beantwoording en de kabinetsreactie staat ook precies wat we met de aanbevelingen in het ibo inzake agro hebben gedaan. Ik hoor het graag van de heer Van Gerven als hij achteraf gezien toch niet tevreden is met die uitwisseling van opvattingen, maar het debat leek mij al gepasseerd te zijn.

De heer Van Gerven vroeg naar het percentage duurzame investeringen. Hij meende dat het aandeel duurzame investeringen in de landbouwsector achterblijft. Zoals hij kan zien in het jaarverslag is het percentage investeringen in duurzame stallen juist groter dan vooraf was ingeschat. Ik zeg niet dat het heel veel groter is, want het is net iets groter, maar het is in ieder geval beter dan was geraamd. Ik waardeer het natuurlijk altijd als de heer Van Gerven een grotere ambitie heeft, maar de ambitie die met de Kamer is overeengekomen, is gerealiseerd.

De heer Ronnes vroeg naar het LEADER-programma, dat bedoeld is om het platteland te versterken en verder te helpen ontwikkelen met behulp van Europees geld. Hij beklaagde zich over de lange doorlooptijd en de hoge kosten. Hij vroeg of het klopt dat er hoge kosten gemaakt worden. Dat klopt. Dat heeft alles te maken met de complexiteit van de dossiers. Er is veel controle noodzakelijk. Voor een belangrijk deel gaat het om Europees geld. De heer Ronnes weet dat we altijd ervoor moeten zorgen dat dit geld EU-conform wordt uitgegeven. Dat vergt lastige controles. Dat maakt ook dat dergelijke lange doorlooptijden noodzakelijk zijn en dat dergelijke hoge kosten helaas daarvoor gemaakt moeten worden om complexe controles op die bestedingen te kunnen uitvoeren.

De heer Houwers vroeg naar de zorgen over de overname van Monsanto door Bayer. Laat ik in zijn algemeenheid zeggen dat ik, net als velen, vanzelfsprekend met enige zorg kijk naar een dergelijke schaalvergroting in deze sector. Dat is omdat ik ook geloof in de werking van concurrentie. Voor concurrentie heb je verschillende marktpartijen nodig en moeten kleine spelers, en zeker nieuwe toetreders, een goede kans hebben. Ik geloof erin dat concurrentie ook innovatie bevordert, maar daarom zal ook de Europese Commissie natuurlijk deze beoogde overname beoordelen. Zij zal toetsen of hiermee een marktpartij zal ontstaan die andere marktpartijen zou kunnen benadelen. Op het moment dat de Europese Commissie ertoe besluit dat deze overname wordt toegestaan, is het vervolgens aan de reguliere toezichthouders, de mededingingstoezichthouders, om het marktgedrag van deze marktpartij te beoordelen. Ter geruststelling zeg ik dat Nederlandse veredelaars een ijzersterke positie hebben. Ik verwacht niet dat die in gevaar komt door een dergelijke nieuwe partij, zeker gelet op het resultaat dat we recentelijk hebben bereikt ten aanzien van de balans tussen het patentrecht en het kwekersrecht, waarover de Europese Commissie heeft aangegeven met een verklaring te komen hoe het bestaande recht geïnterpreteerd moet worden om ervoor te zorgen dat natuurlijke eigenschappen of eigenschappen die via natuurlijke weg kunnen worden verkregen in planten, niet langer gepatenteerd kunnen worden. Dat is een heel belangrijke stap die juist ook voor de Nederlandse veredelaars cruciaal is.

Er zijn vragen gesteld over het natuurbeleid. De heer Van Gerven stelde vragen over het agrarisch natuurbeheer. Daarover hebben we eerder gesproken. Hij heeft gelijk dat het agrarisch natuurbeheer een onderdeel was waarvan de effectiviteit te wensen overliet. Daarom heeft de Kamer het afgelopen najaar gehoord dat er een nieuw stelsel is geïntroduceerd, waarbij het agrarisch natuurbeheer op een heel andere leest wordt geschoeid. Er wordt voortaan gewerkt met collectieven. We zijn daarmee van vele duizenden subsidieontvangers teruggegaan naar 40 collectieven die het agrarisch natuurbeheer invullen. De overtuiging is juist dat met dit nieuwe stelsel op een veel effectievere manier invulling kan worden gegeven aan het agrarisch natuurbeheer. In de besprekingen tot nu toe is dat altijd met steun van de Kamer gebeurd.

De heer Van Gerven stelde ook vragen over de beleidsdoorlichting die gedaan is op artikel 18 en over het rapport van Ecorys en Berenschot, waarin de zorg van het PBL wordt overgenomen, dat in 2013 zei te betwijfelen of met de toen bestaande inzet de internationale verplichtingen in 2027 gerealiseerd konden worden. We hebben sindsdien niet stilgezeten. Natuurbeleid is in de afgelopen jaren ontwikkeld. Dit kabinet heeft fors extra geïnvesteerd ten opzichte van het vorige kabinet en heeft daardoor goede afspraken kunnen maken met de provincies over het natuurbeleid, zoals de uitbreiding van het NatuurNetwerk in het Natuurpact. In de Rijksnatuurvisie zoeken we nadrukkelijk naar combinaties van functies tussen natuur en andere functies, zoals economie, waarmee we ook hopen de natuur verder te versterken. Het kabinet verwacht dat de lijn die nu is ingezet ertoe zal leiden dat de beleidsopgave voor langere termijn kan worden gerealiseerd en dat daarmee kan worden voldaan aan de internationale verplichtingen. Dat debat hebben we volgens mij ook bij de begrotingsbehandeling met elkaar gevoerd.

