34 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2016

CXIX Verslag van een werkbezoek naar het Caribisch deel van het Koninkrijk, april 2016

M1 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 8 juni 2016

Op 21 juni 2016 vindt in de Eerste Kamer het beleidsdebat met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties plaats over de evaluaties in het kader van de staatkundige vernieuwing en over de Koninkrijksrelaties in den brede. Ter voorbereiding op dat debat hebben de leden van de fracties van SP, GroenLinks, ChristenUnie, PvdD, 50Plus en OSF de Minister op 27 mei 2016 per brief een aantal vragen voorgelegd.

De Minister heeft op 3 juni 2016 gereageerd.

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties2 brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, Bergman

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

Den Haag, 27 mei 2016

Op 21 juni 2016 vindt in deze Kamer het beleidsdebat met u plaats over de evaluaties in het kader van de staatkundige vernieuwing en over de Koninkrijksrelaties in den brede. Ter voorbereiding op dat debat wensen de leden van een aantal fracties u nu reeds vragen voor te leggen. Het betreft de leden van de fracties van SP, GroenLinks, ChristenUnie, PvdD, 50PLUS en OSF. Met het oog op een tijdige en zorgvuldige voorbereiding op het beleidsdebat verzoekt de vaste commissie voor Koninkrijkrelaties u de vragen uiterlijk 3 juni 2016 te beantwoorden.

Inleiding

De leden van de fractie van de SP wensen de regering ter voorbereiding op het beleidsdebat op 21 juni 2016 enkele vragen voor te leggen.

De leden van de fractie van GroenLinks danken de regering voor de kabinetsreactie op het evaluatierapport van de commissie Spies. Ter voorbereiding op het beleidsdebat over Caribisch Nederland en het Koninkrijk in het licht van de diverse evaluaties hebben zij een aantal vragen.

De leden van de fractie van 50PLUS zijn teleurgesteld over de inhoud van de kabinetsreactie op evaluatierapport van de commissie Spies. Zij vinden dat er vele vaagheden zijn («mogelijkheden bezien», «bereid te zoeken naar mogelijkheden» enz.) en dat de regering met weinig concrete en daadkrachtige maatregelen komt. Deze leden vragen de regering bij de voorbereiding van het beleidsdebat voor een aanvullende concretisering te zorgen en deze vóór 21 juni aanstaande in te brengen. Verder wensen zij de regering ter voorbereiding op het debat graag een aantal vragen voor te leggen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderliggende stukken voor het beleidsdebat en hebben daarover de volgende vragen.

De leden van de PvdD-fractie en het lid van de OSF-fractie wensen de regering nog enkele vragen voor te leggen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

In de besluitenlijst van het BES-bestuurlijk overleg van januari 2008 is als criterium voor het bepalen van de hoogte van het voorzieningenniveau opgenomen «een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau op Bonaire, Sint Eustatius en Saba».3 Inmiddels is duidelijk dat de verwachtingen hieromtrent op deze eilanden niet dezelfde waren als die in Nederland. Sterker nog: nu blijkt dat er grote teleurstelling is en dat men verwachtte dat er sprake zou zijn van een beter voorzieningenniveau. Naar aanleiding hiervan willen de leden van de SP-fractie de volgende vragen stellen.

  • Is een «aanvaardbaar voorzieningenniveau» gedefinieerd? Zo nee, waarom is dat destijds niet gedaan? Zo ja, wat is dan die definitie?

  • Is de regering van mening dat met een aanvaardbaar voorzieningenniveau in ieder geval de meest basale levensbehoeften zoals voedsel, kleding, onderdak bekostigd moeten kunnen worden?

  • Hoeveel kost het levensmiddelenpakket voor een gemiddeld gezin op de BES-eilanden?

  • Wat is een gezin gemiddeld kwijt aan overige basale levensbehoeften zoals huur of hypotheek, elektriciteit, kleding, reizen en verzekeringen op de BES-eilanden?

  • Hoe hoog is de werkloosheid op de BES-eilanden? En wat is de jeugdwerkloosheid?

  • Heeft de regering cijfers over laaggeletterdheid en het gemiddeld opleidingsniveau op de BES-eilanden?

  • Hoe hoog is de onderstand op de BES-eilanden? Hoeveel mensen of gezinnen moeten er leven van onderstand?

  • Hoe hoog is de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) op de BES-eilanden? Hoeveel mensen of echtparen moeten er leven van AOV?

  • Kennen de BES-eilanden ook organisaties als bijvoorbeeld de Voedselbank? Zo ja, hoeveel bijstand verlenen zij?

  • Hoeveel mensen leven er op de BES-eilanden en in Aruba, Curaçao en Sint Maarten onder de armoedegrens? Hoeveel kinderen groeien er op in armoede? Wat is er bekend over de verschillen tussen arm en rijk? (Tijdens het werkbezoek van een Eerste Kamerdelegatie aan het Caribisch deel van het Koninkrijk in april jl. is vernomen dat er families zijn met veel bezit en ook politieke macht, terwijl er anderzijds grote armoede is).

  • Naar verluidt mag op Saba voor 500 dollar vrij geïmporteerd worden, maar op Sint Eustatius niet. Klopt dit? Zo ja, kan een dergelijke vrijstelling ervoor zorgen dat er minder sprake is van een monopolie en de bevolking goedkoper aan producten kan komen? Kan de regering per eiland aangeven in hoeverre particulieren mogen importeren?

Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek aan het Caribisch deel van het Koninkrijk is meermaals gewisseld (zowel in de landen als op de BES-eilanden) dat Nederlanders worden «ingevlogen» voor het vervullen van vacatures die behoren tot de meer invloedrijke en best betaalde, terwijl tegelijkertijd wordt geconstateerd dat de eilanden te maken hebben met een «braindrain»: zij die naar Nederland/Europa/de VS vertrekken voor hun opleiding, keren niet meer terug. Naar aanleiding hiervan wil de leden van de SP-fractie de volgende vragen stellen:

  • Kan de regering aangeven hoeveel vacatures er (uitgesplitst naar eiland) zijn, hoeveel daarvan er behoren tot de meer invloedrijke en beter betaalde en ten slotte ook of de regering de ervaring die men op de eilanden heeft, ook deelt?

  • Hoeveel mensen vertrekken er jaarlijks vanuit Europees Nederland om op een van de eilanden aan de slag te gaan? En hoe lang blijven zij daar gemiddeld?

  • Hoeveel mensen keren er jaarlijks weer terug naar Nederland nadat zij daar een functie hebben vervuld?

  • Welke inspanningen worden er geleverd om dit soort banen vooral door de bevolking zelf te laten vervullen? En wat is de rol van het Ministerie van Koninkrijksrelaties hierin?

  • Vindt de regering de beschreven «braindrain» een probleem?

  • Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek hebben de leden van de SP-fractie een aantal redenen gehoord voor de braindrain. Veelal merkte men op dat de salarissen in Nederland hoger zijn, en veel (vooral jongere) mensen de levendigheid in Nederland erg waarderen. Maar ook wordt het terugbetalen van studiefinanciering als probleem ervaren, omdat de lening in euro’s moet worden terugbetaald, terwijl men op de eilanden wordt uitbetaald in dollars of Nfl. Terugbetalen in euro’s is dus extra duur. Kan de regering aangeven welke inspanningen Nederland levert om terugkeer naar de eilanden voor goed opgeleide mensen zo aantrekkelijk mogelijk te maken?

  • Het ontbreekt op de eilanden aan hogere opleidingen. Denkt de regering dat meer mogelijkheden tot het volgen van hogere opleidingen in de regio ertoe zou leiden dat het opleidingsniveau verbetert en dat dan ook de kans groter wordt dat men beter in staat zal zijn ook de vacatures van een hoger niveau te vervullen?

  • In Nederland is de toegang tot de woningmarkt voor starters niet makkelijk. Kan de regering aangeven hoe dat op de BES-eilanden is? Zijn er voldoende goedkope woningen voor starters? Of blijven jongeren lang thuis wonen door gebrek aan huisvesting?

In het evaluatierapport Spies wordt duidelijk dat er op de BES-eilanden teleurstelling is, aangezien men verwachtte dat het voorzieningenniveau erop vooruit zou gaan. Dat is slechts ten dele bewaarheid; onderwijs en zorg zijn daadwerkelijk verbeterd, maar op sociaaleconomisch gebied is men er zelfs op achteruitgegaan. Naar aanleiding hiervan willen de leden van de SP-fractie de volgende vragen stellen:

  • Hoe gaat de regering met de bevolking van de BES-eilanden in gesprek om duidelijk te maken wat men in de toekomst wel en wat niet van Nederland kan verwachten en hoe zal de regering proberen te laten zien dat zij begrip heeft voor de teleurstelling?

  • In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies schrijft de regering dat de BES-eilanden zich maatschappelijk en economisch succesvol kunnen ontwikkelen, als Nederland en de BES-eilanden «de verbintenis goed invullen».4 Kan de regering aangeven welke stappen er op die weg al zijn gezet en wat daarvan de resultaten zijn? Aan welke verdere goede invulling denkt de regering?

  • Verderop in de kabinetsreactie gaat de regering in op de mogelijkheid om prijzen onder druk te zetten, onder andere door het verminderen van de afhankelijkheid van import, het voeren van prijsbeleid, het verbeteren van de werking van de markt, het verminderen van vrachtkosten en het veranderen van de wijze van invoeren en inkopen.5 Hoewel de leden van de SP-fractie het op prijs stelt dat er pogingen worden gedaan om de kosten van levensonderhoud te drukken, vragen deze leden zich af welke stappen de regering en de BES-eilanden verder willen en kunnen zetten om de maatschappelijke en economische ontwikkeling aan te jagen?

  • Tevens stelt de regering in de kabinetsreactie dat er beperkingen zijn om de hoge prijzen te beïnvloeden (vgl. wereldmarktprijzen).6 Is de regering met de leden van de SP-fractie van mening dat de inwoners van de BES-eilanden hier evenmin invloed op uit kunnen oefenen, maar soms wel afhankelijk zijn van deze goederen, en het «aanvaardbaar voorzieningenniveau» ontoereikend kan zijn om deze te bekostigen?

  • In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies geeft de regering aan dat het niveau van de onderstand relatief laag is ten opzichte van het Wettelijk Minimumloon (WML). Daarmee is voor deze groep de bestaanszekerheid in het geding. De regering is voornemens een van het WML afgeleid sociaal minimum vast te stellen, waar de onderstand volgens een «nader te bepalen tijdpad» naartoe zal groeien.7 Kan de regering aangeven wanneer de mensen die nu in armoede leven, hier de vruchten van zullen gaan plukken? Wanneer is dat sociaal minimum vastgesteld en wanneer zal de onderstand daar naartoe zijn gegroeid? Tevens geeft de regering aan dat bij de uitwerking rekening gehouden zal worden met de prikkel tot werken. Kan de regering aangeven hoeveel vacatures er zijn die aansluiten op de capaciteiten van mensen die nu van de onderstand moeten leven? En welke inspanningen worden er geleverd om mensen ook daadwerkelijk aan het werk te krijgen?

  • Ook de AOV (onze AOW) is ontoereikend om in het levensonderhoud te voorzien. In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies geeft de regering aan dat deze uitkering zal stijgen vanwege de verhoging van het WML.8 Mogen de leden van de SP-fractie er nu vanuit gaan dat met de door de regering genoemde maatregelen en verbeteringen, mensen die afhankelijk zijn van onderstand of AOV, in de nabije toekomst wel van deze uitkeringen in het levensonderhoud kunnen voorzien? Zo ja, per wanneer is dat dan het geval? De leden van de SP-fractie hechten waarde aan een duidelijk antwoord, ook omdat de regering aangeeft de bijzondere onderstand «in de toekomst nog verder te zullen verruimen»9, maar hier geen verdere tijdsindicatie voor geeft. Deze leden mogen toch aannemen dat we niet weer afstevenen op wederzijdse teleurstellingen en onterechte verwachtingen?

  • In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies geeft de regering aan dat de kosten voor wonen voor de lagere inkomensgroepen problematisch kunnen zijn.10 Welk percentage van hun inkomen zijn inwoners van de BES-eilanden die afhankelijk zijn van onderstand of AOV gemiddeld kwijt aan woonkosten? Komt de ondersteuning van het Rijk ook daadwerkelijk ten goede aan de bevolking, bijvoorbeeld in de vorm van huursubsidie?

  • In Nederland zijn we gewend aan een bepaald voorzieningenniveau: buurthuizen, bioscopen, kinderopvang, wijkposten voor ouderen, etc. Kan de regering een overzicht geven van de voorzieningen waarvan de bewoners op de BES-eilanden gebruik van kunnen maken? Kan de regering ook aangeven voor welke leeftijdscategorieën deze zijn bedoeld?

  • Ook de BES-eilanden hebben te maken met krimp. Jongeren keren niet terug naar de eilanden. Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek aan onder meer Sint Eustatius heeft de commissie een bezoek gebracht aan Mega D, een stichting die naschoolse activiteiten organiseert voor jongeren.11 Kan de regering aangeven in hoeverre er ook op de andere eilanden dit soort initiatieven zijn? Hoeveel jongeren komen er regelmatig? Heeft de regering zicht op de effecten van dit soort initiatieven, niet alleen in de vorm van dagbesteding, maar zeker ook wat betreft succes op school, jeugdcriminaliteit, overlast door «hangjongeren» etc.?

  • De jeugd op de BES-eilanden gaat tot vroeg in de middag naar school (tot 13 of 14 uur). Ouders hebben vaak meerdere banen om het hoofd boven water te houden. Toezicht is er dus niet. Vandaar dat kwalitatief goede opvang extra belangrijk is. Kan de regering aangeven hoe hierin wordt voorzien?

  • Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek zijn er op de BES-eilanden verschillende bijeenkomsten geweest met bewoners, die met uiteenlopende zaken komen waar zij tegenaan lopen. Zwaartepunt hierin was vaak de kleinschaligheid van de gemeenschappen. Een voorbeeld: iemand met een psychiatrische aandoening op Saba heeft maar weinig begeleiding en wordt met enige regelmaat opgenomen op Sint Maarten. Wanneer het beter gaat en deze persoon weer op Saba is, zijn er weinig mogelijkheden voor dagbesteding en is deze persoon afhankelijk van familie. Kan de regering beschrijven welke middelen er worden ingezet om kwetsbare mensen goed te begeleiden?

  • Bovenstaande vraag kan ook betrekking hebben op mensen met een chronische ziekte. Hoe is zorg voor hen geregeld?

  • Tijdens het werkbezoek noemden mensen ook zaken als kindermishandeling, kindermisbruik en huiselijk geweld. Kan de regering aangeven wat hierover bekend is en wat de aanpak ervan is?

  • Een langlopend punt is de hoge prijs van reizen tussen de eilanden, terwijl veel mensen hiervan afhankelijk zijn voor bijvoorbeeld familiebezoek en ziekenbezoek. Het zou wellicht een goede impuls zijn wanneer reizen zo makkelijk wordt gemaakt dat mensen op het ene eiland kunnen wonen en op het andere werken. Dit maakt de gemeenschap minder klein, maar vermindert daarnaast afhankelijkheden. Bijvoorbeeld: als iemand met een bepaald beroep slechts bij één werkgever op het eiland aan het werk kan, levert dat een heel afhankelijke positie op. Wanneer het mogelijk wordt een eiland verderop te werken, maakt dat de verhoudingen beter werkbaarder. Hetzelfde geldt wellicht bij werkzaamheden waarbij werknemers onder druk gezet kunnen worden om bepaalde zaken te doen of juist te laten. Ten slotte zou dit een goede impuls kunnen geven aan de broodnodige kennisuitwisseling en het behoud van kennis voor de eilanden. Deelt de regering deze analyse van de SP-fractie? Hoe en wanneer voorziet de regering een snelle bootverbinding tussen de BES eilanden?

  • Elektriciteit is een basisvoorziening en ook internet zou als zodanig aangemerkt kunnen worden; het is voor velen immers het venster op de wereld. Toch zijn deze voorzieningen schrikbarend duur. Kan de regering aangeven hoeveel een gemiddeld gezin op de BES-eilanden maandelijks kwijt is aan deze twee voorzieningen? Wat wordt eraan gedaan om deze voorzieningen voor iedereen toegankelijk te maken of houden? Welke initiatieven zijn er om duurzame energie op te wekken, en komen de opbrengsten ervan ten gunste aan de bevolking?

  • In tegenstelling tot andere levensmiddelen zijn de prijzen van alcohol en tabak laag. Tijdens het werkbezoek sprak vragensteller met een aantal inwoners, die stuk voor stuk vertelden over de problematiek van alcohol op het eiland. Zij verhaalden dat meerdere familieleden van middelbare leeftijd, waren overleden aan de gevolgen van alcoholmisbruik. Het verhaal werd even later bevestigd door een arts. Kan de regering per eiland aangeven wat de omvang van deze problemen is, en ook welke maatregelen er genomen worden om deze tegen te gaan?

  • Het beeld dat blijft hangen van de eilanden, is dat toerisme de belangrijkste bron van inkomsten is, maar dat er verder weinig mogelijkheden zijn. Kan de regering aangeven of er wordt gewerkt aan (het ontwikkelen van) exportproducten die te gelde gemaakt kunnen worden? Zijn er verder nog mogelijkheden om de import van producten te verminderen en meer zelf te produceren? (landbouw, veeteelt?)

  • Kan de regering aangeven of geoormerkte gelden, bijvoorbeeld bestemd voor infrastructuur, daadwerkelijk zijn uitgegeven? Zijn ze daar uitgegeven waar ze nodig zijn? Worden deze gelden ingezet in overleg met de gesprekspartners op de eilanden (bijvoorbeeld met instemming van de eilandsraad of in overleg met het bestuurscollege?)

  • Op Sint Eustatius is een afvalrecycling, maar deze schijnt buiten gebruik te zijn. Kan de regering uitleggen wat hier de oorzaak van is? Wanneer wordt de installatie in gebruik genomen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de fractie van GroenLinks hebben met betrekking tot zes onderwerpen vragen die zij graag aan de regering voorleggen.

Het proces

  • In haar brief van 16 februari jl. schrijft de regering meer tijd nodig te hebben voor de kabinetsreactie op het evaluatierapport Spies omdat «het kabinet (hecht) aan een goede afstemming van het kabinetsstandpunt met de eilanden en binnen het kabinet. De bestuurscolleges van de drie openbare lichamen hebben mij op 1 februari jl. hun reactie op de evaluatie overhandigd en toegelicht. Mede op basis van deze reactie wordt het kabinetsstandpunt opgesteld en zal hierover worden gesproken binnen het kabinet en met de eilanden. Voor een door zowel de eilanden als door het kabinet gedragen kabinetsstandpunt is enige tijd nodig».12 Hoe verhoudt deze intentie om tot een gedragen standpunt te komen zich tot de brief van het bestuurscollege van Saba13 en de Democratic Party van Sint Eustatius14 die aangeven dat het kabinetsstandpunt niet gedragen wordt bij de Openbare Lichamen? Welke berichten heeft de regering dat het kabinetsstandpunt wel wordt gedragen door de eilanden?

  • Het Openbaar Lichaam Bonaire stelt in haar reactie op het evaluatierapport Spies: «Wij willen onze prioriteit zetten bij sociaaleconomische randvoorwaarden ten dienste van welvaart en welzijn, terwijl het Rijk vooral inzet op bestuurlijke en juridische aspecten. (Dat geldt niet voor volksgezondheid en onderwijs). De vraag is of het Rijk zich hier van bewust is. In ieder geval is het daarom niet vreemd dat het Rijk vooral wordt gezien als een strenge meester en nauwelijks als belangstellende grote broer. Dit doet geen recht aan de eilanden en schept een sfeer die over en weer achterdochtig maakt.»15 Op welke wijze heeft de rijksoverheid de lokale prioriteiten en gevoelens meegewogen bij het stellen van beleidsprioriteiten?

  • De evaluatie van de in 2010 gewijzigde structuur is uitgebleven, maar er worden wel stappen gezet naar een grondwetswijziging waarin de nieuwe structuur wordt verankerd. Zo wordt in de memorie van toelichting op wetsvoorstel 33 131 (Grondwetswijziging) gesteld: «Met de besturen van de drie eilandgebieden is afgesproken dat Nederland en de drie eilanden gezamenlijk de uitwerking van de staatkundige structuur zullen evalueren; deze evaluatie zal binnen zes jaar na de transitiedatum voltooid zijn. Daarna zal worden bezien wat het staatsrechtelijke eindmodel voor de eilanden zal zijn. De regering heeft er steeds de voorkeur aan gegeven eerst dit eindmodel te bepalen en dan te bezien of, en zo ja, op welke punten, de Grondwet wijziging behoeft.»16 Welke route ziet de regering voor die evaluatie en het vaststellen van het gewenste eindmodel?

Financiële verhoudingen

  • De regering schrijft in haar reactie op het evaluatierapport-Spies: «Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat er met de ter beschikking staande middelen betere overheidsvoorzieningen voor de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen worden gerealiseerd. Dit geldt in het bijzonder voor taken waar de primaire verantwoordelijkheid (nu) ligt bij het openbaar lichaam.»17 Is het kabinet van mening dat vooral de eilandbesturen tekort zijn geschoten?

  • Is de regering van mening dat het rapport van IdeeVersa, door de regering aangeboden bij brief van 24 maart 201518, concludeert dat de vrije uitkering voldoende is om noodzakelijk onderhoud te verrichten en dat de rijksoverheid voldoende heeft bijgedragen aan het inhalen van achterstanden? Hoe taxeert zij de interpretatie van de eilanden dat IdeeVersa juist zou concluderen dat de vrije bijdrage te laag is?

  • Volgens de Openbare Lichamen maakt de wet FinBES het de eilanden moeilijk om te investeren in infrastructuur.19 Wat is hier precies het probleem en hoe kunnen de belemmeringen worden weggenomen?

  • Hoe taxeert de regering de kritiek dat de extra middelen die in de meerjarenprogramma’s worden toegekend steeds incidenteel zijn en niet structureel, zodat de structurele verantwoordelijkheid onvoldoende kan worden waargemaakt door de eilanden? Is het mogelijk om onderscheid te maken in het regime tussen Openbare Lichamen die het financiële beleid goed op orde hebben en Openbare Lichamen die dat nog niet hebben?

  • Hoe kijkt de regering aan tegen het verzoek van het Openbaar Lichaam Saba om een onafhankelijke evaluatie van de belastingstructuren te doen plaatsvinden in relatie tot de effecten op de economische ontwikkeling?20

  • Deze leden begrijpen dat de verbetering van de handhaving bij het innen van belastingen heeft geleid tot hogere belastingopbrengsten. Hoewel zij deze betere handhaving toejuichen, vragen zij hoe dit zich verhoudt tot de intentie van een budgetneutrale aanpassing van het belastingregime. Tevens vragen zij wat de sociaaleconomische gevolgen zijn van deze substantiële verhoging van de opbrengsten?

Afstemming en bureaucratie

  • De kabinetsreactie stelt: «De op de eilanden werkzame departementale beleidsmedewerkers en liaisons staan hem [de Rijksvertegenwoordiger] hierbij terzijde, naar analogie van de werkwijze op bijvoorbeeld de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de EU.»21 Is dit voldoende antwoord op de ervaren versnippering tussen departementale activiteiten? Is de analogie überhaupt betekenisvol waar de op beleidsbeïnvloeding gerichte relatie tussen departementen en de EU volstrekt andersoortig is dan de op beleidsuitvoering gerichte relatie tussen departementen en de eilanden? Hoe kan de integrale aanpak – departementsoverstijgend – beter worden gerealiseerd?

  • Hoe ziet de regering het vervolg van de periode van legislatieve terughoudendheid? Op welke wijze wordt het subsidiariteitsbeginsel verdisconteerd in de beoordeling van toekomstige wetten? In welke mate zijn de Openbare Lichamen gefaciliteerd om adequaat op wetgevingsprocessen te reageren? Welke aanvullende ondersteuning hebben ze daarbij nodig?

  • Op welke wijze wordt geborgd dat de specifieke relatie tussen de rijksoverheid en elk afzonderlijk eiland leidt tot specifiek beleid en niet opgaat in een generiek beleid voor Caribisch Nederland? Is de regering bereid om per Openbaar Lichaam te bezien welke taken ook lokaal kunnen worden behartigd?

  • Deelt de regering observatie van het Openbaar Lichaam Saba dat er een duidelijke toename van bureaucratie is die belemmerend werkt voor de ontwikkeling van het eiland?22 Hoe denkt zij deze bureaucratie weer terug te dringen? Op welke wijze wordt bij bijvoorbeeld vergunningen en inspecties rekening gehouden met de lokale situatie om bureaucratie en administratieve druk te minimaliseren?

Het «minimale voorzieningenniveau»

  • De regering lijkt in haar reactie het evaluatierapport-Spies zeer terughoudend om te komen tot een nadere invulling van het minimale voorzieningenniveau in het sociale domein. Wat is de reden van deze terughoudendheid? Hoe taxeert de regering de onvrede op de eilanden dat precies op dit aangelegen punt dat onmiddellijk de levensstandaard van mensen raakt, de regering zo terughoudend is?

  • Hoe beoordeelt de regering de constateringen dat er geen of onvoldoende inzicht is in het feitelijk armoedeniveau op de drie eilanden, dat het minimumloon niet toereikend is voor een menswaardig leven, en dat de levensstandaard in de afgelopen jaren verslechterd is? Met welke feitelijke informatie kan de regering deze constateringen onderbouwen of nuanceren?

  • Is de regering bereid om – zoals het Openbaar Lichaam Saba vraagt23 – een instantie als het Nibud een minimumvoorbeeldbegroting te laten maken om zo te komen tot een bepaling van wat aan inkomen nodig is voor een menswaardig leven op elk van de eilanden? Hoe ziet de regering in dit verband het advies van het College voor de Rechten van de Mens24 om zo spoedig mogelijk een ijkpunt voor het sociaal minimum in Caribisch Nederland vast te stellen en daarbij ook mensenrechtelijke normen te gebruiken? Wat zou dit in concreto moeten betekenen qua berekeningssystematiek en uitvoering?

  • In de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamer d.d. 12 mei 201625 gebruikt de regering de differentiatiebepaling om een verschillend sociaal minimum te rechtvaardigen. Op grond waarvan meent de regering dat dat de intentie was van de differentiatiebepaling?

  • De regering schrijft in haar reactie: «Waar ongerechtvaardigde verschillen bestaan, zullen deze worden opgeheven.»26 Wat betekent in dat licht het verschil in de verzekerbaarheid van tandheelkundige zorg en fysiotherapie? Op grond waarvan meent zij dat dat een gerechtvaardigd verschil is?

  • De regering schrijft in haar reactie: «Het kabinet stelt vast dat het huidige niveau van de onderstand relatief laag is ten opzichte van het WML. Daarmee is voor deze groep de bestaanszekerheid in het geding. Het kabinet is voornemens een van het WML afgeleid sociaal minimum vast te stellen, waar de onderstand volgens een nader te bepalen tijdpad naar toe zal groeien. Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met de prikkel tot werken.»27 Wat voor tijdpad is dat en wat betekent het voor mensen wiens bestaanszekerheid nu al in het geding is? Hoe lang moeten zij wachten op een door de overheid gegarandeerd menswaardig bestaansminimum?

