Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34401 nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34401 nr. 6 |
Vastgesteld 15 februari 2016
De vaste commissie voor Economische Zaken, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering op de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig en genoegzaam zal hebben geantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.
Inhoudsopgave |
blz. |
||
I |
Algemeen |
2 |
|
1. |
Inleiding |
2 |
|
2. |
Doel en aanleiding |
3 |
|
3. |
Proces |
3 |
|
3.1 |
Totstandkoming wetsvoorstel en relatie met wetsvoorstel Elektriciteits- en gaswet |
3 |
|
3.2 |
Uitvoeren planningsafspraken in het Energieakkoord |
5 |
|
4. |
Windenergie op zee en land |
5 |
|
4.1 |
Algemeen |
5 |
|
4.2 |
Planning en sturing |
6 |
|
4.3 |
Risico’s en aansprakelijkheid |
6 |
|
4.4 |
Tariefregulering van het net op zee |
7 |
|
5. |
Financiering van de kosten van de netbeheertaken voor het net op zee |
8 |
|
6. |
Uitvoerings- en handhavingstoets ACM |
9 |
|
II |
Artikelsgewijs |
10 |
|
Artikel 1 |
10 |
||
Onderdeel A |
10 |
||
Onderdeel C |
10 |
||
Onderdeel D |
10 |
||
Onderdeel H |
11 |
||
Onderdeel J |
12 |
||
Onderdeel R |
12 |
||
Artikel VI |
12 |
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Deze leden betreuren dat de wet STROOM (TK 34 199) op 22 december 2015 in de Eerste Kamer is verworpen, waardoor de plannen voor Wind op Zee en de doelen van het Energieakkoord mogelijk vertraging zouden kunnen oplopen. Deze leden verwelkomen daarom de snelle indiening van dit wetsvoorstel en hopen op een spoedige behandeling in beide Kamers der Staten-Generaal. Zij kunnen zich voorstellen dat deze wet volgende week als hamerstuk wordt behandeld in de Tweede Kamer.
De leden van de SP-fractie spreken hun verbazing uit over voorliggend voorstel. De leden betreuren ten zeerste dat de Minister van Economische Zaken en de leden van de Eerste Kamer niet tot een vergelijk hebben kunnen komen bij de behandeling van de Elektriciteits- en gaswet (TK 34 199) in december 2015. Wanneer er de bereidheid was om de motie Meijer/ Flierman1 (EK 34 199, nr. H) uit te voeren, was er naar mening van deze leden sprake geweest van een win-win situatie. De democratie was gediend en de toekomstbestendige elektriciteit- en gaswet was met een aantal kleine opmerkingen aangenomen geweest. De zogenaamde «splitsingswet» was dan voor netwerkbedrijven in stand gebleven en was voor de regionale netbeheerders pas dan ingegaan wanneer de Europese Unie daartoe de verplichting had gesteld. Naar mening van deze leden hebben de keuzes die nu gemaakt moeten worden ook «last» van de het «onafhankelijk netbeheer». Hierdoor zijn de verschillende onderdelen van energieleveranciers losgezongen, waardoor investeringen niet gedaan worden omdat men niet zeker is van de aanleg van benodigde infrastructuur. Zij komen daar later in de inbreng uitgebreider op terug. Het bevreemd de leden van de SP-fractie daarnaast dat de door de regering gekozen oplossing van het optuigen van de «oude elektriciteitswet 1998» met een beperkt aantal onderdelen inde etalage wordt gezet als de wijze om te komen «tot het tijdig realiseren van de doelstellingen van het Energieakkoord». Het energieakkoord is meer dan het najagen van te halen doelstellingen bij Wind op Land en Wind op Zee. In voorliggend voorstel wordt voorbij gegaan aan de andere pijlers van het energieakkoord, is geen experimenteerruimte voor alternatieven als zon, aardwarmte en geothermie opgenomen.
De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de wijziging van de elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord). Over deze wetswijziging hebben deze leden nog enkele vragen.
De leden van de PVV-fractie hebben met ongenoegen kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel en willen de regering nog enkele vragen voorleggen.
De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord) en hebben daarover nog enkele vragen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wijziging van de Elektriciteitswet 1998 (tijdig realiseren doelstellingen Energieakkoord). Zij hechten aan snelle invoering van de wet om het aandeel schone energie op korte termijn te vergroten.
De leden van de Partij voor de Dieren-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel dat windenergie op zee sneller mogelijk zal maken. Zij onderstrepen het belang van een transitie naar een duurzame energiehuishouding en de urgentie om de wetswijziging voortvarend te behandelen. Wel hebben zij nog enkele vragen en opmerkingen. Met het voorliggende wetsvoorstel wordt het sneller en makkelijker om windmolenparken op zee te bouwen. De regering vraagt om een spoedige behandeling, zodat nog dit jaar de eerste tenders voor windparken op zee afgerond kunnen zijn. Een goede zaak, maar de leden van de PvdD-fractie hechten wel belang aan een grondige behandeling van de wetswijziging.