De heer Leenders vroeg mij naar de beheerplannen Natura 2000 en de aanwijzing van Natura 2000-gebieden. Hij zei dat het grootste deel van de aanwijzing is geschied, maar dat 34 van 40 de beheerplannen nog moeten worden vastgesteld. De verwachting is juist dat die dit jaar allemaal zullen worden vastgesteld. Een deel daarvan is ook al gebeurd. De heer Leenders refereerde eraan dat ik heb gezegd dat dit soms bestuurlijk en maatschappelijk complex is. Het is complex omdat er altijd een afweging plaatsvindt welke maatregelen ook sociaal-economisch verantwoord zijn en op welke manier dan toch de natuurdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden. Dat vraagt om betrokkenheid, niet alleen van verschillende bestuurslagen, maar vaak ook van omwonenden, burgers en bedrijven die in de omgeving actief zijn. Ik meen dat de Kamer zelf ook als geen ander weet hoe ingewikkeld dat soms kan zijn. De heer Leenders refereerde aan het vaststellen van het beheerplan Engbertsdijksvenen, dat juist een tijd lang is tegengehouden door de Kamer vanwege de maatschappelijke complexiteit. Ik kan melden dat ik het beheerplan, na het laatste debat dat we hier hebben gehad, waarin de Kamer geen nadere bezwaren meer op tafel had gelegd, inmiddels heb vastgesteld.

De heer Leenders vroeg naar het natuurvrijwilligerswerk en vroeg of ik kan zeggen dat het goed komt. Ik denk te kunnen zeggen dat het goed komt, maar ik zeg erbij dat er intensief overleg gaande is met alle betrokkenen. Dat overleg loopt. De inzet is om gezamenlijk tot afspraken te komen in de zogeheten green deal. Dat vergt nog wel enige tijd. Maar zodra die afspraken rond zijn, zal ik de Kamer erover informeren.

De voorzitter:

Heeft de Staatssecretaris een vraag over het hoofd gezien, mijnheer Ronnes?

De heer Ronnes (CDA):

Nee, het gaat even om de reactie die de Staatssecretaris gaf op mijn vraag over het LEADER-programma. De Staatssecretaris erkent dat de kosten voor het beschikken relatief hoog zijn bij deze subsidies. Ik moet eerlijk zeggen dat ik wel geschrokken ben van voorbeelden. In de regio Zuidwest-Drenthe is een bedrag van 8 miljoen beschikbaar, maar komt uiteindelijk maar 4,5 miljoen terecht bij het project waarover het gaat. Dat zijn substantiële percentages van het totaalbedrag. Is dit voor de Staatssecretaris een gegeven of is hij bereid om toch eens te bekijken of er in het proces schakels zitten waar gewoon eens goed naar gekeken moet worden en of het proces bijgeschaafd moet worden? Dat geldt ook voor de lengte van het proces, waarover ik ook iets heb gezegd in eerste termijn. Is de Staatssecretaris bereid om daar eens naar te kijken en er eventueel op terug te komen in een brief?

Staatssecretaris Van Dam:

Vanzelfsprekend ben ik bereid om te kijken naar zo'n concreet voorbeeld als de heer Ronnes nu geeft. Ik kan wel zeggen dat het algemene beeld niet is dat 50% van het subsidiebedrag opgaat aan kosten. De RVO moet helaas de nodige kosten maken om controles uit te kunnen voeren om ervoor te zorgen dat de middelen EU-conform worden besteed, maar het kostenbeeld dat de heer Ronnes nu schetst, is uiteraard niet het algemene beeld. Als hij mij de details geeft, ben ik vanzelfsprekend bereid om naar deze specifieke casus te kijken.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde van de eerste termijn gekomen. We gaan snel door met de tweede termijn.

Het woord is aan de heer Van Veen, die nog 3 minuten en 44 seconden spreektijd op de klok heeft staan.

De heer Van Veen (VVD):

Voorzitter. Die spreektijd zal ik niet volledig gebruiken.

Het is toch altijd nog een onvoorspelbaar debat. Voor mijzelf concludeer ik dat het jammer is dat we wel erg lang over een bepaalde techniek hebben gesproken, die volgens mij ook via de vragenronde prima aan de orde had kunnen komen. Ik had al decharge aangekondigd. Ik herhaal dat.

Waar het voor de Minister een sport lijkt om een onwrikbare begroting te presenteren, zal ik hem toezeggen dat vanaf vandaag voor mij de sport is om ook in 2016 weer een mooi amendement voor 2017 te maken en ook zelf op zoek te gaan naar dekking. Wat mij betreft, ga ik daarmee vanaf vandaag aan de slag.

De heer Van Gerven (SP):

Voorzitter. Hoeveel tijd heb ik nog?

De voorzitter:

U hebt nog 1 minuut en 25 seconden.

De heer Van Gerven (SP):

Kijk eens, dat valt mij niet tegen.

Ik dien eerst mijn moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, alle afspraken over de begroting en begrotingsreserves openbaar te maken;

verzoekt de regering tevens, er zorg voor te dragen dat de begrotingsreserve duurzame energie bij het aantreden van een nieuw kabinet niet naar algemene middelen wegvloeit, maar bestemd blijft voor duurzame energie, bij voorkeur in de vorm van een fonds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (34 475-XIII).

De heer Van Gerven (SP):

Nu mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat geld dat in natuur wordt gestoken zo effectief mogelijk moet worden besteed;

overwegende dat de Beleidsdoorlichting Natuur en Regio van Ecorys en Berenschot concludeert over post 18.2 dat de doeltreffendheid van de bestedingen in een aantal gevallen niet goed te beoordelen is;

verzoekt de regering, bij post 18.2 heldere natuurdoelstellingen te formuleren en informatie over de doeltreffendheid te verstrekken bij begrotingspost 18.2, en hierover bij de volgende begroting te rapporteren aan de Kamer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (34 475-XIII).

