Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau,
enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in de Mijnbouwwet het
belang van de veiligheid te versterken, de regie te nemen op vergunningen voor de
opsporing, winning en opslag en de wet op enkele andere punten te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen
overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden
en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Mijnbouwwet wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 wordt onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel ag door
een puntkomma, een onderdeel toegevoegd:
- ah. risicobeoordeling:
-
wetenschappelijke of anderszins geobjectiveerde beoordeling, die bestaat uit een gevareninventarisatie,
gevarenkarakterisatie, blootstellingschatting en risicokarakterisatie.
B
Artikel 9, eerste lid, komt te luiden:
C
In artikel 10, tweede lid, wordt «artikel 9, eerste lid, onderdelen a tot en met c
en e,» vervangen door: artikel 9, eerste lid, onderdelen a tot en met c, e en f,.
D
Artikel 13 komt te luiden:
Artikel 13
Een vergunning kan onder andere beperkingen dan die bedoeld in artikel 11 worden verleend
of aan een vergunning kunnen andere voorschriften dan die bedoeld in de artikelen
12 en 98 worden verbonden uitsluitend in verband met:
-
a. de manier waarop de aanvrager voornemens is de activiteiten voor opsporing of winning
te verrichten, waaronder de bij die activiteiten te gebruiken technieken, hulpmiddelen
of stoffen,
-
b. bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3, eerste
lid, of 10.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening voor gebieden op land, respectievelijk
in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse
territoriale zee, gestelde regels over de opsporing of winning van een delfstof of
aardwarmte door middel van een opsporings- of winningsinstallatie,
-
c. bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 49 gestelde
regels over:
-
1°. het geheel of gedeeltelijk uitsluiten van een gebied van de opsporing of winning van
een delfstof of aardwarmte,
-
2°. de diepte waarop een activiteit plaatsvindt,
-
3°. de soort activiteit, of
-
4°. de soort delfstof,
-
d. de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van ernstige schade aan gebouwen of
infrastructurele werken,
-
e. het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen,
waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot
opslaan van stoffen, of
-
f. het belang van de landsverdediging.
E
Artikel 16 komt te luiden:
Artikel 16
-
1. Gedeputeerde staten van de provincie waarop de aanvraag voor een vergunning betrekking
heeft worden in de gelegenheid gesteld binnen een door Onze Minister te stellen redelijke
termijn advies uit te brengen over de ingediende aanvraag.
-
2. Gedeputeerde staten betrekken bij het advies:
-
a. het college van burgemeester en wethouders van de gemeenten van het gebied waarop
de aanvraag betrekking heeft en
-
b. het dagelijks bestuur van de waterschappen van het gebied waarop de aanvraag betrekking
heeft met het oog op waterkwaliteit, waterkwantiteit en infrastructurele werken.
F
Artikel 17 komt te luiden:
Artikel 17
-
1. Onze Minister beslist op een aanvraag om een vergunning binnen zes maanden na de
ontvangst daarvan. Indien artikel 15, eerste of vijfde lid, toepassing heeft gevonden,
beslist Onze Minister op alle aanvragen binnen zes maanden na afloop van de termijn,
bedoeld in artikel 15, derde, onderscheidenlijk vijfde lid.
-
2. Onze Minister kan de termijn, waarbinnen hij op een aanvraag beslist, eenmaal met
ten hoogste zes maanden verlengen.
-
3. In afwijking van het tweede lid kan Onze Minister de termijn, waarbinnen hij op een
aanvraag beslist, tweemaal met ten hoogste een jaar verlengen indien de aanvraag betrekking
heeft op:
-
a. een gebied waarvoor een aanvang voor de vaststelling van een structuurvisie met betrekking
tot mijnbouwactiviteiten is gemaakt als bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, van de
Wet ruimtelijke ordening voor gebieden op land, respectievelijk in de territoriale
zee, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale
zee, of
-
b. een gebied op land, respectievelijk in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, waarvoor in een ontwerp
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3, eerste lid, respectievelijk
10.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening regels zijn gesteld in verband met
de opsporing of winning van een delfstof of aardwarmte door middel van een opsporings-
of winningsinstallatie en nationale belangen die regels met het oog op een goede ruimtelijke
ordening noodzakelijk maken.
-
4. Van een beschikking tot verlening van een vergunning wordt mededeling gedaan in de
Staatscourant.
