34 361 EU-voorstel: Wijziging van de Akte betreffende de verkiezingen van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 april 2016

Bij brief van 3 december 20151 heb ik u in kennis gesteld van het kabinetsstandpunt inzake het voorstel tot wijziging van de Akte betreffende de verkiezingen van de leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen (verder de Kiesakte)2. Tijdens het Algemeen Overleg van 28 januari jl. over het kabinetsstandpunt heb ik toegezegd om u tussentijds te informeren over de voortgang van de besprekingen (Kamerstuk 34 361, nr. 7). Met deze brief voldoe ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken, aan deze toezegging. Het door de rapporteur opgestelde en op 7 april jl. door de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken goedgekeurde position paper over de herziening van de Kiesakte zal ik hierbij betrekken.

In mijn brief van 14 december 2015 heb ik u reeds geïnformeerd over het feit dat tijdens het Luxemburgse voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie een eerste ronde van informele verkenningen in raadsverband heeft plaatsgevonden3. Tevens heb ik u in deze brief gemeld dat tijdens het Nederlandse voorzitterschap uitgebreide inhoudelijke besprekingen plaats zullen vinden. Gedurende de afgelopen maanden is een aanvang gemaakt met deze besprekingen in raadsverband. Tijdens deze besprekingen is alle lidstaten de gelegenheid geboden om hun opvattingen over het voorstel kenbaar te maken. Naast juridische bezwaren hebben de lidstaten ook veel politieke, technische en praktische bezwaren genoemd. Daarnaast zijn er zorgen over de subsidiariteit en de proportionaliteit van de voorstellen geuit. Voorts is er tijdens de besprekingen aandacht geweest voor het advies dat de Juridische Dienst van de Raad van de Europese Unie (verder de JDR) heeft uitgebracht. De JDR oordeelde in dit advies dat artikel 223 van het EU-Werkingsverdrag voldoende rechtsgrondslag biedt voor een groot deel van de in het ontwerp van het Europees Parlement opgenomen voorstellen, maar acht enkele voorstellen, in ieder geval in hun huidige formulering, in strijd met de EU-Verdragen. Concreet gaat het om de voorstellen ten aanzien van de Spitzenkandidaten, de regels voor selectieprocedures van kandidaten, het laten vaststellen van de verkiezingsperiode voor het Europees Parlement en het vervangen van de eenparigheid van stemmen in de Raad over uitvoeringshandelingen door stemmen met een gekwalificeerde meerderheid.

Stand van zaken krachtenveld

In algemene zin geldt dat tijdens de besprekingen in raadsverband duidelijk is geworden dat de waardering voor het voorstel en de diverse onderdelen daarvan sterk uiteenloopt. Dit houdt concreet in dat de Nederlandse positie op nagenoeg alle punten de steun heeft van een of meerdere lidstaten. Gelijktijdig zijn er lidstaten die een tegengestelde positie hebben ten opzichte van Nederland. In het position paper noemt u een aantal onderdelen van het voorstel waar u de grootste waarde aan hecht. Gezien het belang dat u aan deze onderwerpen toekent zal ik nader ingaan op de stand van zaken van de besprekingen over deze onderdelen van het voorstel. Ik volg hierbij de volgorde die u in het position paper heeft gehanteerd.

Regels over het vaststellen van kandidatenlijsten

In het voorstel wordt voorgesteld om politieke partijen die deelnemen aan de verkiezing van het Europees Parlement te verplichten om democratische selectieprocedures in acht te nemen bij de selectie van hun kandidaten voor deze verkiezing. In het verlengde hiervan liggen de voorstellen om gendergelijkheid te waarborgen voor de verkiezingen van het Europees Parlement en de deadlines voor het indienen van kandidatenlijsten te harmoniseren. Het kabinet is, evenals uw Kamer, van oordeel dat de selectieprocedure van politieke partijen, inclusief de gendergelijkheid, behoort tot de autonomie van de politieke partijen. Tijdens de besprekingen in raadsverband is gebleken dat de opvattingen van de lidstaten over dit onderwerp uiteenlopen. Een aantal lidstaten steunt het Nederlandse standpunt, of pleit voor een minder vergaand voorstel. Evenwel zijn er ook lidstaten die dit voorstel steunen en/of hier zelf al regelgeving voor hebben.

