Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34300-XV nr. 85 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | 34300-XV nr. 85 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 maart 2016
De heer Klaver (GL) heeft tijdens het ordedebat op 15 december 2015 (Handelingen II 2015/16, nr. 37, item 32), mede namens de SP-fractie, gevraagd om een reactie op het onderzoek van onderzoeksassistent Wouter Leenders, waarin de theorieën van Piketty worden toegepast op Nederland. Omdat de bedoelde scriptie en de onderliggende berekeningen nog niet gepubliceerd zijn, volsta ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, met een reactie op de artikelen uit de Volkskrant van 15 december jongstleden1.
De Volkskrant constateert op basis van CBS-cijfers dat de vermogensongelijkheid in Nederland opnieuw toeneemt. Het CBS kopt in haar eigen persbericht bij de cijfers juist dat de vermogensongelijkheid in 2014 niet verder is toegenomen*.
De heer Bashir (SP) heeft daarnaast om een reactie gevraagd op de recent gepubliceerde bevindingen van het CPB betreffende de ontwikkeling van de vermogensongelijkheid in Nederland in de periode 2006–2013. De heer Bashir heeft ook aangegeven dat hij graag ziet dat het kabinet hierbij ingaat op de bij het belastingplan aangenomen moties omtrent box 3 en de uitvoering daarvan. Het kabinet heeft de moties omtrent box 3 behandeld in een aparte brief, waarin de Kamer eveneens wordt geïnformeerd over het advies van de Advocaat-generaal van de Hoge Raad over box 3. Deze brief is inmiddels aan uw Kamer verzonden (Kamerstuk 34 302, nr. 112).
Vermogensongelijkheid stabiliseert…
Er bestaan meerdere maatstaven voor ongelijkheid. De Volkskrant heeft gekeken naar de ontwikkeling van het vermogen van de top 1% meest vermogende huishoudens. Hun aandeel in het totale vermogen nam in 2014 iets toe (van 27,6% naar 28,8%).
Het persbericht van het CBS refereert aan een andere maatstaf voor ongelijkheid, de Gini-coëfficiënt. De Gini-coëfficiënt, neemt gewoonlijk een waarde aan tussen 0 (gelijke verdeling) en 1 (maximale ongelijkheid). Maar als ook negatieve waarden worden meegerekend, dus als de schulden van een huishouden groter zijn dan de bezittingen, kan deze ook op een waarde hoger dan 1 uitkomen. De Gini-coëfficiënt voor vermogensongelijkheid kwam in 2014 uit op 0,894. In 2013 was dat 0,896. Daarmee is een eind gekomen aan de stijging van de vermogensongelijkheid die sinds het begin van de economische crisis zichtbaar was. De ongelijkheid stabiliseert als gevolg van een aantrekkende woningmarkt.
Uit de cijfers van het CBS blijkt dat het gemiddelde nettovermogen van huishoudens, de bezittingen minus de schuld, tussen 2008 en 2013 daalde van 47 duizend naar 19 duizend euro. In 2014 bleef het nettovermogen van huishoudens voor het eerst sinds het uitbreken van de financiële crisis gelijk. De daling tot 2013 was vooral het gevolg van de daling van de huizenprijzen tijdens de crisis. Vermogende huishoudens beschikken vaak naast een huis ook over ander vermogen, zoals spaartegoeden of aandelen. De daling van de huizenprijzen heeft hierdoor voor vermogende huishoudens relatief een kleiner effect gehad op het totale vermogen. Hierdoor namen de vermogensverschillen tussen huishoudens toe. Als de woningwaarde en de uitstaande hypotheekschuld buiten beschouwing gelaten zouden worden, is de vermogensongelijkheid nauwelijks toegenomen. De stijging in de vermogensongelijkheid is dan ook een direct gevolg van de gedaalde huizenprijzen sinds het begin van de crisis, zo stelt het CBS. Dit blijkt ook uit het CPB-onderzoek3 naar de ontwikkeling van vermogensongelijkheid in Nederland. Het CPB heeft berekend dat als de huizenprijzen constant waren gebleven in de periode 2006–2013 de vermogensongelijkheid amper was toegenomen.
