34 360 Wijziging van het Belastingplan 2016

D NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 december 2015

Inhoudsopgave

 
     

1.

Algemeen

1

2.

Inkomensbeleid

1

3.

Box 3

5

4.

Verruimd gemeentelijk belastinggebied

5

Algemeen

Het kabinet heeft met belangstelling kennisgenomen van de vragen van de leden van de fractie van 50PLUS.

Inkomensbeleid

Koopkracht en lastenverlichting

De leden van de fractie van 50PLUS wijzen erop dat in de nota naar aanleiding van het verslag op pagina 4 wordt opgemerkt: «de mediane koopkracht van gepensioneerden verbetert in 2016 door het Belastingplan 2016 inclusief novelle met 1,3%. Dat is meer dan de mediane koopkrachtverbetering met 1,1% van alle huishoudens.» De leden van de fractie van 50PLUS vragen hoe deze passage zich verhoudt tot de koopkrachtcijfers in tabel 2 op pagina 6 van de nota naar aanleiding van het verslag.1 Tabel 2 op pagina 6 laat de mediane koopkrachtontwikkeling voor 2016 zien na de novelle. In de memorie van antwoord staat op pagina 10 de mediane koopkracht voor 2016 zonder Belastingplan 2016.2 De hierna opgenomen tabel 1 combineert beide tabellen. Een dergelijke tabel staat ook op pagina 11 van de memorie van antwoord, maar dan zonder het effect van de novelle.

Uit de hierna opgenomen tabel 1 blijkt dat de koopkracht van gepensioneerden zonder Belastingplan 2016 met 1% zou afnemen. Dat komt onder andere door het niet indexeren van pensioenen (dit is ook nadelig voor werkenden maar dit effect is niet zichtbaar in koopkrachtplaatjes) en maatregelen om de inkomensondersteuning voor ouderen meer in lijn te brengen met die voor werkenden, zoals het verhogen van het verlaagde tarief van de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (IAB Zvw), het afschaffen van de ouderentoeslag in box 3 en het verlagen van de ouderenkorting. De maatregelen in het Belastingplan 2016 zoals het verhogen van de ouderenkorting, het verlagen van het tarief in de tweede en derde schijf van de loon- en inkomstenbelasting, het verhogen van het heffingvrije vermogen in box 3 en het verlengen van de derde schijf in de loon- en inkomstenbelasting, zorgen voor een koopkrachtverbetering van 1,3% voor gepensioneerden.

Tabel 1 Koopkracht in percentages
 

Koopkracht 2016 zonder Belastingplan 2016 in %

Koopkracht 2016 na Belastingplan en novelle 2016 in %

Mutatie door het Belastingplan en novelle 2016

Inkomensniveau

     

<175% wml

0

0,7

0,7

175–350% wml

0,2

1,9

1,7

350–500% wml

0,5

2

1,5

>500% wml

0,1

1,3

1,2

       

Inkomensbron

     

Werkenden

0,6

2,5

1,9

Uitkeringsontvangers

0,2

0,3

0,1

Gepensioneerden

– 1

0,3

1,3

       

Huishoudtype

     

Tweeverdieners

0,4

1,8

1,4

Alleenstaanden

0,1

0,9

0,8

Alleenverdieners

– 0,2

0,8

1

       

Kinderen

     

Met kinderen

0,6

2,5

1,9

Zonder kinderen

0,4

1,9

1,5

       

Alle huishoudens

0,2

1,3

1,1

De leden van de fractie van 50PLUS wijzen op de voetnoten a en b bij tabel 5.5 van het rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) «de sociale staat van Nederland 2015», waarin wordt opgemerkt dat de uitkomsten zeer sterk beïnvloed worden door de vraagstelling. Deze leden vragen of dit niet aanzienlijke aanpassingen zijn als gevolg van de andere zienswijze.

