Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 juli 2017
De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van uw Kamer heeft mij bij brief van
1 juni jl. gevraagd een reactie te geven op de berichtgeving van Nieuwsuur met als
titel: «Minister Kamp niet vervolgd, ambtenaren wel». Daarnaast heeft de commissie
mij verzocht in te gaan op de vraag of de Wet ministeriële verantwoordelijkheid aan
eventueel nader strafrechtelijk onderzoek door het Openbaar Ministerie (OM) in de
weg zou staan en in hoeverre de aangekondigde wijziging van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid
(Wmv) hiervoor een oplossing zou bieden. Ten slotte heeft de commissie gevraagd te
worden geïnformeerd over de voortgang van dit wetsvoorstel, zoals eerder verzocht
per brief d.d. 18 mei 2017.
In reactie op uw vraag over de uitzending van Nieuwsuur verwijs ik naar de reactie
die het OM aan Nieuwsuur heeft gegeven. Het OM heeft in die reactie, die op de website
van Nieuwsuur is geplaatst, toegelicht dat er jegens Minister Kamp geen sprake van
een verdenking is terwijl dat voor wat betreft de andere door Nieuwsuur genoemde zaak
wel het geval is. Zoals uit de reactie van het OM kan worden opgemaakt is sprake geweest
van een inhoudelijke beoordeling door het OM.
Naar aanleiding van uw vragen merk ik voorts in zijn algemeenheid het volgende op.
Bewindspersonen en Kamerleden staan, ter vervolging wegens ambtsdelicten in hun betrekkingen
gepleegd, terecht voor de Hoge Raad. De procureur-generaal bij de Hoge Raad is belast
met de vervolging. De opdracht tot vervolging kan alleen worden gegeven bij koninklijk
besluit of bij een besluit van de Tweede Kamer.
Wanneer in een lopende zaak bij het OM of bijvoorbeeld naar aanleiding van een aangifte
een vermoeden rijst van een ambtsdelict door een bewindspersoon of Kamerlid is deze
bijzondere procedure aan de orde en is het OM niet bevoegd om (verdere) stappen te
ondernemen. Het OM zal de zaak in een dergelijk geval aan de Minister van Veiligheid
en Justitie overdragen.
Ten aanzien van de aangekondigde wijziging van de Wmv bericht ik u, mede namens mijn
ambtgenoot van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, als volgt. Zoals vermeld
in de brief van 27 juni 2016 van het presidium van de Tweede Kamer aan de leden van
de Tweede Kamer1 is een voorbereidingstraject gestart om te komen tot modernisering van de wetgeving
inzake vervolging van Kamerleden en bewindspersonen wegens ambtsdelicten.
Voor de korte termijn is daartoe een beperkte modernisering van de Wmv in gang gezet.
De uitgangspunten van de te volgen procedure bij een vermoeden van een ambtsdelict
van een bewindspersoon of Kamerlid in hun betrekking gepleegd, zoals in de voorgaande
alinea kort geschetst, blijven daarbij in stand. De voorbereiding van een meer fundamentele
herziening wordt in handen gelegd van een onafhankelijke commissie van deskundigen,
zoals toegelicht in de brief van 23 december jl. aan uw Kamer2. Het aangekondigde wetsvoorstel staat dus in het perspectief van de werkzaamheden
van die commissie.
Ten aanzien van de voortgang van het wetsvoorstel kan ik u berichten dat (internet)consultatie
heeft plaats gevonden en dat het wetsvoorstel is toegezonden aan de Afdeling advisering
van de Raad van State.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
S.A. Blok