Taakverdeling en overige kwesties

  • De regering stelt in haar reactie op het evaluatierapport: «Het kabinet meent dat voor het overige adequate uitvoering van het vastgestelde beleid en optimale dienstverlening aan burgers de voorkeur geniet boven een aanhoudend debat over structuren, taakverdelingen, nieuw beleid en verruiming van financiële kaders. Minder papier; meer doen.»28 Welke belemmeringen zitten er nog in de structuur, taakverdeling, kaders, en dergelijke? Bestaat er op dit punt een door u en de Openbare Lichamen gedeelde visie? Waarom is de regering niet bereid om de taakverdeling tussen eilanden en rijksoverheid te evalueren? Klopt de interpretatie van het Openbaar Lichaam Saba dat het eilandbestuur de taken liever op lokaal niveau wil regelen, terwijl de rijksoverheid ertoe neigt taken op rijksniveau te beleggen?29 Hoe ziet de regering in het huidige beleid de subsidiariteit terug die in het bestuurlijk overleg van 3 november 2009 is afgesproken en in de wet WolBES art 212 is opgenomen? («1. Onze Minister bevordert de decentralisatie ten behoeve van de openbare lichamen. 2. Voorstellen van maatregelen waarbij bepaalde aangelegenheden tot rijksbeleid worden gerekend, worden slechts gedaan indien het onderwerp van zorg niet op doelmatige en doeltreffende wijze door de eilandsbesturen kan worden behartigd.») Deelt de regering de conclusie in het evaluatierapport dat de beleidsvaststelling meer op afstand is komen te staan en dat de invloed van de eilanden is afgenomen?

  • Hoe taxeert de regering de waarschuwing van het Openbaar Lichaam Saba dat een aantal van de in de kabinetsreactie vermelde maatregelen om de werking van de woningmarkt te verbeteren een averechts effect zal hebben?30

  • Welke wegen ziet de regering voor zich om een einde te maken aan de dubbele belastingen bij de import van goederen via Sint Maarten?

  • Op welke wijze geeft de regering gehoor aan de oproep van het College voor de Rechten van de Mens om de detentiefaciliteiten op Sint Eustatius te verbeteren (en de aanverwante zaken als vermeld in de reactie van het College)?31

Evaluatie van de rijkswetten

  • Wanneer kan de Kamer de kabinetsappreciatie verwachten van de evaluatie justitiële rijkswetten, zoals beloofd in de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie gedateerd 8 oktober 2015?32

  • In de brief van 2 oktober 2015 schijft u over de evaluatie van de Rijkswet Financieel Toezicht: «Tevens is besloten om de aanbevelingen die zijn gedaan in gezamenlijkheid verder uit te werken. Ik zal daartoe op korte termijn het initiatief nemen. Het streven is om begin volgend jaar de resultaten ter besluitvorming voor te leggen aan de Rijksministerraad.»33 Kunt u hier inmiddels meer informatie over geven? Welke vervolgstappen zijn gezet en wat is de verdere tijdsplanning? Is er al meer bekend over het verloop van het door Curaçao ingestelde kroonberoep hiertegen?

Ten slotte

  • In het Statuut wordt in art 60a,b en c gesproken over eilandsraden en bestuurscolleges van Curaçao en Sint Maarten. Behoeft dat geen aanpassing?

  • In het Statuut wordt in Artikel 61 – in tegenwoordige tijd – gesproken over Suriname en Nederlandse Antillen. Behoeft dat geen aanpassing?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Kan de regering aangeven welke concrete successen Europees en Caribisch Nederland in gezamenlijkheid hebben weten te realiseren na 10-10-2010? Welke lering trekt de regering hieruit?

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd op welke concrete punten de regering van mening is dat de slagkracht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden is verbeterd. Geldt dit voor alle eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk in gelijke mate of ligt dit gedifferentieerd? Waar en op welke punten is aanscherping geboden? Wat kan het land Nederland hier voor concrete steun bieden?

Kan de regering een integraal oordeel geven of de bestuurlijke samenwerking tussen het land Nederland en de BES-eilanden is verbeterd? Kan dit concreet worden toegelicht? Waar is verdere verbetering geboden? Hoe ligt dit voor de bestuurlijke samenwerking tussen de BES-eilanden onderling en tussen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden onderling?

Kan de regering de leden van de ChristenUnie-fractie een overzicht geven van de rijksuitgaven richting de BES-eilanden sinds 10-10-2010 en de projecten die hiermee zijn gerealiseerd? Hoe beoordeelt de regering de relatie tussen input en output van deze projectfinancieringen?

Waar liggen op dit moment de grootste zorgpunten van de regering inzake het financiële reilen en zeilen van de BES-eilanden? Worden beleidswijzigingen overwogen op basis van de leerervaringen van de wet FinBES? Is het instrumentarium van de wet FinBES toereikend? Is de financiële discipline op orde?

Volgens de BES-eilanden zouden de eigen eilandbedrijven te weinig profiteren van de aanbesteding van projecten op de eilanden en veel van de aanbestedingsgelden terechtkomen bij bedrijven uit Europees Nederland. Hoe beoordeelt de regering deze stellingname en kan de regering een overzicht bieden van de feitelijke aanbestedingen op de eilanden, uitgesplitst naar of deze bedrijven gevestigd zijn op de BES-eilanden of in het land Nederland? Worden er aanvullende aanbestedingscriteria gesteld voor wat de BES-eilanden betreft?

Zijn bedrijven op de BES-eilanden in uw ogen voldoende geëquipeerd om een concurrerende positie in te nemen in aanbestedingstrajecten op de eilanden? Kan de regering bij de beantwoording in het bijzonder stilstaan bij infrastructurele aanbestedingen?

De regering komt met fiscale voorstellen om investeringen in bedrijvigheid en werkgelegenheid te bevorderen. Wanneer zullen deze voorstellen het parlement bereiken? Is invoering per 1-1-2017 reëel? Wat kan de regering in deze context doen aan het fenomeen van de dubbele indirecte belasting? Op goederen die vanaf Sint Maarten en Curaçao naar Saba en Sint Eustatius worden doorgevoerd wordt vaak dubbele indirecte belasting geheven omdat de beide laatstgenoemde eilanden vanuit het perspectief van de eerste twee landen als buitenland gelden. Staat deze kwestie op de fiscale beleidsagenda?

Actief en activerend arbeidsmarktbeleid is cruciaal om de lokale arbeidsmarkt op de eilanden te verbeteren en zo ook de kans op armoede te verkleinen. De voorgestelde maatregelen ogen weinig imponerend en zijn niet van budget voorzien. Is de inspanning hier niet aan de magere en ongewisse kant? Moeten de inspanningen niet veel offensiever? Hoe beoordeelt de regering, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, de aansluitingsproblematiek tussen onderwijs en arbeid gezien het geringe aanbod van vervolgonderwijs op de eilanden? Wat vermag beleid hier?

De leden van de ChristenUnie-fractie geven grote prioriteit aan het verbeteren van de levensstandaard van kwetsbare groepen op de eilanden. Het gaat dan onder andere om kinderen, kansarme jongeren, langdurig werklozen, arbeidsongeschikten en groepen ouderen. In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies worden een aantal maatregelen voorgesteld. Kan de regering aangegeven wat het beleid is rond de regie van het land Nederland en van de eilandbesturen om deze kwetsbare groepen voortvarend te helpen? Welke middelen worden hiervoor uitgetrokken? Kan de regering inzicht bieden in de trendmatige ontwikkeling van het aantal huishoudens op de BES-eilanden dat is aangewezen op de onderstand en op de bijzondere onderstand?

De regering stelt in haar reactie op het evaluatierapport-Spies dat er veel bereikt is rond het verbeteren van het onderwijs en de gezondheidszorg. Kan de regering dit nader toelichten? Zijn hier ook feitelijke cijfers voorhanden die deze stelling steunen? Ook wordt gesteld dat de beschikbare middelen beter kunnen worden ingezet. Kan ook dit concreet worden uitgewerkt?

Het is opmerkelijk, ook de Commissie-Spies maakt dit punt, hoe weinig trendmatige cijfers voorhanden zijn over de economie, arbeidsmarkt en de leefsituatie van de bevolking op de BES-eilanden. Dit problematiseert een meer objectieve discussie over tal van onderwerpen die op de eilanden spelen. Dat is een slechte zaak. Deze kwestie speelt al langere tijd. Wat is hiervan de oorzaak? Verdient de versnelling van de uitbouw van de data-infrastructuur niet veel meer aandacht? Gemeenten in het land Nederland worden veel beter bediend en over de ontwikkeling van kernsectoren is veel ruimer en beter cijfermateriaal aanwezig. Een inhaalslag is hier geboden. Wat gaat de regering hier concreet aan doen? Hoe is het CBS hierin betrokken?

De braindrain van Caribisch Nederland naar Europees Nederland blijft een probleem voor de opbouw van human capital op de eilanden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een kwantitatief trendmatig overzicht van de migratiebewegingen van Caribisch Nederland naar Europees Nederland en omgekeerd in de laatste 15 jaar.

De arbeidsmarkt op de BES-eilanden blijft problematisch. Vooral banen op hoger niveau ontbreken. Hoe kan de Nederlandse overheid de eilanden op dit punt sterker maken? Zijn er succesvolle initiatieven om de lokale arbeidsmarkten te verbeteren en hoe verhoudt zich dit tot de informele economie?

De kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies spreekt van een «betekenisvolle investering» in de sociaaleconomische ontwikkeling van de BES-eilanden. De leden van de ChristenUnie-fractie horen graag met welke inzet van financiële middelen de regering deze investering wil realiseren.

Sinds geruime tijd wordt het belang van de voormalige Antillen ook geframed als gateway naar Zuid-Amerika voor Europees Nederland. Kan de regering hier de stand van zaken weergeven, alsmede de concrete plannen voor de nabije toekomst? Hoe zijn VNO-NCW en de haven van Rotterdam hierbij betrokken? Is er een concreet tijdpad? Wat zijn de ambities? Zijn er belemmeringen die deze ambities frustreren?

Overheid en politiek zijn niet de enige stakeholders die Europees en Caribisch Nederland met elkaar kunnen verbinden. Ook het maatschappelijk middenveld (onderwijs, zorginstellingen, maatschappelijke dienstverlening, kennisinstellingen, kerken en charitatieve instellingen) kunnen hier hun rol te nemen. Kan de regering een overzicht geven van de activiteiten die het maatschappelijk middenveld onderneemt? Hoe beoordeelt de regering de rolopvatting van het middenveld? Is een meer actieve rol wenselijk?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdD-fractie

Duurzaam natuurbeheer in Caribisch Nederland is van groot belang, niet alleen vanwege de intrinsieke waarde van natuur, maar ook voor het toerisme en daarmee de economieën van de eilanden. De afgelopen 10 jaar heeft Nederland jaarlijks 1 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de Dutch Caribbean Nature Alliance, de overkoepelende organisatie van Caribische natuurparken. Klopt het dat de regering de structurele bijdrage van 1 miljoen euro heeft gestopt, omdat de afgesproken periode van 10 jaar is verlopen? Klopt het dat de inhoud van het Natuur Trust Fonds nog onvoldoende is om via rendementen duurzame inkomsten te genereren? Zo ja, waarom heeft de regering ervoor gekozen deze bijdrage niet te continueren? Op welke andere manier denkt de regering een afdoende bijdrage te leveren aan de bescherming van onze meest ongerepte en zeer kwetsbare natuur in Caribisch Nederland?

Voor de staatkundige hervormingen van 10-10-10 is het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden herzien. In artikel 3.2 van het Statuut staat dat onderwerpen in gemeen overleg tot aangelegenheden van het Koninkrijk kunnen worden verklaard. Zijn natuur- en milieubescherming en dierenwelzijn tot aangelegenheden van het Koninkrijk verklaard of anderszins als verantwoordelijkheid van het Koninkrijk aanvaard? Zo nee, waarom niet en ziet de regering mogelijkheden dat alsnog te realiseren?

De regering heeft het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2013–2017 opgesteld.34 In hoeverre is dit plan tot dusverre uitgevoerd? Op welke manieren wordt de stand van de natuur gemonitord? Op welke manier worden het Natuurbeleidsplan en de daaruit voortkomende beheerplannen geëvalueerd?

Volgens het recente Artikel-17-rapport van de European Environment Agency presteert Nederland zeer ondermaats op het gebied van habitatbescherming.35 Is het Caribische deel van het Koninkrijk in dit overzicht meegenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet de regering hierin aanleiding om meer aandacht te gaan besteden aan habitatbescherming in het Caribisch deel van het Koninkrijk?

Op de BES-eilanden is sprake van veel dierenleed dat volgens de Nederlandse wet onaanvaardbaar is, zoals aanrijdingen met ezels, een zwerfdierenprobleem, verwaarlozing van huisdieren, en het nog steeds voortbestaan van legbatterijen.

Klopt het dat de BES-eilanden (nog) geen Wet Dieren of een vergelijkbare dierenbeschermingswet kennen? Graag een toelichting van de regering. Waarom wordt de Wet Dieren of een op de eilanden aangepaste variant van de Wet Dieren (nog) niet op de BES-eilanden geïmplementeerd? Welke taak heeft de regering zich gesteld ten aanzien van dierenwelzijn op de BES-eilanden? Welke ruimte hebben de eilandsbesturen om zelf regels met bijbehorende handhaving op te stellen ten aanzien van dierenwelzijn?

Klopt het dat de productie van legbatterij-eieren nog steeds op de BES-eilanden is toegestaan? Hoe verklaart de regering het dat legbatterijen in Europa zijn verboden en in de openbare lichamen van Caribisch Nederland nog steeds worden toegestaan?

De Rijksdienst voor Caribisch Nederland geeft op een (nog te actualiseren) website aan dat EL&I (EZ) de «komende jaren diverse activiteiten» onderneemt om dierenwelzijn te bevorderen.36 Waar staan deze activiteiten nader omschreven? Welke activiteiten hebben plaatsgevonden sinds 10-10-10? Kan de regering specifiek aangeven welke inspanningen zijn verricht op welk gebied?

In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies stelt de regering dat de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba direct en indirect voordeel hebben bij investeringen in (bijvoorbeeld) natuur.37 Op welke investeringen wordt hier gedoeld? Kan de regering specifiek zijn in bedragen en herkomst van deze investeringen?

Hoeveel nationaal parken heeft Sint Maarten? Tijdens het werkbezoek van de Eerste Kamer aan het Caribisch deel van het Koninkrijk in april jl. kwam aan de orde dat Sint Maarten geen enkel nationaal landpark zou hebben, terwijl de natuur er ernstig wordt bedreigd. Zo zijn er van de oorspronkelijke 19 Mangrovemeren nog 4 over en deze worden bedreigd door vervuiling en ontwikkeling.38 Aanwijzing van gebieden als Nationaal Park, zoals de Little Bay Pond, waar unieke mangrove- en andere plant- en diersoorten leven, of het anderszins versterken van het beschermingsregime, kan zorgen voor de benodigde bescherming. Zoekt de Nederlandse regering samenwerking met het landsbestuur van Sint Maarten om gebieden aan te wijzen als Nationaal Park of om gebieden op een andere manier een betere bescherming te bieden?

Het bestuurscollege van Saba zegt in reactie op de kabinetsreactie op het rapport Spies dat indien er geen structurele middelen bijkomen, zij genoodzaakt zijn te stoppen met recycling.39 Wat is er in dit opzicht veranderd in het Meerjarenprogramma? Onderschrijft de regering dat er op dit punt sprake is van een tekortschietend beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn wil de regering hierin verandering brengen?

Op Sint Maarten zijn de landfills ofwel het dumpen van afval in de vroegere wetlands, zoals Pons Island, al jaren een groot probleem. Op welke manier kan het kabinet de regering van Sint Maarten steunen in een meer adequate aanpak van het dumpen van afval in natuurgebieden?40

Door het gunstige klimaat op de BES-eilanden bestaan goede kansen voor duurzame energie (met name wind en zon). Bovendien biedt deze sector kansen voor werkgelegenheid. Op welke manier is de regering betrokken bij duurzame energieprojecten op de BES-eilanden?

Nederland is verantwoordelijk voor het voldoen aan internationale verdragen die ook op Curaçao betrekking hebben, waaronder het Biodiversiteitsverdrag en het SPAW- Protocol. In dit kader maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich zorgen over de plannen voor de ontwikkeling van «Oostpunt», het oostelijk deel van Curaçao, met als doel het mogelijk maken van massatoerisme. Volgens de organisatie Carmabi maken de plannen een dichtbebouwde kust mogelijk: 8 hotels, 3 marina's en 20.000 appartementen van 3 hoog. Is dit beeld correct?

Het op Oostpunt aanwezige koraalrif is één van de drie best bewaarde koraalriffen die nog over zijn in het Caribisch Gebied. Dit is recentelijk vastgesteld in een studie van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) waarin alle data m.b.t. Caribische riffen zijn samengevat. Soorten die internationaal beschermd zijn onder het SPAW Protocol, komen er veelvuldig voor. 41 Een dichte ontwikkeling van de kuststrook – zoals dat eerder door de overheid middels ontwikkelingsplannen bekend werd gemaakt – kan een nadelige uitwerking hebben op de gesteldheid van het rif van Oostpunt en daarmee op de algehele gesteldheid van het Curaçaose rif.

Momenteel wordt de concept-Landsverordening behandeld door de Raad van Advies die adviseert over de juridische aspecten die relevant zijn voor de concept-Landsverordening.42 Is de regering met de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren van mening dat de voorgenomen ontwikkeling een bedreiging vormt voor de natuur op Curaçao die in strijd is met onder andere het SPAW-Protocol en het Biodiversiteitsverdrag? Beide worden met voeten getreden door de geplande ontwikkeling van het Oostpuntgebied en de secretariaten van deze verdragen hebben zich inmiddels kritisch uitgelaten over deze gang van zaken. Wat zijn de middelen die de regering tot haar beschikking heeft om in te grijpen indien internationale verdragen worden geschonden? Wanneer acht de regering het noodzakelijk om in te grijpen? In hoeverre heeft dit gevolgen voor Nederland, aangezien Nederland namens het Koninkrijk verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verdragsverplichtingen? Wat zijn nog de handhavingsinstrumenten van de regering om in te grijpen als de Landsverordening door het parlement in Curaçao is goedgekeurd? Wat zijn de consequenties voor het Koninkrijk indien de internationale verdragen worden geschonden?

Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek is er enkele malen gesproken over de ISLA-raffinaderij. Nederland moet voldoen aan het Klimaatakkoord dat in Parijs is gesloten. In 2050 moet Nederland fossielvrij zijn. Dat geldt voor het hele Koninkrijk dus ook voor de landen binnen het Koninkrijk. Daarnaast moet het Koninkrijk zich houden aan het EVRM. Maar op Aruba en (waarschijnlijk) Curaçao gaat de winning van fossiele brandstoffen door. Mogelijk vindt een doorstart plaats van de ISLA-raffinaderij en op Aruba is de olieraffinaderij onlangs heropend. Steunt Nederland stappen richting ontmanteling van de raffinaderijen en de olieopslag? Op welke manier? Helpt de regering met zoeken naar andere sectoren voor werkgelegenheid om het verlies aan banen bij de ISLA, mocht het tot ontmanteling komen, te compenseren? Hoe gaat de regering voorkomen dat Nederland wordt beboet wegens schending van internationale verdragen? De regering heeft aangegeven dat zij een raffinaderij-expert uit Nederland inzet en steun geeft bij wetgevingstrajecten. Waaruit bestaat deze steun?

Tijdens het werkbezoek werd zowel in Curaçao als in Saba gewezen op het hoge percentage «braindrain». Studenten afkomstig van de eilanden die in Nederland gaan studeren keren niet meer terug. Er werd verteld dat de studieschuld van studenten van de eilanden die in Nederland studeerden, werd omgezet in een beurs wanneer zij terugkeerden naar de eilanden. Klopt het dat deze regeling bestond? Tot wanneer? Heeft de regering onderzocht of de «baindrain» van de eilanden inderdaad is verergerd nadat de regeling is afgeschaft?

Vragen en opmerkingen van de leden van de 50PLUS-fractie

De leden van de 50PLUS-fractie vernemen graag van de regering waarom de eilanden van Caribisch Nederland zo duidelijk het gevoel hebben dat er niet naar hen geluisterd wordt. Deelt de regering de mening van de 50PLUS-fractie dat er een gebrek aan dialoog is en dat dit door Caribisch Nederland als dusdanig wordt ervaren?

De leden van de 50PLUS-fractie hebben begrip voor de kritiek van de BES-eilanden dat er geen normen zijn wat betreft de armoedegrens en nog minder welke concrete maatregelen nodig zijn en genomen moeten worden om de verwachtingen ten aanzien van een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau te honoreren. Tijdens het werkbezoek van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties aan het Caribisch deel van het Koninkrijk in april jl. is meerdere malen vernomen dat de tijd van praten, brand blussen en pleisters nu voorbij moet zijn en dat er concrete maatregelen nodig zijn. Kan de regering een beeld geven hoeveel ouderen uitsluitend van hun AOV moeten leven en hoe die gegeven de hoogte van de vaste lasten, zoals huren en de dure levensmiddelen, rond moeten komen? Deelt de regering de opvatting dat hier sprake is van een groot en mensonwaardig probleem?

Het Openbaar Lichaam Saba heeft berekend dat indien het sociaal minimum op 70% van het Wettelijk Minimumloon (WML) wordt vastgesteld, dit op termijn een bedrag van $ 651,55 zou betekenen. (In vergelijking met Nederland waar de bijstandsuitkering voor alleenstaanden € 972,70 bedraagt dus aanzienlijk lager)43 Is de regering van mening dat men van het genoemde bedrag kan leven en dat hiermee voldaan wordt aan de normen die gesteld mogen worden voor een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau? Moet deze problematiek niet met kracht op korte termijn worden aangepakt nu duidelijk geconstateerd is dat op sociaaleconomisch gebied de situatie op de BES-eilanden sinds eind 2010 duidelijk verslechterd is?

De regering vreest dat het vaststellen en toepassen van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland op een niveau dat substantieel ligt boven het huidige niveau en dat van omliggende landen, een aanzuigende werking kan hebben. Inwoners van relatief armere landen in de omgeving kunnen zich dan gaan vestigen en na vijf jaar kan een permanente verblijfsvergunning worden aangevraagd die toegang kan geven tot het sociale zekerheidsstelsel.44 Zou dit een reden kunnen zijn om de termijn van vijf jaar langer te maken?

De leden van de 50PLUS-fractie vernemen ook graag wat de regering vindt van de stelling dat de eilanden gezamenlijk over de laatste vijf jaar meer dan 6 miljoen per jaar te weinig hebben ontvangen, waardoor taken niet naar behoren uitgevoerd kunnen worden.45

Wat vindt de regering van het door de eilanden gemaakte verwijt dat in de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies met geen woord rept over het mogelijk terugdringen van de bureaucratie die na 10-10-10 is toegenomen?

Na 10 oktober 2010 zijn de pensioenverplichtingen van de BES-eilanden van de APNA overgenomen door Pensioen Caribisch Nederland (PCN). Kan de regering inzicht verschaffen om hoeveel ambtenaren dit ongeveer gaat? Voelt de regering zich verantwoordelijk voor een correct verloop van deze overdracht?

Het werk van de evaluatiecommissie Spies met alle bijbehorende activiteiten was veelomvattend. Wat waren de totale kosten van de begroting en wat zijn tot op heden de totale uitgaven?

Vragen en opmerkingen van het lid van de OSF-fractie

Het lid van de OSF-fractie verneemt graag van de regering of zij het eens is met het in het evaluatierapport-Spies beschreven gevoel dat onder de bevolking van de BES-eilanden na de structuurwijziging van 10-10-10 verarming is opgetreden. Als de regering dat gevoel deelt, waardoor meent zij dan dat deze verarming ontstaan is?

In de reactie van de regering op het evaluatierapport blijkt niet dat de regering voornemens is om een duidelijk «voor Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau» te introduceren of een sociaal minimum vast te stellen voor de BES-eilanden dat daarmee in overeenstemming is. Is de regering niet van mening dat hierdoor deze drie delen van het land Nederland in een negatieve uitzonderingspositie worden geplaatst ten opzichte van de rest van Nederland?

Is de regering van mening dat de Algemene Bestedingsbelasting voor de BES-eilanden een verdedigbaar belastinginstrument is, gelet op het feit dat bijna het hele verbruik op de eilanden geïmporteerd moet worden en gelet op het in verhouding tot de inkomens hoge prijspeil dat het gevolg hiervan is? Hierin verschilt de situatie wezenlijk van Europees Nederland.

Is de regering van mening dat introductie van nieuwe wetgeving ter vervanging van Antilliaanse wetgeving op de BES eilanden «met terughoudendheid» is gebeurd? Heeft de regering de indruk dat het overleg met de drie eilandbesturen over nieuwe wetgeving voldoende ruimte heeft geboden aan de eilandbesturen om tot gefundeerde beoordelingen van die wetgeving te komen?

Is de regering van mening dat ten behoeve van de rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof in de wetgeving voor de BES-eilanden gestreefd moet worden naar een redelijke mate van concordantie met de wetgeving in de drie Caribische landen? Zo ja, heeft de regering de indruk dat dit in de wetgevingspraktijk voldoende tot uiting is gekomen?

Is het juist dat volgens de Antilliaanse wetgeving inwoners van de BES eilanden zich in een civiel proces konden laten vertegenwoordigen door een zaakwaarnemer, terwijl dat volgens de nu vigerende wetgeving alleen nog door een (dure) advocaat kan? Meent de regering dat hierdoor de mogelijkheid voor de bevolking om via procedures recht te zoeken geschaad wordt of zijn er voldoende (betaalbare en op alle eilanden en voor iedereen bereikbare) mogelijkheden voorhanden om daarin te voorzien?

Is de regering van mening dat het systeem waarbij elk ministerie eigen beslissingen neemt ten aanzien van wenselijke investeringen op de BES eilanden kan leiden tot een bevredigende afweging van prioriteiten voor de eilanden of zou een systeem van prioritering over alle beleidsonderdelen op basis van totaal beschikbare middelen tot voor de bevolking bevredigender uitkomsten kunnen leiden?

Ziet de regering de functie van de Rijksvertegenwoordiger uitsluitend als vertegenwoordiging van het rijksstandpunt naar de BES eilanden of ook als vertegenwoordiging van de eilandstandpunten en overwegingen naar het kabinet en naar de diverse ministeries. Indien het laatste, heeft de regering dan de indruk dat de Rijksvertegenwoordiger hierin voldoende krachtig kan optreden?

De regering van het land Sint Maarten geeft aan dat het land onvoldoende heeft kunnen profiteren van de sanering van de Antilliaanse schulden in 2010, zodat het is blijven zitten met een aanzienlijke geërfde schuldenlast in plaats van een gezonde start te kunnen maken. Kan de regering aangeven of zij deze zienswijze juist acht, en zo ja, waardoor deze situatie ontstaan is?

De vaste commissie voor Koninkrijksrelaties ziet met belangstelling uit naar uw reactie en ontvangt deze graag uiterlijk 3 juni 2016.

Voorzitter van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, R.R. Ganzevoort

BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juni 2016

Met belangstelling heb ik kennisgenomen van de vragen van de leden van de fracties van SP, GroenLinks, ChristenUnie, PvdD, 50PLUS en OSF ter voorbereiding op het beleidsdebat met mij op 21 juni 2016. In een bijlage treft u de antwoorden op deze 117 vragen aan.