Verdisconteren van pensioenaanspraken
Het CBS neemt in de vermogensstatistieken de opgebouwde pensioenaanspraken niet mee. In landen waarin mensen zelf voor hun pensioen moeten sparen bouwen huishoudens privaat meer vermogen op. Door de pensioenaanspraken niet mee te nemen kan er een vertekend beeld ontstaan van de vermogensongelijkheid in Nederland. Uit het CPB-onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat de Gini-coëfficiënt van het nettovermogen zonder pensioenaanspraken en kapitaalverzekeringen in de periode 2009–2013 is toegenomen van 0,78 naar 0,9. Als de pensioenaanspraken en de kapitaalverzekeringen in de eigen woning worden meegenomen in het nettovermogensbegrip valt de Gini-coëfficiënt veel lager uit en loopt deze ook minder sterk op. De Gini-coëfficiënt stijgt dan van 0,54 in 2009 naar 0,58 in 2013. Het opgebouwde pensioenvermogen beperkt het negatieve vermogen aan de onderkant van de vermogensverdeling, terwijl het voor de hoogste vermogens een relatief beperkt aandeel in het totale vermogen toevoegt.
Maar verschil tussen hoogste en laagste vermogensdecielen neemt toe
Het artikel in de Volkskrant gaat in op de waardestijging van het vermogen in de hoogste vermogensdecielen. Aan de top van de vermogensverdeling gaat het veelal om oudere huizenbezitters die hun eigenwoningschuld geheel of grotendeels hebben afgelost. Voor 99% van de huishoudens met vermogen zit het vermogen voornamelijk in onroerend goed. Alleen voor de 1% meest vermogende huishoudens is dit beeld anders. Daar maken aandelen meer dan 50% van het bezit uit. De waarde van het totale vermogen van de top 1% steeg van 2013 op 2014 met € 23 miljard tot € 322 miljard. Daarmee bezit de top 1% 28,8% van het totale vermogen in Nederland. De stijging van het vermogen van de top 1% is vrijwel geheel toe te rekenen aan de stijging van de waarde van aandelen (voornamelijk aandelen aanmerkelijk belang).
De onderkant van de vermogensverdeling bestaat uit huishoudens met een negatief vermogen, voornamelijk werknemersgezinnen met een hoog inkomen en een eigen woning waarvan de hypotheekschuld hoger is dan de woningwaarde. De gemiddelde hypotheekschuld van de onderste 1% bedraagt € 553.000. Deze huishoudens hebben gemiddeld € 32.000 aan spaargeld op de bankrekening. Daarnaast bevinden zich in deze groep betrekkelijk veel zelfstandigen met een negatief vermogen (bijvoorbeeld door een grote lening). Het beeld van een hoge hypotheekschuld in combinatie met positief spaarsaldo op de bankrekening gaat in grote lijnen op voor de onderste 15% van de vermogensverdeling. Als de huizenprijzen stijgen, wat met de aantrekkende woningmarkt het geval is, kunnen deze groepen zomaar een betere positie in de vermogensverdeling innemen. Bovendien geldt voor een deel van de eigen woningbezitters dat het vermogen wordt onderschat omdat geen informatie beschikbaar is over het opgebouwde tegoed in spaar- en beleggingshypotheken.
Inkomensongelijkheid lager dan vermogensongelijkheid
Feit is dat de vermogensongelijkheid in Nederland groter is dan de inkomensongelijkheid. De inkomens zijn veel minder scheef verdeeld dan de vermogens. De Gini-coëfficiënt van de inkomensongelijkheid lag volgens het CBS in 2014 op 0,286 en ligt daarmee vrijwel op hetzelfde niveau als in de voorgaande acht jaren.