G
Artikel 18, eerste lid, komt te luiden:
H
Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. In het tweede lid wordt «intrekking» vervangen door: gehele of gedeeltelijke intrekking.
3. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:
a. Het woord «intrekken» wordt vervangen door: geheel of gedeeltelijk intrekken.
b. Het woord «intrekking» wordt vervangen door: gehele of gedeeltelijke intrekking.
4. In het zesde lid wordt «intrekking» vervangen door: gehele of gedeeltelijke intrekking.
I
Artikel 27, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «worden geweigerd» vervangen door: geheel of gedeeltelijk worden
geweigerd.
2. In onderdeel b wordt «de activiteiten, waarvoor de vergunning wordt aangevraagd,
te verrichten» vervangen door: de activiteiten voor het opslaan van stoffen te verrichten,
waaronder de daarbij te gebruiken technieken, hulpmiddelen of stoffen.
3. In onderdeel d wordt «veiligheid» vervangen door: veiligheid voor omwonenden en het
voorkomen van ernstige schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit
daarvan.
4. Onderdeel f komt te luiden:
-
f. in het belang van een planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere
natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater,
of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen,.
5. In onderdeel h vervalt «of».
6. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel i door een komma worden de
volgende onderdelen toegevoegd:
-
j. in verband met bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
artikel 4.3, eerste lid, of 10.8, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening voor
een gebied op land, respectievelijk in de territoriale zee, bedoeld in artikel 1,
eerste lid, van de Wet grenzen Nederlandse territoriale zee, gestelde regels inhoudende
dat het opslaan van stoffen door middel van een installatie in dat gebied niet wordt
of kan worden toegestaan, of
-
k. in verband met bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in
artikel 49 gestelde regels over:
-
1°. het geheel of gedeeltelijk uitsluiten van een gebied van het opslaan van stoffen,
-
2°. de diepte waarop een activiteit plaatsvindt,
-
3°. de soort activiteit, of
-
4°. de soort stof die wordt opgeslagen.
J
Artikel 29 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
-
2. De beperkingen en voorschriften, anders dan de voorschriften op grond van artikel
98, kunnen slechts worden gerechtvaardigd door het belang van de veiligheid voor omwonenden,
het voorkomen van ernstige schade aan gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit
daarvan, de landsverdediging of het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte,
andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van
drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
K
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «intrekken» vervangen door «geheel of gedeeltelijk intrekken»
en wordt «artikel 29, tweede en derde lid, bedoelde belangen» vervangen door: artikel
29, tweede, derde en vierde lid, genoemde gronden.
2. In het tweede en derde lid wordt «intrekken» vervangen door: geheel of gedeeltelijk
intrekken.
3. In het vierde lid wordt «intrekking» vervangen door: gehele of gedeeltelijke intrekking.
L
Artikel 31a wordt gewijzigd als volgt:
1. In het eerste lid wordt «de artikelen 14, 17, 19, 21, met uitzondering van het vierde
lid, en 22» vervangen door: de artikelen 14, 16, 17, 19, 21, met uitzondering van
het vierde lid, en 22.
2. In het tweede lid wordt «de artikelen 14 en 22» vervangen door: de artikelen 14,
16 en 22.
3. In het derde lid wordt «14, 17» vervangen door: 14, 16, 17.
M
Artikel 34, vierde, vijfde en zesde lid, worden vervangen door de volgende leden:
-
4. Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing, voor zover het
winnen van delfstoffen niet geschiedt in het continentaal plat, op:
-
a. de voorbereiding van een besluit omtrent instemming met een winningsplan en
-
b. de voorbereiding van een wijziging van het besluit tot instemming met een winningsplan,
tenzij de wijziging van ondergeschikte aard is en kennelijk niet kan leiden tot een
andere beoordeling van:
-
1°. de effecten van de wijze van winning alsmede de daarmee verband houdende activiteiten,
-
2°. de effecten van de bodembeweging ten gevolge van de winning en de maatregelen ter
voorkoming van schade door bodembeweging,
-
3°. de risico’s voor omwonenden, gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit
daarvan. Zienswijzen kunnen naar voren worden gebracht door een ieder.