In reactie op de inleidende opmerking van de 50PLUS-fractie over de beperkte concreetheid van de aangekondigde maatregelen bericht ik u als volgt. In het meerjarenprogramma dat in 2015 (Bonaire en Saba) respectievelijk 2016 (Sint Eustatius) is overeengekomen met de drie bestuurscolleges van de openbare lichamen zijn verschillende concrete afspraken gemaakt; daarenboven worden de in de kabinetsreactie genoemde maatregelen in overleg met de openbare lichamen tot concrete uitvoering gebracht. Hiertoe vindt zoals in de kabinetsreactie is aangekondigd twee keer per jaar overleg plaats tussen de voorzitter van de CN-tafel (de secretaris-generaal van mijn ministerie), de Rijksvertegenwoordiger en elk van de openbare lichamen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

BIJLAGE: Vragen en antwoorden Eerste Kamer n.a.v. kabinetsreactie evaluatie Caribisch Nederland

Vragen en opmerkingen van de SP-fractie

1 Is een «aanvaardbaar voorzieningenniveau» gedefinieerd? Zo nee, waarom is dat destijds niet gedaan? Zo ja, wat is dan die definitie?

2 Is de regering van mening dat met een aanvaardbaar voorzieningenniveau in ieder geval de meest basale levensbehoeften zoals voedsel, kleding, onderdak bekostigd moeten kunnen worden?

3 Hoeveel kost het levensmiddelenpakket voor een gemiddeld gezin op de BES-eilanden?

4 Wat is een gezin gemiddeld kwijt aan overige basale levensbehoeften zoals huur of hypotheek, elektriciteit, kleding, reizen en verzekeringen op de BES-eilanden?

Antwoord 1/2/3/4: De mate van concreetheid van definiëren van het «aanvaardbaar voorzieningenniveau» verschilt per beleidsterrein. Op het terrein van onderwijs en gezondheidszorg is het «aanvaardbaar voorzieningenniveau» vrij concreet gedefinieerd. Op het terrein van het wettelijk minimumloon (WML) en de uitkeringen is (in bestuurlijke overleggen van 3 november 2009 en 18 april 2010) met de vertegenwoordigers van de eilanden overeenstemming bereikt over het sociale zekerheidsstelsel, waarbij concrete niveaus zijn bepaald. Onderdeel van de afspraken is dat de ontwikkeling van de uitkeringen wordt gekoppeld aan de ontwikkeling van het WML op de eilanden. Bij gelegenheid van de bestuurlijke afspraken van 18 april 2010 is door partijen erkend dat er – evenals voorheen het geval was – een verschil bestaat tussen de vastgestelde uitkeringen en het wenselijk niveau van de behoeften van bestaan. De ambitie is uitgesproken om dit verschil te verminderen in het kader van een gezamenlijk streven om het WML en in relatie daarmee de AOV en de onderstand in de toekomst verder te verbeteren naar gelang de economische draagkracht en ontwikkeling. Het kunnen bekostigen van de meest basale levensbehoeften is dus van meet af aan een issue geweest en dat is het nog. Daarin gesterkt door de uitkomst van het rapport van de commissie Spies zet het kabinet in op verbetering van de koopkracht van kwetsbare groepen, door zowel te werken aan het verbeteren van de inkomenspositie als aan het beheersen en zo mogelijk verminderen van de kosten van levensonderhoud. Harde cijfers over de kosten van een levensmiddelenpakket of de gemiddelde uitgaven aan overige basale levensbehoeften zijn niet voorhanden, maar eigen aan de geringe schaal en het eilandelijk karakter is dat die kosten relatief hoog zijn.

5 Hoe hoog is de werkloosheid op de BES-eilanden? En wat is de jeugdwerkloosheid?

Antwoord: De meest recent beschikbare cijfers van het CBS (juni 2015) geven aan dat het werkloosheidspercentage op Bonaire 6,4% is, dat betreft 677 personen. In deze groep zijn 173 personen tussen de 15–25 jaar, waarvan 53 onderwijsvolgend. Het werkloosheidspercentage op Sint Eustatius is 8,8%. Dat zijn 213 personen, waarvan 37 tussen de 15–25 jaar (gegevens van voldoende nauwkeurigheid ontbreken over het aantal onderwijsvolgende personen). Saba kent het laagste werkloosheidspercentage van 2,5%, dat betreft 23 personen (gegevens van voldoende nauwkeurigheid ontbreken over de onderverdeling naar leeftijd en wel of niet onderwijsvolgend).

6 Heeft de regering cijfers over laaggeletterdheid en het gemiddeld opleidingsniveau op de BES-eilanden?

Antwoord: Uit cijfers van de Stichting Lezen & Schrijven Bonaire (december 2015) kan worden geconcludeerd dat minstens 20% van de volwassen bevolking op Bonaire laaggeletterd is. Over Sint Eustatius en Saba zijn geen gegevens bekend. Het aandeel laagopgeleiden in Caribisch Nederland is hoog. Op Bonaire is 63% van de mannelijke bevolking laag opgeleid en bij vrouwen is dit de helft. In Europees Nederland is het aandeel laagopgeleiden slechts een derde.

7 Hoe hoog is de onderstand op de BES-eilanden? Hoeveel mensen of gezinnen moeten er leven van onderstand?

8 Hoe hoog is de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) op de BES-eilanden? Hoeveel mensen of echtparen moeten er leven van AOV?

Antwoord 7/8: De hoogte van de onderstand is afhankelijk van de leefsituatie van belanghebbende. De onderstand is opgebouwd uit een basisbedrag en toeslagen voor resp. zelfstandig wonen, gezamenlijke huishouding, arbeidsongeschiktheid en de kindertoeslagen (tot maximaal drie kinderen). Een eenvormig antwoord op de hoogte van de onderstand is dus niet te geven. Het basisbedrag onderstand loopt uiteen van USD 90 per twee weken (Bonaire) tot USD 103 per twee weken (Saba). Voor de toeslag zelfstandig wonen is dit USD 22 resp. USD 25 en voor de toeslag gezamenlijke huishouding USD 54 en USD 61. De toeslag arbeidsongeschiktheid is op Bonaire USD 159 per twee weken, op Saba is dit USD 181. De kindertoeslag voor het eerste kind loopt uiteen van USD 26 per twee weken op Bonaire tot USD 30 op Saba, de overeenkomstige bedragen voor het tweede en derde kind zijn resp. USD 14 en USD 16 per twee weken. De bedragen voor Sint Eustatius zijn gelijk aan die van Saba of liggen daar net onder. Het aantal onderstandgerechtigden in Caribisch Nederland staat ultimo 2015 op 463. Voor de AOV is het maandbedrag resp. USD 586 (Bonaire), USD 663 (Sint Eustatius) en USD 670 (Saba). AOV-gerechtigden die buiten Caribisch Nederland wonen ontvangen AOV naar het niveau van Bonaire. Er worden totaal 4090 AOV-uitkeringen verstrekt, waarvan ongeveer een kwart aan gerechtigden buiten Caribisch Nederland (stand per ultimo 2015).

Overigens zijn er ook andere relevante regelingen, zoals de kinderbijslag die dit jaar nieuw is ingevoerd. De hoogte van de kinderbijslag is USD 40 (Bonaire) en USD 42 (Sint Eustatius en Saba) per maand.

9 Kennen de BES-eilanden ook organisaties als bijvoorbeeld de Voedselbank? Zo ja, hoeveel bijstand verlenen zij?

Antwoord: Bonaire heeft twee voedselbanken, waarvan er een wordt gesubsidieerd vanuit het openbaar lichaam en de ander draait op particuliere giften. Bij de gesubsidieerde voedselbank gaat het om ongeveer 200 pakketten per maand, de niet gesubsidieerde voedselbank verstrekt ongeveer 65 pakketten per maand.

10 Hoeveel mensen leven er op de BES-eilanden en in Aruba, Curaçao en Sint Maarten onder de armoedegrens? Hoeveel kinderen groeien er op in armoede? Wat is er bekend over de verschillen tussen arm en rijk? (Tijdens het werkbezoek van een Eerste Kamerdelegatie aan het Caribisch deel van het Koninkrijk in april jl. is vernomen dat er families zijn met veel bezit en ook politieke macht, terwijl er anderzijds grote armoede is).

Antwoord: De verantwoordelijkheid op sociaaleconomische terrein op Aruba, Curaçao en Sint Maarten ligt bij de autonome landen zelf. Ten aanzien van Caribisch Nederland heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in 2012 een armoedeverkenning uitgevoerd. Kwetsbare groepen met een hoog risico op een leven in armoede zijn ouderen met alleen een uitkering op grond van de Wet algemene ouderdomsverzekering (AOV) BES, alleenstaande moeders en arbeidsgehandicapten, zo bleek uit deze kwalitatieve verkenning. Het CBS publiceert cijfers over inkomens op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Blijkens het persbericht (gedateerd 22 september 2015) bij de publicatie van de inkomensstatistiek 2012, zijn de inkomensverschillen het grootst op Sint Eustatius. Het doorsnee besteedbaar inkomen varieerde van bijna 8.000 dollar in de laagste inkomensgroep tot ruim 63.000 dollar in de groep met het hoogste inkomen. Op Bonaire liep het inkomen uiteen van ruim 7.000 dollar in de laagste inkomensgroep tot bijna 57.000 dollar in de hoogste inkomensgroep. Saba had een inkomensrange van bijna 8.000 dollar tot bijna 54.000 dollar. Het afzonderlijk in beeld brengen van de inkomenssituatie van specifiek gezinnen met kinderen is nog onderdeel van overleg met CBS.

Overigens heeft het CBS in een recente publicatie over de koopkrachtontwikkeling over 2012 en 2013 laten zien dat personen in huishoudens met minderjarige kinderen er in koopkracht meer op vooruit zijn gegaan dan personen in huishoudens zonder minderjarige kinderen. Zo was de koopkracht voor deze groep op Saba met 6,8 procent in 2012 het hardst gestegen. Op Sint-Eustatius was de toename 5,2 procent en op Bonaire 4,6 procent. Personen in huishoudens met kinderen gingen ook in 2013 er meer op vooruit.

11 Naar verluidt mag op Saba voor 500 dollar vrij geïmporteerd worden, maar op Sint Eustatius niet. Klopt dit? Zo ja, kan een dergelijke vrijstelling ervoor zorgen dat er minder sprake is van een monopolie en de bevolking goedkoper aan producten kan komen? Kan de regering per eiland aangeven in hoeverre particulieren mogen importeren?

Antwoord: Deze veronderstelling is niet juist. De vrijstellingsgrens van 500 dollar (per volwassene) geldt voor elk van de Caribisch Nederlandse eilanden. De vrijstelling is alleen van toepassing op goederen die als zogenoemde «reizigersbagage» worden meegebracht naar Bonaire, Sint Eustatius of Saba. Particulieren hebben op elk van de drie Caribisch Nederlandse eilanden de mogelijkheid om goederen te importeren uit derde landen, bijvoorbeeld door bestellingen via internet te doen. Over deze «eigen import» dient wel algemene bestedingsbelasting te worden betaald (tenzij sprake is van invoer van vrijgestelde goederen, zoals eerste levensbehoeften). Deze mogelijkheid voor particulieren om zelf te importeren kan voor ondernemers op de eilanden een prikkel vormen om hun prijzen lager vast te stellen. Er zijn echter geen gegevens beschikbaar of laatstgenoemd effect zich in de praktijk ook heeft voorgedaan.

12 Kan de regering aangeven hoeveel vacatures er (uitgesplitst naar eiland) zijn, hoeveel daarvan er behoren tot de meer invloedrijke en beter betaalde en ten slotte ook of de regering de ervaring die men op de eilanden heeft, ook deelt?

Antwoord: Betrouwbare cijfers over het actuele aantal vacatures ontbreken. Ecorys presenteert in het rapport «De arbeidsmarkt in Caribisch Nederland 2013» cijfers over 2013. Volgens het rapport telt Bonaire eind februari 2013 in totaal 341 openstaande vacatures, tegenover 21 op Sint Eustatius en 18 op Saba. Binnen het totaal van in het aan het onderzoek voorafgaande jaar aangenomen personen is het aandeel van personen met opleidingsniveau Hbo of hoger circa 30%. Specifiek voor Bonaire noemt Ecorys de volgende functies moeilijk vervulbaar: managers en directeuren, juridisch personeel, deskundigen, welzijns- en maatschappelijk werkers, ICT-personeel, operators, technisch personeel, bouw personeel, winkelpersoneel en horecapersoneel. Het merendeel van deze functies is op hbo-plus niveau, met uitzondering van winkelfuncties en horecafuncties waarvoor specifieke sociale vaardigheden worden gevraagd. Het kabinet herkent dit beeld, met dien verstande dat de uitvoeringsgegevens van de Wet arbeid vreemdelingen BES laten zien dat er in voorkomende gevallen voor functies op alle niveaus – van laag tot hoog – wegens ontbreken van lokaal arbeidsaanbod een tewerkstellingsvergunning moet worden afgegeven.

13 Hoeveel mensen vertrekken er jaarlijks vanuit Europees Nederland om op een van de eilanden aan de slag te gaan? En hoe lang blijven zij daar gemiddeld?

14 Hoeveel mensen keren er jaarlijks weer terug naar Nederland nadat zij daar een functie hebben vervuld?

Antwoord 13/14: Zie hieronder een tweetal grafieken:

  • een grafiek over de emigratie vanuit CN van personen die zich in 2011 op CN hebben gevestigd, van Nederlandse herkomst;

  • een grafiek over het jaar van vestiging op CN van personen die in 2015 zijn geëmigreerd vanaf CN, van Nederlandse herkomst.

Op basis van de eerste grafiek kan vastgesteld worden dat 43 procent van degenen die in 2011 naar CN zijn geëmigreerd, CN inmiddels weer hebben verlaten. Op basis van de tweede grafiek kan de gemiddelde verblijfsduur van emigranten op CN met Nederlandse herkomst worden berekend die in 2015 naar Europees Nederland zijn teruggekeerd. Deze gemiddelde verblijfsduur bedraagt 3 jaar.

15 Welke inspanningen worden er geleverd om dit soort banen vooral door de bevolking zelf te laten vervullen? En wat is de rol van het Ministerie van Koninkrijksrelaties hierin?

Antwoord: Op de inspanningen om banen door lokale arbeidskrachten te laten vervullen wordt hierna ingegaan bij de beantwoording van het tweede deel van vraag 24. Zie voor de inspanningen van de Rijksdienst Caribisch Nederland het antwoord bij vraag 16.

16 Vindt de regering de beschreven «braindrain» een probleem?

Antwoord: Braindrain is een probleem dat mede aangepakt moet worden door de versterking van de economische bedrijvigheid. De maatregelen die het Kabinet heeft afgesproken met de Bestuurscolleges in de meerjarenprogramma’s dragen aan die versterking bij. De Rijksdienst Caribisch Nederland probeert met een nieuw project hoogopgeleide eilandgenoten terug te krijgen door campagnes te voeren op sociale media en aantrekkelijke voorwaarden aan te bieden.

Het is de bedoeling dat jongeren al tijdens hun studie gaan doorgeven wat hun ambities zijn. De Rijksdienst neemt contact met hen op als er een project is dat aansluit bij hun wensen. Wie dan via de Rijksdienst op de eilanden komt werken, krijgt zes weken onderdak en vervoer. Ook de vliegtickets, verhuizing en een deel van de studieschuld worden vergoed. Jongeren die twijfelen of er wel genoeg kansen zijn op de eilanden, krijgen voor één of twee jaar een concreet project aangeboden – met zicht op een vaste baan. En bevalt het toch niet, dan kunnen zij op kosten van de overheid terug naar Europees Nederland.

17 Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek hebben de leden van de SP-fractie een aantal redenen gehoord voor de braindrain. Veelal merkte men op dat de salarissen in Nederland hoger zijn, en veel (vooral jongere) mensen de levendigheid in Nederland erg waarderen. Maar ook wordt het terugbetalen van studiefinanciering als probleem ervaren, omdat de lening in euro’s moet worden terugbetaald, terwijl men op de eilanden wordt uitbetaald in dollars of Nfl. Terugbetalen in euro’s is dus extra duur. Kan de regering aangeven welke inspanningen Nederland levert om terugkeer naar de eilanden voor goed opgeleide mensen zo aantrekkelijk mogelijk te maken?

Antwoord: Een studieschuld op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) hoeft voor (oud)-studerende afkomstig uit Caribisch Nederland geen belemmering te zijn om permanent terug te keren. Terugbetaling van de studieschuld kan plaatsvinden onder sociale voorwaarden gedurende een periode van 15 jaar (onder het studievoorschot is dit 35 jaar) Onderdeel hiervan is dat oud-studerenden niet meer hoeven af te lossen dan gezien hun inkomen mogelijk is (draagkrachtregeling). Ze hoeven niet terug te betalen wanneer zij minder dan het minimumloon verdienen. Na afloop van de terugbetaaltermijn wordt de restschuld kwijtgescholden. Waar de oud-studerende woonachtig is, is daarbij niet van belang. Wel wordt bij de draagkrachtmeting uitgegaan van het in het Europese deel van Nederland geldende minimumloon. Aangezien de inkomens in Caribisch Nederland gemiddeld lager liggen dan in het Europese deel van Nederland komen oud-studerenden die woonachtig zijn in Caribisch Nederland dus sneller in aanmerking voor lagere terugbetaling dan bij hun studieschuld hoort.

18 Het ontbreekt op de eilanden aan hogere opleidingen. Denkt de regering dat meer mogelijkheden tot het volgen van hogere opleidingen in de regio ertoe zou leiden dat het opleidingsniveau verbetert en dat dan ook de kans groter wordt dat men beter in staat zal zijn ook de vacatures van een hoger niveau te vervullen?

Antwoord: Op Sint Eustatius en Saba wordt geen hoger onderwijs aangeboden, maar op Bonaire bevindt zich een dependance van de Universiteit van Curaçao waar de hbo-bachelor Lerarenopleiding Funderend Onderwijs wordt aangeboden. Het Ministerie van OCW financiert deze opleiding. Studenten uit Caribisch Nederland kunnen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering BES (WSF BES) in de Caribische regio, zoals op de eilanden Curaçao, Aruba en Sint Maarten, en ook in de Verenigde Staten studeren, als zij voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden.

19 In Nederland is de toegang tot de woningmarkt voor starters niet makkelijk. Kan de regering aangeven hoe dat op de BES-eilanden is? Zijn er voldoende goedkope woningen voor starters? Of blijven jongeren lang thuis wonen door gebrek aan huisvesting?

Antwoord: Het is niet bekend in hoeveel gevallen jongeren thuis blijven wonen door gebrek aan huisvesting. Wel kennen de eilanden min of meer dezelfde problematiek voor starters als in Nederland. Problematisch voor met name deze doelgroep is bovendien dat banken doorgaans slechts 70% van de woningwaarde financieren bij een hypotheekaanvraag. Daarmee is de noodzaak van eigen vermogen bij het kopen van een huis groter dan in Nederland, wat vooral voor deze doelgroep nadelig uitpakt. Het Kabinet heeft in de Meerjarenprogramma’s onder meer afgesproken te zullen werken aan een experiment met hypotheekgaranties op de eilanden. Een dergelijke regeling wordt momenteel uitgewerkt. Het is de verwachting dat met name starters hier profijt van kunnen hebben.

20 Hoe gaat de regering met de bevolking van de BES-eilanden in gesprek om duidelijk te maken wat men in de toekomst wel en wat niet van Nederland kan verwachten en hoe zal de regering proberen te laten zien dat zij begrip heeft voor de teleurstelling?

Antwoord: Het kabinet zet in op concrete maatregelen, op praktische oplossingen voor reële problemen voor de bevolking van de eilanden. Het kabinet herkent het beeld van de evaluatiecommissie van uiteenlopende verwachtingen en teleurstellingen in de uitvoering, veroorzaakt door de achterblijvende sociaaleconomische ontwikkeling. In reactie hierop wordt daarom een betekenisvolle intensivering voorgesteld op het sociaaleconomische vlak.

21 In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies schrijft de regering dat de BES-eilanden zich maatschappelijk en economisch succesvol kunnen ontwikkelen, als Nederland en de BES-eilanden «de verbintenis goed invullen».Kan de regering aangeven welke stappen er op die weg al zijn gezet en wat daarvan de resultaten zijn?

Aan welke verdere goede invulling denkt de regering?

Antwoord: Deze maatregelen worden aan het eind van de kabinetsreactie onder het kopje goed (lokaal) openbaar bestuur toegelicht. De coördinatie aan rijkszijde kan worden verbeterd. Hiertoe neemt de Rijksvertegenwoordiger nog nadrukkelijker zijn rol in als bestuurlijke voorpost namens het kabinet naar de openbare lichamen. Ter versterking van de betrokkenheid van de openbare lichamen bij de beleidsvorming en ter bespreking van de voortgang van de uitvoering zal twee keer per jaar een bilateraal overleg worden georganiseerd tussen de voorzitter van de CN-tafel, de Rijksvertegenwoordiger en het bestuurscollege van elk van de openbare lichamen.

22 Verderop in de kabinetsreactie gaat de regering in op de mogelijkheid om prijzen onder druk te zetten, onder andere door het verminderen van de afhankelijkheid van import, het voeren van prijsbeleid, het verbeteren van de werking van de markt, het verminderen van vrachtkosten en het veranderen van de wijze van invoeren en inkopen. Hoewel de leden van de SP-fractie het op prijs stelt dat er pogingen worden gedaan om de kosten van levensonderhoud te drukken, vragen deze leden zich af welke stappen de regering en de BES-eilanden verder willen en kunnen zetten om de maatschappelijke en economische ontwikkeling aan te jagen?

Antwoord: Zoals gezamenlijk is afgesproken door Rijk en openbare lichamen in het Meerjarenprogramma voor elk van de eilanden is het stimuleren van ondernemerschap een belangrijk instrument voor de economische ontwikkeling. Dit doen we door de voorlichting, via de Kamer van Koophandel, via (beroeps-) onderwijsprogramma's en via toegang tot kapitaal / financiering middels het openstellen van een aantal (EU) Nederlandse subsidieregelingen voor ondernemers in Caribisch Nederland. Het uitgangspunt daarbij was dat de regelingen moeten aansluiten bij de situatie en behoefte van ondernemers. Het gaat in Caribisch Nederland bijvoorbeeld veelal om MKB, en vaak is er behoefte aan financiering. Het gaat om de volgende regelingen:

  • Microkredieten / Qredits

  • Borgstelling MKB-kredieten (BMKB)

  • Groeifaciliteit;

  • Garantie ondernemersfinanciering (GO)

Vooral het instrument Microkredieten / Qredits blijkt in een behoefte te voorzien. Dankzij de in 2015 gestarte activiteiten van Qredits is de toegang tot laagdrempelige en kleinschalige financieringen voor ondernemers (max € 25.000) sterk verbeterd op Bonaire. Het streven is om de regeling op korte termijn ook voor Saba en Sint Eustatius open te stellen. Ook de regeling BMKB (garantstelling van een lening door het Rijk) lijkt interessant voor ondernemers in Caribisch Nederland, maar wordt nu nog weinig gebruikt. Via voorlichting aan banken moet dit verbeterd worden.

Naast ondernemerschap krijgt het aantrekken van (buitenlandse) investeringen op de eilanden aandacht. Via het Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) is onlangs een seminar georganiseerd op Bonaire om de kennis op het gebied van acquisitie te vergroten. Op dit seminar waren alle eilanden van de voormalige Antillen uitgenodigd. Het seminar zal op Bonaire een vervolg krijgen in de oprichting van de Bonaire Trade and Investment Board.

Tenslotte wordt momenteel door het Rijk samen met de openbare lichamen een onderzoek verricht naar de kosten van zakendoen («cost of doing business») op de eilanden in vergelijking met de Landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten. Het onderzoek is breed opgezet, waarbij er aandacht is voor economische feiten en cijfers, infrastructuur, (kosten van) vergunningverlening, belastingen, bouwkosten, grondprijzen etcetera. De resultaten worden gebruikt om gezamenlijk met de openbare lichamen specifieke actiepunten te determineren, in samenhang met bestaande afspraken uit de meerjarenprogramma’s Caribisch Nederland en de maatregelen die in de Kabinetsreactie op het rapport Spies voorgesteld worden.

23 Tevens stelt de regering in de kabinetsreactie dat er beperkingen zijn om de hoge prijzen te beïnvloeden (vgl. wereldmarktprijzen). Is de regering met de leden van de SP-fractie van mening dat de inwoners van de BES-eilanden hier evenmin invloed op uit kunnen oefenen, maar soms wel afhankelijk zijn van deze goederen, en het «aanvaardbaar voorzieningenniveau» ontoereikend kan zijn om deze te bekostigen?

Antwoord: Voor veel primaire levensbehoeften geldt dat de prijzen op de wereldmarkt worden bepaald. Deze prijzen kunnen niet of slechts beperkt worden bepaald door individuele gebieden die deze producten importeren. Dit geldt voor Europees Nederland maar zeker voor Caribisch Nederland, waar producten in kleine volumes worden geïmporteerd. De inwoners van Caribisch Nederland zijn niet in staat om de wereldmarktprijzen te beïnvloeden. Het kabinet doet daarom in de reactie op het rapport van de evaluatiecommissie ook het aanbod om de eilanden met gerichte expertise vanuit Nederland te ondersteunen om concreet resultaat te bereiken. Bijvoorbeeld op het terrein van het verminderen van de afhankelijkheid van import, het voeren van prijsbeleid, het verbeteren van de werking van de markt, het verminderen van vrachtkosten en het veranderen van de wijze van invoeren en inkopen. Dit naast de verschillende (financiële) inspanningen de afgelopen jaren vanuit Nederland om prijsverhogingen te voorkomen, bijvoorbeeld ten aanzien van nutsvoorzieningen. Er zijn evenwel grenzen in de mate waarin de overheid de economie van een eiland kan sturen.

24 In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies geeft de regering aan dat het niveau van de onderstand relatief laag is ten opzichte van het Wettelijk Minimumloon (WML).

Daarmee is voor deze groep de bestaanszekerheid in het geding. De regering is voornemens een van het WML afgeleid sociaal minimum vast te stellen, waar de onderstand volgens een «nader te bepalen tijdpad» naartoe zal groeien. Kan de regering aangeven wanneer de mensen die nu in armoede leven, hier de vruchten van zullen gaan plukken? Wanneer is dat sociaal minimum vastgesteld en wanneer zal de onderstand daar naartoe zijn gegroeid? Tevens geeft de regering aan dat bij de uitwerking rekening gehouden zal worden met de prikkel tot werken. Kan de regering aangeven hoeveel vacatures er zijn die aansluiten op de capaciteiten van mensen die nu van de onderstand moeten leven? En welke inspanningen worden er geleverd om mensen ook daadwerkelijk aan het werk te krijgen?

Antwoord: Het kabinet is voornemens voor de groep onderstandgerechtigden de uitkeringen naar een aanvaardbaar percentage van het WML te brengen. Het ijkpunt zal niet voor iedereen op hetzelfde bedrag uitkomen, maar zal worden afgestemd op de leefsituatie van de onderstandsgerechtigde. Dit is vergelijkbaar met de systematiek van de bijstand in Europees Nederland. De bijstandsnorm is daar afgestemd op de leefsituatie van de belanghebbende (gehuwden, alleenstaande of alleenstaande ouder). In 2017 zal een eerste stap gezet worden om het besteedbaar inkomen van onderstandsgerechtigden te verbeteren.