De leden van de PVV-fractie willen de regering er op wijzen dat 2,5 jaar geleden het Energieakkoord gesloten is en dat een vrijwel unanieme Kamermeerderheid, behalve de PVV-fractie, zich daaraan gecommitteerd heeft. Deze leden vinden het dan ook ongepast dat de regering nu zoveel druk uitoefent op de Kamer om dit wetsvoorstel met spoed te behandelen. Zij vragen waarom de regering in eerste instantie zo veel tijd heeft genomen om een wetsvoorstel naar de Kamer te sturen. Wanneer door het stemgedrag van beide Kamers het energieakkoord vertraging oploopt, is het dan niet democratisch om deze vertraging gewoon te accepteren? Verder willen de leden van de PVV-fractie de regering erop wijzen dat vele partijen al op enigerlei wijze aan het Energieakkoord gemorreld hebben en dat het dus nogal naïef is om te denken dat dit akkoord na de verkiezingen in tact blijft? Dus waarom spant de regering zich nog zo in om de tijdige realisatie van windenergie op land en windenergie op zee er door te drukken? Diep van binnen beseft de regering toch ook wel dat windenergie nooit een volwaardig alternatief kan worden voor conventionele energie? Waarom wil de regering het dan op zijn geweten hebben dat grote delen van ons landschap worden vernietigd en vele duizenden mensen uit hun slaap worden gehouden door het gejank van de windmolens?
De leden van de PvdA-fractie verzoeken om kort in een tabel weer te geven wat de verschillen zijn met de relevante bepalingen in de Wet STROOM. Hoe wordt de Kamer betrokken in de besluitvorming over het ontwikkelkader? Hoe gaat de compensatieregeling voor niet tijdig aansluiten eruit zien? In hoeverre is het risico van hogere biedingen door inprijzing van het boevengenoemde risico reëel, als zich vele inschrijvers aandienen voor de tenders? Immers sommige inschrijvers zullen dit risico, dat zich pas na 2019 zou kunnen materialiseren, als zeer laag inschatten, en daarmee een grotere kans maken om de tender te winnen? Dan is er ook geen sprake van extra subsidie Stimulering Duurzame Energieproductie plus (SDE+) als gevolg van het niet aanwezig zijn van een compensatieregeling. Kan de regering hierop ingaan?
De leden van de SP-fractie willen graag een uitgebreide uitleg over de nu geschetste haast die nodig lijkt om op de nu voorliggende wijze «Wind op Zee» te verankeren. De start van de tender Borssele is immers niet afhankelijk van de wet STROOM. Die tender voor de uitgifte is immers gebaseerd op de reeds eerder aangenomen Wind op Zee (EK 3085, maart 2015). De wet is van kracht en de tender kan van start. Met het sluiten van de tender op 31 maart 2016 is voor biedende partijen voldoende om te weten wie het net op zee aan mag gaan leggen. Het winnende consortium hoort pas in juni wie er gewonnen heeft en hoeft pas in juli een bankgarantie te stellen. Wat voegen de onderdelen WOZ uit voorliggend voorstel daar met hun spoed aan toe, vragen de leden zich af? Welke afspraken uit het Energieakkoord maken dat «ten aanzien van het net op zee inwerkingtreding van onderhavig voorstel op de kortst mogelijke termijn essentieel»? Is het niet zo dat de vergunningen op grond van de Wet windenergie op zee voor de eerste en tweede tender ook op een later moment in 2016 verleend kunnen worden? Is het ook niet zo, dat door de tenders bijvoorbeeld zes maanden later, maar nog steeds in 2016 te realiseren, de tenders daarmee ook dichter op elkaar gebracht kunnen worden, waardoor de concurrentie verminderd? Wat zijn ook al weer de consequenties vanuit Europa, wanneer Nederland niet in 2020, maar bijvoorbeeld in 2021 voldoet aan de 14% doelstelling? Ook vernemen deze leden graag op heldere wijze waarin (en welke) de voorstellen in voorliggend voorstel verschillen dan die in het eerdere wetsvoorstel Elektriciteit- en gaswet. Waarom zijn er – als de verschillen zo miniem en «grotendeels gelijk zijn» – een twintigtal pagina’s tekst nodig om het voorstel te onderbouwen? Waarom vragen is het voorstel – opnieuw – voorgelegd aan de Raad van State? In het stuk wordt gesteld dat in het wetsvoorstel de vormgeving en randvoorwaarden inzake het netbeheer op zee nader worden uitgewerkt, waarbij nadrukkelijk aandacht besteed is aan her reguleringskader. Waarom is in dit voorstel de gevolgschade of de wijze waarop gederfde of uitgestelde inkomsten worden gecompenseerd nog niet geregeld, maar volgt per algemene maatregel van bestuur? Waarom is nu nog steeds onduidelijk wat de gewenste levensduur van het net op zee is? Waarom is het gewenste ontwikkelingskader nog niet duidelijk?.
De leden van de CDA-fractie vragen de regering om inzichtelijk te maken welke wijzigingsbepalingen van het wetsvoorstel STROOM (Kamerstuk 34 199) met het voorliggende wetsvoorstel opnieuw worden voorgesteld en welke nieuw zijn met name ten aanzien van wind op land en toe te lichten waarom deze nieuwe wijzigingen noodzakelijk zijn en worden gekoppeld aan het voorliggende voorstel. Zij vragen hoe wordt aangekeken tegen het appel van de provinciale staten van Zeeland om de kerncentrale Borssele te nationaliseren. Deze leden vragen of dit voorkomen had kunnen worden indien de uitvoering van het groepsverbod was opgeschort.
