Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2021
In de commissievergadering van 8 juni heeft u Minister Koolmees om een schriftelijke
reactie verzocht op twee berichten in de media. Het gaat om het bericht in Trouw «De
Participatiewet moet op de schop, vinden gemeenten: Te veel wantrouwen» en een uitzending
van Een/Vandaag «Uitkering Johan werd onterecht afgewezen en hij is niet de enige:
«Ik moest eten scoren op straat»». Met deze brief kom ik tegemoet aan uw verzoek.
In zijn brief van 19 januari 2021 (Kamerstuk 34 352, nr. 207) heeft mijn voorganger, Bas van ’t Wout, aangegeven meerdere signalen, zowel vanuit
de media als vanuit het werkveld, te hebben ontvangen die de vraag opwerpen of bij
de uitvoering van de Participatiewet voldoende oog is voor de menselijke maat. In
dat kader zijn er dit voorjaar verschillende rondetafelgesprekken met gemeenten georganiseerd
om de reikwijdte en aard van de signalen te kunnen duiden. Minister Koolmees heeft
u in zijn brief van 4 juni jl. zowel geïnformeerd over de uitkomsten van de ronde
tafels, als het vervolgtraject.1
Ik hecht eraan dat dit traject met voortvarendheid wordt opgepakt. Juist bij de uitvoering
van de Participatiewet die veel kwetsbare burgers bedient, dient de menselijke maat
centraal te staan. Die menselijke maat verdient niet alleen een duidelijke verankering
in de regelgeving, maar stelt ook eisen aan de uitvoering en de wijze waarop die wordt
aangestuurd. Het kabinet kiest ervoor om dit vraagstuk op te pakken als een brede
maatschappelijke opgave, waarbij er in samenwerking met het veld, experts en bijstandsgerechtigden
wordt gekeken naar mogelijke oplossingen in de volle breedte van de uitvoering. De
resultaten van dit traject zullen daarbij ook input zijn voor het bredere onderzoek
naar hardvochtige effecten in de sociale zekerheid, zoals door Minister Koolmees aan
u toegezegd in zijn brief van 12 februari jl.2
De door u gesignaleerde berichtgeving benadrukt voor mij nogmaals de urgentie van
de brede opgave. Ik neem deze signalen dan ook nadrukkelijk mee in de verdere uitwerking
van een beleidsplan zoals in de brief van 4 juni jl. is toegezegd.
Als onderdeel van het vervolgtraject hebben deze zomer al de eerste focusgroepen met
bijstandsgerechtigden plaatsgevonden en een eerste stakeholdersdag met een breed scala
aan bij de uitvoering betrokken organisaties en experts. In de focusgroepen werd gesproken
over de verschillende knelpunten die in de uitvoering van de Participatiewet worden
ervaren. Op 7 september heb ik een vervolggesprek met bijstandsgerechtigden gevoerd
en de komende weken zullen er nog twee stakeholderdagen plaatsvinden om met betrokkenen
de verschillende oplossingsrichtingen en oplossingen te verkennen.
Gelijktijdig vindt er een synthese-onderzoek plaats waarin de huidige wetenschappelijke
inzichten met betrekking tot de menselijke maat binnen de bijstandsverlening in samenhang
worden geanalyseerd. Ook heb ik juridische experts met betrekking tot de Participatiewet
gevraagd hun inzichten te bundelen.
De opgehaalde inzichten, zowel vanuit de onderzoeken als de gesprekken met bijstandsgerechtigden
en het veld, moeten leiden tot een beleidsplan voor de nieuwe bewindspersoon, zodat
hier binnen de nieuwe regeerperiode direct stappen op kunnen worden gezet. Het beleidsplan
zal zowel bestaan uit korte (quick wins) als langere termijn oplossingen en de daaraan
verbonden dilemma’s. Ik zeg u toe u voor het einde van dit jaar over de verdere voortgang
van dit traject te informeren.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A.D. Wiersma