De openbare lichamen zijn verantwoordelijk voor de arbeidsbemiddeling. Een sluitend overzicht van het aantal en het type vacatures dat er is, ontbreekt echter. Er is geen verplichting om een vacature bij het openbaar lichaam te melden, behalve in de gevallen waarin de werkgever een tewerkstellingsvergunning voor een vreemdeling wenst aan te vragen. Een deel van de vacatures kan zeker passend zijn voor onderstandgerechtigden. Dat blijkt wel uit het feit dat er regelmatig uitstroom naar werk plaatsvindt vanuit de onderstand, zij het dat dit vaak nog een tijdelijk karakter heeft. De noodzaak om inspanningen te plegen om mensen aan het werk te krijgen, is dan ook evident. Dat gebeurt op verschillende manieren. In de eerste plaats kunnen onderstandgerechtigden (naast anderen) in voorkomende gevallen in aanmerking komen voor deelname aan projecten gericht op arbeidstoeleiding, georganiseerd door het openbaar lichaam. In de tweede plaats worden er vanuit de onderstand voorwaarden opgelegd, gericht op arbeidsinschakeling. Dit betreft bijvoorbeeld de sollicitatieplicht en het uitbrengen van verslag daarvan. Ten derde starten de openbare lichamen naar verwachting rond 1 september 2016 met een vorm van «twinning» met het UWV en een gemeente gericht op het professionaliseren van de eilandelijke arbeidsbemiddelingsfunctie. Tot slot maakt de regelgeving het mogelijk om van werkgevers in ruil voor een tewerkstellingsvergunning een opleidingsplaats voor een lokale arbeidskracht te eisen. De RCN-unit SZW (onderdeel van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) zal dit trainingsvoorschrift in samenwerking met de openbare lichamen breder gaan toepassen. Dit zal naar verwachting ook bijdragen aan de activering van onderstandgerechtigden.

25 Ook de AOV (onze AOW) is ontoereikend om in het levensonderhoud te voorzien. In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies geeft de regering aan dat deze uitkering zal stijgen vanwege de verhoging van het WML. Mogen de leden van de SP-fractie er nu vanuit gaan dat met de door de regering genoemde maatregelen en verbeteringen, mensen die afhankelijk zijn van onderstand of AOV, in de nabije toekomst wel van deze uitkeringen in het levensonderhoud kunnen voorzien? Zo ja, per wanneer is dat dan het geval? De leden van de SP-fractie hechten waarde aan een duidelijk antwoord, ook omdat de regering aangeeft de bijzondere onderstand «in de toekomst nog verder te zullen verruimen», maar hier geen verdere tijdsindicatie voor geeft. Deze leden mogen toch aannemen dat we niet weer afstevenen op wederzijdse teleurstellingen en onterechte verwachtingen?

Antwoord: Het kabinet houdt vast aan een ijkpunt voor de bestaanszekerheid dat in verhouding staat tot het WML. Werken moet ten opzichte van de uitkeringssituatie blijven lonen. Dit laatste geldt met name voor de onderstand, maar de hoogte van de AOV moet wel met de rest van het stelsel in balans blijven. In 2017 zal al een eerste stap gezet worden om het besteedbaar inkomen van onderstandsgerechtigden te verbeteren. Voor de AOV is met name van belang dat verhoging van het WML doorwerkt in het uitkeringsniveau. Een nauwkeurige tijdsindicatie is daarvoor niet te geven, omdat dit afhangt van de inkomensontwikkeling zoals die uit de inkomensstatistiek van het CBS naar voren komt. Wel staat vast dat per 1 januari 2017 – samen met de reguliere indexering van de bedragen – een volgende herziening zal plaatsvinden, maar de mate waarin is afhankelijk van de richting die de statistische informatie uitwijst die op dat moment beschikbaar is (in casu de inkomensstatistiek). De uitkomst van de inkomensstatistiek 2011 heeft al geleid tot een beleidsmatige verhoging (ten opzichte van de reguliere indexatie aan de hand van de prijsontwikkeling) van het WML en de uitkeringen met 6,5% voor Saba, met 4% voor Sint Eustatius en met 0,7% voor Bonaire per 1 januari 2016. Additioneel is met Bonaire een verhoging van 0,2% overeengekomen, waarmee het effect van de deflatie volledig kon worden gecompenseerd. Voor Saba is al eerder – per 1 januari 2014 – een extra verhoging van het wettelijk minimumloon en de uitkeringen toegepast, met 6,1%.

Het besluit tot verruiming van de bijzondere onderstand staat eveneens vast, maar ook daarvoor geldt dat nog geen harde tijdsindicatie kan worden gegeven. Het voornemen is om eerst de bestuurscolleges inhoudelijke te consulteren, om zo tot een goede afstemming met het eilandelijke armoedebeleid te komen. Met de verruiming van de bijzondere onderstand die per 1 januari jl. al is toegepast, heeft het kabinet laten zien de toepassing van de bijzondere onderstand serieus te nemen. Bij die verruiming ging het onder meer om het aan de lijst van vanuit de bijzondere onderstand te vergoeden kosten toevoegen van de kosten baby-uitzet, kosten (plafond)ventilator (voor huishoudens met baby of ouder) en kosten eigen bijdrage in verband met voorziening van sociale aard.

26 In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies geeft de regering aan dat de kosten voor wonen voor de lagere inkomensgroepen problematisch kunnen zijn. Welk percentage van hun inkomen zijn inwoners van de BES-eilanden die afhankelijk zijn van onderstand of AOV gemiddeld kwijt aan woonkosten? Komt de ondersteuning van het Rijk ook daadwerkelijk ten goede aan de bevolking, bijvoorbeeld in de vorm van huursubsidie?

Antwoord: De inkomenssituatie van mensen in een uitkeringssituatie varieert onderling sterk. Binnen de onderstand kan onderscheid worden gemaakt tussen inwonenden, zelfstandig wonenden, mensen die een gezamenlijke huishouding voeren, arbeidsongeschikten en mensen met en zonder kinderen. Bij de AOV is er – nog afgezien van eventuele andere inkomsten – verschil tussen alleenstaanden en partners die beide AOV-gerechtigd zijn. Harde cijfers over de kosten van wonen zijn niet voorhanden. De minimumvoorbeeldbegrotingen die het Nibud voor Bonaire heeft opgesteld – die niet als normerend kunnen worden opgevat – hebben in dit verband wel een illustratieve functie. De noodzakelijkheid van ondersteuning is evenwel evident. Dit geschiedt niet in de vorm van huursubsidie, maar wel op verschillende andere manieren. Voorbeelden daarvan zijn de subsidie voor verbetering van particuliere woningen die het openbaar lichaam Saba verstrekt en de mogelijkheid van tijdelijke tegemoetkoming in kosten van watervoorziening vanuit de bijzondere onderstand.

27 In Nederland zijn we gewend aan een bepaald voorzieningenniveau: buurthuizen, bioscopen, kinderopvang, wijkposten voor ouderen, etc. Kan de regering een overzicht geven van de voorzieningen waarvan de bewoners op de BES-eilanden gebruik van kunnen maken? Kan de regering ook aangeven voor welke leeftijdscategorieën deze zijn bedoeld?

Antwoord: Ook op Bonaire, Sint Eustatius zijn dergelijke voorzieningen te vinden. Het gaat hier – net als in Europees Nederland – om een lokale taak, waarbij het Rijk in een aantal gevallen – bijvoorbeeld bij kinderopvang – extra middelen ter beschikking stelt door middel van een doeluitkering. Het kabinet heeft noch voor Europees Nederland noch voor Caribisch Nederland een overzicht van alle beschikbare voorzieningen.

28 Ook de BES-eilanden hebben te maken met krimp. Jongeren keren niet terug naar de eilanden. Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek aan onder meer Sint Eustatius heeft de commissie een bezoek gebracht aan Mega D, een stichting die naschoolse activiteiten organiseert voor jongeren. Kan de regering aangeven in hoeverre er ook op de andere eilanden dit soort initiatieven zijn? Hoeveel jongeren komen er regelmatig? Heeft de regering zicht op de effecten van dit soort initiatieven, niet alleen in de vorm van dagbesteding, maar zeker ook wat betreft succes op school, jeugdcriminaliteit, overlast door «hangjongeren» etc.?

Antwoord: Mega D op Sint Eustatius verzorgt naschoolse opvang en huiswerkbegeleiding voor jongeren (ongeveer 80 kinderen). De organisatie Daughters of the King op Sint Eustatius is daarbij specifiek gericht op (momenteel ongeveer 40) tienermeisjes. Ook op de andere eilanden zijn er vergelijkbare initiatieven: vanuit Jong Bonaire (dagelijks 80–95 kinderen) en Trai» merdia (dagelijks een paar honderd kinderen) op Bonaire en de naschoolse opvang van Elka Charles (voor zover bekend dagelijks ongeveer 30 kinderen) en Childfocus (voor zover bekend ongeveer 30 kinderen een paar keer per week) op Saba. Deze naschoolse opvang op de eilanden biedt een nuttige dagbesteding, vermindert de overlast door jongeren op straat, stimuleert de motorische ontwikkeling (veel aandacht voor sport en spel) en de sociale vaardigheden door de omgang met andere kinderen. Alle organisaties bieden een veilige omgeving en 1–2 (gezonde) maaltijden. In de opvang wordt tevens gewerkt aan het voorkomen van schooluitval en het wegwerken van leerachterstanden.

29 De jeugd op de BES-eilanden gaat tot vroeg in de middag naar school (tot 13 of 14 uur).

Ouders hebben vaak meerdere banen om het hoofd boven water te houden. Toezicht is er dus niet. Vandaar dat kwalitatief goede opvang extra belangrijk is. Kan de regering aangeven hoe hierin wordt voorzien?

Antwoord: De initiatieven met betrekking tot naschoolse opvang en het bereik daarvan zijn reeds genoemd bij het antwoord op vraag 28.

30 Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek zijn er op de BES-eilanden verschillende bijeenkomsten geweest met bewoners, die met uiteenlopende zaken komen waar zij tegenaan lopen. Zwaartepunt hierin was vaak de kleinschaligheid van de gemeenschappen. Een voorbeeld: iemand met een psychiatrische aandoening op Saba heeft maar weinig begeleiding en wordt met enige regelmaat opgenomen op Sint Maarten. Wanneer het beter gaat en deze persoon weer op Saba is, zijn er weinig mogelijkheden voor dagbesteding en is deze persoon afhankelijk van familie. Kan de regering beschrijven welke middelen er worden ingezet om kwetsbare mensen goed te begeleiden?

Antwoord: Het organiseren van een breed aanbod van voorzieningen is op de schaal van de kleine eilanden een grote uitdaging. De problematiek op Saba is daarvan een voorbeeld. Deze kwestie is ook in briefwisseling tussen het bestuurscollege van Saba en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van tweede helft 2015 aan de orde geweest. Hierbij is onder meer aan de orde gekomen dat het budget integrale aanpak (dat over de jaren 2016 tot en met 2019 substantieel is verhoogd) een begaanbare weg is om passende initiatieven in gang te zetten. Op dit moment lopen er vanuit de integrale middelen al verschillende projecten gericht op kwetsbare doelgroepen, zoals het arbeidsmarkttoeleidingsproject Employment Opportunities, Dagopvang voor ouderen en gehandicapten en de Public Assistance Regeling om huizen op te knappen van minima. Het initiatief om nieuwe voorstellen te ontplooien ligt bij het bestuurscollege, maar het kabinet is gaarne bereid tot meedenken. Rond de totstandkoming van nieuwe projectvoorstellen gebeurt dat in de praktijk al. Daarbij wordt samenwerking tussen de eilanden gestimuleerd.

31 Bovenstaande vraag kan ook betrekking hebben op mensen met een chronische ziekte.

Hoe is zorg voor hen geregeld?

Antwoord: Sinds afgelopen najaar is er op alle drie de eilanden sprake van dagopvang voor ouderen en kwetsbare mensen (langdurige zorg). Saba kende tot voor kort nog geen dagopvang, maar met de realisatie van de dagopvang binnen verpleeghuis Benevolente The Home is in die behoefte voorzien.

De dagopvang is bestemd voor mensen die (nog) zelfstandig wonen, eventueel ondersteund door medische thuiszorg (ook aanwezig op de eilanden) of door familie, maar die een activiteit of sociale dagbesteding missen overdag.

Ook wordt er op de dagopvang in een warme maaltijd voorzien waardoor kwetsbare mensen in ieder geval per dag een warme maaltijd nuttigen. Naast het sociale aspect wordt er met de mensen aan beweging of muziek gedaan en is er soms sprake van de mogelijkheid tot fysiotherapie.

Zodra mensen met een chronische ziekte niet meer zelfstandig thuis kunnen verblijven is er zorgaanbod in de vorm van verpleeghuiszorg op de eilanden. Voor psychiatrische cliënten biedt de Stichting Verslaving en Psychiatrie Caribisch Nederland (SVP CN) zorg en woonbegeleiding aan in diverse huizen.

32 Tijdens het werkbezoek noemden mensen ook zaken als kindermishandeling, kindermisbruik en huiselijk geweld. Kan de regering aangeven wat hierover bekend is en wat de aanpak ervan is?

Antwoord: Zoals we bij de behandeling van het Verdrag van Istanbul hebben aangegeven, is voor het kabinet dit onderwerp een belangrijke prioriteit (Kamerstukken I, 2015–2016, 34 039, C). De afgelopen tijd is een aantal stappen gezet om de aanpak van huiselijk geweld op Caribisch Nederland te verbeteren en te versterken. Er is bijvoorbeeld op Saba een beleidscoördinator aangesteld om de aanpak van kinderrechten en huiselijk geweld te implementeren.

Daarnaast heeft het Ministerie van VWS Jeugdzorg en Gezinvoogdij Caribisch Nederland (JGCN) gevraagd om samen met de Openbare Lichamen en de partners een voorstel te ontwikkelen over hoe een aantal overkoepelende maatregelen uit te voeren: een laagdrempelige meldstructuur huiselijk geweld en kindermishandeling, veilige opvang en publieksvoorlichting. Een concept wordt op dit moment met alle betrokken partijen besproken. In de voortgangsrapportages geweld in afhankelijkheidsrelaties wordt de Tweede Kamer over de voortgang gerapporteerd.

33 Een langlopend punt is de hoge prijs van reizen tussen de eilanden, terwijl veel mensen hiervan afhankelijk zijn voor bijvoorbeeld familiebezoek en ziekenbezoek. Het zou wellicht een goede impuls zijn wanneer reizen zo makkelijk wordt gemaakt dat mensen op het ene eiland kunnen wonen en op het andere werken. Dit maakt de gemeenschap minder klein, maar vermindert daarnaast afhankelijkheden. Bijvoorbeeld: als iemand met een bepaald beroep slechts bij één werkgever op het eiland aan het werk kan, levert dat een heel afhankelijke positie op. Wanneer het mogelijk wordt een eiland verderop te werken, maakt dat de verhoudingen beter werkbaarder. Hetzelfde geldt wellicht bij werkzaamheden waarbij werknemers onder druk gezet kunnen worden om bepaalde zaken te doen of juist te laten. Ten slotte zou dit een goede impuls kunnen geven aan de broodnodige kennisuitwisseling en het behoud van kennis voor de eilanden. Deelt de regering deze analyse van de SP-fractie? Hoe en wanneer voorziet de regering een snelle bootverbinding tussen de BES eilanden?

Antwoord: Connectiviteit is inderdaad van groot belang voor de maatschappelijke en economische ontwikkeling. Het liefst ook van meerdere aanbieders, zodat er een concurrentievoordeel voor de burger ontstaat.

Op dit moment wordt gewerkt aan de afronding van een haalbaarheidsstudie voor een snelle ferryverbinding tussen de benedenwinden. Tussen de bovenwinden worden op dit moment ook afspraken gemaakt voor een dergelijke studie. Daarbij gaat het om zowel de economische haalbaarheid, als de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om een dergelijke verbinding economisch rendabel te laten zijn. Het is uiteindelijk aan de eilanden zelf te bepalen of zij op dusdanige wijze willen samenwerken en voorwaarden willen creëren dat een of meerdere marktpartijen uiteindelijk de verbinding willen exploiteren.

34 Elektriciteit is een basisvoorziening en ook internet zou als zodanig aangemerkt kunnen worden; het is voor velen immers het venster op de wereld. Toch zijn deze voorzieningen schrikbarend duur. Kan de regering aangeven hoeveel een gemiddeld gezin op de BES-eilanden maandelijks kwijt is aan deze twee voorzieningen? Wat wordt eraan gedaan om deze voorzieningen voor iedereen toegankelijk te maken of houden?

Welke initiatieven zijn er om duurzame energie op te wekken, en komen de opbrengsten ervan ten gunste aan de bevolking?

Antwoord: Aan elektriciteit is men op Bonaire, Sint Eustatius en Saba respectievelijk 131, 102 en 135 USD kwijt voor een gemiddeld maandverbruik van respectievelijk 375, 292 en 367 kWh (cijfers begin 2015). Op Bonaire wordt gas gebruikt om te koken waaraan een gemiddeld gezin 40 USD per jaar kwijt is (per maand 3,33 USD). In Europees Nederland geeft een gezin aan elektriciteit gemiddeld per maand 80 USD voor 278 kWh uit en bedraagt de gasrekening 91 USD per maand. De energierekening inclusief gas is in Europees Nederland dus hoger, mede omdat in Europees Nederland Energiebelasting en BTW geheven worden. De wet elektriciteit en drinkwater BES treedt per 1 juli 2016 in werking. Er komt hierdoor toezicht op de elektriciteitsbedrijven waardoor de bedrijven slechts efficiënte kosten in rekening kunnen brengen. De regering ondersteunt de drie openbare lichamen via een maatwerkaanpak. Op Bonaire is een investering gedaan in duurzame energie waardoor 35–40% van de elektriciteit met wind wordt opgewekt. Dit project heeft het eilandelijk bedrijf echter in financiële moeilijkheden gebracht, waarna de regering een groot deel van de rekening op zich heeft genomen. Hierdoor kon het bedrijf van faillissement behoed worden en is de duurzame productie geborgd. De regering heeft Sint Eustatius geholpen, vooral in financiële zin, met de aanleg van een zonneweide. Deze is in april 2016 in gebruik genomen en spaart 23 à 24% diesel en daarmee CO2-uitstoot uit. Op Sint Eustatius ondersteunt de regering de aanleg van een tweede, even grote zonneweide. Op Saba heeft de regering het eilandelijk bedrijf financieel en anderszins ondersteund bij de verplaatsing en verbetering van de elektriciteitscentrale. Deze is in maart 2016 in gebruik genomen en spaart 15–20% diesel, en daarmee CO2-uitstoot uit. Op Saba is na een moeizaam traject van meerdere jaren onlangs een stuk grond aangekocht waarop vervolgens een zonneweide gebouwd kan worden. Het doel is om uiteindelijk 40% diesel uit te sparen dankzij deze en een latere zonneweide. Deze projecten hebben als doel om de prijzen voor afnemers te beperken terwijl de eilandelijke bedrijven financieel gezond zijn. Tot slot komt er met bovengenoemde wet een einde aan de huidige situatie waarin de elektriciteitsbedrijven hun klanten verbieden om zonnepanelen op hun dak te leggen waardoor burgers zelf gebruik kunnen maken van de sterke zon in dit deel van het Koninkrijk.

Aan vast internet betaalt de eindgebruiker op Bonaire 53,50 tot 75,95 USD per maand voor een downloadsnelheid van 5 Mbps (afhankelijk van keuze operator). Op Sint Eustatius en Saba betaalt de eindgebruiker voor een downloadsnelheid van 5 Mbps respectievelijk 285 USD en 160 USD per maand. Deze 5 Mbps is voor de Bovenwindse eilanden overigens ook het maximum wat een eindgebruiker kan ontvangen, op Bonaire is dat maximaal 20 Mbps. Gelet op de grote variëteit aan af te nemen abonnementen is het lastig een goede vergelijking met Nederland te maken. Kijkend naar twee grote aanbieders in Nederland betaalt de eindgebruiker bijvoorbeeld voor 60Mb € 37,50 of € 49,95 voor 150Mb. Hierbij dient de notie te worden geplaatst dat de eindgebruiker eerder zal kiezen voor voordeligere alles-in-1 pakketten (telefonie, internet en televisie).

De prijs-kwaliteit verhouding van vast internet wordt op alle drie de eilanden als slecht ervaren. Bij een eventuele vergelijking van de prijzen tussen de eilanden onderling en met Nederland, dient er echter wel rekening te worden gehouden met de bijzonder kleine schaal van de eilanden en de (zeer) beperkte ruimte om schaalvoordelen te realiseren.

Het Ministerie van Economische Zaken is een traject opgestart om met de inbreng van stakeholders en experts het huidige beleid en de huidige wet- en regelgeving die geldt voor Telecommunicatie in Caribisch Nederland tegen het licht houden en daar waar nodig herijken. Het doel daarbij is om te komen tot een passend beleids- en wet- en regelgevingskader voor Caribisch Nederland. Eventuele aanpassingen moeten zorgen dat prijs en kwaliteit van de telecom (beter) gewaarborgd wordt. Daarnaast zijn in februari dit jaar de vergoedingen verlaagd die mobiele operators onder andere moeten afdragen voor het gebruik van frequenties. Deze verlaging is met terugwerkende kracht ingegaan, per 1 januari 2015. Met de verlaging wordt een economische impuls gegeven aan de (mobiele) telecommunicatiemarkt in Caribisch Nederland. Operators kunnen de besparing gebruiken door bijvoorbeeld te investeren in de verbetering van hun netwerken en diensten richting de consument, of het verlagen van de eindgebruikerstarieven. Eén van de aanbieders is daartoe al stappen aan het zetten.

35 In tegenstelling tot andere levensmiddelen zijn de prijzen van alcohol en tabak laag.

Tijdens het werkbezoek sprak vragensteller met een aantal inwoners, die stuk voor stuk vertelden over de problematiek van alcohol op het eiland. Zij verhaalden dat meerdere familieleden van middelbare leeftijd, waren overleden aan de gevolgen van alcoholmisbruik. Het verhaal werd even later bevestigd door een arts. Kan de regering per eiland aangeven wat de omvang van deze problemen is, en ook welke maatregelen er genomen worden om deze tegen te gaan?

Antwoord: De problematiek van alcohol en de gevolgen van het gebruik van alcohol maar ook van drugs is groot, voor alle eilanden. Er ontbreekt nog specifiek inzicht per eiland per doelgroep. Alcohol en drugsgebruik vormen een serieuze bedreiging. Op latere leeftijd kan het gebruik van alcohol en drugs ernstige fysieke, maar ook emotionele gezondheidsproblemen veroorzaken. Er wordt er vanuit het Rijk, de lokale overheden en de zorgaanbieders ingezet op preventie en bewustwording, met de focus op jeugdigen.

Zo is de afdeling Publieke Gezondheid (GGD) van het Openbaar Lichaam Bonaire samen met de Stichting Verslavingszorg en Psychiatrie Caribisch Nederland (SVP-CN) in april jl gestart met een eilandelijk onderzoek naar alcohol en drugsgebruik onder de jeugd op Bonaire. Het «Onderzoek Alcohol en Drugs 2016» is het eerste specifieke onderzoek naar alcohol en drugsgebruik onder de jongeren op Bonaire. Het kabinet pleit er voor dat dit onderzoek later navolging zal krijgen voor de eilanden Sint Eustatius en Saba.

SVP-CN heeft daarnaast een preventieprogramma ontwikkeld voor kinderen op de lagere school en voor jongeren op de middelbare school. Daarnaast vinden op Bonaire en Sint Eustatius al specifieke campagnes plaats rondom het gebruik van alcohol en genotsmiddelen. De campagnes worden ondersteund door folder- en lesmateriaal ontwikkeld in vier talen.

36 Het beeld dat blijft hangen van de eilanden, is dat toerisme de belangrijkste bron van inkomsten is, maar dat er verder weinig mogelijkheden zijn. Kan de regering aangeven of er wordt gewerkt aan (het ontwikkelen van) exportproducten die te gelde gemaakt kunnen worden? Zijn er verder nog mogelijkheden om de import van producten te verminderen en meer zelf te produceren? (landbouw, veeteelt?)

Antwoord: Het is juist dat toerisme een belangrijke inkomstenbron is voor de eilanden en daarom is het stimuleren van het toerisme een van de belangrijkste prioriteiten. Daarnaast zijn er ook economische activiteiten op het gebied van landbouw en handel. Voor het stimuleren van investeringen op de eilanden levert the Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) adviezen.

Om meer zelfvoorzienend te kunnen worden werkt EZ aan het vergroten van het voedselaanbod op de eilanden, met name door het stimuleren van land- en tuinbouwprojecten en het professionaliseren van de visserij.

37 Kan de regering aangeven of geoormerkte gelden, bijvoorbeeld bestemd voor infrastructuur, daadwerkelijk zijn uitgegeven? Zijn ze daar uitgegeven waar ze nodig zijn? Worden deze gelden ingezet in overleg met de gesprekspartners op de eilanden (bijvoorbeeld met instemming van de eilandsraad of in overleg met het bestuurscollege?)

Antwoord: Geoormerkte financiële middelen worden veelal onder verantwoordelijkheid van een specifiek departement en in overleg met de eilanden uitgegeven. Deze middelen maken dan ook geen deel uit van de vrije uitkering in het BES-fonds.

Specifiek voor de infrastructuur kan ik melden dat de geoormerkte gelden inderdaad worden uitgegeven zoals beoogd. Zo worden de luchthavens op Caribisch Nederland aangepast aan de internationale voorschriften voor de vliegveiligheid. Hierover is geregeld overleg met de bestuurscolleges en andere betrokken partijen. De werkzaamheden zijn volop gaande en worden in 2018 afgerond.

Voor de verbetering van de wegen is een eenmalige impuls toegezegd voor Caribisch Nederland. Over de uitvoering wordt met de bestuurscolleges gesproken. De aanleg en onderhoud van de weginfrastructuur op de eilanden is primair een eilandelijke verantwoordelijkheid, vergelijkbaar met gemeenten op het vasteland.

De verbetering van de haveninfrastructuur valt ook onder een toegezegde eenmalige impuls. Ook hierover vindt ook overleg plaats met de eilanden, waaronder de bestuurcolleges, milieupartijen, goederenvervoerders en omwonenden. De verbetering van de haveninfrastructuur zal binnenkort overgaan van verkenning naar planuitwerking. Het project start waarschijnlijk in 2017.

38 Op Sint Eustatius is een afvalrecycling, maar deze schijnt buiten gebruik te zijn. Kan de regering uitleggen wat hier de oorzaak van is? Wanneer wordt de installatie in gebruik genomen?

Antwoord: De installaties om afval te recyclen en te verbranden, zijn neergezet en de middelen om huis aan huis afval gescheiden in twee compartimenten op te halen zijn aanwezig. Door gebrek aan financiële middelen van het eiland om de exploitatiekosten te dragen en personeel aan te stellen, zijn de faciliteiten nog niet in gebruik genomen. Het eiland zal een plan van aanpak maken om de installatie te openen en het afval in te gaan zamelen. Dit plan zal met IenM worden besproken en dan wordt ook bekeken wanneer de installatie in gebruik kan worden genomen.