Tijdens het debat in uw Kamer op dinsdag 15 december 2015 heb ik gewezen op tabel 5.1 op pagina 120 en 121 uit het genoemde rapport van het SCP, waarin de gemiddelde koopkrachtontwikkeling voor verschillende groepen in de samenleving wordt gepresenteerd. Uit deze tabel blijkt dat de groep ouderen er in de periode 2004 tot en met 2013 3% op vooruit is gegaan. De meeste andere groepen zijn er in deze periode minder op vooruitgegaan. De aanpassingen waar de leden van de fractie van 50PLUS op doelen hebben geen betrekking op tabel 5.1. De data in tabel 5.1 zijn gebaseerd op administratieve data op basis van gegevens van de Belastingdienst. De data in tabel 5.5 waar de leden van de fractie van 50PLUS naar verwijzen zijn gebaseerd op zelfgerapporteerde data. Vandaar dat het SCP opmerkt dat een andere vraagformulering kan leiden tot trendbreuken.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of het klopt dat het SCP alleen heeft gekeken tot een bepaald inkomen. Volgens deze leden zijn alleen de pensioenen tussen € 5.000 en € 9.000 erop vooruitgegaan en daarboven loopt het koopkrachtverlies op tot 5 à 12%.

Het SCP heeft de gemiddelde koopkracht van de totale groep ouderen bekeken. Alle inkomens zijn daarin meegenomen.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen het cumulatieve koopkrachtoverzicht voor ouderen met een hoger aanvullend pensioen aan te vullen voor de jaren 2004–2016. Zoals in de eerdere beantwoording is aangegeven wordt sinds 2010 gebruikgemaakt van een nieuw rekenmodel. De gevraagde voorbeeldhuishoudens met meer dan € 10.000 aanvullend pensioen zijn geen standaardvoorbeelden en werden op verzoek van de fractie van 50PLUS apart geprogrammeerd. Voor deze huishoudens is dan ook geen aansluiting beschikbaar met de cijfers uit het rekenmodel dat voor 2010 gebruikt werd. Voor de standaardhuishoudens met alleen AOW of met € 10.000 aanvullend pensioen, zijn deze gegevens wel beschikbaar. Het hierna opgenomen overzicht laat zien dat de cumulatieve koopkrachtontwikkeling over de periode 2004–2016 voor huishoudens met alleen AOW positief was (+3,5% voor een paar tot +7,8% voor een alleenstaande). De huishoudens met € 10.000 aanvullend pensioen hebben over deze periode een negatieve koopkrachtontwikkeling van -1,4% (paar) tot -4,5% (alleenstaande).

Tabel 2 Cumulatieve koopkracht voorbeeldhuishoudens

Cumulatieve koopkracht voorbeeldhuishoudens

2004–2016

AOW alleenstaande, alleen AOW

7,8

AOW alleenstaande, AOW + 10.000 euro aanvullend pensioen

– 4,5

AOW paar, alleen AOW

3,5

AOW paar, AOW + 10.000 euro aanvullend pensioen

– 1,4

De leden van de fractie van 50PLUS vragen om het verschil tussen de in de nota naar aanleiding van het verslag op pagina 7 genoemde structurele lastenverzwaring van € 0,5 miljard en in de memorie van antwoord onder tabel 9 genoemde lastenverzwaring van € 0,3 miljard toe te lichten. Tevens vragen zij een update van tabel 9 voor 2017 en verder, met daarin de novelle verwerkt.