De heer Van Gerven (SP):

Ik rond af. Ik dank de Minister voor de discussie. Het is toch altijd een genoegen om met hem te debatteren, ook al gaat dat soms wat scherp. Ik dank hem ook voor zijn toezegging over zijn persoonlijke e-mailadres. Ik heb nog één vraag voor de Staatssecretaris over de duurzame stallen. Volgens mij is in 2015 afgesproken dat 100% van de investeringen voor de bouw van nieuwe stallen duurzame stallen zou betreffen. Ik heb begrepen dat dit niet het geval is geweest. Wil de Staatssecretaris hier nog eens expliciet op ingaan? Ik begrijp dat de percentages van de doelstellingen wel zijn gehaald, maar het gaat mij om de afspraak dat vanaf 2015 alle nieuwe stallen duurzaam zouden zijn.

De voorzitter:

De heer Ronnes heeft nu het woord. Hij heeft voor zijn tweede termijn nog 2 minuten en 20 seconden.

De heer Ronnes (CDA):

Voorzitter. Ik kom terug op twee zaken. Ten eerste de toezegging van de Staatssecretaris om te reageren als wij die gegevens aanleveren. Dat is prima. Het gaat mij met name om de volgende onderdelen: de mogelijkheid van een verkorting van de doorlooptijd, de kosten die worden gerekend bij een aanvraag en het budget in verhouding tot de overhead.

Mijn tweede punt is de motie die ik wil indienen. Zij gaat over de inzichtelijkheid van de begrotingsreserve.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, inzichtelijk te maken welke middelen in de begrotingsreserve duurzame energie uit respectievelijk de SDE+-, SDE- en MEP-regeling komen, en per regeling aan te geven welke middelen juridisch verplicht en niet juridisch verplicht zijn, en de Kamer hierover voor de behandeling van de Voorjaarsnota 2016 te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Ronnes, Van Veldhoven en Van Gerven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (34 475-XIII).

De heer Ronnes (CDA):

Ik kan hier nu veel dieper op ingaan, maar ik denk dat we dat omwille van de tijd maar niet moeten doen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Voorzitter. Ik heb blijkbaar nog heel weinig tijd, dus ik begin met de Minister te bedanken en dien daarna snel mijn twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat uit het rapport van de Rekenkamer blijkt dat er soms tussen bewindspersonen afspraken worden gemaakt over begrotingsreserves, zoals de afspraak over het leegboeken van de begrotingsreserve duurzame energie bij een kabinetswissel, die niet tijdig met de Kamer worden gedeeld;

overwegende dat het voor een goede verantwoording van belang is dat de Kamer van dergelijke afspraken op de hoogte is;

verzoekt de regering om ervoor te zorgen dat afspraken over begrotingsreserves in het vervolg standaard openbaar worden gemaakt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (34 475-XIII).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het rapport van de Rekenkamer over begrotingsreserves laat zien dat de begrotingsreserve duurzame energie tekortschiet met betrekking tot transparantie, en dat binnen het kabinet de afspraak is gemaakt om de begrotingsreserve duurzame energie bij een kabinetswisseling grotendeels leeg te boeken;

overwegende dat het van belang is, dat de besteding van de middelen voor duurzame energie goed gecontroleerd kan worden, en dat de middelen voor het doel van duurzame energie behouden blijven;

overwegende dat dit beter kan worden gewaarborgd in een fonds dan in een begrotingsreserve;

verzoekt de regering om de begrotingsreserve duurzame energie uiterlijk bij de begroting voor 2017 om te zetten naar een fonds duurzame energie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Veldhoven en Koolmees. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (34 475-XIII).

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

Ik zag dat er enige overlap zit tussen mijn moties en de moties die de heer Van Gerven heeft ingediend. Ik stel voor dat wij samen een moment vinden om daar nog over te spreken.

Ik heb in de eerste termijn twee korte vragen gesteld over het ECN en de SDE+ op pagina 64. De Minister heeft deze vragen nog niet beantwoord. Ik neem aan dat hij zonder tegenbericht alle aanbevelingen van de Rekenkamer over de RVO overneemt. Ik dank hem alvast voor zijn antwoorden.

De voorzitter:

Nu de moties van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. In de afgelopen zomer, in de vakantieperiode, werden er massaal dieren gedumpt. Gedumpte dieren mogen niet aan hun lot worden overgelaten. Ik weet dat dierenopvang en -noodhulp primair een taak van gemeenten is, maar door de omvang van de problematiek is dit inmiddels een landelijk probleem. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat opvangcentra en dierenambulances, met name in de zomermaanden, kampen met capaciteitstekorten, een gebrek aan financiële middelen, huisvestingsproblemen en personele onderbezetting;

overwegende dat de problematiek rondom de dierennoodhulp gemeentegrensoverschrijdend is;

verzoekt de regering, in gesprek te gaan met gemeenten over de problematiek rondom dierennoodhulp en de knelpunten rondom het opvangen van dieren, en de Kamer hierover te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (34 475-XIII).

De heer Wassenberg (PvdD):

De Afrikaanse olifant Buba wordt door circus Freiwald gebruikt als publiekstrekker, ondanks het wettelijke verbod. Daarnaast reizen twee zebra's met dit circus mee, wat ook niet is toegestaan. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het per 15 september 2015 verboden is om wilde zoogdieren in circussen op te laten treden;

constaterende dat er een tijdelijke ontheffing is verleend aan een rondreizend circus om een olifant mee te laten reizen;

constaterende dat het circus de voorschriften van de ontheffingen overtreedt door de olifant in contact met het publiek te brengen;

constaterende dat het circus ook twee zebra's laat meereizen zonder ontheffing hiervoor;

verzoekt de regering om handhavend op te treden en om inbeslagname van de olifant en de twee zebra's,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (34 475-XIII).

De heer Van Veen (VVD):

Ik heb niet zozeer een vraag aan de heer Van Gerven, maar meer aan u, voorzitter. Dit overleg is een WGO. Het gaat daarin over de begroting en over het jaarverslag van 2015. Ik heb het idee dat er nu moties worden ingediend die echt helemaal niets te maken hebben met de begroting van Economische Zaken. Via u, voorzitter, vraag ik de heer Wassenberg of er geen andere gelegenheden voor hem zijn om dit soort moties in te dienen. Of zijn dit de enige debatten in de Kamer die over Buba kunnen gaan?