-
5. Onze Minister stelt in de gelegenheid advies uit te brengen over een instemming met
een winningsplan als bedoeld in het vierde lid, onderdeel a, of een besluit omtrent
wijziging van een instemming met een winningsplan als bedoeld in het vierde lid, onderdeel
b:
-
a. gedeputeerde staten van een provincie binnen het gebied waarop een winningsplan betrekking
heeft,
-
b. burgemeester en wethouders van een gemeente binnen het gebied waarop het winningsplan
betrekking heeft en
-
c. het dagelijks bestuur van een waterschap binnen het gebied waarop een winningsplan
betrekking heeft.
-
6. Het eerste lid is niet van toepassing op het winnen van delfstoffen in het kader
van het verkrijgen van gegevens voor zuiver wetenschappelijk onderzoek of voor het
door de centrale overheid te voeren beleid.
N
Artikel 35, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. in onderdeel f, wordt «de winning» vervangen door «de winning alsmede de daarmee
verband houdende activiteiten», vervalt de zinsnede «of onder de territoriale zee
vanuit een voorkomen dat is gelegen aan de zeezijde van de in de bijlage bij deze
wet vastgelegde lijn» en wordt de punt vervangen door een puntkomma.
2. Na onderdeel f wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
g. de risico’s voor omwonenden, gebouwen of infrastructurele werken of de functionaliteit
daarvan met een risicobeoordeling, voor zover het winnen van delfstoffen niet geschiedt
in het continentaal plat.
O
Artikel 36 komt te luiden:
Artikel 36
-
1. Onze Minister kan zijn instemming met het opgestelde winningsplan slechts geheel
of gedeeltelijk weigeren:
-
a. voor zover het winnen van delfstoffen niet geschiedt in het continentaal plat, indien
het in het winningsplan aangeduide gebied door Onze Minister niet geschikt wordt geacht
voor de in het winningsplan vermelde activiteit om reden van het belang van de veiligheid
voor omwonenden of het voorkomen van ernstige schade aan gebouwen of infrastructurele
werken of de functionaliteit daarvan of
-
b. in het belang van het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere
natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater,
of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen.
-
2. Onze Minister kan zijn instemming verlenen onder beperkingen of daaraan voorschriften
verbinden, indien deze gerechtvaardigd worden door een grond als genoemd in het eerste
lid.
-
3. Onze Minister kan zijn instemming intrekken of beperkingen en voorschriften stellen
of wijzigen, indien dat gerechtvaardigd wordt door veranderde omstandigheden of gewijzigde
inzichten inzake een grond als genoemd in het eerste lid.
P
In artikel 45b, eerste, tweede, derde en vierde lid, 45d, eerste lid, 45e, eerste
en tweede lid, 45f, eerste, tweede en derde lid, 45h, tweede lid, 45i, eerste en tweede
lid, 45l, vierde lid, onderdeel e, 45m, eerste en tweede lid, 45n, eerste, tweede
en derde lid, 45o, eerste en tweede lid, 45p, eerste, derde, vierde en vijfde lid,
en 45q, eerste lid, onderdeel b, wordt «het Staatstoezicht op de mijnen» vervangen
door «de inspecteur-generaal der mijnen» en in artikel 45d, tweede lid, en artikel
45h, tweede lid, wordt «Het Staatstoezicht op de mijnen» vervangen door: De inspecteur-generaal
der mijnen.
Q
Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel g wordt de punt vervangen door een puntkomma.
b. Na onderdeel g worden de volgende onderdelen toegevoegd:
-
h. het geheel of gedeeltelijk uitsluiten van een gebied van de opsporing of winning van
een delfstof of aardwarmte of het opslaan van stoffen,
-
i. de diepte waarop een activiteit plaatsvindt,
-
j. de soort activiteit, en
-
k. de soort delfstof of de soort stof die wordt opgeslagen.
2. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:
a. In onderdeel a wordt «planmatig beheer» vervangen door «gebruik van ondergrond of
planmatig beheer» en wordt «aardwarmte en andere natuurlijke rijkdommen» vervangen
door: aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog
op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen.
b. In onderdeel b wordt «veiligheid» vervangen door: veiligheid voor omwonenden.
c. Onderdeel d komt te luiden:
3. In het vierde lid wordt «beperkingen inhouden» vervangen door: inhouden het weigeren,
wijzigen of intrekken van een vergunning of een instemming, het stellen van beperkingen
of het verbinden van voorschriften aan een vergunning of een instemming.