De leden van de PVV-fractie vragen welke onderdelen precies cruciaal zijn voor het tijdig realiseren van de doelstellingen van het Energieakkoord. Kan de regering een opsomming geven van de betreffende wetsartikelen? Verder constateren deze leden dat het wetsvoorstel niet letterlijk is gekopieerd van het wetsvoorstel dat op 22 December door de Eerste Kamer niet is aangenomen. Kan de regering precies aangeven op welke punten dit wetsvoorstel is gewijzigd? Kan de regering aangeven welk nieuw inzicht heeft geleid tot deze wijzigingen? Komen deze wijzigingen voort uit een onzorgvuldige samenstelling van het vorige wetsvoorstel? Kan de regering garanderen dat de haastige spoed waarmee dit wetsvoorstel is opgezet er niet toe leidt dat er binnen een paar jaar weer een reparatiewet nodig is?
De leden van de D66-fractie vragen de regering om een opsomming te geven van de verschillen die er zijn tussen de bepalingen van wind op land en wind op zee in het voorliggende wetsvoorstel en in het oorspronkelijke wetsvoorstel dat in de Eerste Kamer is afgestemd. De leden van de D66-fractie vragen wanneer het ontwikkelkader klaar zal zijn, of het ontwikkelkader ook de ruimtelijke ordeningsaspecten zal regelen of daarop van invloed zal zijn en voor welke windparken het zal gelden. Ook willen deze leden weten of de provincies en gemeenten een adviesrol hebben ten aanzien van het ontwikkelkader. Op welke manier zal worden beoordeeld of de windexploitant zelf (deels) debet heeft aan mogelijke vertraging, waardoor het windexploitant geen recht zal hebben op compensatie?
De leden van de PvdD-fractie willen graag weten waarom ervoor is gekozen om eventuele aanpassingen van het ontwikkelkader alleen in de ministerraad te bespreken. Zij zouden graag zien dat de Kamer zich uit kan spreken over de randvoorwaarden voor TenneT en de exploitatie van de windparken. Wind op Zee gaat namelijk over meer dan alleen energie opwekken, ook de invloed op de natuur en waterecologie verdient constante aandacht en monitoring. De leden van de PvdD-fractie achten het daarom wenselijk dat de Kamer invloed houdt op de wijziging van ontwikkelkaders. Graag een reactie.
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering stelt dat het dichter op elkaar brengen van de tenders de concurrentie vermindert. Kan de regering dit onderbouwen? Waarom zouden bepaalde bedrijven wel een bod uitbrengen indien de tenders verder uit elkaar liggen? Kan de regering aangeven wat de consequentie is indien de Europese 14% doelstelling niet wordt gehaald? Kunnen er dan financiële sancties volgen en zo ja wat is de geschatte omvang hiervan?
De leden van de CDA fractie blijven vragen houden over de kostenreductie die wordt bereikt door de aanwijzing van TenneT als netbeheerder op zee. Uit de brief van 22 juli 2015 (TK 33 561, nr. 21) komt naar voren dat bij een gemiddeld park van 15 cent per kWh wordt uitgegaan van kosten voor aansluiting van 2,5 cent per kWh en een reductie van die kosten naar 1,5 cent per kWh. Deze leden vragen of bij een lagere prijs dan 15 cent per kWh, waarop de tenders zullen inzetten, uitgegaan zal worden van een lagere aansluitingskosten dan 2,5 cent per kWh en hoe dan toch de reductie van 40% op de kosten bereikt kan worden. De leden van de CDA-fractie vragen hoe de afschrijvingsperiode voor TenneT van 20 jaar zich verhoudt met de subsidieperiode van de SDE+ van 15 jaar? Waarom wordt afgeweken van de subsidieperiode van 15 jaar? Is het zeker dat de windparken nog functioneel zijn na de subsidieperiode van 15 jaar? Zo nee, waarom dan nog vijf jaar afschrijven terwijl de parken mogelijk niet meer functioneren? Wat zouden de aansluitkosten voor windenergie op zee zouden zijn zonder de beoogde kostenreductie door TenneT? Deze leden vragen daarnaast hoeveel de beoogde reductie van de aansluitingskosten door TenneT in totaal bedraagt en hoe deze berekening eruit ziet. Hoe wordt onderscheid gemaakt in de prijsreductie door het aanleggen van grotere windparken dichter bij de kust en de kostenreducties door TenneT? Hoeveel bedraagt de kostenreductie door het aanleggen van grotere parken dichter bij de kust? Is het waar dat de kostenvoordeel door het aanwijzen van een goedkopere locatie niet toegewezen kan worden aan TenneT, noch aan de eigenaar van een windenergiepark? Zo ja, hoe wordt ervoor gezorgd dat deze kostenreductie geen onderdeel is van de kostenreductie van TenneT of eigenaars van een windpark op zee? De leden van de CDA-fractie vragen om inzichtelijk te maken hoe de kostenreductie van 0,425 cent per kWh per jaar voor windparkeigenaren leidt tot € 4 miljard lagere subsidiekosten. Wordt er in de huidige plannen voor windparken op zee rekening gehouden wordt met het gebruik van windmolens van 8 MW? Zo ja, welk kosten reducerend effect heeft dit en welk effect zou dit hebben voor kustgemeenten indien deze windmolens binnen de 12 mijlszone komen te staan?