De voorzitter:

Mijn antwoord is heel helder: er zijn tal van mogelijkheden om dit soort moties in te dienen, bijvoorbeeld bij de plenaire afronding van algemeen overleggen.

De heer Van Veen (VVD):

Dan wil ik in ieder geval hebben aangegeven dat ik de indiening van deze motie niet heb ondersteund.

De voorzitter:

Daar maken wij een aantekening van, maar daarmee maakt deze motie nog steeds onderdeel uit van de beraadslaging, omdat er bij de overige leden voldoende steun voor was.

De heer Wassenberg (PvdD):

Hopelijk zal de heer Van Veen de volgende motie wel ondersteunen. Veel vissoorten staan zwaar onder druk door overbevissing. Windmolenparken kunnen, als er binnen de grenzen van die parken niet wordt gevist, voor vissen een kraamkamerfunctie vervullen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat windparken op zee een gunstig effect hebben op het mariene systeem en als kraamkamer voor vissen kunnen functioneren;

verzoekt de regering, windmolenparken op zee uit te sluiten voor visserij,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Wassenberg. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (34 475-XIII).

De heer Wassenberg (PvdD):

De Staatssecretaris heeft toegezegd dat hij melkveehouders wil faciliteren die op termijn het kalf bij de koe willen houden. Hij gaat daarvoor praten met de sector, met de dierenbescherming en met het Louis Bolk Instituut. Het Louis Bolk Instituut heeft laten weten dat het onderzoek hiernaar kan en wil doen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat het kabinet melkveehouders wil faciliteren die overwegen het kalf voor bepaalde tijd bij de koe te houden, en er behoefte is aan meer onderzoek hiernaar;

verzoekt de regering, opdracht te geven voor vervolgonderzoek door het Louis Bolk Instituut naar een verdere ontwikkeling van praktijkrijpe mogelijkheden om het kalf bij de koe te houden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (34 475-XIII).

De heer Wassenberg (PvdD):

Iedereen kent nog de beelden van de vorige zomer: dieren stonden urenlang in de hitte, opgepropt in oververhitte stallen of in open weilanden zonder enige beschutting tegen de felle zon. Vandaar de volgende twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat veel weilanden dieren geen beschutting bieden tegen extreme weersomstandigheden zoals brandende zon, zware regenval of hagel;

constaterende dat de brochure Schuilstallen in het buitengebied uit 2009 oplossingen biedt voor het plaatsen van beschutting die voldoet aan landschappelijke voorwaarden;

verzoekt de regering, in overleg te treden met de VNG over hoe beschutting kan worden gestimuleerd en knelpunten kunnen worden weggenomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (34 475-XIII).

De heer Wassenberg (PvdD):

En nu, ten slotte, mijn laatste motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dieren op transport, waaronder varkens en kippen, al bij een binnentemperatuur van 25°C hittestress oplopen, waarbij benauwdheid en uitputting optreden;

constaterende dat de Europese Verordening (EG nr. 1/2005) bepaalt dat de temperatuur in de veewagen maximaal 30°C mag zijn;

verzoekt de regering een uitrijverbod voor diertransporten in te stellen bij een buitentemperatuur van 28°C of hoger en voor diertransporten die door gebieden gaan met buitentemperaturen van 28°C of hoger,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Thieme. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (34 475-XIII).

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Ik deel de verwondering van de heer Van Veen overwegend, maar ik heb deze moties gesteund omdat ik vind dat de heer Wassenberg zelf over zijn inhoud en procedures gaat.

Tegen de Minister wil ik nog iets zeggen over de percentages. We hebben van de Algemene Rekenkamer begrepen dat het ooit 60% was. We hebben het dan weliswaar over 40 jaar terug, maar toch. Ik heb begrepen dat deze hoge cijfers pas de laatste drie jaar worden gehaald, wat toevallig ook net de periode is waarin dit kabinet in het zadel zit.

Ik heb geen enkele reden om de Minister op een ander spoor te brengen, dus ik heb ook geen moties om in te dienen. Ik heb nog wel een korte opmerking over het natuurbeleid en wat vragen over de beheerplannen. In Europa bereiken we de natuurdoelen maar mondjesmaat. Het gaat niet al te goed. We weten dat de natuurwetten in Europa hun werk eigenlijk heel goed doen. De Partij van de Arbeid wil die natuurwetten niet aanpassen, wij willen vooral de implementatie ervan verbeteren. Nu hebben die beheerplannen juist te maken met de implementatie; vandaar onze grote aandacht daarvoor. De Partij van de Arbeid verleent graag decharge aan de Minister en de Staatssecretaris.

De voorzitter:

Tot slot de heer Harbers, hoewel hij eigenlijk geen tijd meer heeft.

De heer Houwers (Houwers):

Voorzitter. Ik houd het heel kort. Ik wil de Minister en Staatssecretaris graag bedanken voor hun beantwoording. Ook ik wil mijn verwondering uitspreken over de werkwijze van de Partij voor de Dieren. Zo wordt het volgens mij een soort regeren per motie. Ik kan me niet voorstellen dat dit de bedoeling van een algemeen overleg of wetsoverleg is.

De voorzitter:

Hartelijk dank hiervoor. Bij nader inzien zal ik deze zorgen aan een ander gremium overdragen: aan de commissie voor de Werkwijze of eventueel het presidium. Moties zijn oproepen aan de regering naar aanleiding van een debat over een bepaald onderwerp. In dit geval kan ik echt constateren dat het onderwerp weliswaar dit departement betreft, maar in de procedurevergaderingen voeren wij ongelooflijk veel debatten over de onderwerpen waaraan in de moties werd gerefereerd. Het onderwerp van deze moties betrof niet de verantwoording over de begroting van 2015. Als voorzitter voel ik mij verplicht om hiervoor aandacht te vragen in het gremium van de Kamer dat daarvoor geschikt is. Ik weet nog niet of dat het presidium of de commissie voor de Werkwijze is, maar het is wel een van die twee.