De hierna opgenomen tabel 3 bevat een update van tabel 9 uit de memorie van antwoord voor 2017 en verder:

Tabel 3 Budgettair beslag ouderen van structurele maatregelen bij besluitvorming Belastingplan 2015 en 2016 (bedragen afgerond op 0,1 mld euro. -/- betekent een lastenverlichting) – inclusief novelle

Maatregel

2015

2016

2017 en verder

Aanpassing tarief eerste schijf

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Wijziging afbouw algemene heffingskorting

 

0,1

0,1

Verlaging tarief tweede en derde schijf

 

– 0,3

– 0,2

Verlenging derde schijf

 

– 0,1

– 0,1

Aanpassing ouderenkorting

 

0,2

– 0,0

Afschaffing ouderentoeslag box 3

 

0,2

0,2

Verhoging laag IAB tarief

 

0,3

0,3

Bezuiniging huurtoeslag

   

0,1

De maatregelen die zijn opgenomen in de hiervoor opgenomen tabel tellen op tot een structurele lastenverzwaring voor ouderen per 2017 van afgerond € 0,2 miljard. Hierbij is ook het aandeel van AOW-gerechtigden in de verlaging van het tarief in de tweede en derde schijf meegenomen. De lastenverlaging komt hiermee circa € 50 miljoen lager uit dan de € 0,3 miljard die in de memorie van antwoord onder tabel 9 is genoemd. In de memorie van antwoord was echter nog geen rekening gehouden met de effecten van de novelle op AOW-gerechtigden. Zoals in de nota naar aanleiding van het verslag bij het Belastingplan 20163 uitgelegd is, leidt de novelle per saldo tot een extra lastenverlichting die neerslaat bij AOW-gerechtigden voor circa € 50 miljoen. Indien het effect van de verlaging van het tarief tweede en derde schijf uit bovenstaande tabel (- € 0,2 miljard) niet wordt meegenomen in de optelling resteert een lastenverzwaring van afgerond € 0,5 miljard. Dit correspondeert met het in de nota naar aanleiding van het verlag op pagina 7 genoemde bedrag. In aanvulling op het voorgaande wordt opgemerkt dat het Belastingplan 2016 samen met de novelle tot een incidentele lastenverlichting voor AOW-gerechtigden leidt van ruim € 900 miljoen in 2016 en een lastenverlichting van circa € 450 miljoen voor 2017 en verder.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of het niet verwarrend is om in tabel 10 van de memorie van antwoord de IAB Zvw niet op te nemen. Daarbij vragen zij hoe de in de memorie van antwoord genoemde structurele lastenverlichting van € 0,3 miljard zich hiertoe verhoudt. In tabel 10 van de memorie van antwoord is een overzicht van het budgettaire beslag van de maatregelen uit het vijfmiljardpakket voor AOW-gerechtigden opgenomen. Omdat de eerdere verhoging van het lage IAB-tarief geen onderdeel van het vijfmiljardpakket is, is deze niet in deze tabel opgenomen. Het overzicht dat in tabel 10 van de memorie van antwoord is opgenomen, is niet langer actueel, omdat de aanpassingen van de vierde nota van wijziging en de novelle hier niet in zijn opgenomen. De structurele lastenverlichting van het Belastingplan 2016, inclusief de vierde nota van wijziging en de novelle bedraagt circa € 450 miljoen voor AOW-gerechtigden. Hierin is het effect van de verhoging van het lage IAB-tarief, waartoe vorig jaar is besloten, niet meegenomen.

Tarieven en kortingen

De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de kosten zijn van het geheel structureel maken vanaf 2017 van de incidentele verhoging van de ouderenkorting in 2016. De ouderenkorting is in 2016 voor € 395 miljoen verhoogd. In de vierde nota van wijziging en de novelle is hiervan al € 200 miljoen structureel gemaakt. Het geheel structureel maken van de verhoging zou nog eens € 195 miljoen kosten.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen of met het structureel maken van het resterende deel van de eenmalige koopkrachtreparatie van € 93 een tweede eenmalige koopkrachtreparatie in 2017 wordt voorkomen. Het is te vroeg om te speculeren over mogelijke koopkrachtmaatregelen voor 2017. Het kabinet neemt volgend jaar augustus een besluit over de koopkracht voor 2017.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen naar het inkomenseffect van de verlaging van de ouderenkorting in 2017 als gevolg van het vervallen van de eenmalige verhoging van de ouderenkorting. Deze leden willen graag de inkomenseffecten voor de inkomens in tabel 3 van de antwoorden op de vragen over de novelle. De hierna opgenomen tabel 4 geeft de inkomenseffecten van het vervallen van de eenmalige verhoging van de ouderenkorting per 2017 voor de gevraagde inkomens.

