34 300 X Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Defensie (X) voor het jaar 2016

Nr. 12 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 oktober 2015

Inleiding

In mijn brief van 13 februari 2015 (Kamerstuk 34 000 X, nr. 66) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de tijdelijke maatwerk-regeling bij intrekking van de Verklaring van Geen Bezwaar (VGB) in verband met onvoldoende gegevens over de partner (het zogenoemde «partnerbeleid»). Graag wil ik uw Kamer nu informeren over aanpassingen in het VGB-beleid waarmee een structurele oplossing kan worden bewerkstelligd. Ook worden een aantal andere knelpunten aanpakt.

Evaluatie VGB-beleid

Bij Defensie bestaan ongeveer 50.000 vertrouwensfuncties. Van het totaal aantal aanvragen voor veiligheidsonderzoeken in 2014, te weten 18.500, leidde slechts 0,6% tot een weigering of een intrekking van de VGB. Daarmee lijkt de problematiek klein. Desondanks hebben vooral de grote persoonlijke gevolgen van het VGB-beleid, zoals het ontslag dat volgt op het merendeel van de intrekkingen van de VGB, mij doen besluiten het VGB-beleid in den brede te evalueren. In die evaluatie zijn steeds terugkerende knelpunten meegenomen: het aantal vertrouwensfuncties, onvoldoende gegevens over de (aspirant-)medewerker en over de partner (het «partnerbeleid»), justitiële antecedenten (waaronder «jeugdzonden»), financiële kwetsbaarheid, de rol van de commandant en de lange doorlooptijd van het VGB-traject.

Maatregelen

Het rapport van de evaluatiecommissie bevat een aanzienlijk aantal aanbevelingen om bovengenoemde knelpunten te verminderen1. De commissie adviseert deze aanbevelingen gefaseerd, maar in samenhang uit te voeren. Op grond van dit advies ben ik tot een aantal maatregelen gekomen en laat ik een aantal aanbevelingen nader uitwerken. Deze kunnen op termijn mogelijk tot extra maatregelen leiden. De belangrijkste noem ik hierna. De maatregelen beogen het stelsel van vertrouwensfuncties en de uitvoering van veiligheidsonderzoeken beter in balans te brengen met goed werkgeverschap en modern personeelsbeleid. Let wel, zonder dat daarbij concessies worden gedaan aan de staatsveiligheid en de eisen die de Wet veiligheidsonderzoeken stelt. Ik wil dan ook benadrukken dat alle militaire functies vertrouwensfuncties blijven waarvoor een veiligheidsonderzoek noodzakelijk is.

Eén van de maatregelen betreft de herintroductie van het veiligheidsmachtigingsniveau C (VMN-C) voor militairen, in combinatie met een aanpassing van de bijbehorende eisen. Tot nu toe waren alle militaire functies vastgesteld als vertrouwensfuncties op minimaal het veiligheidsmachtigingsniveau B (VMN-B)2. Met de evaluatiecommissie ben ik van mening dat niet bij alle militaire functies sprake is van een veiligheidsrisico waarvoor een veiligheidsonderzoek op minimaal VMN-B noodzakelijk is. De herintroductie van het VMN-C voor militairen betekent dat de defensieonderdelen in de komende maanden alle militaire functies zullen moeten herbeoordelen op grond van de hernieuwde criteria. Naar verwachting zal een substantieel aantal militaire functies kunnen worden vastgesteld op het VMN-C. Een tweede maatregel betreft de diepgang van het veiligheidsonderzoek bij het VMN-C. Bij VMN-C wordt niet langer vereist dat ten aanzien van de partner en medebewoners politieke en justitiële gegevens inzichtelijk zijn. Tot dusver werd een aantal VGB-en om die reden geweigerd of ingetrokken. Het doel van deze maatregelen is om ontslagen wegens onvoldoende gegevens over de partner zoveel mogelijk te voorkomen.

Om tot meer transparantie te komen over wanneer schulden tot financiële kwetsbaarheid leiden, en daarmee consequenties kunnen hebben voor de VGB, laat ik indicatoren ontwikkelen en bekend stellen. Tevens wordt een handleiding opgesteld om de rol van de commandant bij intrekking van de VGB beter tot zijn recht te laten komen. Daarbij zal aandacht worden besteed aan het verbeteren van de aanverwante rechtspositionele processen (bijvoorbeeld proces van schorsing, bezwaar- en beroep) waarvoor de commandant verantwoordelijk is.

Een aantal aanbevelingen vergt een nadere uitwerking alvorens tot concrete maatregelen kan worden besloten. Zo zal onder meer worden bekeken of een VGB met beperkingen aan de functie-uitoefening mogelijk is, of de maximale duur van de periode waarin de politieke en justitiële gegevens niet beschikbaar zijn verlengd kan worden van drie naar zes maanden, of de terugkijkperiode bij VMN-C kan worden gesteld op vijf in plaats van acht jaar en of de inspanningen van de MIVD bij onvoldoende gegevens kunnen worden uitgebreid. Ook zal worden bezien in hoeverre de verschillende veiligheidsmachtigingsniveaus (A, B en C) kunnen leiden tot differentiatie in de beoordelingscriteria bij justitiële antecedenten. Bij de uitwerking van deze aanbevelingen is samenwerking met de AIVD gewenst. De AIVD is immers net als de MIVD, belast met de uitvoering van de Wet veiligheidsonderzoeken.

De genoemde, evenals de mogelijk nog te nemen maatregelen, brengen een herziening van de Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie3 inclusief de bijbehorende toelichting met zich mee.

Tijdschema

Met het implementeren van de maatregelen en het uitwerken van een aantal aanbevelingen is enige tijd gemoeid. Ik verwacht dat per 1 februari 2016 in ieder geval aanstelling op functies met een VMN-C niveau mogelijk is. Mede in dat licht is de maatwerk-regeling verlengd tot 1 februari a.s. Als gevolg hiervan ontstaat een vloeiende overgang van de tijdelijke maatwerk-regeling naar het beoogde beleid. Over de vorderingen van dit alles zal ik uw Kamer nader informeren in januari 2016.

Ten slotte

De veiligheidsonderzoeken in lopende zaken worden uitgevoerd op basis van het huidige VGB-beleid. Een uitzondering hierop vormt het «partnerbeleid», waarvoor de maatwerk-regeling tot 1 februari 2016 geldt. De hierboven genoemde maatregelen kunnen, na invoering, in lopende zaken mogelijk tot een gunstiger resultaat voor de desbetreffende medewerker leiden. In afwachting van de implementatie zal daarom in concrete gevallen steeds hierop worden getoetst. De uitkomsten daarvan worden in de besluitvorming betrokken.

Brede communicatie over de genomen, en eventueel nog te nemen maatregelen is van belang. Via meerdere communicatielijnen zal het personeel over de ontwikkelingen worden geïnformeerd. Ook de centrales van overheidspersoneel zijn op de hoogte gesteld.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De Wet veiligheidsonderzoeken bepaalt dat veiligheidsonderzoeken alleen zijn geoorloofd indien sprake is van vertrouwensfuncties. De Minister kan een functie aanwijzen als vertrouwensfunctie, indien de functie de mogelijkheid biedt de nationale veiligheid te schaden, doordat bijvoorbeeld kennis kan worden genomen van staatsgeheimen of andere vitale belangen. Aan de mate van vitaliteit of rubricering van informatie zijn zogenaamde veiligheidsmachtigingsniveaus gekoppeld.

X Noot
3

Beleidsregel veiligheidsonderzoeken Defensie, d.d. 1-11-2013, Stcrt. 2013-29 945

Naar boven