Vragen en opmerkingen van de GroenLinks-fractie

39 In haar brief van 16 februari jl. schrijft de regering meer tijd nodig te hebben voor de kabinetsreactie op het evaluatierapport Spies omdat «het kabinet (hecht) aan een goede afstemming van het kabinetsstandpunt met de eilanden en binnen het kabinet. De bestuurscolleges van de drie openbare lichamen hebben mij op 1 februari jl. hun reactie op de evaluatie overhandigd en toegelicht. Mede op basis van deze reactie wordt het kabinetsstandpunt opgesteld en zal hierover worden gesproken binnen het kabinet en met de eilanden. Voor een door zowel de eilanden als door het kabinet gedragen kabinetsstandpunt is enige tijd nodig». Hoe verhoudt deze intentie om tot een gedragen standpunt te komen zich tot de brief van het bestuurscollege van Saba en de Democratic Party van Sint Eustatius die aangeven dat het kabinetsstandpunt niet gedragen wordt bij de Openbare Lichamen? Welke berichten heeft de regering dat het kabinetsstandpunt wel wordt gedragen door de eilanden?

Antwoord: Op verschillende momenten in het proces om tot een kabinetsstandpunt te komen is er overleg gepleegd met de bestuurscolleges van de openbare lichamen. De belangrijkste – ook door de openbare lichamen in hun gezamenlijke reactie aan mij op 1 februari aangegeven – prioriteiten, te weten armoede, economie en werkgelegenheid en versterking van de lokale administratieve organisatie, zijn in het kabinetsreactie geadresseerd. De reactie van de bestuurscolleges op het kabinetstandpunt zijn wisselend. De reacties vanuit Sint Eustatius zijn inderdaad gereserveerd, mogelijk ingegeven door het ingestelde bestuurlijke en financiële toezicht. De houding kan mogelijk ook verklaard worden doordat de inwoners van Sint Eustatius als enige in een referendum voor het behoud van de Nederlandse Antillen hebben gestemd. Overigens is de reactie van Bonaire en Saba veel constructiever, gericht op samenwerking. Het kabinet gaat graag met alle eilanden aan de slag met de concrete suggesties.

40 Het Openbaar Lichaam Bonaire stelt in haar reactie op het evaluatierapport Spies: «Wij willen onze prioriteit zetten bij sociaaleconomische randvoorwaarden ten dienste van welvaart en welzijn, terwijl het Rijk vooral inzet op bestuurlijke en juridische aspecten.

(Dat geldt niet voor volksgezondheid en onderwijs). De vraag is of het Rijk zich hier van bewust is. In ieder geval is het daarom niet vreemd dat het Rijk vooral wordt gezien als een strenge meester en nauwelijks als belangstellende grote broer. Dit doet geen recht aan de eilanden en schept een sfeer die over en weer achterdochtig maakt.» Op welke wijze heeft de rijksoverheid de lokale prioriteiten en gevoelens meegewogen bij het stellen van beleidsprioriteiten?

Antwoord: De prioriteit van het kabinet ligt – zie de tekst van de kabinetsreactie – ook bij de sociaaleconomische ontwikkeling van de eilanden. Het citaat refereert overigens naar de reactie van het toenmalige bestuurscollege op het rapport van de evaluatiecommissie, gedateerd op 1 februari 2016, welke is betrokken bij de kabinetsreactie. De reactie van het huidige bestuurscollege op de kabinetsreactie is genuanceerder en meer gericht op samenwerking met Nederland.

41 De evaluatie van de in 2010 gewijzigde structuur is uitgebleven, maar er worden wel stappen gezet naar een grondwetswijziging waarin de nieuwe structuur wordt verankerd. Zo wordt in de memorie van toelichting op wetsvoorstel 33131 (Grondwetswijziging) gesteld: «Met de besturen van de drie eilandgebieden is afgesproken dat Nederland en de drie eilanden gezamenlijk de uitwerking van de staatkundige structuur zullen evalueren; deze evaluatie zal binnen zes jaar na de transitiedatum voltooid zijn. Daarna zal worden bezien wat het staatsrechtelijke eindmodel voor de eilanden zal zijn. De regering heeft er steeds de voorkeur aan gegeven eerst dit eindmodel te bepalen en dan te bezien of, en zo ja, op welke punten, de Grondwet wijziging behoeft.» Welke route ziet de regering voor die evaluatie en het vaststellen van het gewenste eindmodel?

Antwoord: Het kabinet heeft bezien of de uitkomsten van de evaluatie aanleiding geven voor wijzigingen van de bij de transitie in 2010 gemaakte keuzes met betrekking tot de bestuurlijke inrichting van de drie eilanden en hun verhouding tot het Rijk. Het kabinet heeft in het evaluatierapport geen aanknopingspunten gevonden die moeten leiden tot fundamentele institutionele wijzigingen. De evaluatiecommissie geeft daarover zelf aan dat het een eerste evaluatie betreft. Het kabinet is met de evaluatiecommissie van mening dat vijf jaar te kort is voor een definitief oordeel nu de verwerking van de transitie nog in volle gang is. Dit laat onverlet dat de wijziging van de Grondwet, waarvan het voorstel nu in eerste lezing bij uw Kamer ligt, moet worden voortgezet om te bereiken dat de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba bij de eerstvolgende gelegenheid invloed kunnen uitoefenen op de samenstelling van de Eerste Kamer. Het voorstel voorziet in een specifieke grondwettelijke basis en enkele grondwettelijke waarborgen voor openbare lichamen in het Caribisch deel van Nederland. Er wordt niet in de Grondwet verankerd dat Bonaire, Sint Eustatius en Saba deze status hebben.

42 De regering schrijft in haar reactie op het evaluatierapport-Spies: «Tegelijkertijd is het kabinet van mening dat er met de ter beschikking staande middelen betere overheidsvoorzieningen voor de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba kunnen worden gerealiseerd. Dit geldt in het bijzonder voor taken waar de primaire verantwoordelijkheid (nu) ligt bij het openbaar lichaam.» Is het kabinet van mening dat vooral de eilandbesturen tekort zijn geschoten?

Antwoord: De kleinschaligheid en het niet altijd voorhanden hebben van een kwantitatief en kwalitatief ambtenarencorps is een verklaring voor de gebrekkige vooruitgang. Tegelijkertijd realiseert het kabinet zich dat het bevorderen van bijvoorbeeld economische ontwikkeling of het bestrijden van armoede gegeven de context geen gemakkelijke opgave is voor de eilandbesturen. In het afgesloten meerjarenprogramma en aanvullende maatregelen in het kabinetsstandpunt is hiervoor veel aandacht en biedt het kabinet bijvoorbeeld ondersteuning aan.

43 Is de regering van mening dat het rapport van IdeeVersa, door de regering aangeboden bij brief van 24 maart 2015, concludeert dat de vrije uitkering voldoende is om noodzakelijk onderhoud te verrichten en dat de rijksoverheid voldoende heeft bijgedragen aan het inhalen van achterstanden? Hoe taxeert zij de interpretatie van de eilanden dat IdeeVersa juist zou concluderen dat de vrije bijdrage te laag is?

Antwoord: Uit het aangehaalde rapport van IdeeVersa is naar voren gekomen dat de hoogte van de vrije uitkering niet toereikend is voor de uitvoering van de verschillende eilandelijke taken, inclusief onderhoud. De totale middelen voor Caribisch Nederland zijn sinds de transitie echter omhoog gegaan van 113 miljoen euro naar 360 miljoen euro. Het kabinet is van mening dat extra middelen nu niet aan de orde zijn, maar dat moet worden ingezet op adequate uitvoering van reeds extra ter beschikking gestelde middelen en reeds gedane (Rijks)investeringen.

44 Volgens de Openbare Lichamen maakt de wet FinBES het de eilanden moeilijk om te investeren in infrastructuur. Wat is hier precies het probleem en hoe kunnen de belemmeringen worden weggenomen?

Antwoord: Investeringen in infrastructuur zijn veelal duur en daardoor ten opzichte van de eilandsbegroting niet mogelijk om door een eiland zelf gedragen te worden vanuit de vrije uitkering danwel op te brengen door de kleine gemeenschappen die de eilanden betreffen. Daarnaast worden de regels ten aanzien van lenen door de openbare lichamen als beperkend ervaren. In de kabinetsreactie is daarom aangegeven dat het instrument van renteloze lening zal worden bezien op verbeteringen.

45 Hoe taxeert de regering de kritiek dat de extra middelen die in de meerjarenprogramma’s worden toegekend steeds incidenteel zijn en niet structureel, zodat de structurele verantwoordelijkheid onvoldoende kan worden waargemaakt door de eilanden? Is het mogelijk om onderscheid te maken in het regime tussen Openbare Lichamen die het financiële beleid goed op orde hebben en Openbare Lichamen die dat nog niet hebben?

Antwoord: Indien het een investering betreft die te benoemen is als inhalen achterstanden ligt het in de rede dat de bijdrage incidenteel is vanuit het Rijk. De bij de investering behorende onderhoudskosten moeten op basis van Artikel 87 van de Wet FinBES in principe worden toegevoegd aan de vrije uitkering, de structurele component.

Het is mogelijk om differentiatie tussen de drie eilanden toe te passen en waar mogelijk wordt dit ook gehonoreerd binnen de grenzen van de wet. Ik wil wel opmerken dat goed financieel beleid een tijdelijk begrip is gelet de kleinschaligheid van de eilanden en dat de grens tussen goed en minder goed financieel beleid een dunne is en afhankelijk van een paar medewerkers.

46 Hoe kijkt de regering aan tegen het verzoek van het Openbaar Lichaam Saba om een onafhankelijke evaluatie van de belastingstructuren te doen plaatsvinden in relatie tot de effecten op de economische ontwikkeling?

Antwoord: De regering acht het weinig zinvol om een nieuw onafhankelijk onderzoek op te starten. De commissie Spies heeft reeds een onafhankelijk en gedegen onderzoek uitgevoerd, waarin ook de fiscaliteit aan de orde is gekomen. Daar komt bij dat op dit moment door PwC een onderzoek naar de «Cost of doing business» in Caribisch Nederland wordt uitgevoerd. In dat onderzoek wordt wat betreft vestigingsklimaat en -factoren ook een vergelijking gemaakt met eilanden in de regio en met Europees Nederland.

47 Deze leden begrijpen dat de verbetering van de handhaving bij het innen van belastingen heeft geleid tot hogere belastingopbrengsten. Hoewel zij deze betere handhaving toejuichen, vragen zij hoe dit zich verhoudt tot de intentie van een budgetneutrale aanpassing van het belastingregime. Tevens vragen zij wat de sociaaleconomische gevolgen zijn van deze substantiële verhoging van de opbrengsten?

Antwoord: De betere handhaving heeft vanaf 2011 tot hogere opbrengsten geleid dan voorzien. Die hogere opbrengst is – als uitvloeisel van de budgetneutrale overgang van het oude Nederlands Antilliaanse belastingstelsel naar het nieuwe Caribisch Nederlandse belastingstelsel – via een drietal in de Belastingplannen 2012, 2013 en 2014 opgenomen pakketten maatregelen volledig als lastenverlichting teruggesluisd naar Caribisch Nederland. De overgang heeft als zodanig derhalve niet tot hogere belastingopbrengsten geleid. In dat kader zijn onder andere de belastingvrije som, de ouderentoeslag en de (per 1 januari 2016 in een kinderbijslag omgezette) kindertoeslag verhoogd, is in de vastgoedbelasting het tarief verlaagd, een vrijstelling aan de voet van de eerste USD 70.000 van de waarde van tweede woningen en verhuurde woningen (waaronder sociale huurwoningen) geïntroduceerd en een investeringsfaciliteit gecreëerd op grond waarvan waardestijgingen door nieuwbouw, renovatie of uitbreiding 10 jaar lang is vrijgesteld van vastgoedbelasting. Tevens zijn per 1 januari 2013 veel eerste levensbehoeften vrijgesteld van algemene bestedingsbelasting en is de accijns op benzine met 10 dollarcent per liter verlaagd.

48 De kabinetsreactie stelt: «De op de eilanden werkzame departementale beleidsmedewerkers en liaisons staan hem [de Rijksvertegenwoordiger] hierbij terzijde, naar analogie van de werkwijze op bijvoorbeeld de permanente vertegenwoordiging van Nederland bij de EU.» Is dit voldoende antwoord op de ervaren versnippering tussen departementale activiteiten? Is de analogie überhaupt betekenisvol waar de op beleidsbeïnvloeding gerichte relatie tussen departementen en de EU volstrekt andersoortig is dan de op beleidsuitvoering gerichte relatie tussen departementen en de eilanden? Hoe kan de integrale aanpak – departementsoverstijgend – beter worden gerealiseerd?

Antwoord: In de kabinetsreactie wordt een overleg aangekondigd dat twee keer per jaar zal plaatsvinden tussen de voorzitter van de CN-tafel, de Rijksvertegenwoordiger en elk van de openbare lichamen ter versterking van de betrokkenheid van de openbare lichamen bij de beleidsvorming en ter bespreking van de voortgang van de uitvoering. Ook kunnen zaken die onvoldoende lopen of een obstakel vormen voor de effectieve uitvoering van taken en beleid naar voren worden gebracht door de betrokken partijen. Als bureaucratie zo’n opstakel vormt, kan dit worden benoemd waarna de deelnemers in gezamenlijkheid zich over een oplossing kunnen buigen. Daarbij is en blijft steeds ruimte om op de situatie toegespitste maatregelen te nemen. Dit komt de samenwerking ten goede. Ten aanzien van de Rijksvertegenwoordiger kan ik nog opmerken dat hij een spilfunctie vervult. Hij licht in voorkomende gevallen het standpunt van het Rijk toe. In andere gevallen brengt hij in het Haagse de standpunten van de openbare lichamen over het voetlicht. Hij signaleert knelpunten en succesfactoren in de praktijk. De Rijksvertegenwoordiger legt verbanden en bevordert de integraliteit van het Rijk in de uitvoering op de eilanden. De Rijksvertegenwoordiger spant zich voordurend in om een steentje bij te dragen aan de ontwikkeling van Caribisch Nederland en de inwoners van deze eilanden in het bijzonder. Dit doet hij niet alleen. De departementale medewerkers op de eilanden helpen hem hierbij en zij wisselen over en weer beelden en informatie uit. Dit rekeninghoudend met ieders rollen en verantwoordelijkheden. En ook verrichten die medewerkers overigens namens hun departementen allerhande werkzaamheden.

49 Hoe ziet de regering het vervolg van de periode van legislatieve terughoudendheid? Op welke wijze wordt het subsidiariteitsbeginsel verdisconteerd in de beoordeling van toekomstige wetten? In welke mate zijn de Openbare Lichamen gefaciliteerd om adequaat op wetgevingsprocessen te reageren? Welke aanvullende ondersteuning hebben ze daarbij nodig?

Antwoord: Zoals ook in de kabinetsreactie is verwoord, zal bij het treffen van (wettelijke) maatregelen ook de komende jaren rekening worden gehouden met die bijzondere omstandigheden en het absorptievermogen van de eilanden. Terughoudendheid is op zijn plaats. Na de behandeling van het kabinetsstandpunt in de Kamers zal er met de eilanden in overleg worden getreden en zullen er afspraken worden gemaakt over welke wetgeving de komende periode wordt ingevoerd of aangepast. Daarbij zal prioriteit worden gegeven aan: wetgeving die voorziet in een basisbehoefte van de eilanden en knelpunten wegneemt in de uitvoeringspraktijk van de eilanden, wet- en regelgeving die noodzakelijk zijn voor de maatregelen zoals beschreven in deze kabinetsreactie en het wegnemen van ongerechtvaardigde verschillen.

Voorts zal er twee keer per jaar een overleg plaatsvinden tussen de voorzitter van de CN-tafel, de Rijksvertegenwoordiger en elk van de openbare lichamen ter versterking van de betrokkenheid van de openbare lichamen bij de beleidsvorming en ter bespreking van de voortgang van de uitvoering. Dit overleg zal ook nadrukkelijk worden benut om met de eilanden in overleg te treden over de vraag welke van oorsprong Nederlands-Antilliaanse wetgeving vervangen dient te worden door Nederlandse wetgeving.

Uit de evaluatie blijkt dat bij de consultatie van wetgeving de beperkte capaciteit op de eilanden een aandachtspunt blijft. In reactie op de evaluatie is vanuit de openbare lichamen een gezamenlijk verzoek gekomen voor meer juridische en onafhankelijke ondersteuning bij het beoordelen van voorgestelde wet- en regelgeving. Het kabinet is bereid aan dit verzoek tegemoet te komen. De nadere uitwerking van deze ondersteuning zal in overleg met de eilandsbesturen plaatsvinden.

50 Op welke wijze wordt geborgd dat de specifieke relatie tussen de rijksoverheid en elk afzonderlijk eiland leidt tot specifiek beleid en niet opgaat in een generiek beleid voor Caribisch Nederland? Is de regering bereid om per Openbaar Lichaam te bezien welke taken ook lokaal kunnen worden behartigd?

Antwoord: In de kabinetsreactie is benadrukt dat er ruimte is voor maatwerk voor de afzonderlijke eilanden bij de aangekondigde maatregelen naar aanleiding van de evaluatie, en de wet- en regelgeving die hiermee gemoeid is. Ook bij de afspraken die met de eilanden zullen worden gemaakt over welke wetgeving wanneer wordt ingevoerd of aangepast zal er nadrukkelijk ruimte voor differentiatie tussen de eilanden worden geboden.

51 Deelt de regering observatie van het Openbaar Lichaam Saba dat er een duidelijke toename van bureaucratie is die belemmerend werkt voor de ontwikkeling van het eiland? Hoe denkt zij deze bureaucratie weer terug te dringen? Op welke wijze wordt bij bijvoorbeeld vergunningen en inspecties rekening gehouden met de lokale situatie om bureaucratie en administratieve druk te minimaliseren?

Antwoord: Begin maart 2016 heeft voormalig inspecteur-generaal bij de Inspectie Leefomgeving en Transport, mevrouw J. Thunnissen, in opdracht van de CN-tafel, onder meer het openbaar lichaam Saba bezocht om daar te spreken over vergunningverlening in relatie tot handhaving en toezicht met als doel tot een inventarisatie te komen van mogelijke knel- en aandachtspunten op dit terrein. Hier ligt ook een relatie met het vraagstuk over bureaucratie, taken en bevoegdheidsverdeling. De uitkomsten van deze inventarisatie zijn op dit moment nog niet bekend. Als onderdeel van voornoemde opdracht zullen ook aanbevelingen worden gedaan ter verbetering van de huidige praktijk. Ik zal uw Kamer te zijner tijd informeren over de stappen die naar aanleiding van dit onderzoek zullen worden gezet.

52 De regering lijkt in haar reactie het evaluatierapport-Spies zeer terughoudend om te komen tot een nadere invulling van het minimale voorzieningenniveau in het sociale domein. Wat is de reden van deze terughoudendheid? Hoe taxeert de regering de onvrede op de eilanden dat precies op dit aangelegen punt dat onmiddellijk de levensstandaard van mensen raakt, de regering zo terughoudend is?

Antwoord: Het kabinet kan het oordeel van de fractie van GroenLinks dat sprake zou zijn van een terughoudende reactie, niet delen. Het kabinet stelt in de kabinetsreactie diverse maatregelen voor die tot doel hebben om de armoede op Bonaire, Sint Eustatius en Saba te verlichten. Hierbij is sprake van een gerichte aanpak vanuit verschillende invalshoeken: het bevorderen van economische ontwikkeling en verbeteren van de werking van de arbeidsmarkt, het waar mogelijk verhogen van de niveaus van het WML en de uitkeringen en het aanbrengen van verbeteringen in het flankerend beleid, alsmede kostenbeheersing en lastenverlichting. Het effect van deze maatregelen moet binnen afzienbare tijd voor veel burgers merkbaar zijn. Het vaststellen een ijkpunt voor de bestaanszekerheid maakt bovendien onderdeel uit van de maatregelen. Dit zal met name voor de populatie met een onderstanduitkering een positief effect op de koopkracht hebben.

In dit verband zij ook gewezen op de armoedemiddelen die de openbare lichamen zelf tot hun beschikking hebben. Met de zogeheten «integrale middelen» levert de rijksoverheid daaraan een financiële bijdrage, de invulling ligt bij de openbare lichamen. In 2017 is ruim € 3,6 mln. beschikbaar binnen dat budget, dankzij onder meer een structurele toevoeging van € 600.000 vanuit de begroting SZW per 1 januari 2014 en voor de jaren 2016 tot en met 2019 incidenteel € 2.256.000 per jaar als bijdrage vanuit de middelen van de boedelscheiding SVB Nederlandse Antillen.

53 Hoe beoordeelt de regering de constateringen dat er geen of onvoldoende inzicht is in het feitelijk armoedeniveau op de drie eilanden, dat het minimumloon niet toereikend is voor een menswaardig leven, en dat de levensstandaard in de afgelopen jaren verslechterd is? Met welke feitelijke informatie kan de regering deze constateringen onderbouwen of nuanceren?

Antwoord: Het op onderdelen ontbreken van nauwkeurige (statistische) gegevens over de armoedeproblematiek laat onverlet dat de armoedeproblematiek in Caribisch Nederland evident is. Het oordeel van de commissie-Spies daarover is duidelijk en behoeft naar het oordeel van het kabinet geen nadere onderbouwing. De statische informatie die het CBS telkens nog oplevert, zoals de inkomensstatistiek, blijft uiteraard wel van belang bij de concrete invulling van de in de kabinetsreactie aangekondigde maatregelen, zoals waar het gaat om de ontwikkeling van het WML en de uitkeringen.

54 Is de regering bereid om – zoals het Openbaar Lichaam Saba vraagt – een instantie als het Nibud een minimumvoorbeeldbegroting te laten maken om zo te komen tot een bepaling van wat aan inkomen nodig is voor een menswaardig leven op elk van de eilanden? Hoe ziet de regering in dit verband het advies van het College voor de Rechten van de Mens om zo spoedig mogelijk een ijkpunt voor het sociaal minimum in Caribisch Nederland vast te stellen en daarbij ook mensenrechtelijke normen te gebruiken? Wat zou dit in concreto moeten betekenen qua berekeningssystematiek en uitvoering?

Antwoord: Het kabinet kiest niet voor de methodiek van het Nibud maar werkt aan een ijkpunt voor de bestaanszekerheid dat zich verhoudt tot het WML en dus hieraan gerelateerd is. Dit om te waarborgen dat er een balans is tussen inkomen uit werk en inkomen uit een uitkering. In 2017 zal al een eerste stap gezet worden om het besteedbaar inkomen van onderstandsgerechtigden te verbeteren. De berekeningssystematiek staat nog niet vast, maar het ijkpunt zal niet voor iedereen op hetzelfde bedrag uitkomen. Dit is in verband met de afstemming op de leefsituatie van de belanghebbende. Het kabinet acht hiermee aan de hiertoe strekkende aanbeveling van het College voor de Rechten van de Mens te hebben voldaan. Het kabinet merkt daarbij op dat de algemene onderstand weliswaar een vangnet is, maar niet de enige voorziening. Andere relevante voorzieningen zijn onder meer de bijzondere onderstand en het eilandelijk armoedebeleid. Ook deze instrumenten dragen bij aan het voorzieningenniveau.

55 In de beantwoording van de vragen van de Tweede Kamer d.d. 12 mei 2016 gebruikt de regering de differentiatiebepaling om een verschillend sociaal minimum te rechtvaardigen. Op grond waarvan meent de regering dat dat de intentie was van de differentiatiebepaling?

Antwoord: Zoals aangegeven in voornoemde beantwoording is de legitimiteit van de aldus toegepaste differentiatie in een juridische procedure door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie bevestigd (uitspraak 15 december 2014, HLAR 68703/14). Eventuele twijfel over de rechtvaardiging van de feitelijke verschillen tussen het Caribisch en het Europees deel van Nederland in het licht van de differentiatiebepaling, acht het kabinet met deze uitspraak van het Hof weggenomen.

56 De regering schrijft in haar reactie: «Waar ongerechtvaardigde verschillen bestaan, zullen deze worden opgeheven.» Wat betekent in dat licht het verschil in de verzekerbaarheid van tandheelkundige zorg en fysiotherapie? Op grond waarvan meent zij dat dat een gerechtvaardigd verschil is?

Antwoord: Deze opmerking («Waar ongerechtvaardigde verschillen bestaan zullen deze worden opgeheven») heeft voor de verzekerbaarheid van tandheelkunde en fysiotherapie geen betekenis. Dat wat aan fysiotherapie en tandheelkunde collectief verzekerd dient te zijn, is dat in beide delen van het land Nederland op exact hetzelfde niveau. In Nederland in de basisverzekering (Zvw) en in Caribisch Nederland in de aanspraken van de zorgverzekering BES. In die zin is dus geen sprake van enig (ongerechtvaardigd) verschil tussen de eilanden onderling of tussen de eilanden en Europees Nederland. Enige verschil is dat er in Europees Nederland aanvullende verzekeringen worden aangeboden die aanvullend op het basispakket, extra fysiotherapie en tandheelkunde vergoeden.

De regering, in casu de Minister van VWS, gaat echter alleen over het collectief te verzekeren deel van de zorg en niet over het wel of niet aanbieden van aanvullende verzekeringen en wat daarin wordt ondergebracht en wie die kan of mag afsluiten. Zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland. Dat levert op het gebied van verzekerbaarheid van zorg, waarvan het niet gewenst is dat deze collectief verzekerd is, verschillen op tussen inwoners onderling. Zowel in Europees Nederland als in Caribisch Nederland.

Deze verschillen ontstaan door de keuzes van inwoners die zij maken ten aanzien van het besteden van hun beschikbare inkomen. Men kan ook, als er geen aanvullende verzekering aangeboden wordt, maandelijks geld opzij zetten om – indien aan de orde – deze zorg zelf te betalen. Dit betreft dus verschillen die wat de regering betreft niet onrechtvaardig zijn maar het gevolg van een eigen individuele keuze, waar de regering geen zeggenschap over heeft en wil hebben.

57 De regering schrijft in haar reactie: «Het kabinet stelt vast dat het huidige niveau van de onderstand relatief laag is ten opzichte van het WML. Daarmee is voor deze groep de bestaanszekerheid in het geding. Het kabinet is voornemens een van het WML afgeleid sociaal minimum vast te stellen, waar de onderstand volgens een nader te bepalen tijdpad naar toe zal groeien. Bij de uitwerking wordt rekening gehouden met de prikkel tot werken.»Wat voor tijdpad is dat en wat betekent het voor mensen wiens bestaanszekerheid nu al in het geding is? Hoe lang moeten zij wachten op een door de overheid gegarandeerd menswaardig bestaansminimum?

Antwoord: In 2017 zal al een eerste stap gezet worden om het besteedbaar inkomen van onderstandsgerechtigden te verbeteren. Het kabinet laat daarmee zien dat het verbeteren van de koopkracht van deze doelgroep ernst is. Daarbij komt dat al per 1 januari jl. de bijzondere onderstand is verbreed en dat het kabinet besloten heeft tot een verdergaande verruiming.

58 De regering stelt in haar reactie op het evaluatierapport: «Het kabinet meent dat voor het overige adequate uitvoering van het vastgestelde beleid en optimale dienstverlening aan burgers de voorkeur geniet boven een aanhoudend debat over structuren, taakverdelingen, nieuw beleid en verruiming van financiële kaders. Minder papier; meer doen.» Welke belemmeringen zitten er nog in de structuur, taakverdeling, kaders, en dergelijke? Bestaat er op dit punt een door u en de Openbare Lichamen gedeelde visie?