Ik schors dit overleg totdat de moties voor ons allen beschikbaar zijn.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

We zijn toegekomen aan de tweede termijn van de regering. Ik geef het woord aan de Minister van Economische Zaken.

Minister Kamp:

Voorzitter. Ik dank de woordvoerders. In het bijzonder dank ik de heer Van Veen en de heer Leenders voor de steun die zij hebben laten blijken door het niet indienen van moties. Als ik die steun niet meer zou hebben, dan zou ik me nog meer zorgen moeten maken dan ik nu al doe. Die steun is dus prettig voor mij. De heer Van Veen kondigde aan dat hij bij de begrotingsbehandeling nog met een amendement komt. Het is voor mij een uitdaging om te proberen dat te voorkomen en met een zodanige begroting te komen dat deze de volledige instemming van de heer Van Veen en zijn fractie kan krijgen. We zullen zien of dat gaat lukken.

De heer Van Gerven heeft ons verblijd met een motie, op stuk nr. 9, waarin hij de regering vraagt om er zorg voor te dragen dat de begrotingsreserve duurzame energie niet naar de algemene middelen wegvloeit. Ik hoop dat ik de Kamer duidelijk heb kunnen maken dat daarvan geen sprake is. Dit geld wordt aan de zogenaamde kasverplichtingen, de verplichtingen die we hebben voor duurzame energie, toegevoegd, waardoor het juist extra behouden blijft voor duurzame energie. Om die reden ontraad ik de motie van de heer Van Gerven op stuk nr. 9. In zijn motie vraagt hij de regering overigens ook om alle afspraken over begroting en begrotingsreserves openbaar te maken. Ik zal graag openbaar maken wat de heer Van Gerven wenst. Ik zal dus bij de volgende begroting aangeven of en, zo ja, voor welke begrotingsreserves afspraken zijn gemaakt, zodat de Kamer daarvan een overzicht heeft.

De heer Leenders (PvdA):

Wat is het oordeel van de Minister over deze motie?

Minister Kamp:

Ik ontraad deze motie.

De motie op stuk nr. 10 moet ik overlaten aan mijn collega, Staatssecretaris Van Dam.

In de motie op stuk nr. 11 van de heer Ronnes c.s. wordt de regering gevraagd om voor de behandeling van de Voorjaarsnota inzichtelijk te maken wat in de begrotingsreserve duurzame energie afkomstig is uit de MEP-, wat uit de SDE- en wat uit de SDE+-regeling, alsook wat wel en wat niet juridisch verplicht is. Ik kan dat niet. Ik wil graag doen wat de Kamer vraagt, maar dit kan ik niet. Er zijn allerlei redenen waarom er in een jaar geld overblijft. Het kan zijn dat de energieprijs anders is dan was ingeschat. Het kan zijn dat een project is uitgesteld of helemaal is vervallen. Er zijn meerdere redenen waarom de bedragen in die reserve terechtkomen. Ik kan het niet opsplitsen. Dat is technisch onmogelijk. Ik kan wel een overzicht van het geheel geven. Ik heb dat al gedaan. Mocht de heer Ronnes er prijs op stellen dat dat overzicht ook nog eens op papier wordt verstrekt, dan zal ik bij de begrotingsbehandelingen ook een overzicht over het geheel voor de periode tot 2032 geven. Ik zal, zoals ik het net heb gedaan voor de huidige situatie, dat dan geactualiseerd doen, en op papier. Omdat ik niet kan doen wat in de motie van de heer Ronnes op stuk nr. 11 wordt gevraagd, moet ik haar ontraden.

De heer Ronnes (CDA):

Wat ik de Minister hoor zeggen, vind ik eigenlijk wel vreemd. In de beantwoording van de feitelijke vragen over de Slotwet antwoordt de Minister namelijk: «Dit betekent dat vanaf de eerstvolgende begroting (de EZ-begroting 2017) het gevraagde onderscheid zal worden aangegeven. Daarbij zal de noodzaak van het aanhouden van het niet juridisch verplichte deel in de begrotingsreserve worden toegelicht.» Nu hoor ik de Minister antwoorden dat hij het niet kan doen, terwijl in de beantwoording van de feitelijke vragen over de Slotwet staat dat het wel zal worden aangegeven. Ik heb ook de reactie van de Minister van Financiën op het rapport van de Algemene Rekenkamer. Hij zegt exact hetzelfde. Er is dus sprake van een tegenstrijdigheid. Het enige wat wij met onze motie vragen, is om het in een eerder stadium te doen. Het is niets meer dan wat de Minister zelf toegezegd heeft.

Minister Kamp:

Als ik zeg dat iets niet kan, dan kan het echt niet. Dit is dus niet mogelijk. Wat in het schriftelijke antwoord is weergegeven, betreft het overzicht van het geheel. Hoe zit het met de kasramingen voor een langere periode? Hoe zit het met de korte termijn? Dat zit in die begrotingsreserve. Voor het geheel, voor de optelsom van dat ene miljard in de begrotingsreserve en de 40 miljard die tussen 2016 en 2032 beschikbaar komt op de EZ-begrotingen, kan ik die splitsing maken. Dat heb ik net gedaan en dat zal ik bij de begroting opnieuw doen. Ik kan het echter niet doen voor alleen dat ene miljard in de begrotingsreserve. Daarom, zo zeg ik nogmaals, ontraad ik deze motie van de heer Ronnes c.s.

De heer Ronnes (CDA):

Ik denk dat we in een cirkel draaien als we de discussie nu voortzetten. Ik heb de Minister goed gehoord en zal dat heel goed meenemen in de afweging die wij als indieners maken bij de verdere behandeling.