De leden van de PVV-fractie vinden het merkwaardig dat een goede beschikbaarheid van de infrastructuur als argument wordt aangedragen om TenneT aan te wijzen als beheerder van het net op zee. Is dit geen diskwalificatie van de overige netbeheerders? Kan de regering aantonen dat TenneT hoger scoort qua beschikbaarheid van het netwerk dan bijvoorbeeld regionale netbeheerders? En hoe verhoudt de beschikbaarheid die TenneT biedt zich tot de reeds bestaande verbindingen naar de windparken op zee?
De leden van de SP-fractie vragen het volgende: in welk (wets)artikel van de elektriciteitswet 1998 dan wel in de elekriticiteits- en gaswet (wet «stroom» TK 34 199) stond dat «investeringen die netbeheerders doen voor de ontsluiting van windparken op land in de tarieven verrekend kunnen worden»? Stond al in de eerdere elektriciteits- en gaswet (34 199) dat de kosten van investeringen die de netbeheerder van het net op zee doet ter uitvoering van het ontwikkelkader wordt opgenomen in de toegestane inkomsten? Zo ja, in welk artikel? Waarom wordt hier voor gekozen? Waarom wordt de discussie onmogelijk gemaakt om vooraf te bepalen of en in hoeverre gedane investeringen nuttig en noodzakelijk waren?
De leden van de PVV-fractie zijn benieuwd in hoeverre de overheid kan sturen in de levensduur van windparken? Het lijkt deze leden voor de hand liggen dat er altijd wordt gekozen voor een maximale levensduur of kan de regering redenen aangeven om hiervan af te wijken? Begrijpen zij het verder goed dat het louter een boekhoudkundige functie heeft om de verwachte levensduur van het net op zee te koppelen aan de verwachte levensduur van het windmolenpark? Immers, het windmolenpark op zee dient toch ontsloten te worden, ongeacht de levensduur, d.m.v. het net op zee, dat een vaste levensduur kent. Of zijn er mogelijkheden om de levensduur van het net op zee te verlengen dan wel te verkorten, zo ja welke? Verder zijn de leden benieuwd in hoeverre de levensduur afhangt van de termijn waarover men subsidie ontvangt? Wat gebeurt er met de windmolens wiens levensduur verlopen is? Wordt in het ontwikkelkader ook aangegeven op welke wijze verlopen windmolens verwijderd dienen te worden en wie daar de kosten voor draagt? En hoe zit dat met het net op zee? Verder gaan de leden er vanuit dat indien zich wijzigingen voordoen in het ontwikkelkader dit te allen tijde wordt besproken met de Kamer, kan de regering dat bevestigen?
De leden van de SP-fractie slaan aan op de zin «het is immers maatschappelijk inefficiënt als een windpark gereed is zonder dat de elektriciteit getransporteerd kan worden of vice versa». Is dit nu niet dé reden om af te zien van een splitstingswet? Want door de keuze van splitsen moet worden opgenomen dat «zij een inspanningsverplichting hebben om de planningen zo veel mogelijk af te stemmen met de betbeheerder van het net op zee en voor de netbeheerder volgt dit uit zijn algemene taak om zijn net op een goed wijze te beheren en redelijke en transparant te opereren jegens afnemers».
De leden van de PVV-fractie hebben hun bedenkingen bij het voornemen van de regering om de risico’s eenzijdig bij TenneT neer te leggen. De regering redeneert dat anders de windparkexploitant dit risico incalculeert in zijn bieding voor de tender voor de SDE+ subsidie. Echter, er ligt een keiharde eis tot 40% kostenreductie voor wind op zee. Dat vormt dus een belemmering voor de windparkexploitant om meer subsidie te vragen. Bovendien zijn er, als het goed is, meerdere bieders voor een tender, hetgeen de mogelijkheid om de risico’s door te berekenen in de bieding beperkt. Kan de regering deze argumenten weerleggen? Kan de regering een inschatting geven van de meerkosten indien het kostenveroorzakersprincipe wordt toegepast in plaats van deze eenzijdige risicoverdeling? Verder stelt de regering dat er geen sprake zal zijn van misgelopen subsidie door verstoringen, omdat in andere jaren de gesubsidieerde productie alsnog gerealiseerd kan worden. Kan de regering uitleggen wat hiermee bedoeld wordt? Immers het is toch zo dat de subsidie over 15 jaar verstrekt wordt, waarbij de windparkexploitant altijd subsidie ontvangt op de momenten dat zijn molens draaien. Indien zijn molens dus vaker stilstaan door storingen, ontvangt hij toch per definitie minder subsidie dan wanneer er geen storingen zijn?