Waarom is de regering niet bereid om de taakverdeling tussen eilanden en rijksoverheid te evalueren? Klopt de interpretatie van het Openbaar Lichaam Saba dat het eilandbestuur de taken liever op lokaal niveau wil regelen, terwijl de rijksoverheid ertoe neigt taken op rijksniveau te beleggen? Hoe ziet de regering in het huidige beleid de subsidiariteit terug die in het bestuurlijk overleg van 3 november 2009 is afgesproken en in de wet WolBES art 212 is opgenomen? («1. Onze Minister bevordert de decentralisatie ten behoeve van de openbare lichamen. 2. Voorstellen van maatregelen waarbij bepaalde aangelegenheden tot rijksbeleid worden gerekend, worden slechts gedaan indien het onderwerp van zorg niet op doelmatige en doeltreffende wijze door de eilandsbesturen kan worden behartigd.») Deelt de regering de conclusie in het evaluatierapport dat de beleidsvaststelling meer op afstand is komen te staan en dat de invloed van de eilanden is afgenomen?

Antwoord: In de kabinetsreactie wordt aangehaald dat het van belang is om bij het treffen van (wettelijke) maatregelen rekening te houden met het absorptievermogen van de eilanden. Het uitvoeringsvermogen van de openbare lichamen is door bijvoorbeeld de kleinschaligheid en het insulaire karakter per definitie beperkt. In de Kabinetsreactie wordt daarom een intensivering van de inzet op de uitvoering door de rijksoverheid (in natura) voorgesteld. Hierover zullen afspraken met de (afzonderlijke) openbare lichamen moeten worden gemaakt, juist ook met het oog op het subsidiariteitsbeginsel. Uitgangspunt is dat zoveel mogelijk taken door de openbare lichamen zelf ter hand worden genomen. Echter, als in de praktijk blijkt dat een openbaar lichaam niet of onvoldoende in staat is om een taak naar behoren uit te voeren, dan kan het zo zijn dat in overleg met het openbaar lichaam en het desbetreffende vakdepartement afspraken worden gemaakt om deze taak anders te organiseren.

59 Hoe taxeert de regering de waarschuwing van het Openbaar Lichaam Saba dat een aantal van de in de kabinetsreactie vermelde maatregelen om de werking van de woningmarkt te verbeteren een averechts effect zal hebben?

Antwoord: Het Openbaar Lichaam Saba heeft deze passage op verzoek van het ministerie toegelicht. Hieruit kan worden geconcludeerd dat men, in tegenstelling tot hetgeen geschreven is, niet verwacht dat de voorgenomen maatregelen op het terrein van de woningmarkt een averechts effect zullen hebben. Wel betwijfelt men of de beoogde effecten in alle gevallen zullen plaatsvinden. De voorstellen hiertoe die thans in voorbereiding zijn moderniseren bijvoorbeeld de huidige huurprijsregelgeving uit 1939 en geven de openbare lichamen via een aantal eilandelijke verordeningen meer mogelijkheden om te sturen op het huurwoningmarktbeleid. Het wetsvoorstel, dat de basis biedt voor de betreffende eilandelijke verordeningen, biedt daarmee ruimte voor differentiatie per eiland, zodat ieder eiland een huurwoningmarktbeleid kan voeren naar gelang de eilandelijke context. Een ander punt waar het openbaar lichaam vraagtekens bij zet is het experiment met hypotheekgarantie. Het openbaar lichaam stelt dat een dergelijke regeling weinig effect zal hebben zolang er geen Nederlandse bank is die zich vestigt in het Caribisch gebied. De vestiging van een Nederlandse bank is echter geen absolute voorwaarde voor het welslagen van het instrument. Lokale banken zouden in principe de rol moeten kunnen vervullen die Nederlandse banken in Europees Nederland hebben. Het ministerie is hierover in gesprek met de bancaire sector in Caribisch Nederland.

Het openbaar lichaam gaf tot slot aan dat ze over het geheel genomen overigens erg tevreden is over de samenwerking met het ministerie en de Nederlandse woningcorporatie Woonlinie op het dossier woningmarkt.

60 Welke wegen ziet de regering voor zich om een einde te maken aan de dubbele belastingen bij de import van goederen via Sint Maarten?

Antwoord: In mijn brief van 29 september 2015 aan de voorzitter van de Tweede Kamer (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/09/29/kamerbrief-over-dubbele-belasting-op-sint-maarten) is aangegeven dat dubbele indirecte belastingheffing tussen Sint Maarten enerzijds en Sint Eustatius en Saba anderzijds door toepassing van diverse vrijstellingen en de reizigersvrijstelling van USD 500 per persoon (zie ook vraag 11) zich slechts in een beperkt aantal gevallen voor zal doen. Het aantal situaties waarin dubbele «belastingdruk» ontstaat – formeel, omdat op Sint Maarten door de exporterende ondernemer Turnovertax wordt betaald of materieel omdat op Sint Maarten gevestigde ondernemers te exporteren goederen die vrijgesteld zijn van Turnovertax tegen dezelfde prijs verkopen als niet-vrijgestelde goederen voor op Sint Maarten gevestigde afnemers) zou verder kunnen worden teruggebracht indien op Sint Eustatius en Saba gevestigde ondernemers bij het inkopen van goederen op Sint Maarten meer kunnen samenwerken om betere inkoopvoorwaarden te bedingen, zonodig ook door goederen buiten Sint Maarten om in te kopen.

61 Op welke wijze geeft de regering gehoor aan de oproep van het College voor de Rechten van de Mens om de detentiefaciliteiten op Sint Eustatius te verbeteren (en de aanverwante zaken als vermeld in de reactie van het College)?

Antwoord: In 2018 zal een detentiefaciliteit gerealiseerd worden om daarmee te voorzien in de behoefte om op de Bovenwindse eilanden vrijheidsbenemende sancties en preventieve hechtenis ten uitvoer te kunnen leggen. Er is gestart met de voorbereidende werkzaamheden om te komen tot de realisatie van een detentievoorziening als geïntegreerd onderdeel van het bestaande politiebureau op Sint Eustatius met een capaciteit van 12 plaatsen.

62 Wanneer kan de Kamer de kabinetsappreciatie verwachten van de evaluatie justitiële rijkswetten, zoals beloofd in de brief van de Minister van Veiligheid en Justitie gedateerd 8 oktober 2015?

Antwoord: De vier Ministers van (Veiligheid en) Justitie binnen het Koninkrijk hebben tijdens het Justitieel Vierpartijenoverleg van 1 juni jl. afgesproken te streven naar afronding van de gezamenlijke Koninkrijksreactie medio 2016. De Koninkrijksreactie zal na vaststelling door de vier Ministers en de Rijksministerraad aan de vier parlementen worden gezonden.

63 In de brief van 2 oktober 2015 schijft u over de evaluatie van de Rijkswet Financieel Toezicht: «Tevens is besloten om de aanbevelingen die zijn gedaan in gezamenlijkheid verder uit te werken. Ik zal daartoe op korte termijn het initiatief nemen. Het streven is om begin volgend jaar de resultaten ter besluitvorming voor te leggen aan de Rijksministerraad.» Kunt u hier inmiddels meer informatie over geven? Welke vervolgstappen zijn gezet en wat is de verdere tijdsplanning? Is er al meer bekend over het verloop van het door Curaçao ingestelde kroonberoep hiertegen?

Antwoord: Het kroonberoep dat Curacao heeft ingesteld tegen de voorzetting van de Rft is recent door de Raad van State verworpen. Ik zal op korte termijn contact zoeken met Sint Maarten en Curacao om te bezien in hoeverre zij genegen zijn nadere uitwerking te geven aan de aanbevelingen.

64 In het Statuut wordt in art 60a,b en c gesproken over eilandsraden en bestuurscolleges van Curaçao en Sint Maarten. Behoeft dat geen aanpassing?

Antwoord: In de artikelen 60a tot en met 60c wordt geregeld dat de eilandgebieden Curaçao en Sint Maarten reeds over enkele bevoegdheden kunnen beschikken die noodzakelijk zijn om hun nieuwe status te kunnen voorbereiden. De genoemde artikelen regelen de totstandkoming van een staatsregeling voor Curaçao en Sint Maarten (artikel 60a), de omzetting van door de eilandsraden van Curaçao en Sint Maarten vastgestelde eilandsverordeningen in landsverordeningen (artikel 60b) en het creëren van de mogelijkheid dat Curaçao en Sint Maarten voordat zij hun nieuwe status krijgen al protocollen of andere vormvrije onderlinge regelingen kunnen overeenkomen met elkaar en met Aruba en Nederland (artikel 60c). Deze bepalingen waren nodig om de staatkundige hervorming van 2010 mogelijk te maken. Feitelijk zijn deze bepalingen nu uitgewerkt.

65 In het Statuut wordt in Artikel 61 – in tegenwoordige tijd – gesproken over Suriname en Nederlandse Antillen. Behoeft dat geen aanpassing?

Antwoord: Artikel 61 ziet uitsluitend op de inwerkingtreding van het Statuut in 1954.

Vragen en opmerkingen van de fractie van de ChristenUnie

66 Kan de regering aangeven welke concrete successen Europees en Caribisch Nederland in gezamenlijkheid hebben weten te realiseren na 10-10-2010? Welke lering trekt de regering hieruit?

Antwoord: Op verschillende beleidsterreinen zijn voor de inwoners van Caribisch Nederland merkbare stappen voorwaarts gezet, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheidszorg en onderwijs. Voor de gezondheidszorg geldt dat er de afgelopen jaren flink is geïnvesteerd in kwaliteit en voorzieningen. Zo is het ziekenhuis op Bonaire ontwikkeld tot een goed lopend basisziekenhuis, wat het aantal medische uitzendingen heeft verminderd. Bovendien heeft iedereen die legaal op de BES-eilanden verblijft een zorgverzekering met een breed vergoedingenpakket. Zo is zorg voor iedereen in Caribisch Nederland toegankelijk gemaakt. Daarnaast zijn ook in het onderwijs concrete successen geboekt. Zo voldoen steeds meer scholen aan de eisen van basiskwaliteit, waaronder het merendeel van de primaire onderwijsinstellingen. Hiervan is sprake wanneer het onderwijsleerproces en de kwaliteitszorg op orde zijn. Natuurlijk zijn er verbeteringen mogelijk, daar wordt dan ook in gezamenlijkheid hard aan gewerkt.

67 De leden van de ChristenUnie-fractie zijn benieuwd op welke concrete punten de regering van mening is dat de slagkracht van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden is verbeterd.

Geldt dit voor alle eilanden van het Caribisch deel van het Koninkrijk in gelijke mate of ligt dit gedifferentieerd? Waar en op welke punten is aanscherping geboden? Wat kan het land Nederland hier voor concrete steun bieden?

Antwoord: Als het gaat om de slagkracht van de autonome landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten, dan kan ik u antwoorden dat deze landen daar zelf overgaan. Artikel 43, lid 1 van het Statuut schrijft immers voor dat elk land primair zelf zorg draagt voor de verwezenlijking van de deugdelijkheid van het bestuur. Echter, als de landen bij de verdere ontwikkeling van hun bestuurskracht ondersteuning nodig hebben dan kunnen zij een beroep op mijn departement te doen. Samenwerking, twinning of ondersteuning met kennis en expertise is allemaal mogelijk vanuit het programma Bestuurlijke Ontwikkeling. Dit programma richt zich ook op Caribisch Nederland, waar het bijvoorbeeld heeft bijgedragen aan het opleidings- en ontwikkelplan van openbaar lichaam Saba en in nauwe samenwerking met het openbaar lichaam Bonaire werkt aan versterking van de bestuurskracht.

68 Kan de regering een integraal oordeel geven of de bestuurlijke samenwerking tussen het land Nederland en de BES-eilanden is verbeterd? Kan dit concreet worden toegelicht? Waar is verdere verbetering geboden? Hoe ligt dit voor de bestuurlijke samenwerking tussen de BESeilanden onderling en tussen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de BES-eilanden onderling?

Antwoord: Binnen het Koninkrijk wordt op uiteenlopende wijze samengewerkt op bestuurlijk niveau, steeds in wisselende samenstellingen. Elk van de eilanden is anders, onder meer qua demografie, cultuur en taal, en de opgaven komen niet altijd één op één overeen. Zo zijn er tussen het land Nederland en de drie openbare lichamen meerjarenprogramma’s afgesproken en vervult de Rijksvertegenwoordiger op de eilanden een spilfunctie die bijdraagt aan onderlinge samenwerking en het leggen van verbindingen. De onderlinge samenwerking kent overigens ook beperkingen. Zo is de afstand tussen Bonaire en Saba hemelsbreed twee uur vliegen. Daarom ligt samenwerking tussen de Bovenwindse eilanden en tussen de Benedenwindse eilanden meer voor de hand. Het programma Regionale Samenwerking van de directie Koninkrijksrelatie is voorts opgezet om samenwerking tussen de zes eilanden te bevorderen, bijvoorbeeld op het gebied van economische ontwikkeling, duurzaamheid en gezondheidszorg.

69 Kan de regering de leden van de ChristenUnie-fractie een overzicht geven van de rijksuitgaven richting de BES-eilanden sinds 10-10-2010 en de projecten die hiermee zijn gerealiseerd? Hoe beoordeelt de regering de relatie tussen input en output van deze projectfinancieringen?

Antwoord: Zie voor een samengevat overzicht van de rijksuitgaven 2010–2015 – naast het jaarlijks overzicht van Rijksuitgaven CN bij de begroting en jaarverslag van het BES-fonds – tabel 7.3 in een bijlage bij het evaluatierapport («Vijf jaar Caribisch Nederland: werking van de nieuwe bestuurlijke structuur»). Dankzij forse financiële en personele inzet van het Rijk zijn goede resultaten geboekt. Een aantal voorbeelden:

  • Invoering van een publieke zorgverzekering voor iedereen en een breed vergoedingenpakket;

  • Investeringen in spoedvervoer, infrastructuur, apparaten en medisch personeel. Het gemoderniseerde ziekenhuis op Bonaire is – zo schrijft ook de evaluatiecommissie – een succesverhaal;

  • Investeringen in bijvoorbeeld schoolgebouwen hebben geleid tot verbetering van de kwaliteit van onderwijs, geven inspectierapporten aan.

70 Waar liggen op dit moment de grootste zorgpunten van de regering inzake het financiële reilen en zeilen van de BES-eilanden? Worden beleidswijzigingen overwogen op basis van de leerervaringen van de wet FinBES? Is het instrumentarium van de wet FinBES toereikend? Is de financiële discipline op orde?

Antwoord: Gegeven het feit dat St. Eustatius vanaf juni 2015 onder bestuurlijk toezicht staat en destijds geen verplichtingen meer mocht aangaan, een regime dat per 10 januari 2016 is ingewisseld voor voorafgaand toezicht, geeft aan dat mijn grootste zorgen liggen bij St. Eustatius. Een beeld dat op basis van adviezen van het Cft wordt bevestigd. Saba, het enige eiland dat een goedkeurende accountantsrapportage heeft voor wat betreft doelmatigheid en rechtmatigheid, is van de drie momenteel het best presterend voor wat betreft financieel beheer. Bonaire kende in het begin vanaf 2010 een opwaartse lijn voor wat betreft financieel beheer, Een lijn die vanaf 2014 helaas niet (meer) wordt volgehouden waardoor Bonaire een middenpositie inneemt en ook meer de aandacht krijgt die het verdient vanuit het Cft.

Beleidswijzigingen worden overwogen, een evaluatie van de wet FinBES (en WolBES) ligt in de planning na parlementaire behandeling van het kabinetsstandpunt. Afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie kan worden gesteld of het instrumentarium moet worden aangepast.

71 Volgens de BES-eilanden zouden de eigen eilandbedrijven te weinig profiteren van de aanbesteding van projecten op de eilanden en veel van de aanbestedingsgelden terechtkomen bij bedrijven uit Europees Nederland. Hoe beoordeelt de regering deze stellingname en kan de regering een overzicht bieden van de feitelijke aanbestedingen op de eilanden, uitgesplitst naar of deze bedrijven gevestigd zijn op de BES-eilanden of in het land Nederland? Worden er aanvullende aanbestedingscriteria gesteld voor wat de BES-eilanden betreft?

Antwoord: De lokale overheden vallen niet onder het toepassingsbereik van de Aanbestedingswet 2012 en ook niet onder de Europese richtlijnen die daaraan ten grondslag liggen. Dat betekent dat er meer mogelijkheden bestaan voor lokaal aanbesteden. Aanbestedingen die onder de Aanbestedingswet 2012 worden uitgevoerd in Caribisch Nederland worden door Nederlandse entiteiten uitgevoerd. Bijvoorbeeld door de Rijksdienst Caribisch Nederland en het Rijksvastgoedbedrijf.

De Rijksdienst Caribisch Nederland heeft in 2014 een totaalbedrag van 16,5 miljoen dollar aanbesteed. Daarvan is 43,7% gegund aan bedrijven die zijn gevestigd in Caribisch Nederland, daarbij dient men rekening te houden dat ook niet alle producten en diensten door lokale ondernemers geleverd kunnen worden. Er zijn geen cijfers bekend in hoeverre het resterende percentage wordt uitgevoerd door bedrijven gevestigd in Europees Nederland.

Er worden geen extra aanvullende criteria gesteld, wel is er extra aandacht voor de positie van het Caribische bedrijfsleven, zo helpt de Rijksdienst Caribisch Nederland ondernemers bij vragen over de procedure en het indienen van een offerte en wordt altijd kritisch gekeken naar de percelenregeling zodat ook kleinere ondernemers mee kunnen dingen. Dat is ook belangrijk, de bedrijven in Caribisch Nederland hebben minder ervaring dan bedrijven in Europees Nederland met aanbestedingsprocedures. Dat is ook niet vreemd, in de meeste gevallen gelden deze regels niet in Caribisch Nederland. Voor bedrijven in Caribisch Nederland is het over het algemeen moeilijker om zich in te schrijven, daarom is er extra aandacht voor deze bedrijven die vragen hebben over aanbestedingsprocedures.

72 Zijn bedrijven op de BES-eilanden in uw ogen voldoende geëquipeerd om een concurrerende positie in te nemen in aanbestedingstrajecten op de eilanden? Kan de regering bij de beantwoording in het bijzonder stilstaan bij infrastructurele aanbestedingen?

Antwoord: Het verschilt per project of plaatselijke bedrijven bij een aanbestedingstraject concurrent kunnen inschrijven. Het gaat daarbij vooral over het hebben van voldoende kennis en ervaring. Bij bijvoorbeeld de renovatie van de luchthavens is gebleken dat bedrijven op de eilanden zelf niet altijd over de vereiste specifieke luchtvaartkennis beschikken om in te schrijven. Meestal schrijven hier dan ook grote gespecialiseerde bedrijven in. De lokale bedrijven worden wel vaak als onderaannemer betrokken bij de uitvoering. Bij de aanleg van bijvoorbeeld wegen ligt dit weer anders. Hier kunnen plaatselijke bedrijven vaker meedingen.

Vanwege de omvang van de eilanden is het aantal bedrijven op de eilanden niet groot. In het algemeen geldt daardoor dat er minder inschrijvingen komen van bedrijven op de eilanden. Daarentegen is de ervaring dat lokale kennis, kunde en de wil ook weer niet moet worden onderschat. In aanvulling hierop kan ik nog vermelden dat voor kleine opdrachten het vaak voor bedrijven die niet gevestigd zijn op de eilanden weer minder rendabel is om mee te dingen, gelet op de extra logistieke kosten die gemaakt worden bij een project op Caribisch Nederland.

73 De regering komt met fiscale voorstellen om investeringen in bedrijvigheid en werkgelegenheid te bevorderen. Wanneer zullen deze voorstellen het parlement bereiken? Is invoering per 1-1-2017 reëel? Wat kan de regering in deze context doen aan het fenomeen van de dubbele indirecte belasting? Op goederen die vanaf Sint Maarten en Curaçao naar Saba en Sint Eustatius worden doorgevoerd wordt vaak dubbele indirecte belasting geheven omdat de beide laatstgenoemde eilanden vanuit het perspectief van de eerste twee landen als buitenland gelden. Staat deze kwestie op de fiscale beleidsagenda?

Antwoord: Het voornemen bestaat om voorafgaand aan het indienen van een wetsvoorstel met wijzigingen in het fiscale stelsel van Caribisch Nederland eerst inhoudelijk overleg te voeren met de bestuurders van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, zodat een voorstel bij het parlement kan worden ingediend waarop de bestuurders van Caribisch Nederland ook input hebben kunnen leveren. Op dit moment is nog niet duidelijk op welk moment dat kan plaatsvinden. Wel wordt er naar gestreefd mogelijke verbeteringen van het fiscale stelsel zo spoedig mogelijk in werking te laten treden, zo mogelijk nog per 1 januari 2017.

Wat betreft de dubbele indirecte belasting tussen Sint Maarten enerzijds en Sint Eustatius en Saba anderzijds wordt verwezen naar het antwoord op vraag 60. In aanvulling daarop merk ik op dat er tussen de Minister van Financiën van Curaçao en de Staatssecretaris van Financiën van Europees Nederland in september 2012 een convenant is gesloten waarin is afgesproken die fiscale belemmeringen bij grensoverschrijdend goederenverkeer tussen Curaçao en Caribisch Nederland zo veel mogelijk te beperken (https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2012/09/28/fiscale-belemmeringen-goederendoorvoer-curacao-caribisch-nederland-weggenomen).

74 Actief en activerend arbeidsmarktbeleid is cruciaal om de lokale arbeidsmarkt op de eilanden te verbeteren en zo ook de kans op armoede te verkleinen. De voorgestelde maatregelen ogen weinig imponerend en zijn niet van budget voorzien. Is de inspanning hier niet aan de magere en ongewisse kant? Moeten de inspanningen niet veel offensiever? Hoe beoordeelt de regering, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie, de aansluitingsproblematiek tussen onderwijs en arbeid gezien het geringe aanbod van vervolgonderwijs op de eilanden? Wat vermag beleid hier?

Antwoord: Het betreft hier arbeidsactiverende maatregelen om de kansen voor de lokale bevolking op een plek op de arbeidsmarkt te vergroten. Het Rijk geeft veel tewerkstellingsvergunningen af aan buitenlandse arbeidskrachten, ook voor functies aan de onderkant van de arbeidsmarkt. De eilanden hebben aangegeven graag ondersteuning van het Rijk te krijgen bij het professionaliseren van hun arbeidsbemiddelingsfunctie. Een belangrijk onderdeel van die professionalisering is het in beeld brengen en aan elkaar matchen van de vraag naar arbeid en het aanbod van lokaal arbeidspotentieel. Om de eilanden hierbij te ondersteunen, wordt een programma coördinator arbeidsbemiddeling aangesteld en gefinancierd en zullen medewerkers van de openbare lichamen stage lopen bij gemeenten in Europees Nederland. Daarnaast maakt de regelgeving het mogelijk om van werkgevers in ruil voor een tewerkstellingsvergunning een opleidingsplaats voor een lokale arbeidskracht te eisen. Het kabinet zal dit trainingsvoorschrift in samenwerking met de openbare lichamen breder gaan toepassen. Dit is een aanpak die een beperkt beroep doet op aanvullende financiële middelen. Het is daarbij evident dat ook inspanningen noodzakelijk zijn om lokale mensen te begeleiden en scholen, zodat zij kunnen worden gekoppeld aan beschikbare vacatures. Dat gebeurt in verschillende integrale projecten onder meer gericht op arbeidstoeleiding, georganiseerd door het openbaar lichaam. Het Kabinet heeft hiervoor al eerder een intensivering van ruim 2 miljoen euro per jaar beschikbaar gesteld voor de jaren 2016–2019. Voor het verbeteren van de aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt is recentelijk op Bonaire een regulier overleg opgestart met betrokken partijen: het platform arbeidsmarktbeleid. Hieraan nemen onder meer deel het openbaar lichaam Bonaire, de onderdelen OCW en SZW van de Rijksdienst Caribisch Nederland, de Raad voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA) Caribisch Nederland, onderwijsinstellingen, de Kamer van Koophandel, werkgeversorganisatie BBE en het CBS. Het overleg heeft als doelstelling het delen van informatie om op die manier (aankomende) en huidige arbeidskrachten rechtstreeks en vroegtijdig te koppelen aan beschikbare (specifieke) vacatures. Het delen van informatie over vacatures en de afgifte van tewerkstellingsvergunningen kan bovendien worden benut om het opleidingsaanbod daarop af te stemmen.

75 De leden van de ChristenUnie-fractie geven grote prioriteit aan het verbeteren van de levensstandaard van kwetsbare groepen op de eilanden. Het gaat dan onder andere om kinderen, kansarme jongeren, langdurig werklozen, arbeidsongeschikten en groepen ouderen.

In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies worden een aantal maatregelen voorgesteld. Kan de regering aangegeven wat het beleid is rond de regie van het land Nederland en van de eilandbesturen om deze kwetsbare groepen voortvarend te helpen? Welke middelen worden hiervoor uitgetrokken? Kan de regering inzicht bieden in de trendmatige ontwikkeling van het aantal huishoudens op de BES-eilanden dat is aangewezen op de onderstand en op de bijzondere onderstand?

Antwoord: Bij de door het kabinet voorgestelde maatregelen zijn verschillende partijen betrokken. De regie daarvan ligt voor een deel bij de rijksoverheid en voor een ander deel bij de openbare lichamen, afhankelijk van de taakverdeling. Zoals gezegd in de kabinetsreactie zal ter versterking van de betrokkenheid van de openbare lichamen bij de beleidsvorming en ter bespreking van de voortgang van de uitvoering twee keer per jaar een bilateraal overleg worden georganiseerd tussen de voorzitter van de CN-tafel, de Rijksvertegenwoordiger en de bestuurscolleges. De voortgang van de maatregelen die zijn gericht op de problematiek van kwetsbare groepen zal in dat overleg vanzelfsprekend een centrale plaats innemen.

Het totaal van middelen wat met de met de kabinetsreactie beoogde inzet is gemoeid, staat nog niet vast. Van de zijde van de rijksoverheid moet op onderdelen nog een nadere concretisering plaatsvinden. Op de onderdelen waar de openbare lichamen worden aangesproken – zoals de oproep om het eilandelijk armoedebeleid te verruimen – zijn de openbare lichamen aan zet om beleid te formuleren en daarvoor budget vrij te maken.

De vraag naar de trendmatige ontwikkeling van de onderstand en de bijzondere onderstand is feitelijk te beantwoorden aan de hand van de uitvoeringsgegevens van de RCN-unit SZW in Caribisch Nederland. Het volume van zowel de algemene onderstand als de bijzondere onderstand vertoont over de afgelopen jaren een stijgende lijn. Het aantal onderstandgerechtigden (algemene onderstand) is sinds eind 2012 gestegen van 253 naar 463 (cijfer ultimo 2015). Het aantal toepassingen bijzondere onderstand bedroeg over 2015 ruim 300 gevallen, een verdrievoudiging ten opzichte van het jaar ervoor. Deze stijging moet voornamelijk toegeschreven worden aan een meer actieve benadering vanuit de uitvoering om niet-gebruik tegen te gaan, en bij de bijzondere onderstand ook aan de al gerealiseerde verruiming van het aantal voor vergoeding in aanmerking komende kosten.

76 De regering stelt in haar reactie op het evaluatierapport-Spies dat er veel bereikt is rond het verbeteren van het onderwijs en de gezondheidszorg. Kan de regering dit nader toelichten? Zijn hier ook feitelijke cijfers voorhanden die deze stelling steunen? Ook wordt gesteld dat de beschikbare middelen beter kunnen worden ingezet. Kan ook dit concreet worden uitgewerkt?