Minister Kamp:

In de motie op stuk nr. 12 van mevrouw Van Veldhoven en de heer Koolmees staat dat de regering ervoor moet zorgen dat afspraken over begrotingsreserves in het vervolg standaard openbaar worden gemaakt. Bij de volgende begroting zal ik aangeven hoe dat overzicht van de begrotingsreserves eruitziet, welke afspraken er eventueel zijn gemaakt. In het licht daarvan laat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer.

In de motie op stuk nr. 13 zeggen mevrouw Van Veldhoven en de heer Koolmees dat de regering in plaats van met een begrotingsreserve voor duurzame energie moet komen met een fonds voor duurzame energie. Om dat voor elkaar te krijgen, moet er een begrotingswijziging komen. Je kunt niet zomaar een fonds instellen. Daar heb je zelfs een wetswijziging voor nodig. Er moet dus een wet komen om een fonds in te stellen. We weten allemaal hoe gecompliceerd het is voordat je dan een wet hebt. Functioneel heeft het geen meerwaarde. We hebben nu een begrotingsreserve binnen een kabinetsperiode. Dat is heel functioneel. Aan het begin van een nieuwe kabinetsperiode stellen we dat geld veilig op de manier zoals ik heb toegelicht. Omdat ik dus denk dat een fonds geen meerwaarde heeft, ontraad ik de motie op stuk nr. 13 van mevrouw Van Veldhoven en de heer Koolmees.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De motie doet recht aan het besef dat een fonds iets is wat tijd kost. Daarom wordt er ook een relatie gelegd met indiening bij de begroting voor 2017. Er is dan dus nog tijd om een en ander voor te bereiden. Ik heb ook nog een vraagje. De Minister zegt: ik kan dat onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte middelen niet maken. Maar hoe weet hij dan hoeveel middelen hij in een jaar als een kasschuif uit de begrotingsreserve kan halen? Immers, als je niet weet hoeveel niet-verplicht is, weet je ook niet hoeveel je er met een kasschuif uit kunt halen. Hoe bepaalt de Minister dan dus hoeveel vrije ruimte er is om met kasschuiven te werken in een gegeven jaar?

Minister Kamp:

Op grond van het overzicht dat wij over het geheel hebben, hebben wij ook overzicht over hoe het ongeveer ligt binnen de begrotingsreserve. Met de 398 miljoen waarover we spreken, zijn we binnen de marges gebleven. Dat hebben we zelf kunnen concluderen. Nu wordt echter gevraagd om heel precies aan te geven wat er van dat ene miljard komt uit de MEP-regeling, wat uit de SDE-regeling en wat uit de SDE+-regeling, en hoe dat per regeling is op te splitsen in verplicht en niet-verplicht. Dat kan ik dus niet. Ik kan wel aangeven dat wat wij hier hebben gedaan, begrotingstechnisch verantwoord is. Dat is ook de reden waarom het is geaccordeerd door de Minister van Financiën en uiteindelijk na het debat in de Kamer ook door de Kamer is geaccepteerd.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De Minister zegt dus dat hij wel ongeveer een overallbeeld heeft van wat verplicht en wat niet-verplicht is, maar dat de uitsplitsing in die drie verschillende stromen lastig is. Is de Minister dan bereid om in ieder geval dat algemene overzicht te geven van wat binnen de begrotingsreserve verplicht en wat niet-verplicht is? Dat overzicht móét de Minister hebben, want anders kán hij ook geen kasschuiven voorstellen, anders weet je nooit of je te veel verschuift in een jaar en dan tekortkomt.

Minister Kamp:

Nee, dat kan ik dus ook niet. Ik kan niet precies aangeven wat verplicht en wat niet-verplicht is. Ik heb al gezegd dat dat verplichte ook weer moet worden genuanceerd, want als iets verplicht is, kan na een paar jaar blijken dat dat geld toch niet nodig is. Die nuance komt er dus ook nog bij. Op dit moment heb ik gewoon niet de informatie om te kunnen leveren wat de Kamer vraagt. Ik heb aangegeven wat ik wel kan leveren. Ik heb ook aangegeven dat vanwege hetgeen ik wel kan leveren, we hebben kunnen concluderen dat wat we nu met die 398 miljoen doen of wat we vorig jaar hebben gedaan bij de Voorjaarsnota 2015, verantwoord is. Dit is de reactie die ik op de vraag van mevrouw Van Veldhoven kan geven. Haar motie heb ik al ontraden.

Mevrouw Van Veldhoven had nog twee vragen waarop zij alsnog een antwoord wenst. Ze zegt dat een bedrag van 3 miljoen op bladzijde 64 niet in beeld is. Ze heeft daar gelijk in. Dat bedrag is namelijk te vinden op bladzijde 67. Het gaat om 2 miljoen uit de MEP-regeling en 1 miljoen uit diverse projecten van het energieakkoord. Die zijn opgenomen in de tabel van de begrotingsreserve op bladzijde 67. De combinatie van bladzijde 64, waarover mevrouw Van Veldhoven spreekt, en bladzijde 67 geeft het gewenste inzicht.

Mevrouw Van Veldhoven heeft ook gesproken over de overschrijding van de begroting van het ECN-NRG. Wat ze zegt, is correct. Het ging om een overschrijding van 14,8 miljoen. Een bedrag van 10,3 miljoen betreft een lening die aan het ECN is verstrekt. Ik heb de Kamer ook gemeld waarom we dat hebben gedaan. Een bedrag van 1,3 miljoen betreft de TKI-toeslag, waarvan ook door het ECN nuttig gebruik wordt gemaakt. BZK en I en M hebben bijgedragen aan de Nationale Energieverkenning. Daarvoor is in de begroting een bedrag van 0,8 miljoen verwerkt. Ten slotte heeft het kabinet besloten tot en heeft de Kamer ingestemd met een eenmalige verhoging van de bijdrage voor het ECN met 2,5 miljoen. Dat bedrag is eind 2015 uitbetaald. De optelsom van de zojuist genoemde bedragen komt uit op die 14,8 miljoen.