Uit een nieuw ontwikkelde statistiek van het CBS blijkt dat de inkomensverschillen tijdens de kredietcrisis zelfs kleiner zijn geworden. Dat komt enerzijds doordat de groep met hoogste inkomens relatief veel zelfstandigen telt die verhoudingsgewijs harder geraakt zijn in de crisis, waardoor het verschil met de groep laagste inkomens kleiner werd. Daarnaast zijn bij hoge inkomens de sociale premies die zij betaalden sterker gestegen dan de uitkeringen die zij ontvingen. Ook lage inkomens zijn meer sociale premies gaan betalen, maar dit werd gecompenseerd doordat zij per saldo ook meer uitkeringen ontvingen en iets minder belasting betaalden*.
De wet van Piketty?
De Volkskrant stelt dat de wet van Piketty ook opgaat voor Nederland, omdat het rendement op kapitaal al achttien jaar hoger is dan het gemiddelde inkomen uit arbeid. Als de beloning voor kapitaal veel hoger wordt dan de groeivoet van de economie, dan wordt volgens Piketty vermogen steeds belangrijker en wordt de race verloren door arbeid. Dit wordt soms de wet van Piketty genoemd. De ongelijkheid zou dan toenemen en de Westerse wereld zou weer terugkeren naar een rentenierssamenleving die we kennen uit de 19e eeuw.
Maar Piketty toont zelf aan dat een rendement op kapitaal dat hoger is dan de groei van het nationaal inkomen een normaal economisch fenomeen lijkt te zijn, dat zich gedurende vele eeuwen heeft voorgedaan5. Ook in tijden van dalende vermogensongelijkheid, zoals het geval was van de jaren ’50 tot de jaren ’80 in Nederland. Zijn gevolgtrekking dat deze «wet» per definitie leidt tot grotere ongelijkheid is dan ook niet onomstreden onder economen6.
In Nederland wordt door de samenleving in den brede kapitaal opgebouwd, al is dit niet altijd zichtbaar in de gebruikelijke indicatoren voor vermogensongelijkheid. Veel Nederlandse huishoudens bouwen kapitaal op via hun pensioen, maar ook in hun huis. Voor de crisis heeft vooral de stijgende huizenprijs het nettovermogen doen stijgen. Als we kijken naar de groei van het nationale vermogen op dit moment, dan stijgt vooral het pensioenvermogen sterk7.Deze groei komt terecht bij iedereen die pensioen heeft opgebouwd. Ook de huizenprijzen trekken aan, terwijl er meer wordt afgelost. Het belang van het vermogen in de economie kan dan weliswaar toenemen, maar zowel het eigen woningbezit als pensioenaanspraken zijn relatief gelijkmatig verdeeld over de bevolking. We zijn met z’n allen veel kapitaalkrachtiger geworden dan in het verleden.
Essentieel bij het beoordelen van vermogensongelijkheid is niet of iedereen evenveel heeft, maar of dit een hindernis vormt voor sociale mobiliteit en sociale ontwikkeling, zoals reeds eerder aangegeven in de reactie van de Staatssecretaris van Financiën, mede namens mij, op het rapport van Oxfam International over groeiende globale ongelijkheid van 3 maart 20158. Nederland doet het op dit punt internationaal gezien goed. We hebben een heel toegankelijk systeem van onderwijs en de beste gezondheidszorg van Europa9. Het is een belangrijk aandachtspunt om dit in de toekomst ook zo te houden, want alleen op die manier behoud je draagvlak voor een stelsel dat kansen en vangnetten biedt voor iedereen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher
www.volkskrant.nl/economie/hoogste-vermogens-in-nederland-zijn-opnieuw-gestegen~a4207785 & www.volkskrant.nl/4207791.
Zie bijv. de reeks «Over Piketty’s race tussen kapitaal en arbeid» van Bas Jacobs op basjacobs.wordpress.com.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34300-XV-85.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.