De leden van de SP-fractie zien graag verduidelijkt wat bedoelt wordt met het effect dat fors zou zijn voor gebruikers aangesloten op extrahoogspanning (220 en 380kV) en hoogspanning (110 en 150kV). Waarom volgt dit uit de verhouding tussen de huidige totale kosten van die netten en wat er bij zou komen ten gevolge van investeringen in het net op zee en de bestaande tariefsystematiek? Waaruit bestaat de huidige verdeelsleutel voor reeds bestaande netten zonder een aansluiting van het net wind op zee? Waarom zou de kostenbasis van het net op zee op, grond van zijn spanningsniveau volledig worden toegerekend aan het hoogspanningsnet? Kan uitgelegd worden waarom de energie-intensieve industrie stevig geraak zou worden, met de kostenverschuiving van de opslag duurzame energie naar de transporttarieven? Hoe is de verdeelsleutel verdeeld over alle aangesloten (nu en straks), zoals kleinverbruikers, het midden-en kleinbedrijf, de industrie en de energie intensieve industrie?
In het wetsvoorstel wordt bepaald dat voor bepaalde investeringen vermogenskosten op het onderhanden kapitaal al tijdens de aanleg terugverdiend mogen worden. De leden van de SP-fractie willen graag weten welke zaken dit betreft. Voor de netbeheerder van het landelijke hoogspanningsnet worden deze kosten in de tarieven verwerkt. Wat moeten de leden zich voortellen bij het terugverdienen van «kosten gerelateerd aan het landelijk hoogspanningsnet in hetzelfde jaar waarin zijn gemaakt?» Waarom word hiervoor de periode van een jaar genomen en niet gelijk aan een totale afschrijvingstermijn? Hoe lang zijn trouwens de afschrijvingstermijnen van de diverse onderdelen van het net? Is het niet vreemd dat de ACM de hoogte van alle betreffende kosten in moet schatten en naderhand moet controleren en na calculeren? Wat zijn de voor- en nadelen van een andere wijze van handelen?
De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre kosten van het net op zee gemaakt door TenneT, ook extra kosten ten aanzien van het landelijk hoogspanningsnet, apart worden bijgehouden door TenneT. In hoeverre kan de ACM er toezicht op houden dat extra kosten voor het landelijk hoogspanningsnet noodzakelijk zijn voor het net op zee?
De leden van de PVV-fractie hebben nog altijd hun bedenkingen bij het kostenvoordeel van 3 miljard euro dat er zou zijn door TenneT het net op zee aan te laten leggen. Uiteraard snappen de leden ook wel dat het voordeliger is om niet voor ieder windpark afzonderlijk een kabel naar de kust te trekken. Daarentegen worden er wel extra (diepzee) verbindingen tussen de windparken onderling aangelegd bij een netwerk op zee. Is het waar dat dit een beperking vormt voor het kostenvoordeel van een netwerk op zee ten opzichte van losse verbindingen? Verder vragen de leden of de som van 3 miljard wel gebaseerd is op een eerlijke vergelijking, waarbij gerekend is met hetzelfde materiaal, levensduur, afschrijvingstermijn, etc.? Daarnaast zijn deze leden of het kostenvoordeel nog groter zou kunnen uitvallen indien het netwerk op zee zou worden aanbesteed. Nu het immers toch vanuit de subsidie bekostigd wordt en niet langer vanuit de transportkosten vormt de financiering niet langer een beletsel om het netwerk op zee aan te besteden. Immers voor windparken op zee beredeneert de regering dat dit het voordeligst is via tenders, waarom zou dit niet opgaan voor het netwerk op zee? Heeft de regering de optie om het netwerk op zee aan te besteden onderzocht en zo niet, waarom niet? Zo ja, kan de regering aangeven wat daaruit naar voren kwam en of dit financieel voordeliger was? Verder vragen de leden waarom het terugverdienen van de investeringen tijdens de aanleg niet toegepast wordt voor de infrastructuur van TenneT op land? Uit de opsomming die de regering geeft blijken namelijk louter voordelen. Waarom wordt dit dan toch niet toegepast of waarom werd dit dan tot op heden niet voor het netwerk op land toegepast? Welke nadelen kleven eraan deze wijze van het terugverdienen van investeringen tijdens de aanleg?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen toelichting op de opmerking in de memorie van toelichting dat toepassing van de bestaande tariefsystematiek ertoe zou leiden dat «aangeslotenen op het extrahoogspanningsnet en het hoogspanningsnet in onredelijke mate zouden bijdragen aan de ontwikkeling van het net op zee». Wat verstaat de regering onder «onredelijke mate»? Waarom is bij de tariefsystematiek op land geen sprake van een bijdrage in «onredelijke mate» van deze aangeslotenen? Waarom dragen de andere aangeslotenen, zoals kleinverbruikers en MKB-ondernemers op deze manier wel in redelijke mate bij, aangezien zij een groter aandeel van de kosten zullen moeten dragen? Waarom wordt fossiele energie wel via de nettarieven bekostigd, waarbij bovendien een aansluitplicht geldt voor de netbeheerder en de kosten ook hoog zijn?
De leden van de SP-fractie begrijpen dat de ACM – vanwege de gekozen systematiek- de inkomsten van de netbeheerder van het net op zee reguleert via de jaarlijks vast te stellen efficiënte kosten. Waarna de jaarlijkse subsidie hierop wordt afgestemd. De leden horen graag hoeveel jaar de subsidies zullen plaatsvinden. Het document geeft hier geen enkel inzicht in.