R
Artikel 105, derde lid, komt te luiden:
S
Het opschrift van hoofdstuk 8 komt te luiden:
HOOFDSTUK 8. TOEZICHT, HANDHAVING EN RETRIBUTIES
T
Artikel 127 komt te luiden:
Artikel 127
-
1. De inspecteur-generaal der mijnen heeft tot taak:
-
a. het toezicht uit te oefenen op de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde
regels, met uitzondering van het bij of krachtens artikel 52 en de hoofdstukken 5,
6 en 9, bepaalde met uitzondering van artikel 111, artikel 120, tweede lid, en artikel
111 in samenhang met artikel 121, en het toezicht uit te oefenen op de naleving van
de bij of krachtens een andere wet gestelde regels waarvoor ambtenaren van het Staatstoezicht
op de mijnen zijn aangewezen als toezichthouders;
-
b. Onze Minister te adviseren bij besluiten die Onze Minister neemt inzake mijnbouw;
-
c. risicobeoordelingen te toetsen voor advisering aan Onze Minister;
-
d. onderzoek te doen verrichten, indien dat nodig is voor het toetsen van een risicobeoordeling;
-
e. gevraagd en ongevraagd adviezen te verstrekken naar aanleiding van het toezicht op
de naleving, de risicobeoordelingen en het onderzoek;
-
f. het rapport inzake grote gevaren te beoordelen voor een instemming als bedoeld in
de artikelen 45b, tweede lid, 45e, tweede lid, 45f, tweede lid en 45i, tweede lid;
-
g. kennisgevingen, bedoeld in de artikelen 45m, 45n, 45o, 45p, te beoordelen;
-
h. een mechanisme op te zetten voor vertrouwelijke melding van veiligheids- en milieukwesties
met betrekking tot activiteiten die zien op de opsporing of winning van koolwaterstoffen
en het onderzoeken van deze meldingen;
-
i. regelmatig kennis, gegevens en ervaringen uit te wisselen met toezichthouders van
andere lidstaten overeenkomstig artikel 27 van richtlijn 2013/30/EU;
-
j. informatie uit te wisselen overeenkomstig artikel 23 van richtlijn 2013/30/EU;
-
k. informatie te publiceren overeenkomstig artikel 24 van richtlijn 2013/30/EU.
-
2. De inspecteur-generaal der mijnen stelt na elke inspectie, verricht in het kader
van paragraaf 3.2 een verslag op over de naleving van de voorschriften en de voorgeschreven
maatregelen. Het verslag wordt ter kennis gebracht van de betrokken houder van een
vergunning voor permanent opslaan van CO2 of, indien de vergunning door meerdere personen wordt gehouden, een aangewezen persoon
als bedoeld in artikel 22, en binnen twee maanden na de inspectie openbaar gemaakt.
-
3. De inspecteur-generaal der mijnen stelt bij een zwaar ongeval als bedoeld in artikel
33, een onderzoek in en dient een samenvatting van de bevindingen in bij de Europese
Commissie en Onze Minister.
-
4. De inspecteur-generaal der mijnen draagt er zorg voor dat de aanbevelingen naar aanleiding
van de bevindingen, bedoeld in het derde lid, worden uitgevoerd, voor zover deze binnen
diens bevoegdheid vallen.
U
Artikel 128 wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: De inspecteur-generaal
der mijnen kan voorzien in verslaglegging op andere momenten waarop de inspecteur-generaal
dat nodig oordeelt.
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
V
Na artikel 128 worden een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 128a
-
1. Onze Minister geeft een aanwijzing aan de inspecteur-generaal der mijnen uitsluitend
in schriftelijke vorm.
-
2. Onze Minister verleent geen mandaat voor het geven van een aanwijzing.
-
3. Een bijzondere aanwijzing wordt door Onze Minister onverwijld aan de Staten-Generaal
gezonden.
-
4. Onverminderd artikel 10:6 van de Algemene wet bestuursrecht en in afwijking van de
artikelen 10:22, eerste lid, en 10:23 van de Algemene wet bestuursrecht ziet een bijzondere
aanwijzing niet op:
-
a. het weerhouden van de inspecteur-generaal der mijnen om een specifiek onderzoek te
verrichten of af te ronden;
-
b. de wijze waarop de inspecteur-generaal der mijnen een specifiek onderzoek verricht;
-
c. iedere vorm van bevindingen, oordelen en adviezen van de inspecteur-generaal der mijnen.
W
In artikel 132 wordt «Onze Minister» vervangen door »De inspecteur-generaal der mijnen»
en wordt «zijn gesteld» vervangen door: en de hoofdstukken 5, 6 en 9, zijn gesteld
met uitzondering van artikel 111, artikel 120, tweede lid, en artikel 111 in samenhang
met artikel 121.
