34 340 Instellen van een commissie van onderzoek

Nr. 12 BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de leden

Den Haag, 27 juni 2016

Bij het debat over het verslag van de commissie van onderzoek (Handelingen II 2015/16, nr. 48, items 7 en 9) heeft het lid Tellegen c.s. een motie ingediend, die het presidium verzoekt in overleg te treden met de Voorzitter van de Eerste Kamer en de regering over de modernisering van de wetgeving op grond waarvan Ministers, Staatssecretarissen en Kamerleden voor ambtsdelicten kunnen worden vervolgd (Kamerstuk 34 340, nr. 7). In de motie is tevens opgenomen dat het wenselijk is dat de modernisering met grote spoed ter hand wordt genomen zodat dit uiterlijk 1 januari 2017 tot een wetsvoorstel leidt. Op 2 februari 2016 heeft de Kamer de motie-Tellegen c.s. aangenomen (Handelingen II 2015/16, nr. 49, item 18). Het presidium bericht u hierbij over de uitvoering van de motie.

De Voorzitter heeft namens het presidium op 18 april jl. overleg gevoerd met de Voorzitter van de Eerste Kamer en de Ministers van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Er is gesproken over de mogelijke uitvoering van de motie-Tellegen c.s., waarbij steeds het belang van de in de motie genoemde datum van 1 januari 2017 is benadrukt. Tijdens het overleg is een aantal verschillende modaliteiten voor de aanpak van de wetswijziging verkend. Dit heeft ertoe geleid dat de Ministers van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gezamenlijk het voortouw hebben in de ontwikkeling van een voorstel tot wijziging van de Wet ministeriële verantwoordelijkheid. Voorts zullen de Ministers naar verwachting voor het zomerreces de Kamer per brief kunnen informeren over een voorstel voor een voorbereidingstraject. Zowel bij het voorbereidingstraject als bij de totstandkoming van een wetswijziging zullen Kamerleden nauw betrokken worden. Het presidium stelt voor dat in overleg met de leden van de Commissie van onderzoek een voorstel wordt gedaan voor twee rapporteurs die zich in de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie gaan bezighouden met het uiteindelijke voorstel.

Volledigheidshalve wijst het presidium erop dat de verdere behandeling van het voorstel van de Ministers van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties volgens de reguliere procedure via de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zal verlopen.

Het presidium beschouwt deze motie, voor zover deze aan haar was gericht, hiermee als afgedaan.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, K. Arib

Naar boven