34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet

Nr. 223 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2021

In de commissievergadering van 8 juni heeft u Minister Koolmees om een schriftelijke reactie verzocht op twee berichten in de media. Het gaat om het bericht in Trouw «De Participatiewet moet op de schop, vinden gemeenten: Te veel wantrouwen» en een uitzending van Een/Vandaag «Uitkering Johan werd onterecht afgewezen en hij is niet de enige: «Ik moest eten scoren op straat»». Met deze brief kom ik tegemoet aan uw verzoek.

In zijn brief van 19 januari 2021 (Kamerstuk 34 352, nr. 207) heeft mijn voorganger, Bas van ’t Wout, aangegeven meerdere signalen, zowel vanuit de media als vanuit het werkveld, te hebben ontvangen die de vraag opwerpen of bij de uitvoering van de Participatiewet voldoende oog is voor de menselijke maat. In dat kader zijn er dit voorjaar verschillende rondetafelgesprekken met gemeenten georganiseerd om de reikwijdte en aard van de signalen te kunnen duiden. Minister Koolmees heeft u in zijn brief van 4 juni jl. zowel geïnformeerd over de uitkomsten van de ronde tafels, als het vervolgtraject.1

Ik hecht eraan dat dit traject met voortvarendheid wordt opgepakt. Juist bij de uitvoering van de Participatiewet die veel kwetsbare burgers bedient, dient de menselijke maat centraal te staan. Die menselijke maat verdient niet alleen een duidelijke verankering in de regelgeving, maar stelt ook eisen aan de uitvoering en de wijze waarop die wordt aangestuurd. Het kabinet kiest ervoor om dit vraagstuk op te pakken als een brede maatschappelijke opgave, waarbij er in samenwerking met het veld, experts en bijstandsgerechtigden wordt gekeken naar mogelijke oplossingen in de volle breedte van de uitvoering. De resultaten van dit traject zullen daarbij ook input zijn voor het bredere onderzoek naar hardvochtige effecten in de sociale zekerheid, zoals door Minister Koolmees aan u toegezegd in zijn brief van 12 februari jl.2

De door u gesignaleerde berichtgeving benadrukt voor mij nogmaals de urgentie van de brede opgave. Ik neem deze signalen dan ook nadrukkelijk mee in de verdere uitwerking van een beleidsplan zoals in de brief van 4 juni jl. is toegezegd.

Als onderdeel van het vervolgtraject hebben deze zomer al de eerste focusgroepen met bijstandsgerechtigden plaatsgevonden en een eerste stakeholdersdag met een breed scala aan bij de uitvoering betrokken organisaties en experts. In de focusgroepen werd gesproken over de verschillende knelpunten die in de uitvoering van de Participatiewet worden ervaren. Op 7 september heb ik een vervolggesprek met bijstandsgerechtigden gevoerd en de komende weken zullen er nog twee stakeholderdagen plaatsvinden om met betrokkenen de verschillende oplossingsrichtingen en oplossingen te verkennen.

Gelijktijdig vindt er een synthese-onderzoek plaats waarin de huidige wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de menselijke maat binnen de bijstandsverlening in samenhang worden geanalyseerd. Ook heb ik juridische experts met betrekking tot de Participatiewet gevraagd hun inzichten te bundelen.

De opgehaalde inzichten, zowel vanuit de onderzoeken als de gesprekken met bijstandsgerechtigden en het veld, moeten leiden tot een beleidsplan voor de nieuwe bewindspersoon, zodat hier binnen de nieuwe regeerperiode direct stappen op kunnen worden gezet. Het beleidsplan zal zowel bestaan uit korte (quick wins) als langere termijn oplossingen en de daaraan verbonden dilemma’s. Ik zeg u toe u voor het einde van dit jaar over de verdere voortgang van dit traject te informeren.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, A.D. Wiersma


X Noot
1

Brief uitkomsten rondetafelgesprekken en vervolgaanpak, Kamerstuk 34 352, nr. 213.

X Noot
2

Brief Uitvoering motie van het lid Omtzigt (Kamerstuk 35 510, nr. 13) over het doorlichten van wetten op hardvochtige effecten op burgers, Kamerstuk 26 448, nr. 643.

Naar boven