X
Artikel 133 komt te luiden:
Artikel 133
-
1. Een exploitant van een productie-installatie en een eigenaar van een niet-productie-installatie
of een pijpleiding is, indien van toepassing in afwijking van artikel 2.9a van de
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een vergoeding verschuldigd voor:
-
a. het door Onze Minister op aanvraag verlenen, wijzigen of intrekken van een vergunning,
ontheffing of instemming met betrekking tot mijnbouw, of het beoordelen van een melding
voor een handeling met een mobiele installatie;
-
b. de door de inspecteur-generaal uit te voeren taken als bedoeld in artikel 127, eerste
lid, onderdelen a tot en met g, met dien verstande dat een vergoeding niet in rekening
wordt gebracht voor:
-
1. advisering en het doen uitvoeren van onderzoek dat geen verband houdt met het verlenen,
wijzigen of intrekken op aanvraag van een vergunning of instemming;
-
2. het vaststellen van een besluit als bedoeld in artikel 132.
-
2. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de vergoeding.
-
3. De hoogte van de vergoeding wordt bij ministeriële regeling vastgesteld.
-
4. Onze Minister kan de verschuldigde bedragen invorderen bij dwangbevel. Titel 4.4,
met uitzondering van de artikelen 4:85 en 4:95, van de Algemene wet bestuursrecht
is, voor zover al niet van toepassing, van overeenkomstige toepassing.
-
5. Voor zover een door Onze Minister in rekening gebracht bedrag verplicht tot betaling
van een geldsom, komt deze geldsom toe aan de Staat der Nederlanden.
Y
Aan artikel 141a wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
4. Onze Minister kan in overeenstemming met de Minister van Infrastructuur en Milieu
besluiten tot toepassing van de procedure, bedoeld in het eerste lid, aanhef, voor
de aanleg of de uitbreiding van een mijnbouwwerk ten behoeve van de opsporing of winning
van koolwaterstoffen in of onder andere gebieden dan bedoeld in het eerste lid, onderdeel
a, indien:
-
a. een gebied niet geheel is uitgesloten van de opsporing of winning van koolwaterstoffen
bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 9, eerste
lid, onderdeel e, en
-
b. een belang als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel f, zich niet tegen aanleg
of uitbreiding in dat gebied verzet.
Z
Aan artikel 143 worden de volgende leden toegevoegd:
-
8. Een houder van een winningsvergunning als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a,
die voor 1965 is verleend voor het winnen van koolwaterstoffen, die met toepassing
van artikel 20, eerste lid, een deel van zijn vergunning op een ander wil doen overgaan,
dient in afwijking van artikel 20, tweede lid, tevens een aanvraag in tot afsplitsing
van dat deel van die vergunning. Bij een afsplitsing wordt de vergunning uitsluitend
gewijzigd door van het gebied waarop die vergunning betrekking heeft, af te splitsen
een gebiedsdeel dat de vergunninghouder wil doen overgaan op een ander en wordt aan
deze vergunninghouder voor het afgesplitste gebiedsdeel een winningsvergunning verleend
die niet als een winningsvergunning als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt
beschouwd.
-
9. Aan de winningsvergunning voor het afgesplitste gebiedsdeel worden de beperkingen
en voorschriften verbonden die zijn verbonden aan de winningsvergunning waarvan dat
gebiedsdeel is afgesplitst, voor zover dit verenigbaar is met het bij en krachtens
de wet bepaalde.
-
10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld over
het afsplitsen van een winningsvergunning als bedoeld in het tweede lid, onderdeel
a, die voor 1965 is verleend voor het winnen van koolwaterstoffen met betrekking tot
de bepaling van het af te splitsen gebied en het aan de afsplitsing aanpassen van
beperkingen die zijn gesteld of voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden,
mede met het oog op het planmatig beheer of gebruik van delfstoffen, aardwarmte, andere
natuurlijke rijkdommen, waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater,
of mogelijkheden tot het opslaan van stoffen.
-
11. Een overeenkomst als bedoeld in artikel 147, eerste en tweede lid, blijft door een
afsplitsing van een winningsvergunning, ongewijzigd in stand voor het gebied waarop
de winningsvergunning waarvan een deel is afgesplitst betrekking heeft en vervalt
voor het afgesplitste gebiedsdeel op het tijdstip dat de daarvoor verleende winningsvergunning
in werking treedt.