Datum verkiezingen en exit polls

De verkiezingen van het Europees Parlement eindigen op zondag om 22.00 uur, hetgeen ruim drie dagen na het sluiten van de stembussen in Nederland is. De uitslag mag niet voor dit tijdstip bekend worden gemaakt, volgens het voorstel mogen exit polls ook niet eerder openbaar worden gemaakt. Tijdens de besprekingen in raadsverband heeft Nederland er nadrukkelijk op gewezen vast te willen houden aan de openbaarheid van de telling op de verkiezingsdag. Daarnaast heeft het kabinet, gelet op de waarde die het aan de vrijheid van nieuwsgaring hecht, bezwaren tegen een verbod op exit polls. Het in het position paper naar voren gebrachte standpunt van uw Kamer sluit hier op aan. De bezwaren van Nederland tegen een aantal onderdelen van dit voorstel, worden door veel lidstaten gedeeld. Niettemin zijn er ook lidstaten die hier voorstander van zijn, bijvoorbeeld omdat zij zelf al een dergelijk verbod kennen.

Verplichte zichtbaarheid Europese politieke partijen

Het door het kabinet en de Kamer gedeelde standpunt dat dit een autonome taak van politieke partijen betreft, waarbij de overheid in principe geen rol heeft, wordt door veel lidstaten gedeeld. Naast principiële bezwaren hiertegen worden ook kanttekeningen van meer praktische aard opgebracht. Dit gaat onder meer om het gegeven dat niet alle politieke partijen verbonden zijn aan een Europese politieke partij.

Dubbelmandaat en invoering kiesdrempel

Voorgesteld wordt om een verplichte kiesdrempel van minimaal 3% tot maximaal 5% in lidstaten die gebruik maken van een lijstenstelsel en meer dan 26 zetels te verkiezen hebben in te voeren. Veel lidstaten hebben laten weten reeds een kiesdrempel van om en nabij deze omvang te hebben, dan wel dat zij, evenals Nederland, materieel niet door dit voorstel worden geraakt. Derhalve zijn er weinig lidstaten die bezwaren tegen dit voorstel hebben geuit, hetgeen echter niet wegneemt dat er enkele lidstaten bezwaren, deels van principiële aard, tegen dit voorstel hebben opgeworpen. Over het dubbelmandaat wordt wisselend gedacht. Enkele lidstaten delen het oordeel van het kabinet dat duidelijkheid moet worden gecreëerd over de precieze reikwijdte van het voorstel en zijn eveneens van oordeel dat een uitbreiding van het verbod op een dubbelmandaat naar onder meer provinciale volksvertegenwoordigingen niet gewenst is.

Uitvoeringshandelingen

Het kabinet is evenals uw Kamer de mening toegedaan dat moet worden vastgehouden aan unanimiteit van stemmen bij het vaststellen van uitvoeringsmaatregelen. Tijdens de besprekingen bleek dat dit voorstel ook op bezwaren stuit bij andere lidstaten, die zich bovendien op het standpunt hebben gesteld dat het voorstel in strijd is met artikel 291 van het EU-Werkingsverdrag, dat niet voorziet in een rol voor het Europees Parlement bij het vaststellen van bindende uitvoeringshandelingen.

Facultatieve bepalingen

In uw position paper heeft u ten slotte enige opmerkingen over enkele facultatieve bepalingen in het voorstel gemaakt. Dit betreft ten eerste de aanbeveling om de leeftijd voor het actieve kiesrecht te verlagen naar 16 jaar. Deze aanbeveling stuit bij de meerderheid van lidstaten op bezwaren, onder meer omdat het een nationale competentie wordt geacht. Ten tweede merkt u in het position paper op dat de invoering van een gemeenschappelijk kiesdistrict ten behoeve van de Spitzenkandidaten niet nodig is voor het houden van Europese verkiezingen. Dit voorstel stuit op bezwaren van talrijke lidstaten.

Vervolg procedure

De eerste fase van de besprekingen in raadsverband heeft een inzicht geboden in de standpunten van de lidstaten. Op basis hiervan wordt de behandeling van het voorstel in raadsverband vervolgd, waarbij recht moet worden gedaan aan de diversiteit van opvattingen van de lidstaten. Naar verwachting zal het proces niet kunnen worden voltooid onder Nederlands voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk


X Noot
1

Kamerstuk 34 166, nr. 23.

X Noot
2

Extranet: 7038/16.

X Noot
3

Kamerstuk 34 361, nr. 2.

Naar boven