Mevrouw Van Veldhoven (D66):

De onduidelijkheid is, denk ik, ontstaan doordat in de tekst staat dat er in 2015 uiteindelijk slechts 10 miljoen is uitbetaald – dat is minder dan begroot – en er toch sprake is van een overschrijding. Misschien kan de Minister daar nog eens naar kijken. Ik begrijp de optelsom; die klopt. Maar het is in ieder geval verwarrend zoals het daar staat.

Minister Kamp:

Het spijt mij dat het verwarrend is. Ik zal bekijken hoe ik dat de volgende keer kan voorkomen.

Voorzitter, dit waren mijn opmerkingen. Misschien kunt u mij nadat de Staatssecretaris heeft gesproken, nog even heel kort het woord geven.

De voorzitter:

Dat zal ik zeker doen.

Staatssecretaris Van Dam:

Voorzitter. Er zijn twee vragen aan mij gesteld in tweede termijn. De heer Van Gerven vroeg opnieuw naar de duurzame stallen. In het laatste jaarverslag stond het percentage integraal duurzame stallen ten opzichte van het totale aantal stallen. In het volgende jaarverslag zal zijn te zien welk percentage van het totale aantal nieuwbouwstallen een integraal duurzame stal betreft. Het klopt dat de afspraak met het bedrijfsleven is om te streven naar 100%. Het is een afspraak, geen wetgeving of iets dergelijks. We gaan zien of dat daadwerkelijk zal worden gerealiseerd. De Kamer weet ook dat we dat via de UDV (Subsidieregeling Verduurzaming Veehouderij) en fiscaal stimuleren dat stallen duurzaam zijn.

De heer Ronnes kwam terug op wat ik toezei over het LEADER-programma. Hij herhaalde de vraag die hij in eerste termijn had gesteld en die ik in eerste termijn ook had beantwoord. Mijn toezegging was om te kijken naar de specifieke casus die hij aandroeg, niet om terug te komen op vragen die ik zojuist al heb beantwoord. Dat lijkt me niet zo effectief. Overigens ben ik altijd bereid om te voldoen aan verzoeken van Kamerleden om specifieke casussen te bekijken. Dat doen we vanzelfsprekend graag. Het helpt ook om het debat over het beleid te laten gaan als er inzicht is in hoe het precies zit bij specifieke casussen.

Ik kom op de moties die op mijn terrein zijn ingediend. In zijn motie op stuk nr. 10 grijpt de heer Van Gerven terug op de beleidsdoorlichting door Ecorys en Berenschot. Ik heb al aangegeven dat, gelet op het onderwerp van de beleidsdoorlichting en de verwijzing naar een studie van het Planbureau voor de Leefomgeving, het beleid sindsdien ook is gewijzigd. Zoals bekend zitten we in een transitieperiode. In de begroting voor volgend jaar zullen wel duidelijkere doelstellingen worden opgenomen. Dan kan de Kamer beoordelen, en in de begrotingsbehandeling daarover debatteren, of zij die doelen concreet genoeg vindt. Gelet daarop en gelet op de precieze formulering van de motie, ontraad ik deze motie.

De heer Van Gerven (SP):

Dat begrijp ik niet. In de motie staat: formuleer heldere natuurdoelstellingen en vertel ons hoe doeltreffend die neerslaan. Onderschrijft de Staatssecretaris die doelstelling? Dan voert hij namelijk de motie feitelijk uit en snap ik niet waarom hij haar ontraadt.

Staatssecretaris Van Dam:

Het gaat mij om de verwijzing naar het rapport van Ecorys en Berenschot. Die ziet op het beleid zoals het was. Als de heer Van Gerven bedoelt dat we die moeten overnemen, dan moet ik zeggen dat ik dat niet kan doen. We nemen nu al doelen in de begroting op, maar ik zeg toe dat we die wat verder zullen aanscherpen. Als we het over die richting eens zijn, kan ik dat de heer Van Gerven toezeggen, maar omdat hij zo specifiek naar die constatering in dat rapport verwijst, kan ik de motie niet overnemen.

De heer Van Gerven (SP):

Als ik de woorden van de Staatssecretaris zo mag begrijpen dat hij met heldere formuleringen komt en dat hij ook ingaat op de doeltreffendheid, dan trek ik bij dezen mijn motie in, want op dat punt zijn we het dan eens.

De voorzitter:

Aangezien de motie-Van Gerven (34 475-XIII, nr. 10) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit.

Staatssecretaris Van Dam:

Eens kijken of dat ook lukt met alle moties van de heer Wassenberg. Ik vrees het niet. Die moties zien inderdaad niet helemaal op het jaar waarover wij ons nu verantwoorden, het jaar 2015.

In zijn eerste motie, de motie op stuk nr. 14, verzoekt de heer Wassenberg de regering om met gemeenten in gesprek te gaan over de problematiek rondom dierennoodhulp. Dat gaat ook over het feit dat die soms gemeentegrensoverschrijdend is. De dierennoodhulp is een bevoegdheid van gemeenten. Als er sprake is van grensoverschrijdendheid, ga je naar de eerstvolgende bestuurslaag. Dat is de provincie. Ik zie in dezen niet direct een taak voor mijzelf weggelegd, dus ik ontraad deze motie.

Ik kom op de motie-Wassenberg op stuk nr. 15 over het circus, over de olifant en de twee zebra's. Vanzelfsprekend zullen we nagaan of er sprake is van overtreding van de voorschriften. Indien dat het geval is, wordt er handhavend opgetreden, maar of er al dan niet inbeslagname volgt, is een afweging die gemaakt moet worden met het OM. Ik kan dus niet toezeggen dat ik dat verzoek nu zal uitvoeren. Ik ontraad daarom de motie zoals die nu geformuleerd is.