Tabel 4 Inkomenseffect vervallen eenmalige verhoging ouderenkorting per 2017

Bruto inkomen €

inkomenseffect in %

20.000

– 0,5%

30.000

– 0,4%

40.000

0,0%

50.000

0,0%

55.000

0,0%

70.000

0,0%

De leden van de fractie van 50PLUS vragen nogmaals of de ouderenkorting trager kan worden afgebouwd vanwege het verschil van deze korting in 2017 tussen AOW-gerechtigden met een lager inkomen en AOW-gerechtigden met een hoger inkomen. Zoals reeds in de memorie van antwoord is aangegeven, ziet het kabinet op dit moment geen aanleiding om een wijziging aan te brengen in de systematiek van de ouderenkorting.

Box 3

De leden van de fractie van 50PLUS vragen hoeveel ouderen als gevolg van de verhoging van het heffingvrije vermogen in box 3 met € 3.000 in 2016, met deze verhoging hun huurtoeslag behouden. Naar schatting leidt de verhoging van het heffingvrije vermogen met € 3.000 ertoe dat 10.000 huishoudens het recht op huurtoeslag behouden dan wel krijgen. Hiervan hoort ongeveer 78% (dus 7.800) tot de ouderenhuishoudens.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen wat de verhoging van het heffingvrije vermogen in box 3 met nog eens € 5.000 in 2017 kost en vragen wat de gevolgen zijn voor de huurtoeslag. Een verhoging van het heffingvrije vermogen met nog eens € 5.000 in 2017 tot € 30.000 betekent een budgettaire derving van circa € 145 miljoen. Daarnaast leidt het naar schatting tot extra uitgaven voor de toeslagen van circa € 50 miljoen, waarvan naar schatting tot € 11 miljoen extra kosten aan huurtoeslag. Bij een verhoging met € 5.000 hebben circa 6.500 extra huishoudens recht op huurtoeslag.

De leden van de fractie van 50PLUS vragen nogmaals of de extra vrijstelling van de vermogenstoets voor de huurtoeslag alsnog kan worden verhoogd tot bijvoorbeeld de helft van de vrijstelling voor de zorgtoeslag, namelijk tot € 41.252. Dit onderwerp ligt op het terrein van de Minister voor Wonen en Rijksdienst. Mede namens hem merk ik op dat een verhoging van de vermogenstoets in de huurtoeslag tot boven het heffingvrije vermogen van box 3 niet strookt met het principe dat de huurtoeslag een instrument is voor huishoudens met de minste draagkracht. Er is ook geen dekking voor de daaruit voortvloeiende extra uitgaven aan huurtoeslag.

Verruimd gemeentelijk belastinggebied

De leden van de fractie van 50PLUS hebben een aantal opmerkingen gemaakt en vragen gesteld over het in de brief van 8 december 2015 voor de zomer van 2016 toegezegde voorontwerp van een wetsvoorstel voor een verruimd gemeentelijk belastinggebied en gelijktijdige verlaging van de inkomstenbelasting. Ik begrijp de nieuwsgierigheid van deze leden hoe dat voorontwerp van wetsvoorstel eruit zal zien. Hoe verleidelijk het ook is om het gesprek hierover nu aan te gaan, kies ik er toch voor om dit te doen als het voorontwerp er ligt in de zomer van volgend jaar.

De Staatssecretaris van Financiën, E.D. Wiebes


X Noot
1

Kamerstukken II 2015/16, 34 360, nr. 5.

X Noot
2

Kamerstukken I 2015/16, 34 302, nr. G.

X Noot
3

Kamerstukken I 2015/16, 34 302, J.

Naar boven