-
12. Een afsplitsing van een winningsvergunning en een voor een afgesplitst gebiedsdeel
verleende winningsvergunning, treden niet eerder in werking dan op het tijdstip waarop
de voor het afgesplitste gebiedsdeel verleende winningsvergunning onherroepelijk op
een ander overgaat.
-
13. Op een houder van een voor een afgesplitst gebiedsdeel verleende winningsvergunning,
is ten aanzien van die vergunning het vierde lid van overeenkomstige toepassing en
is paragraaf 5.2.3 niet van toepassing.
AA
Na artikel 167 worden artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 167a
-
1. De wijziging van de artikelen 18 en 21 van deze wet bij wet van ....................,
houdende wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie
opsporings-, winnings- en opslagvergunningen) (Stb. ...., ...), heeft geen gevolgen
voor de houder van een winningsvergunning of een opslagvergunning, aan wie een instemming
met het winningsplan als bedoeld in artikel 34, derde lid, respectievelijk een plan
als bedoeld in artikel 39, eerste lid, is verleend voor de datum van inwerkingtreding
van die wijziging.
-
2. In afwijking van het eerste lid kan Onze Minister een instemming met het winningsplan
geheel of gedeeltelijk intrekken of wijzigen na de datum van inwerkingtreding van
dit artikel, indien dit wordt gerechtvaardigd door veranderde omstandigheden of gewijzigde
inzichten om reden van het belang van:
-
1°. de veiligheid voor omwonenden of het voorkomen van ernstige schade aan gebouwen en
of infrastructurele werken of de functionaliteit daarvan,
-
2°. het planmatig gebruik of beheer van delfstoffen, aardwarmte, andere natuurlijke rijkdommen,
waaronder grondwater met het oog op de winning van drinkwater, of mogelijkheden tot
het opslaan van stoffen.
-
3. Indien toepassing is gegeven aan het tweede lid, geldt het eerste lid niet.
Artikel 167b
De wijziging van de bijlage bij deze wet bij wet van ...................., houdende
wijziging van de Mijnbouwwet (versterking veiligheidsbelang mijnbouw en regie opsporings-,
winnings- en opslagvergunningen) (Stb. ...., ...,) heeft geen gevolgen voor de houder
van een vergunning, die voor de datum van inwerkingtreding van die wijziging is verleend.
AB
De bijlage komt te luiden:
Bijlage bij de artikelen 31d, 34, 35, 36, 41, 46, 54, 134, 135, 142 en 145
De lijn, bedoeld in de artikelen 31d, tweede lid, 34, vierde lid, 35, eerste lid,
onderdeel f, 36, eerste lid, onderdeel b, 41, derde lid, 46, vijfde lid, 54, onderdelen
d en e, 134, tweede lid, 135, vijfde lid, onderdeel a, onder 1°, 142, eerste lid,
en 145, tweede lid, onderdeel a, is de lijn, gevormd door de bogen van grootcirkels
in de volgorde tussen de punten, bedoeld op de kaart die in de tabel zijn uitgedrukt
in geografische coördinaten berekend volgens het European Terrestrial Reference System
1989, bedoeld in bijlage II, onder 1.2, van Verordening (EU) nr. 1089/2010 van de
Commissie van 23 november 2010 ter uitvoering van Richtlijn 2007/2/EG van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de interoperabiliteit van verzamelingen ruimtelijke
gegevens en van diensten met betrekking tot ruimtelijke gegevens (PbEU 2010, L 323):
Puntnummer
|
X-geografisch
|
Y-geografisch
|
I
|
51° 26’.04 N
|
003° 18’.44 E
|
II
|
51° 29’.26 N
|
003° 19’.92 E
|
III
|
51° 29’.95 N
|
003° 20’.24 E
|
IV
|
51° 35’.55 N
|
003° 23’.24 E
|
V
|
51° 36’.98 N
|
003° 27’.15 E
|
VI
|
51° 39’.95 N
|
003° 30’.53 E
|
VII
|
51° 44’.15 N