Antwoord: Voor de zorg geldt dat de informatievoorziening nog in opbouw is. Bij de transitie ontbreken betrouwbare gegevens en registratiesystemen waren niet aanwezig. Als gevolg daarvan zijn de beschikbare cijfers over de omvang ziekten en gezondheid in Caribisch Nederland slechts zeer beperkt aanwezig. Afgelopen jaar zijn opdrachten uitgezet bij het RIVM (bevolkingsonderzoek), het NIVEL (het opzetten van huisartsenpeilstations) en het CBS (aansluiting jeugdmonitor).

Wel is bekend dat de beschikbaarheid en betrouwbaarheid van de zorg (en zorgvoorzieningen) is toegenomen. Zo zijn alle inwoners van CN sinds 1-1-2011 verzekerd via de Zorgverzekering BES, terwijl voor de transitie grote groepen bewoners onverzekerd waren. In het ziekenhuis op Bonaire zijn inmiddels zowel dialysefaciliteiten als de basis-specialismen (door de jumelage) beschikbaar. Op alle eilanden zijn faciliteiten voor langdurige-, ouderenzorg en jeugdzorg beschikbaar.

Voor een recente stand van zaken verwijs ik u naar de brief van de Minister van VWS van december 2015 (TK 31 568 nr. 170). Dat de verbeteringen ook zichtbaar zijn voor bevolking blijkt uit het belevingsonderzoek. Hieruit blijkt dat 60% van de bevolking van mening is dat de gezondheidszorg verbeterd is sinds de transitie.

Voor onderwijs geldt dat de Inspectie van het Onderwijs heeft geconstateerd dat het merendeel van de onderwijsinstellingen het onderwijs op voldoende niveau krijgt en de basiskwaliteit heeft bereikt. Inmiddels hebben alle twaalf basisscholen, één van de drie scholen voor voortgezet onderwijs (excl. het middelbaar beroepsonderwijs), twee van de drie Expertisecentra Onderwijszorg en twee van de drie instellingen voor de sociale kanstrajecten jongeren basiskwaliteit behaald. In een brief van 12 april 2016 hebben de Minister en de Staatssecretaris van OCW de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang van de verbeteringen van de kwaliteit in het onderwijs in Caribisch Nederland [Kamerstukken I, 2015–2016, 32 419, Q].

77 Het is opmerkelijk, ook de Commissie-Spies maakt dit punt, hoe weinig trendmatige cijfers voorhanden zijn over de economie, arbeidsmarkt en de leefsituatie van de bevolking op de BESeilanden. Dit problematiseert een meer objectieve discussie over tal van onderwerpen die op de eilanden spelen. Dat is een slechte zaak. Deze kwestie speelt al langere tijd. Wat is hiervan de oorzaak? Verdient de versnelling van de uitbouw van de data-infrastructuur niet veel meer aandacht? Gemeenten in het land Nederland worden veel beter bediend en over de ontwikkeling van kernsectoren is veel ruimer en beter cijfermateriaal aanwezig. Een inhaalslag is hier geboden. Wat gaat de regering hier concreet aan doen? Hoe is het CBS hierin betrokken?

Antwoord: In de beschikbaarheid van cijfers over Caribisch Nederland heeft het CBS een spilfunctie. Het meerjarig statistisch programma van het CBS wordt telkens na consultatie van de betrokken departementen en stakeholders in Caribisch Nederland vastgesteld. Onlangs is de consultatie voor het statistisch programma voor de komende jaren afgerond. Definitieve besluitvorming daarover moet nog plaatsvinden, mede in relatie tot de beschikbare middelen. Overigens is de afgelopen periode al een inhaalslag gemaakt. Naast het reguliere statistisch programma Caribisch Nederland 2014–2016 is het CBS aanvullend opdracht verleend voor de bouw van nieuwe statistieken, zoals de inkomensstatistiek en een raming van het bruto binnenlands product (BBP). Deze statistieken hebben een structureel karakter. Het kabinet heeft dus volop aandacht voor de beschikbaarheid van voldoende en passende statistische informatie en trekt daarbij gezamenlijk met het CBS op.

78 De braindrain van Caribisch Nederland naar Europees Nederland blijft een probleem voor de opbouw van human capital op de eilanden. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering om een kwantitatief trendmatig overzicht van de migratiebewegingen van Caribisch Nederland naar Europees Nederland en omgekeerd in de laatste 15 jaar.

Antwoord: De gevraagde informatie is gedeeltelijk beschikbaar. Het CBS heeft in januari 2016 berekend dat in vijf jaar tijd ruim drie duizend Europese Nederlanders zijn verhuisd naar Caribisch Nederland. Zie in relatie hiermee ook de grafieken van het CBS bij het antwoord op vraag 13/14. Het CBS heeft ook tabellen beschikbaar die het algemene beeld van de buitenlandse migratie vanuit Caribisch Nederland weergeven (maar dus niet apart naar Europees Nederland): http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?VW=T&DM=SLNL&PA=80539NED&D1=0–1,5–7&D2=0&D3=a&HD=160602–1647&HDR=G2&STB=G1,T

Het CBS heeft ook tabellen in ontwikkeling die meer detail geven over land van herkomst en land van bestemming maar deze zijn op dit moment nog niet beschikbaar.

79 De arbeidsmarkt op de BES-eilanden blijft problematisch. Vooral banen op hoger niveau ontbreken. Hoe kan de Nederlandse overheid de eilanden op dit punt sterker maken? Zijn er succesvolle initiatieven om de lokale arbeidsmarkten te verbeteren en hoe verhoudt zich dit tot de informele economie?

Antwoord: Van de maatregelen in het Meerjarenprogramma Caribisch Nederland en die in de kabinetsreactie gericht op economische ontwikkeling verwacht het kabinet een positief effect op het aantal banen, op uiteenlopende niveaus. Dit zijn initiatieven die (de economie op) de eilanden sterker maken en bijdragen aan een betere werking van de arbeidsmarkt. Een voorbeeld is de in het Meerjarenprogramma genoemde inzet gericht op versterking van het ondernemerschap. Daarbij speelt het opzetten van de sociale dialoog op de eilanden, onder regie van de openbare lichamen, ook een belangrijke rol. Op Bonaire is deze al ingezet, de zogenoemde Dialogo Sentral. Bovendien zijn ook private initiatieven van belang. Voorbeeld is het initiatief voor een nieuw hotel op Bonaire, waardoor nieuwe banen op verschillende niveaus ontstaan (van schoonmaker tot hotelmanagement). Daarbij speelt dat banen op hoger niveau er wel zijn op de eilanden, maar dat invulling van deze vacatures door lokale arbeidskrachten soms lastig is. Daarom zijn er initiatieven opgestart om inwoners van de eilanden die nu buiten Caribisch Nederland wonen (zoals in Europees Nederland) te stimuleren om terug te keren. Over de informele economie zijn weinig harde feiten bekend. Het is aannemelijk dat het toenemen van het aantal reguliere banen effect heeft op de informele economie. Mensen voor wie deelname aan de informele economie een «noodoplossing» is, kunnen dan gemakkelijker aan de slag in het formele circuit.

80 De kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies spreekt van een «betekenisvolle investering» in de sociaaleconomische ontwikkeling van de BES-eilanden. De leden van de ChristenUnie-fractie horen graag met welke inzet van financiële middelen de regering deze investering wil realiseren.

Antwoord: met de betekenisvolle investering wordt gedoeld op onder meer de koppeling van de uitkeringen aan het wettelijk minimum loon, verlaging van werkgeverspremies, uitbreiding van de bijzondere onderstand en inzet op prijsbeheersing. Het gaat hier om personele ondersteuning, maar ook om financiële middelen. De financiële gevolgen voor de rijksbegroting – in het bijzonder op de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – worden in de departementale begrotingen van 2017 nader toegelicht.

81 Sinds geruime tijd wordt het belang van de voormalige Antillen ook geframed als gateway naar Zuid-Amerika voor Europees Nederland. Kan de regering hier de stand van zaken weergeven, alsmede de concrete plannen voor de nabije toekomst? Hoe zijn VNO-NCW en de haven van Rotterdam hierbij betrokken? Is er een concreet tijdpad? Wat zijn de ambities? Zijn er belemmeringen die deze ambities frustreren?

Antwoord: De hub functie die door de ABC-eilanden vervuld zou kunnen worden in de handel tussen Europa en de VS enerzijds en Zuid-Amerika anderzijds is al enkele jaren een onderwerp van overleg. In mei 2015 heeft een in opdracht van BZK uitgebracht onderzoek aangetoond dat een aantal bedrijven uit Europees Nederland de weg heeft gevonden en dat een aantal dat overweegt. Voordelen van de ABC eilanden zijn kennis van de Zuid-Amerikaanse taal en cultuur en de bestaande vrijhandelszones. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat deze handel nog geen hoge vlucht neemt. De crisis in Europa in de afgelopen jaren en de huidige economische zwakke situatie crisis in grote delen van Zuid-Amerika zijn hier debet aan. Daarnaast de handelsbarrières in Zuid Amerika.

Uit genoemd onderzoek bleek de behoefte bij het bedrijfsleven aan een goed gepositioneerde organisatie die potentiële investeerders wegwijs maakt op de eilanden. Op Bonaire is hiertoe inmiddels de Bonaire Trade & Investment Board in oprichting. De Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA) geeft desgevraagd advies, ook aan de andere voormalige Nederlandse Antillen.

82 Overheid en politiek zijn niet de enige stakeholders die Europees en Caribisch Nederland met elkaar kunnen verbinden. Ook het maatschappelijk middenveld (onderwijs, zorginstellingen, maatschappelijke dienstverlening, kennisinstellingen, kerken en charitatieve instellingen) kunnen hier hun rol te nemen. Kan de regering een overzicht geven van de activiteiten die het maatschappelijk middenveld onderneemt? Hoe beoordeelt de regering de rolopvatting van het middenveld? Is een meer actieve rol wenselijk?

Antwoord: Zie het gegeven antwoord bij vraag 27. Een overzicht van alle maatschappelijke instellingen is bij het kabinet – net als dat het geval is in Europees Nederland – niet beschikbaar.

Het kabinet ziet graag een actieve rol van maatschappelijke instanties, zie ook de oproep hiertoe in het kabinetsstandpunt. Sociaaleconomische ontwikkeling kan niet alleen van de overheid komen.

Vragen en opmerkingen van de PvdD-fractie

83 Duurzaam natuurbeheer in Caribisch Nederland is van groot belang, niet alleen vanwege de intrinsieke waarde van natuur, maar ook voor het toerisme en daarmee de economieën van de eilanden. De afgelopen 10 jaar heeft Nederland jaarlijks 1 miljoen euro beschikbaar gesteld aan de Dutch Caribbean Nature Alliance, de overkoepelende organisatie van Caribische natuurparken. Klopt het dat de regering de structurele bijdrage van 1 miljoen euro heeft gestopt, omdat de afgesproken periode van 10 jaar is verlopen? Klopt het dat de inhoud van het Natuur Trust Fonds nog onvoldoende is om via rendementen duurzame inkomsten te genereren? Zo ja, waarom heeft de regering ervoor gekozen deze bijdrage niet te continueren?

Op welke andere manier denkt de regering een afdoende bijdrage te leveren aan de bescherming van onze meest ongerepte en zeer kwetsbare natuur in Caribisch Nederland?

Antwoord: De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verstrekte gedurende 10 jaar subsidie aan de Stichting IUCN Nederlands Comité ten behoeve van de Dutch Caribbean Nature Alliance. Overeenkomstig de Tijdelijke subsidieregeling IUCN NL ten behoeve van DCNA 2013 die op 31 december 2016 eindigt, is in 2015 de laatste subsidie als voorschot voor het jaar 2016 verstrekt. De regeling moet nog geëvalueerd worden. Vooruitlopend daarop kunnen geen uitspraken gedaan worden over de effectiviteit van de regeling.

Het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland is het kader voor een gedegen beheer en duurzaam gebruik van de natuur dat op grond van de Wet grondslagen natuurbeheer en -bescherming BES steeds voor vijf jaar door de Minister van Economische Zaken wordt opgesteld. Het beleidsplan is opgesteld in samenwerking met de bestuurscolleges en de belanghebbende organisaties ter plaatse. De openbare lichamen van Caribisch Nederland ontvangen een vrije uitkering gebaseerd op hun taken waaronder de noodzakelijke taken voor natuurbeheer. Door middel van een bijzondere uitkering is aanvullend een bedrag van 7,5 miljoen Euro beschikbaar voor de openbare lichamen om projecten gericht op achterstallig onderhoud natuur uit te voeren. De bijzondere uitkering geeft een extra impuls aan de uitvoering van een deel van het natuurbeleidsplan, zijnde het behoud van koraal, duurzaam gebruik van de natuur en de synergie bij het duurzaam gebruik van natuur in combinatie met landbouw en toerisme.

84 Voor de staatkundige hervormingen van 10-10-10 is het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden herzien. In artikel 3.2 van het Statuut staat dat onderwerpen in gemeen overleg tot aangelegenheden van het Koninkrijk kunnen worden verklaard. Zijn natuur- en milieubescherming en dierenwelzijn tot aangelegenheden van het Koninkrijk verklaard of anderszins als verantwoordelijkheid van het Koninkrijk aanvaard? Zo nee, waarom niet en ziet de regering mogelijkheden dat alsnog te realiseren?

Antwoord: Natuur- en milieubescherming en dierenwelzijn zijn niet ingevolge artikel 3, tweede lid, Statuut tot aangelegenheden van het Koninkrijk verklaard. Het aanbrengen van wijzigingen in de aangelegenheden van het Koninkrijk is niet aan de orde. Dit betekent dat de Landen van het Koninkrijk ten aanzien van deze thema’s een autonome taak en een eigen verantwoordelijkheid hebben.

85 De regering heeft het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2013–2017 opgesteld. In hoeverre is dit plan tot dusverre uitgevoerd? Op welke manieren wordt de stand van de natuur gemonitord? Op welke manier worden het Natuurbeleidsplan en de daaruit voortkomende beheerplannen geëvalueerd?

Antwoord: Het natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2013–2017 heeft een aantal strategische taken gedefinieerd. Hiervan is 66% uitgevoerd en 10% in uitvoering. 24% moet nog in uitvoering worden genomen. De reeds uitgevoerde taken hebben voor 44% een regulier karakter.

De meest relevante natuurwaarden van Caribisch Nederland worden gemonitord. Deze monitoring wordt uitgevoerd door datacollectie via dataverzamelaars en lokale NGO’s. Analyse en weergave van de resultaten worden publiekelijk bekend gemaakt via de Dutch Caribbean Biodiversity Database, www.dcbd.nl

In 2017 wordt het Natuurbeleidsplan Caribisch Nederland 2013–2017 geëvalueerd, in aanloop naar het nieuwe natuurbeleidsplan 2018–2022. Beheersplannen voortkomend uit het huidige Natuurbeleidsplan hebben hun eigen evaluatie ritme, afhankelijk van de startdatum. Voorbeelden zijn het Sababank beheerplan en het EEZ beheerplan. Het EEZ beheerplan is in 2014 geëvalueerd en bijgesteld. Het Sababank beheerplan zal dit jaar geëvalueerd worden.

86 Volgens het recente Artikel-17-rapport van de European Environment Agency presteert Nederland zeer ondermaats op het gebied van habitatbescherming. Is het Caribische deel van het Koninkrijk in dit overzicht meegenomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, ziet de regering hierin aanleiding om meer aandacht te gaan besteden aan habitatbescherming in het Caribisch deel van het Koninkrijk?

Antwoord: Caribisch Nederland is niet in dit overzicht meegenomen. Nederland heeft de rapportage aan de Europese Commissie aangeboden op basis van de rapportageplicht uit artikel zeventien van de Habitatrichtlijn. Deze Habitatrichtlijn is alleen van kracht binnen de Europese Unie waarvan Caribisch Nederland geen onderdeel uit maakt.

87 Op de BES-eilanden is sprake van veel dierenleed dat volgens de Nederlandse wet onaanvaardbaar is, zoals aanrijdingen met ezels, een zwerfdierenprobleem, verwaarlozing van huisdieren, en het nog steeds voortbestaan van legbatterijen.

88 Klopt het dat de BES-eilanden (nog) geen Wet Dieren of een vergelijkbare dierenbeschermingswet kennen? Graag een toelichting van de regering. Waarom wordt de Wet Dieren of een op de eilanden aangepaste variant van de Wet Dieren (nog) niet op de BESeilanden geïmplementeerd? Welke taak heeft de regering zich gesteld ten aanzien van dierenwelzijn op de BES-eilanden? Welke ruimte hebben de eilandsbesturen om zelf regels met bijbehorende handhaving op te stellen ten aanzien van dierenwelzijn?

Antwoord 87/88: Voor Caribisch Nederland geldt geen wetgeving die vergelijkbaar is met die van de Wet dieren. Bij de staatkundige hervorming was uitgangspunt in beginsel te volstaan met het «omhangen» van de bestaande Nederlands-Antilliaanse wetgeving en ook nadien legislatieve terughoudendheid te betrachten. In verband hiermee gelden in Caribisch Nederland op het terrein van dierenwelzijn alleen strafrechtelijke bepalingen, betreffende dierenmishandeling en -verwaarlozing.

De openbare lichamen hebben op grond van de Wet openbare lichamen BES een autonome verordenende bevoegdheid voor onderwerpen die niet door de nationale wetgever zijn geregeld. Dit betekent dat zij op het terrein van dierenwelzijn regels kunnen stellen. Er gelden thans geen eilandelijke verordeningen voor dierenwelzijn. De regering beschouwt het in de huidige situatie primair als een taak van de openbare lichamen om beleid inzake dierenwelzijn te voeren.

89 Klopt het dat de productie van legbatterij-eieren nog steeds op de BES-eilanden is toegestaan?

Hoe verklaart de regering het dat legbatterijen in Europa zijn verboden en in de openbare lichamen van Caribisch Nederland nog steeds worden toegestaan?

Antwoord: Het verbod op legbatterijen is neergelegd in een richtlijn van de Europese Unie die niet geldt in Caribisch Nederland omdat dit de status heeft van LGO (landen en gebieden overzee). Daarom is het gebruik van legbatterijen in Caribisch Nederland toegestaan. Voor de verklaring hiervoor wordt verwezen naar het voorgaande antwoord, waarin wordt ingegaan op de reden waarom er thans geen dierenwelzijnswetgeving geldt voor Caribisch Nederland.

90 De Rijksdienst voor Caribisch Nederland geeft op een (nog te actualiseren) website aan dat EL&I (EZ) de «komende jaren diverse activiteiten» onderneemt om dierenwelzijn te bevorderen. Waar staan deze activiteiten nader omschreven? Welke activiteiten hebben plaatsgevonden sinds 10-10-10? Kan de regering specifiek aangeven welke inspanningen zijn verricht op welk gebied?

Antwoord: Dierenwelzijn is primair een taak van de afzonderlijke eilandbesturen. Vanuit EZ is er regelmatig contact met de dierenwelzijnsorganisaties van de eilanden. Een van de speerpunten vanuit EZ is de bevordering van dierenwelzijn van huisdieren. In samenspraak met de dierenwelzijnsorganisaties zijn hiervoor een tweetal projecten ontwikkeld, die binnenkort van start zullen gaan.

91 In de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies stelt de regering dat de inwoners van Bonaire, Sint Eustatius en Saba direct en indirect voordeel hebben bij investeringen in (bijvoorbeeld) natuur. Op welke investeringen wordt hier gedoeld? Kan de regering specifiek zijn in bedragen en herkomst van deze investeringen?

Antwoord: Het belang van de natuur voor Caribisch Nederland is groot en vormt de basis voor het toerisme en visserij op de drie eilanden (zie ook de TEEB studies Bonaire, Saba en St. Eustatius). Het Ministerie van Economische Zaken investeert vanuit de bijzondere uitkering natuur EUR 7,5 miljoen in natuur, over een periode van vier jaar. De openbare lichamen kunnen voor hun prioritaire natuurprojecten financiering uit deze uitkering ontvangen, mits de projecten voldoen aan de criteria van deze uitkering.

92 Hoeveel nationaal parken heeft Sint Maarten? Tijdens het werkbezoek van de Eerste Kamer aan het Caribisch deel van het Koninkrijk in april jl. kwam aan de orde dat Sint Maarten geen enkel nationaal landpark zou hebben, terwijl de natuur er ernstig wordt bedreigd. Zo zijn er van de oorspronkelijke 19 Mangrovemeren nog 4 over en deze worden bedreigd door vervuiling en ontwikkeling. Aanwijzing van gebieden als Nationaal Park, zoals de Little Bay Pond, waar unieke mangrove- en andere plant- en diersoorten leven, of het anderszins versterken van het beschermingsregime, kan zorgen voor de benodigde bescherming. Zoekt de Nederlandse regering samenwerking met het landsbestuur van Sint Maarten om gebieden aan te wijzen als Nationaal Park of om gebieden op een andere manier een betere bescherming te bieden?

Antwoord: Natuur- en milieubescherming is geen Koninkrijksaangelegenheid. Het aanwijzen van gebieden als nationaal park of het op andere wijze beschermen van gebieden is een aangelegenheid van het Land Sint Maarten zelf.

93 Het bestuurscollege van Saba zegt in reactie op de kabinetsreactie op het rapport Spies dat indien er geen structurele middelen bijkomen, zij genoodzaakt zijn te stoppen met recycling.

Wat is er in dit opzicht veranderd in het Meerjarenprogramma? Onderschrijft de regering dat er op dit punt sprake is van een tekortschietend beleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn wil de regering hierin verandering brengen?

Antwoord: Het openbaar lichaam Saba heeft gebruik gemaakt van het aanbod van IenM om het afvalbeheer te verbeteren. De afspraak was dat IenM zou investeren in de middelen en het eiland de exploitatiekosten zou dragen. Hier zijn afspraken over gemaakt bij de aanschaf, levering en in gebruik name van de middelen. Het eiland is deze afspraak aangegaan. Het eiland en IenM zijn in gesprek over slimme aanvullende oplossingen om de business case van afvalrecycling- en verbranding beter sluitend te maken. Afval scheiden, vrij geven voor recycling dan wel verbranden is doorgaans een financieel aantrekkelijke optie. Door de kleinschaligheid en het feit dat transport vrij kostbaar is (overzees) zullen andere invalshoeken bekeken moeten worden, zoals samenwerking in de Caribsiche regio waarbij voorop blijft staan dan gezocht wordt naar betere oplossingen dan afval storten.

94 Op Sint Maarten zijn de landfills ofwel het dumpen van afval in de vroegere wetlands, zoals Pons Island, al jaren een groot probleem. Op welke manier kan het kabinet de regering van Sint Maarten steunen in een meer adequate aanpak van het dumpen van afval in natuurgebieden?

Antwoord: Sint Maarten zal betrokken worden bij het project Global Green Deal Circulaire Economie in de Caribische Regio. Samen met de andere Nederlandse Caribische eilanden en met de regio in zijn geheel wordt in overleg met UNEP gekeken naar slimme oplossingen voor het afvalprobleem. Alle eilanden kampen met dezelfde problematiek van volle landfills, afval dat de zee in dreigt te gaan of al gaat, gevaren voor de volksgezondheid, het zeeklimaat en als gevolg daarvoor voor het toerisme en de economie.

95 Door het gunstige klimaat op de BES-eilanden bestaan goede kansen voor duurzame energie (met name wind en zon). Bovendien biedt deze sector kansen voor werkgelegenheid. Op welke manier is de regering betrokken bij duurzame energieprojecten op de BES-eilanden?

Antwoord: De regering ondersteunt de drie openbare lichamen via een maatwerkaanpak. Op Bonaire is een investering gedaan in duurzame energie waardoor 35–40% van de elektriciteit met wind wordt opgewekt. Dit project heeft het eilandelijk bedrijf echter in financiële moeilijkheden gebracht, waarna de regering een groot deel van de rekening voor de verduurzaming op zich heeft genomen. Hierdoor kon het bedrijf van faillissement behoed worden en is de duurzame productie geborgd. Op Saba heeft de regering het eilandelijk bedrijf financieel en anderszins ondersteund bij de verplaatsing en verbetering van de elektriciteitscentrale. Deze is in maart 2016 in gebruik genomen en spaart 15–20% diesel, en daarmee CO2-uitstoot uit. De regering heeft Sint Eustatius geholpen, vooral in financiële zin, met de aanleg van een zonneweide. Deze is in april 2016 in gebruik genomen en spaart 23 à 24% diesel en daarmee CO2-uitstoot uit. Op Sint Eustatius ondersteunt de regering de aanleg van een tweede, even grote zonneweide. Op Saba is na een moeizaam traject van meerdere jaren onlangs een stuk grond aangekocht waarop vervolgens een zonneweide gebouwd kan worden. Het doel is om 40% diesel uit te sparen dankzij de zonneweides. Al deze projecten hebben als doel om de prijzen voor afnemers te beperken terwijl de eilandelijke bedrijven financieel gezond zijn.

Tot slot komt er met de wet elektriciteit en drinkwater BES per 1 juli 2016 een einde aan de huidige situatie waarin de elektriciteitsbedrijven hun klanten verbieden om zonnepanelen op hun dak te leggen waardoor burgers zelf gebruik kunnen maken van de sterke zon in dit deel van het land. De werkgelegenheidseffecten zijn overigens beperkt omdat veel van de kennis van zonnetechnologie niet op de eilanden aanwezig is.

96 Nederland is verantwoordelijk voor het voldoen aan internationale verdragen die ook op Curaçao betrekking hebben, waaronder het Biodiversiteitsverdrag en het SPAW- Protocol. In dit kader maken de leden van de Partij voor de Dieren-fractie zich zorgen over de plannen voor de ontwikkeling van «Oostpunt», het oostelijk deel van Curaçao, met als doel het mogelijk maken van massatoerisme. Volgens de organisatie Carmabi maken de plannen een dichtbebouwde kust mogelijk: 8 hotels, 3 marina's en 20.000 appartementen van 3 hoog. Is dit beeld correct?

97 Het op Oostpunt aanwezige koraalrif is één van de drie best bewaarde koraalriffen die nog over zijn in het Caribisch Gebied. Dit is recentelijk vastgesteld in een studie van de International Union for the Conservation of Nature (IUCN) waarin alle data m.b.t. Caribische riffen zijn samengevat. Soorten die internationaal beschermd zijn onder het SPAW Protocol, komen er veelvuldig voor. Een dichte ontwikkeling van de kuststrook – zoals dat eerder door de overheid middels ontwikkelingsplannen bekend werd gemaakt – kan een nadelige uitwerking hebben op de gesteldheid van het rif van Oostpunt en daarmee op de algehele gesteldheid van het Curaçaose rif.

98 Momenteel wordt de concept-Landsverordening behandeld door de Raad van Advies die adviseert over de juridische aspecten die relevant zijn voor de concept-Landsverordening.40 Is de regering met de leden van de fractie van de Partij voor de Dieren van mening dat de voorgenomen ontwikkeling een bedreiging vormt voor de natuur op Curaçao die in strijd is met onder andere het SPAW-Protocol en het Biodiversiteitsverdrag? Beide worden met voeten getreden door de geplande ontwikkeling van het Oostpuntgebied en de secretariaten van deze verdragen hebben zich inmiddels kritisch uitgelaten over deze gang van zaken. Wat zijn de middelen die de regering tot haar beschikking heeft om in te grijpen indien internationale verdragen worden geschonden? Wanneer acht de regering het noodzakelijk om in te grijpen? In hoeverre heeft dit gevolgen voor Nederland, aangezien Nederland namens het Koninkrijk verantwoordelijk is voor de uitvoering van de verdragsverplichtingen? Wat zijn nog de handhavingsinstrumenten van de regering om in te grijpen als de Landsverordening door het parlement in Curaçao is goedgekeurd? Wat zijn de consequenties voor het Koninkrijk indien de internationale verdragen worden geschonden?