Ook vragen zij waarom nog moet worden bezien in hoeverre de financiële compensatie, die TenneT van overheidswege zal ontvangen, moet worden aangemerkt als staatsteun. Ook vernemen de leden graag de beantwoording van de vragen hierover als gesteld door Raad van State. Wat voor andere voordelen – lagere rentelasten – zijn er voor TenneT bij voorfinanciering? Leidt de voorgestelde inkomstenregulering (waarbij wordt gesubsidieerd) voor selectieve voordelen voor afnemers, zoals grootverbruikers van het hoogspanningsnet en windexploitanten? En zo ja, welke? Waarom wordt er haast gemaakt met voorliggend voorstel, terwijl de gesprekken over staatsteun ja dan nee, nog met de Europese Commissie gevoerd worden? Wat als de gekozen financieringswijze door hen als staatsteun wordt bestempeld? Wat verandert er aan de bepaling nu de tekst uit het oorspronkelijke wetsvoorstel «rekening houden met land specifieke kenmerken, waaronder de kwaliteit van het net» is vervangen door de huidige tekst die stelt dat «buiten beschouwing laten van land specifieke kenmerken, waaronder de kwaliteit van het net». Waarom is kwaliteit een «land specifiek» kenmerk? Zijn er landen die niet gekozen hebben voor een kwaliteitssysteem? Zo ja, waar blijkt dat uit en over welke landen gaat dit? Laat u aan het ACM om – onafhankelijk – te bepalen welke kosten kunnen worden aangemerkt als tarieven dan wel inkomsten? Wat is er gedaan met de opmerkingen van de Raad van State dat een structuurvisie als ontwikkelingskader te globaal van karakter is waardoor de exacte locatie en te realiseren uitvoeringswijze van windparken van zowel op land als op zee nog niet vaststaan, waarmee een goed inzicht in de kosten van investeringen ontbreken? Ook de afdeling heeft aandacht gevraagd voor bevoordeling van TenneT en voor de onzekerheden die met de versnelling gepaard gaan.
De leden van de PVV-fractie vinden het merkwaardig dat de regering met de Europese Commissie in gesprek is of er al dan niet sprake is van staatssteun voor wat betreft de voorgenomen subsidie van de netbeheerder op zee. Op welke punten moet de Europese Commissie dan nog overtuigd worden dat hier geen sprake van is? Waarom gaat de regering überhaupt het gesprek aan met de Europese Commissie terwijl het stelt dat het aan alle eisen van het genoemde Altmark arrest voldoet? Dit roept ook de vraag op hoe landen als Duitsland en Denemarken dan de financiering van hun aansluitingen van de windmolenparken op zee geregeld hebben?
De leden van de D66-fractie lezen dat de Raad van State opmerkingen heeft over de mogelijkheid dat het vergoeden van de kosten van net op zee aan de netbeheerder via de SDE+ mogelijkerwijs als staatssteun kan worden gezien. De regering heeft op dit moment hierover gesprekken met de Europese Commissie. De voorgenoemde leden vragen de regering om aan te geven wat tot nu toe het resultaat is van die gesprekken en wat zij zal doen indien de Europese Commissie bezwaar maakt tegen de regeling.
De leden van de PvdD-fractie constateren dat uit het wetsvoorstel blijkt dat exploitanten gederfde inkomsten als gevolg van het uitlopen van werkzaamheden vergoed zullen krijgen. Op deze manier moet het minder risicovol en meer aantrekkelijk, zijn om de windmolenparken te gaan exploiteren. De leden van de PvdD-fractie willen graag weten hoe dit financieel gedekt gaat worden. Wordt dit vanuit de SDE+ regeling gefinancierd? Zal dit geld ten koste gaan van andere investeringen in duurzame energie? Heeft de regering extra geld opzij gezet om de gederfde inkomsten te kunnen dekken, dus bovenop het al vrijgemaakte geld? Graag een reactie. Tenslotte hebben de leden van de PvdD-fractie nog een vraag over het verschuiven van de kosten tussen de opslag van duurzame energie en transporttarieven. Worden grootverbruikers vanuit de SDE+ gefinancierd om elektriciteit van de windmolenparken op zee af te nemen?
De leden van de CDA-fractie vragen of er ook handelingen denkbaar zijn van de netbeheerder op zee die niet zijn te typeren als een grove nalatigheid maar wel leiden tot een latere totstandkoming van het net op zee. Zo ja, dient de wet hier geen rekening mee te houden zoals voorgesteld door de ACM?
De leden van de PVV-fractie vinden het merkwaardig dat de regerin de aanbeveling van de ACM om de financiële prikkels voor TenneT te vergroten niet overneemt. Het blijft toch immers vreemd dat de belastingbetaler altijd opdraait voor vertraging in de oplevering van het net op zee, zelfs als er sprake is van grove nalatigheid. Wat is er op tegen om conform het voorstel van de ACM een procentueel eigen risico in te stellen dat dus niet verhaald kan worden op de belastingbetaler?
De leden van de D66-fractie lezen dat in het wetsvoorstel wordt geregeld dat voorbereidingskosten ook mogen worden verrekend. Deze leden vragen of het voor de ACM wel mogelijk is om voldoende inschatting te maken over doelmatigheid en efficiëntie van deze voorbereidingskosten zodat zij deze correct kan nacalculeren. De leden van de D66-fractie vragen of de ACM ook de nut, noodzaak en doelmatigheid van (vervangings) investeringen van het net op zee zal toetsen, en op welke manier dat geregeld is.