|
003° 35’.32 E
|
VIII
|
51° 47’.27 N
|
003° 39’.92 E
|
IX
|
51° 49’.95 N
|
003° 43’.28 E
|
X
|
51° 52’.39 N
|
003° 49’.56 E
|
XI
|
51° 59’.96 N
|
003° 53’.98 E
|
XII
|
52° 02’.28 N
|
003° 59’.92 E
|
XIII
|
52° 02’.52 N
|
004° 04’.45 E
|
XIV
|
52° 09’.95 N
|
004° 14’.74 E
|
XV
|
52° 14’.49 N
|
004° 19’.92 E
|
XVI
|
52° 19’.95 N
|
004° 24’.14 E
|
XVII
|
52° 25’.73 N
|
004° 28’.24 E
|
XVIII
|
52° 28’.54 N
|
004° 27’.16 E
|
XIX
|
52° 29’.95 N
|
004° 29’.26 E
|
XX
|
52° 30’.86 N
|
004° 30’.60 E
|
XXI
|
52° 39’.95 N
|
004° 32’.86 E
|
XXII
|
52° 44’.15 N
|
004° 33’.62 E
|
XXIII
|
52° 49’.95 N
|
004° 36’.16 E
|
XXIV
|
52° 53’.95 N
|
004° 37’.92 E
|
XXV
|
52° 57’.07 N
|
004° 34’.56 E
|
XXVI
|
52° 59’.96 N
|
004° 34’.58 E
|
XXVII
|
53° 01’.90 N
|
004° 37’.64 E
|
XXVIII
|
53° 06’.45 N
|
004° 39’.92 E
|
XXIX
|
53° 09’.95 N
|
004° 43’.62 E
|
XXX
|
53° 16’.15 N
|
004° 48’.95 E
|
XXXI
|
53° 19’.27 N
|
004° 56’.12 E
|
XXXII
|
53° 19’.95 N
|
004° 58’.90 E
|
XXXIII
|
53° 20’.20 N
|
004° 59’.92 E
|
XXXIV
|
53° 24’.01 N
|
005° 03’.51 E
|
XXXV
|
53° 25’.16 N
|
005° 08’.02 E
|
XXXVI
|
53° 27’.61 N
|
005° 19’.92 E
|
XXXVII
|
53° 29’.96 N
|
005° 31’.42 E
|
XXXVIII
|
53° 32’.10 N
|
005° 39’.92 E
|
XXXIX
|
53° 30’.72 N
|
005° 45’.21 E
|
XXXX
|
53° 31’.51 N
|
005° 59’.92 E
|
XXXXI
|
53° 33’.56 N
|
006° 15’.95 E
|
XXXXII
|
53° 34’.78 N
|
006° 19’.92 E
|
XXXXIII
|
53° 36’.26 N
|
006° 24’.76 E
|

ARTIKEL II
Indien het voorstel van wet tot wijziging van de Mijnbouwwet, de Wet milieubeheer
en de Wet op de economische delicten in verband met implementatie van richtlijn nr.
2013/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de veiligheid
van offshore olie- en gasactiviteiten en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG (PbEU
2013, L 178), en wijziging van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek in verband met de
omkering van de bewijslast bij schade binnen het effectgebied van een mijnbouwwerk
(34 041, A) tot wet is of wordt verheven en die wet later in werking is getreden of treedt dan
deze wet, wordt in artikel 1, onderdeel 1, van de Wet op de economische delicten de
zinsnede «13, tweede lid» vervangen door «13,» en wordt «29, eerste en derde lid,»
vervangen door: 29, eerste, derde en vierde lid,.
ARTIKEL III
Aan artikel 177 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek worden twee leden toegevoegd,
luidende:
-
6. Op verzoek van de wederpartij verstrekt de exploitant alle informatie waarover hij
beschikt ten aanzien van de exploitatie, de bodemstructuur en bodembewegingen die
benodigd is om te kunnen beoordelen of zijn verweer gegrond is. Het verstrekken van
informatie kan achterwege blijven indien daarvoor gewichtige redenen zijn.
-
7. Onverminderd de artikelen 10 en 11 van de Wet openbaarheid van bestuur staat de informatie
ten aanzien van de exploitatie, de bodemstructuur en bodembewegingen waarover publiekrechtelijke
rechtspersonen als bedoeld in artikel 1 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, alsmede
hun adviserende instanties beschikken op verzoek van de exploitant ter beschikking
van de wederpartij, voor zover die informatie benodigd is om te kunnen beoordelen
of het verweer van de exploitant gegrond is.
ARTIKEL IV
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen
tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan
worden vastgesteld. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12
van de Wet raadgevend referendum.