In de motie-Wassenberg op stuk nr. 16 wordt de regering verzocht om windmolenparken op zee uit te sluiten voor visserij. Dat is niet in lijn met de Beleidsnota Noordzee van de Minister van I en M. We hebben dat punt hier eerder besproken. In die nota worden juist mogelijkheden gecreëerd voor doorvaart en medegebruik onder voorwaarden. Die mogelijkheden worden uitgewerkt in beleidsregels. Vanaf volgend jaar gaat een pilot doorvaart en medegebruik van start. Het lijkt mij verstandig dat de heer Wassenberg die pilot afwacht. Om die reden ontraad ik deze motie.

De discussie over het kalf bij de koe hebben we eerder gevoerd. Ik heb toen toegezegd dat ik voor de zomer met het Louis Bolk Instituut en de sector zal bekijken op welke manier ervaringen kunnen worden gedeeld en of aanvullend onderzoek nodig is. Die gesprekken worden nu gevoerd. In de motie-Wassenberg/Thieme op stuk nr. 17 wordt mij nu al gevraagd om opdracht te geven voor een vervolgonderzoek. Ik vind het goed om eerst dat gesprek verder te voeren. Als daaruit blijkt dat een vervolgonderzoek nodig is en dat daarvoor een bijdrage van mijn kant nodig is, ben ik daar zeer toe bereid, maar ik kan nu niet voldoen aan dit verzoek. Ik ontraad deze motie, maar wellicht geeft dit antwoord aanleiding om de motie aan te houden.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik zal dat even met collega Thieme bespreken, want haar naam staat ook onder deze motie. We komen daar later eventueel op terug.

De voorzitter:

Dat horen we dan nog.

Staatssecretaris Van Dam:

De motie-Wassenberg/Thieme op stuk nr. 18 gaat over beschutting. Dierenwelzijn is nadrukkelijk de verantwoordelijkheid van de dierhouder. Die moet ervoor zorgen dat zijn dieren het goed hebben, ook in extreme weersomstandigheden. Het is zijn of haar verantwoordelijkheid om indien nodig beschutting te realiseren voor zijn of haar dieren. Ik wil niet in die verantwoordelijkheid treden. Het is aan de VNG en aan gemeenten om te bepalen of zij bijvoorbeeld vergunningen verlenen voor beschutting in het weiland. Die afweging moet echt op gemeentelijk niveau worden gemaakt. Ik ben graag bereid om deze motie door te sturen naar de VNG, maar ik denk dat die hier verkeerd geadresseerd is. Ik ontraad deze motie daarom.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat staat ook min of meer in de motie. Daarin staat alleen dat de regering haar macht, of ik elk geval macht, gebruikt en in overleg treedt om een en ander de gewenste kant op te sturen. Er wordt dan niets afgedwongen, maar er wordt invloed gebruikt. Dat is toch iets anders.

Staatssecretaris Van Dam:

Nee, want in de motie word ik verzocht om iets te doen. Ik word verzocht om met de VNG in overleg te treden en om met haar te bespreken hoe het zorgen voor beschutting kan worden gestimuleerd en hoe knelpunten kunnen worden weggenomen. Dat is echt een gemeentelijke aangelegenheid. Wij hebben hier een andere verantwoordelijkheid. Wij stellen regels waarin staat dat veehouders horen te zorgen voor dierenwelzijn. Op het moment dat ze dat niet doen, worden ze indien nodig daarop aangesproken en aangepakt. Dat is onze verantwoordelijkheid. De manier waarop dat allemaal ruimtelijk kan worden ingepast, is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De heer Wassenberg moet dit gesprek daarom op dat niveau voeren. Hij legt nu een verantwoordelijkheid bij mij neer die volgens mij niet bij mij thuishoort. Ik ontraad deze motie daarom.

De voorzitter:

De motie wordt ontraden. Wij kennen overigens niet de procedure om moties door te sturen naar een ander bestuursniveau. Ik zou daar ook echt niet aan willen.

Staatssecretaris Van Dam:

De motie-Wassenberg/Thieme op stuk nr. 19 gaat over diertransporten. Wat de Partij voor de Dieren betreft mogen die bij een bepaalde temperatuur helemaal niet plaatsvinden. Volgens mij wordt daarmee voorbijgegaan aan het doel, namelijk dat dieren tijdens het transport bepaalde voorzieningen moeten hebben, onder andere afhankelijk van de weersomstandigheden. Er moeten sowieso standaardvoorzieningen zijn, waaronder bijvoorbeeld, afhankelijk van de transportduur, drinkvoorzieningen. Bij hoge temperaturen wordt er natuurlijk goed toezicht op gehouden dat de voorzieningen voldoende zijn om een transport onder die omstandigheden te laten plaatsvinden. Ik ben dus niet voor een algeheel verbod. Ook in extreme weersomstandigheden moet men er gewoon voor zorgen dat de voorzieningen aan boord van het voertuig afdoende zijn om het dierenwelzijn te borgen. Ik ontraad dus ook deze motie.

De voorzitter:

Daarmee zijn we aan het einde gekomen van dit wetgevingsoverleg over de verantwoording van het Ministerie van Economische Zaken over het jaar 2015. Over de ingediende moties wordt aanstaande dinsdag gestemd.

Er is een aantal toezeggingen gedaan, maar die lopen vaak over de begrotingen heen. Ik noteer die dus niet als zodanig in een aparte brief aan de Kamer, maar die komen wel terug in de Handelingen. Die worden gewoon meegenomen in de begroting voor volgend jaar.

Tot slot dank ik de bewindslieden voor hun antwoorden. Wij zijn erin geslaagd om klokke 22.00 uur te eindigen. Ik wens iedereen nog een goede avond toe.

Sluiting 21.59 uur.

Naar boven