Artikel 1
Onderdeel A
De leden van de SP-fractie vragen of artikel 1, onderdeel b, van de Elektriciteitswet, dat het begrip «aansluiting» definieert, de invulling is van het amendement Smaling (34 199, nr. 21) dat bij de behandeling van de elektriciteits- en gaswet is aangenomen?
Onderdeel C
De leden van de SP-fractie vragen of met het artikel 9f, zesde lid, nu echt duidelijk is dat een provincie af kan zien van de coördinatie en daarmee ook van het overnemen van de bevoegdheden van gemeenten? Hoe gaat dit er in de praktijk dan uitzien, onder de Rijskcoördinatieregeling? Waar beginnen en waar eindigen bevoegdheden en aansprakelijkheden?
Onderdeel D
De leden van de fractie van de SP-fractie vragen of de uitleg die gegeven wordt aan de uitwerking van «Belemmeringenwet Privaatrecht», die van toepassing wordt verklaard, wel een juiste is. Hij wordt nu van toepassing verklaard op de aanleg, wijziging en instandhouding van een windpark. De tekst in het voorstel stelt dat dit van toepassing wordt bij windparken van meer dan 100MW (RCR) en windparken van meer dan 5 MW waarvan de gemeente heeft geweigerd mee te werken aan een ruimtelijke inpassing. Met andere woorden: de gemeente heeft verregaande juridische bezwaren tegen de aanleg van een dergelijk windpark. De indiener stelt dat «niet de procedure maar de aard van het werk bepalend is voor de vraag of er sprake is van een werk van algemeen nut». De indiener rekt hier naar mening van deze leden niet alleen de wet op, maar misbruikt de weg van de «Belemmeringenwet Privaatrecht» (BP). De belemmeringenwet privaatrecht legt «de plicht op het gedogen van bepaalde werken in, op of boven hun eigendom. Waarbij verplicht kan worden tot het gedogen van de aanleg/instandhouding (aanwezigheid) of verandering van een (bestaand) werk in, op of boven de onroerende zaak van de belanghebbende. Het feit dat BP geen definitie van het begrip «openbaar werk» geeft, maar daartoe in ieder geval allerlei kabels en (transport) leidingen rekent, waaronder onder- en bovengrondse hoogspanningsleidingen worden gerekend, maakt niet dat de wet naar mening van de leden misbruikt mag worden om voorwerk of zelfs de aanleg van een windpark van 5 tot 100 MW af te dwingen waarvan de juridische weg tot aanleg daarvan nog niet is gelopen. Al wat een hoogspanningsleiding gemeen heeft met een windpark is het feit dat het een (deel van) energievoorziening betreft.
De BP biedt een instrument om onderhoud te kunnen plegen aan een al bestaand werk, gelegen op grondeigendom van een ander. Het feit dat dat bestaande werk van algemeen nut is, bepaalt dat een beroep gedaan mag worden op BP. De Rijkscoördinatieregeling en de Crisis- en herstelwet hebben naar mening voldoende rechtskracht tot aanleg van windparken in zichzelf. Wanneer een windpark is aangelegd, volgens alle bestaande juridische spelregels, mag natuurlijk op een later moment voor het noodzakelijk onderhoud een beroep gedaan worden op BP. Vooruitlopen op het nieuwe stelsel van gedoogplichten van het Wetsvoorstel Omgevingswet is onwenselijk en niet gepast. Die wet gaat – met gebruik van alle democratische rechten – in zijn geheel pas in werking op of na 2018. Het manipuleren van ander wetgeving, zal het draagvlak voor de aanleg van windparken verder doen afnemen, zo menen de leden van de SP-fractie.
De leden van de CDA fractie hebben grote vraagtekens bij de voorgestelde wijziging onder D, artikel 9g. Zij vragen de onderbouwing om alle windmolenparken aan te merken als openbaar werk van algemeen nut onder de belemmeringenwet privaatrecht. Waarom zou een windmolenpark tussen de 5 en 100 MW een openbaar werk van algemeen nut zijn terwijl een dergelijk park een private onderneming is? Waarom zou een windpark een openbaar werk van algemeen nut zijn, en een zonnepark van 5MW niet? Waarom worden nu windmolenparken waarvoor de gemeenten het bevoegd gezag was onder de gedoogplicht onder de belemmeringenwet privaatrecht? Wat impliceert deze voorgestelde wijziging voor grondeigenaren? Zou een gedoogplicht betekenen dat een grondeigenaar nog enkel een schadevergoeding zou krijgen in plaats van een jaarlijkse vergoeding? Welke verplichting is er voor de initiatiefnemers van een windenergiepark op land om landeigenaren en, of omwonenden de keuze te geven om mee te laten participeren (mee-investeren) in een windpark?
Onderdeel H
De leden van de PVV-fractie vinden dat er nogal kwistig met schadevergoedingen gestrooid wordt2. De leden doelen dan met name op de mogelijkheid voor een windmolenexploitant om een schadevergoeding te claimen, indien kan worden aangetoond dat het windpark wel op tijd klaar was geweest. Betekent dit dat indien TenneT in het begin van het jarenlange proces om het netwerk op zee aan te leggen al tegen vertraging oploopt al schadeclaims kan verwachten? Immers hoe wordt gecontroleerd of de claims van de windmolenexploitant terecht zijn? Verder zijn de leden benieuwd of omgekeerd dezelfde regels en voorwaarden gelden? Kan TenneT ook een claim indienen bij de windmolenexploitant als het al met de voorbereidingen van de aansluiting begonnen is, terwijl de windmolenexploitant tegen vertraging oploopt?
