Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 maart 2016
Tijdens de regeling van werkzaamheden van 16 februari 2016 (Handelingen II 2015/16,
nr. 55, Regeling van Werkzaamheden) is gevraagd om een brief met een reactie op de
conclusie van de Advocaat-Generaal van de Hoge Raad van 4 februari 2016 over box 3
(rolnummer 14/05020). Tevens is verzocht om in die brief in te gaan op de stand van
zaken van de uitvoering van de motie Bashir c.s. over het belasten van het werkelijke
rendement.1 In de procedurevergadering van de vaste commissie voor Financiën van 18 februari
2016 is gevraagd wanneer deze brief aan de Tweede Kamer zal worden toegestuurd. Hierbij
treft u deze brief aan.
Reactie op conclusie Advocaat-Generaal
Ik kan mij niet vinden in het standpunt van de Advocaat-Generaal dat de vermogensrendementsheffing
van box 3 op regelniveau in strijd is met het eigendomsrecht als bedoeld in artikel
1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Mijn reactie op de conclusie is bijgevoegd
bij deze brief2. Deze reactie is verzonden aan de Hoge Raad en vervolgens op 16 februari 2016 gepubliceerd
op de website van de rijksoverheid.3 In de reactie staat dat de vermogensrendementsheffing naar mijn mening valt binnen
de ruime beoordelingsmarge die de wetgever toekomt. De Hoge Raad heeft op 3 april
2015 een arrest gewezen waarin is beslist dat het forfaitaire stelsel van box 3 in
beginsel geen inbreuk vormt op het eigendomsrecht (nr. 13/04247). De zaak waar de
conclusie op ziet ligt in cassatie voor bij de Hoge Raad. Het kabinet wacht het arrest
hierover af.
De Advocaat-Generaal verwijst in zijn conclusie naar de maatschappelijke onrust en
onvrede over de vermogensrendementsheffing. Het kabinet is zich er uiteraard van bewust
dat er veel maatschappelijke en politieke discussie is ontstaan over de vermogensrendementsheffing.
Daarom heeft het kabinet aanpassingen doorgevoerd die per 2017 inwerkingtreden en
de inspanning ingezet om te komen tot een heffing over het werkelijk rendement uit
sparen en beleggen. Ik heb toegezegd hier bij het Belastingplan 2017 op terug te komen.
Stand van zaken onderzoek belasten werkelijk rendement
Uw Kamer vraagt naar de stand van zaken van de uitvoering van deze motie. Aan het
indienen van deze motie is vorig jaar een uitgebreid debat voorafgegaan (Handelingen
II 2015/16, nr. 23, item 8). Daarin heb ik aangegeven dat het kabinet serieus onderzoek doet naar het belasten
van het werkelijke rendement uit sparen en beleggen met de ambitie om dit te gaan
doen. Ik heb ook aangegeven dat ik geen nieuwe onhaalbare doelen aan de Belastingdienst
wil opleggen en dat ik mij daarom niet kan vastleggen op een datum voor een wetsvoorstel.
Bij dit onderzoek wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van onze ketenpartners en
naar de ervaringen in andere landen. Er wordt gekeken naar de aspecten van een vermogensaanwas-
en een vermogenswinstbelasting. Nieuwe wetgeving op dit terrein zal ingepast dienen
te worden binnen de uitgangspunten van de Investeringsagenda van de Belastingdienst.
Daartoe behoort onder meer een verdere ontwikkeling van de vooringevulde aangifte
inkomstenbelasting. Een nieuw wettelijk regime zal verder arbitrage- en constructiebestendig
moeten zijn.
Op het ministerie wordt momenteel hard gewerkt aan het onderzoek, waarvan u op Prinsjesdag
dit jaar een voortgangsrapportage zult ontvangen. Dan kunnen wij met elkaar in gesprek
over de keuzes, de wensen, het tempo en het ambitieniveau.
De Staatssecretaris van Financiën,
E.D. Wiebes