De leden van de PVV-fractie constateren dat er rekening wordt gehouden met een onderhoudsperiode van vijf dagen waarop TenneT het onderhoud kan plegen aan het net op zee, zonder dat daarvoor een schadevergoeding gegeven hoeft te worden. De leden zijn benieuwd in hoeverre deze termijn gebruikelijk is? Hoeveel dagen wordt er paar jaar aan onderhoud besteed voor de verbindingen naar de reeds bestaande windparken op zee? Is het gezien de voorgenomen gigantische omvang van het netwerk op zee dat deze regering wil aanleggen wel afdoende om TenneT vijf dagen voor onderhoud per kabel te geven? Klopt het dat indien TenneT langer dan vijf dagen over het onderhoud doet het de windmolenexploitant een schadevergoeding moet betalen, welke TenneT voor 100% kan doorberekenen in de tarieven? Zo nee, hoe is het dan geregeld, zo ja welke prikkel heeft TenneT dan nog om het onderhoud binnen die vijf dagen af te ronden?
De leden van de PVV-fractie vinden de complexe rekenmethodiek voor de hoogte van de vergoeding overdreven. Waar is het voor nodig om rekening te houden met discontovoeten, windrichtingen en windsnelheden? Zijn daar juridische redenen voor of is dit gewoon werkverschaffing voor ambtenaren? Hoeveel FTE gaan zich hier mee bezighouden? Wat is er op tegen om gewoon een eenvoudige compensatie te bieden die alleen is gebaseerd op tijd, zoals dat ook voor consumenten gebruikelijk is? Waar is het voor nodig om de miljarden verdienende windmolenexploitanten nog meer te spekken met belastinggeld met op de komma nauwkeurig berekende schadevergoedingen?
Onderdeel J
De leden van de PVV-fractie vinden dat de regering een loopje neemt met de democratie door netbeheerders nog voordat een inpassingsplan is vastgesteld te laten beginnen met het maken van kosten voor de netaansluiting. Weliswaar zijn de leden van de PVV-fractie niet de enige die tegen alle windmolens zijn, maar zelfs bij voorstanders van windmolens is er geregeld discussie over de inpassing. Kijk bijvoorbeeld maar naar de discussie over de dubbele lijnopstelling in de Drentse Veenkoloniën. Bovendien kunnen burgers en organisaties ook bezwaar maken tegen het inpassingsplan waardoor het verworpen kan worden. Vindt de regering het om andere redenen dan de tijdige realisatie van het energieakkoord gerechtvaardigd om op deze manier het democratische proces te doorkruisen, zo ja waarom? In hoeverre kan de inpassing nog aangepast worden indien de netbeheerder al begonnen is met de voorbereiding zonder dat dit leidt tot extra kosten? Wat gebeurt er met de voorbereidingskosten indien op het laatste moment toch wordt afgezien van realisatie van het windpark? Mogen deze kosten dan doorberekend worden richting de consument? Wat gebeurt er als de ACM achteraf oordeelt dat de kosten niet doelmatig waren? Worden deze dan alleen teruggevorderd of wordt er ook een boete opgelegd?
Onderdeel R
De leden van de SP-fractie willen graag nader uitleg over artikel 42 e, derde, vierde en vijfde lid die regelen dat voor de netbeheerder op zee respectievelijk de vaststelling van toegestane inkomsten wanneer deze geen voorstel voor inkomsten heeft gedaan binnen de gestelde termijn etc. Waarom moeten deze artikelen worden opgetuigd? Waarom zou een netbeheerder op zee geen voorstel voor inkomsten op kunnen stellen binnen een wettelijk gestelde termijn? Ligt een uitzonderingsregel waar in noodgevallen een beroep op gedaan kan worden niet meer voor de hand?
Artikel VI
De leden van de SP-fractie willen meer gedegen uitgelegd krijgen waarom de mogelijkheid wordt gecreëerd om af te wijken van de Wet raadgevend referendum. Het refereren aan spoedregelgeving is voor de leden onvoldoende onderbouwd
De leden van de PVV-fractie constateren dat de regering de referendumwet niet respecteert door hier van af te wijken. Wat heeft het nog voor zin om een referendum te houden nadat de wet al in werking is getreden? Wat gebeurt er indien er alsnog een referendum georganiseerd wordt als de wet al in werking is getreden? Wordt de wet dan ongeldig verklaard?
De voorzitter van de commissie, Vermeij
De adjunct-griffier van de commissie, Thomassen
In deze motie wordt de regering verzocht ermee in te stemmen dat – gelet op het gestelde in artikel 12.36 – artikel 4.6, zesde lid, niet in werking treedt dan nadat de verplichting van artikel 9 van richtlijn 2009/72 en artikel 9 van richtlijn 2009/73 wordt uitgebreid naar distributiesysteembeheerders, of op grond van bepalingen uit andere bindende EU-rechtshandelingen een soortgelijke verplichting voor distributiesysteembeheerders tot stand komt.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34401-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.