Antwoord 96/97/98: Het Koninkrijk der Nederlanden is altijd verdragspartij. Indien het verdrag een landsaangelegenheid betreft en het desbetreffende verdrag heeft medegelding voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten, is het aan de landen te beslissen over de wijze van implementatie van het verdrag. Het SPAW-protocol en het Biodiversiteitsverdrag hebben gelding in Curaçao, en zijn via de landelijke wetgeving geïmplementeerd. Ook bij nieuwe wetgeving dient Curaçao rekening te houden met de gelding van het SPAW-protocol en het Biodiversiteitsverdrag. Als blijkt dat een Landsverordening in strijd is met internationale regelgeving stelt, is artikel 21 van het reglement voor de Gouverneur van toepassing. De Gouverneur stelt de desbetreffende landsverordening niet vast en stelt de Koninkrijksregering daarvan terstond in kennis. De Koninkrijksregering beslist, nadat advies is gevraagd aan de Raad van State, of het de beslissing van de Gouverneur om de landsverordening niet vast te stellen bekrachtigt. Ook zijn schorsing en vernietiging op grond van artikel 50 Statuut mogelijk.

99 Tijdens het eerdergenoemde werkbezoek is er enkele malen gesproken over de ISLAraffinaderij.

Nederland moet voldoen aan het Klimaatakkoord dat in Parijs is gesloten. In 2050 moet Nederland fossielvrij zijn. Dat geldt voor het hele Koninkrijk dus ook voor de landen binnen het Koninkrijk. Daarnaast moet het Koninkrijk zich houden aan het EVRM. Maar op Aruba en (waarschijnlijk) Curaçao gaat de winning van fossiele brandstoffen door. Mogelijk vindt een doorstart plaats van de ISLA-raffinaderij en op Aruba is de olieraffinaderij onlangs heropend.

Steunt Nederland stappen richting ontmanteling van de raffinaderijen en de olieopslag? Op welke manier? Helpt de regering met zoeken naar andere sectoren voor werkgelegenheid om het verlies aan banen bij de ISLA, mocht het tot ontmanteling komen, te compenseren? Hoe gaat de regering voorkomen dat Nederland wordt beboet wegens schending van internationale verdragen? De regering heeft aangegeven dat zij een raffinaderij-expert uit Nederland inzet en steun geeft bij wetgevingstrajecten. Waaruit bestaat deze steun?

Antwoord: Keuzes ten aanzien van toekomst van de raffinaderij en eventuele gevolgen voor de werkgelegenheid zijn een aangelegenheid van het land Curaçao. Nederland biedt op verzoek van Curaçao ondersteuning; inmiddels gebeurt dit voor het organiseren van raffinage expertise en wetgevingscapaciteit.

De afgelopen maanden heeft intensief overleg plaatsgevonden met het land Curaçao en meer concreet met Minister-President Whiteman, Minister Victorina (Gezondheid, Milieu en Natuur). Doel van dit overleg is om op verzoek van Curaçao te komen tot bruikbare ondersteuning van Curaçao bij de invulling van de verantwoordelijkheid voor het beleid en de maatregelen in relatie tot de Isla-raffinaderij. Inmiddels ligt op een tweetal gebieden een concreet plan van aanpak voor. De verwachting is dat nog voor de zomer formele opdrachtverlening voor beide trajecten zal plaatsvinden. Het betreft de inhuur van deskundigheid op het gebied van audit van raffinageprocessen en deskundigheid op het gebied van wet- en regelgeving. De raffinage deskundigheid is nodig om inhoudelijk te kunnen beoordelen welke verbetermaatregelen nodig of wenselijk zijn om tot een structurele vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen te komen. De regelgeving deskundigheid is nodig om de algemene regelgeving en specifieke vergunningsvoorschriften adequaat te laten aansluiten op de beleidskeuzes en wenselijke toekomstsituatie. Op basis van het voorgaande lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat Curaçao op een passende manier bezig is invulling te geven aan haar verantwoordelijkheden.

100 Tijdens het werkbezoek werd zowel in Curaçao als in Saba gewezen op het hoge percentage «braindrain». Studenten afkomstig van de eilanden die in Nederland gaan studeren keren niet meer terug. Er werd verteld dat de studieschuld van studenten van de eilanden die in Nederland studeerden, werd omgezet in een beurs wanneer zij terugkeerden naar de eilanden. Klopt het dat deze regeling bestond? Tot wanneer? Heeft de regering onderzocht of de «baindrain» van de eilanden inderdaad is verergerd nadat de regeling is afgeschaft?

Antwoord: In het voormalige Land Nederlandse Antillen bestonden op de verschillende eilanden verschillende regelingen. In Caribisch Nederland geldt inmiddels de Wet studiefinanciering BES (WSF BES) die het mogelijk maakt voor studenten uit Caribisch Nederland om met studiefinanciering in de Caribische regio of de Verenigde Staten te studeren. Of dit gevolgen heeft voor een braindrain is niet bekend.

Vragen en opmerkingen van de 50PLUS-fractie

101 De leden van de 50PLUS-fractie vernemen graag van de regering waarom de eilanden van Caribisch Nederland zo duidelijk het gevoel hebben dat er niet naar hen geluisterd wordt. Deelt de regering de mening van de 50PLUS-fractie dat er een gebrek aan dialoog is en dat dit door Caribisch Nederland als dusdanig wordt ervaren?

Antwoord: zie het gegeven antwoord bij vraag 39 van de SP-fractie.

102 De leden van de 50PLUS-fractie hebben begrip voor de kritiek van de BES-eilanden dat er geen normen zijn wat betreft de armoedegrens en nog minder welke concrete maatregelen nodig zijn en genomen moeten worden om de verwachtingen ten aanzien van een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau te honoreren. Tijdens het werkbezoek van de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties aan het Caribisch deel van het Koninkrijk in april jl. is meerdere malen vernomen dat de tijd van praten, brand blussen en pleisters nu voorbij moet zijn en dat er concrete maatregelen nodig zijn. Kan de regering een beeld geven hoeveel ouderen uitsluitend van hun AOV moeten leven en hoe die gegeven de hoogte van de vaste lasten, zoals huren en de dure levensmiddelen, rond moeten komen? Deelt de regering de opvatting dat hier sprake is van een groot en mensonwaardig probleem?

Antwoord: Er worden totaal 4090 AOV-uitkeringen verstrekt, waarvan ongeveer een kwart aan gerechtigden buiten Caribisch Nederland (stand per ultimo 2015). Inzicht in voor hoeveel AOV-gerechtigden de AOV de enige inkomstenbron is, ontbreekt. AOV-gerechtigen kunnen andere inkomsten hebben, zoals een pensioenvoorziening of inkomsten uit arbeid (waarbij nog van belang kan zijn dat de pensioengerechtigde leeftijd in Caribisch Nederland momenteel 62 jaar is, waardoor men relatief jong met pensioen gaat). Ongeacht de aantallen kan worden geconstateerd dat de commissie Spies de groep ouderen met alleen AOV tot de kwetsbare groepen met een hoog risico op leven in armoede rekent. Tegen die achtergrond is de positie van deze groep apart gemarkeerd in de kabinetsreactie. Daarbij is aangegeven dat verhoging van het WML doorwerkt in de hoogte van de AOV en dat naar extra inzet vanuit de bijzondere onderstand en het eilandelijk armoede-instrumentarium moet worden gezocht. De voorgestane maatregelen om de kosten van levensonderhoud (inclusief wonen) te drukken, komen eveneens de koopkracht van AOV-gerechtigden ten goede.

103 Het Openbaar Lichaam Saba heeft berekend dat indien het sociaal minimum op 70% van het Wettelijk Minimumloon (WML) wordt vastgesteld, dit op termijn een bedrag van $ 651,55 zou betekenen. (In vergelijking met Nederland waar de bijstandsuitkering voor alleenstaanden € 972,70 bedraagt dus aanzienlijk lager)41 Is de regering van mening dat men van het genoemde bedrag kan leven en dat hiermee voldaan wordt aan de normen die gesteld mogen worden voor een binnen Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau? Moet deze problematiek niet met kracht op korte termijn worden aangepakt nu duidelijk geconstateerd is dat op sociaaleconomisch gebied de situatie op de BES-eilanden sinds eind 2010 duidelijk verslechterd is?

Antwoord: Het kabinet kiest voor een uitwerking van het ijkpunt voor de bestaanszekerheid dat gerelateerd is aan het WML. Het is van belang dat er een goede balans bestaat dus het WML en de uitkeringen. Een ijkpunt dat hoger ligt dan in het WML, zal de economische ontwikkeling van Caribisch Nederland schaden. Het ijkpunt zal niet voor iedereen op hetzelfde bedrag uitkomen, maar zal worden afgestemd op de leefsituatie van de onderstandsgerechtigde. Dit is vergelijkbaar met de systematiek van de bijstand in Europees Nederland. De bijstandsnorm is daar afgestemd op de leefsituatie van de belanghebbende (gehuwden, alleenstaande of alleenstaande ouder).

Het kabinet deelt de zienswijze dat inzet op duurzame sociaaleconomische ontwikkeling in Caribisch Nederland essentieel is. In de kabinetsreactie worden hierop reeds maatregelen aangekondigd. Wanneer – als gevolg van economische ontwikkeling – het WML stijgt zullen de uitkeringen op basis van het ijkpunt meestijgen. Het WML kan omhoog indien de onderliggende cijfers met betrekking tot de ontwikkeling van de inkomens daartoe aanleiding geven.

104 De regering vreest dat het vaststellen en toepassen van een sociaal minimum voor Caribisch Nederland op een niveau dat substantieel ligt boven het huidige niveau en dat van omliggende landen, een aanzuigende werking kan hebben. Inwoners van relatief armere landen in de omgeving kunnen zich dan gaan vestigen en na vijf jaar kan een permanente verblijfsvergunning worden aangevraagd die toegang kan geven tot het sociale zekerheidsstelsel. Zou dit een reden kunnen zijn om de termijn van vijf jaar langer te maken?

Antwoord: Het kabinet onderkent het risico op aanzuigende werking van een ten opzichte van de regio gunstiger sociale zekerheidsstelsel. Het relatief grote aantal tewerkstellingsvergunning dat jaarlijks wordt afgegeven (over 2015 ca. 950) illustreert de omvang van het risico, hoewel lang niet alle vreemdelingen in Caribisch Nederland zullen blijven «hangen». Het kabinet zet in op aanscherping bij de uitvoering van de Wet arbeid vreemdelingen BES, om de positie van de lokale bevolking op de arbeidsmarkt te versterken. Hierbij wordt in elk geval gedacht aan een bredere toepassing van het trainingsvoorschrift bij de afgifte van een tewerkstellingsvergunning. Effect van deze maatregelen is tevens dat het voor vreemdelingen moeilijker wordt om toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt van de eilanden en daarmee ook tot het sociale zekerheidsstelsel van Caribisch Nederland. Mocht onverhoopt blijken dat een aanzuigende werking realiteit wordt, dan zal het kabinet nadere maatregelen overwegen. Het langer maken van de termijn van vijf jaar voor een verblijfsvergunning is daarbij één van de opties.

105 De leden van de 50PLUS-fractie vernemen ook graag wat de regering vindt van de stelling dat de eilanden gezamenlijk over de laatste vijf jaar meer dan 6 miljoen per jaar te weinig hebben ontvangen, waardoor taken niet naar behoren uitgevoerd kunnen worden.

Antwoord: In 2015 heeft Ideeversa aangegeven dat bestendiging van de huidige situatie een toevoeging aan de vrije uitkering vergt van USD 8,22 miljoen. Het is juist dat het kabinet geen extra middelen ter beschikking stelt in de vorm van vrij besteedbaar geld. Echter, sinds de transitie zijn de totale rijksmiddelen omhoog gegaan van 113 miljoen euro naar inmiddels 360 miljoen euro. Deze middelen zijn deels beschikbaar voor eilandelijke taken, zie bijvoorbeeld de recent in de meerjarenprogramma’s beschikbaar gestelde extra middelen.

106 Wat vindt de regering van het door de eilanden gemaakte verwijt dat in de kabinetsreactie op het evaluatierapport-Spies met geen woord rept over het mogelijk terugdringen van de bureaucratie die na 10-10-10 is toegenomen?

Antwoord: Zie het antwoord bij vraag 48.

107 Na 10 oktober 2010 zijn de pensioenverplichtingen van de BES-eilanden van de APNA overgenomen door Pensioen Caribisch Nederland (PCN). Kan de regering inzicht verschaffen om hoeveel ambtenaren dit ongeveer gaat? Voelt de regering zich verantwoordelijk voor een correct verloop van deze overdracht?

Antwoord: Het aantal deelnemers van APNA wiens pensioenverplichtingen zijn overgedragen door de Nederlandse Staat aan PCN bedroeg per 10 oktober 2010 ruim 5000. De overdracht van deze verplichtingen is geregeld in een overeenkomst tussen de Staat der Nederlanden en de private stichting Stichting Pensioenfonds BES. In deze overeenkomst zijn de voorwaarden van de overdracht vastgelegd. Na deze overdracht is het private fonds binnen de voorwaarden van deze overeenkomst primair zelf verantwoordelijk voor de uitvoering, evenals de overige Nederlandse pensioenfondsen.

108 Het werk van de evaluatiecommissie Spies met alle bijbehorende activiteiten was veelomvattend. Wat waren de totale kosten van de begroting en wat zijn tot op heden de totale uitgaven?

Antwoord: De totale kosten van de begroting van de evaluatiecommissie Spies bedroeg € 949.632,00 en de totale uitgaven bedroegen € 933.879,77.

Vragen en opmerkingen van de OSF-fractie

109 Het lid van de OSF-fractie verneemt graag van de regering of zij het eens is met het in het evaluatierapport-Spies beschreven gevoel dat onder de bevolking van de BES-eilanden na de structuurwijziging van 10-10-10 verarming is opgetreden. Als de regering dat gevoel deelt, waardoor meent zij dan dat deze verarming ontstaan is?

Antwoord: het kabinet herkent het beeld van de evaluatiecommissie. Hoewel – de commissie aanhalend – de beschikbare gegevens niet voldoende compleet zijn om definitieve conclusies te trekken – lijken de oorzaken te liggen in de open kwetsbare en kleinschalige economieën van de eilanden en het hoge prijsniveau, onder andere door kleinschaligheid en gebrek aan marktwerking. Ik merk overigens nog op dat het CBS onlangs heeft geconstateerd dat de koopkracht gemiddeld over zowel 2012 als 2013 is toegenomen.

110 In de reactie van de regering op het evaluatierapport blijkt niet dat de regering voornemens is om een duidelijk «voor Nederland aanvaardbaar voorzieningenniveau» te introduceren of een sociaal minimum vast te stellen voor de BES-eilanden dat daarmee in overeenstemming is. Is de regering niet van mening dat hierdoor deze drie delen van het land Nederland in een negatieve uitzonderingspositie worden geplaatst ten opzichte van de rest van Nederland?

Antwoord: Het kabinet houdt vast aan een ijkpunt voor de bestaanszekerheid dat in verhouding staat tot het WML. Werken moet ten opzichte van de uitkeringssituatie blijven lonen. Voornoemd uitgangspunt wordt ook in het Europees deel van Nederland gehanteerd. Van een uitzonderingspositie is dus geen sprake. De niveaus zijn wel verschillend, maar dat hangt samen met de uiteenlopende (sociaal-) economische context. De sleutel voor een hoger WML (en hieraan gekoppeld een hoger ijkpunt voor de bestaanszekerheid) ligt in de economische draagkracht van Caribisch Nederland. Werkgevers moeten de hogere lonen kunnen opbrengen zonder dat dit leidt tot verlies van werkgelegenheid. Tegen die achtergrond heeft de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens haar werkbezoek aan Caribisch Nederland in januari j.l. met de bestuurscolleges en de eilandsraden over het WML van gedachten gewisseld. Het gegeven dat het inkomensbeeld (zoals telkens blijkend uit de door het CBS gepubliceerde inkomensstatistiek) de basis is voor verdere groei van de niveaus van WML en uitkeringen, bevestigt de noodzaak om te werken aan economische groei en flankerende maatregelen. Dit schept perspectief voor verdere ontwikkeling.

111 Is de regering van mening dat de Algemene Bestedingsbelasting voor de BES-eilanden een verdedigbaar belastinginstrument is, gelet op het feit dat bijna het hele verbruik op de eilanden geïmporteerd moet worden en gelet op het in verhouding tot de inkomens hoge prijspeil dat het gevolg hiervan is? Hierin verschilt de situatie wezenlijk van Europees Nederland.

Antwoord: De algemene bestedingsbelasting is zeker een verdedigbaar belastinginstrument. Deze belasting heeft weliswaar invloed op het prijspeil (behalve bij vrijgestelde goederen, zoals veel eerste levensbehoeften) maar deze invloed is als zodanig beperkter van omvang dan in Europees Nederland, waar over veel goederen 21% BTW moet worden betaald in plaats van 8% (Bonaire) of 6% (Sint Eustatius en Saba) algemene bestedingsbelasting. Overigens is de algemene bestedingsbelasting een heffing die vooral consumptie en verbruik (van goederen en diensten) in de heffing betrekt. Deze heffing is zo vormgegeven dat niet alleen geïmporteerde goederen in de heffing worden betrokken maar ook lokaal geproduceerde goederen. In zoverre leidt de mate waarin het verbruik op de eilanden wordt of moet worden geïmporteerd niet tot een hogere belastingdruk. Dit is vergelijkbaar met de situatie in Europees Nederland, waar particulieren BTW moeten betalen over in de EU vervaardigde goederen, maar ook over van buiten de EU geïmporteerde goederen.

Volledigheidshalve voeg ik daar aan toe dat als onderdeel van de overgang van het oude Nederlands Antilliaanse belastingstelsel naar het nieuwe Caribisch Nederlands belastingstelsel op Bonaire de invoerrechten zijn afgeschaft. Deze invoerrechten konden afhankelijk van de aard van het geïmporteerde goed oplopen tot een tarief van tientallen procenten.

112 Is de regering van mening dat introductie van nieuwe wetgeving ter vervanging van Antilliaanse wetgeving op de BES eilanden «met terughoudendheid» is gebeurd? Heeft de regering de indruk dat het overleg met de drie eilandbesturen over nieuwe wetgeving voldoende ruimte heeft geboden aan de eilandbesturen om tot gefundeerde beoordelingen van die wetgeving te komen?

Antwoord: De regering herkent de conclusies en beelden van de commissie Spies in het evaluatierapport op dit punt. Uit de evaluatie volgt dat bij de transitie slechts in een zeer beperkt aantal gevallen Europees Nederlandse wetgeving of een daarmee vergelijkbare regeling van toepassing zijn verklaard op de BES. Vanwege het afgesproken uitgangspunt van legislatieve terughoudendheid is deze situatie in de vijf jaren na de transitie niet wezenlijk gewijzigd. Er is dus inderdaad sprake geweest van terughoudendheid bij de introductie van nieuwe wetgeving ter vervanging van de voormalig Antilliaanse wetgeving op de BES eilanden.

Uit de evaluatie volgt voorts het beeld van de eilanden dat zij in de aanloop naar de transitie zijn overspoeld met wetgeving waarvan zij in veel gevallen de gevolgen vooraf niet hebben kunnen overzien. Hoewel de ministeries de eilanden formeel de gelegenheid tot consultatie geboden, is hiervan materieel niet of nauwelijks sprake door de beperkte capaciteit, deskundigheid, ervaringen en vaardigheden op de eilanden en de tijdsdruk om de datum van 10 oktober 2010 te halen. Er is vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geprobeerd waar mogelijk de eilanden te ondersteunen bij de verwerking van de omvangrijke en complexe wetgevingsoperatie.

Na 10 oktober 2010 komt de consultatie beter uit de verf. Bij specifieke BES-wetgeving is sprake van uitgebreidere consultatie. Voorbeelden hiervan zijn de Wet Elektriciteit en Drinkwater BES en de VROM-BES. In het algemeen is de ervaring dat er meer tijd beschikbaar is, er in bepaalde gevallen sprake is van een serieuzere uitwisseling van informatie en opvattingen en er betere afspraken zijn over de consultatie. Er is sprake van een open proces, dat start met een onderzoek en met gesprekken op de eilanden, voorafgaand aan het opstellen van regelgeving.

113 Is de regering van mening dat ten behoeve van de rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof in de wetgeving voor de BES-eilanden gestreefd moet worden naar een redelijke mate van concordantie met de wetgeving in de drie Caribische landen? Zo ja, heeft de regering de indruk dat dit in de wetgevingspraktijk voldoende tot uiting is gekomen?

Antwoord: Artikel 39, eerste lid, van het Statuut schrijft voor dat een aantal onderwerpen in Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten zoveel mogelijk op overeenkomstige wijze moeten worden geregeld. Dit zgn. concordantiebeginsel betreft het onder andere het burgerlijk en straf(proces)recht. Dit beginsel heeft nog aan belang gewonnen doordat sinds 10 oktober 2010 de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba tot Nederland zijn gaan behoren. Met name voor de toepassing door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie is het concordantiebeginsel van belang. De concordantie van de BES-wetgeving met die van de wetgeving van de drie Caribische landen in essentie gewaarborgd doordat Nederland voor de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba het destijds geldend procesrecht van de Nederlandse Antillen zoveel mogelijk ongewijzigd heeft overgenomen. In het Ambtelijk Wetgevingsoverleg Koninkrijksrelaties (AWOK) tussen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten worden de procedures om concordantie van wetgeving binnen het Koninkrijk te bereiken, waar nuttig en nodig bewaakt en verstevigd.

114 Is het juist dat volgens de Antilliaanse wetgeving inwoners van de BES eilanden zich in een civiel proces konden laten vertegenwoordigen door een zaakwaarnemer, terwijl dat volgens de nu vigerende wetgeving alleen nog door een (dure) advocaat kan? Meent de regering dat hierdoor de mogelijkheid voor de bevolking om via procedures recht te zoeken geschaad wordt of zijn er voldoende (betaalbare en op alle eilanden en voor iedereen bereikbare) mogelijkheden voorhanden om daarin te voorzien?

Antwoord: Het klopt dat in de Advocatenlandsverordening van de Nederlandse Antillen bepalingen waren opgenomen die voorzagen in de mogelijkheid om in civiele zaken onder bepaalde voorwaarden als zaakwaarnemer op te treden. Die bepalingen zijn in 2010 niet overgenomen in de nu vigerende Advocatenwet BES uit oogpunt van kwaliteit van rechtsbijstand. Conform de Wet kosteloze rechtsbijstand BES is voorzien in kosteloze rechtsbijstand voor on- of minvermogenden in civiele zaken, waarbij de kosten voor rekening van het Rijk komen. In strafzaken kunnen verdachten altijd toegang krijgen tot kosteloze rechtsbijstand. Op alle eilanden is toegang tot advocaten, waarbij voor Saba en Sint Eustatius geldt dat advocaten van Sint Maarten voorzien in de rechtsbijstand voor inwoners van die eilanden.

115 Is de regering van mening dat het systeem waarbij elk ministerie eigen beslissingen neemt ten aanzien van wenselijke investeringen op de BES eilanden kan leiden tot een bevredigende afweging van prioriteiten voor de eilanden of zou een systeem van prioritering over alle beleidsonderdelen op basis van totaal beschikbare middelen tot voor de bevolking bevredigender uitkomsten kunnen leiden?

Antwoord: De departementale verantwoordelijkheid staat inderdaad voorop, net zoals in Europees Nederland. De volledige verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld VWS en OCW voor respectievelijk gezondheidszorg en onderwijs heeft tot goede resultaten geleid. De resultaten zijn ondanks financiële en personele inspanningen van het kabinet minder evident bij beleidsterreinen waar sprake is van een gedeelde verantwoordelijkheid van eilandbestuur en departement, bijvoorbeeld bij sociaaleconomische ontwikkeling. De kabinetsreactie neemt een aantal maatregelen om de regie en daarmee de resultaten te versterken, zie hiervoor het antwoord bij vraag 21.

116 Ziet de regering de functie van de Rijksvertegenwoordiger uitsluitend als vertegenwoordiging van het rijksstandpunt naar de BES eilanden of ook als vertegenwoordiging van de eilandstandpunten en overwegingen naar het kabinet en naar de diverse ministeries. Indien het laatste, heeft de regering dan de indruk dat de Rijksvertegenwoordiger hierin voldoende krachtig kan optreden?

Antwoord: Zie het antwoord bij vraag 48.

117 De regering van het land Sint Maarten geeft aan dat het land onvoldoende heeft kunnen profiteren van de sanering van de Antilliaanse schulden in 2010, zodat het is blijven zitten met een aanzienlijke geërfde schuldenlast in plaats van een gezonde start te kunnen maken. Kan de regering aangeven of zij deze zienswijze juist acht, en zo ja, waardoor deze situatie ontstaan is?

Antwoord: Conform de gemaakte afspraken uit de Slotverklaring van 2006 diende Sint Maarten het beroep op de schuldsanering te onderbouwen met (financiële) gegevens voorzien van een accountantsverklaring. Vanaf 2008 heeft Sint Maarten de tijd gehad om schuldtitels aan te dragen. Uiteindelijk is (per brief van 16 december 2011 door de Minister van BZK de schuldsanering voor Sint Maarten afgerond. Dat ook na de 4 jaar dat het loket om schuldtitels aan te dragen, nieuwe schulden boven tafel kwamen is niet de Minister van BZK te verwijten.


X Noot
1

De letter M heeft alleen betrekking op wetsvoorstel 34 300 IV.

X Noot
2

Samenstelling:

Engels (D66), Nagel (50PLUS), Van Bijsterveld (CDA), Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Van Kappen (VVD), Ester (CU), Ganzevoort (GL) (voorzitter), De Graaf (D66) (vice-voorzitter), Popken (PVV), Swagerman (VVD), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Kok (PVV), Gerkens (SP), Don (SP), Meijer (SP), Oomen-Ruijten (CDA), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Teunissen (PvdD), Vreeman (PvdA), Van Weerdenburg (PVV)

X Noot
3

Bijlage bij Kamerstukken I 2007/08, 31 200 IV, B, p. 1.

X Noot
4

Kamerstukken I 2015/16 34 300 IV, K, p. 1.

X Noot
5

Kamerstukken I 2015/16 34 300 IV, K, p. 4.

X Noot
6

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 4.

X Noot
7

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 5.

X Noot
8

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 6.

X Noot
9

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 6.

X Noot
10

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 6.

X Noot
11

Voor meer informatie over de stichting zie: http://www.myf4youth.com.

X Noot
12

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, H, p. 3.

X Noot
13

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 19 mei 2016 inzake reactie van Saba op de «Kabinetsreactie op rapport evaluatie Spies», kenmerk 334/16.

X Noot
14

Brief van de Democratic Party St Eustatius d.d. 15 mei 2016 inzake commentaar Kabinetsreactie op rapport evaluatie Spies.

X Noot
15

Bestuurscollege Bonaire, Standpunt Bonaire na Vijf jaar verbonden, p. 3.

X Noot
16

Kamerstukken II 2011/12, 33 131, nr. 3. p. 1.

X Noot
17

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 6.

X Noot
18

Kamerstukken I 2014/15, 34 000, H, B.

X Noot
19

Brief van de Bestuurscolleges van Bonaire, Sint Eustatius en Saba d.d. 1 februari 2016 inzake Reactie Bonaire, Sint Eustatius and Saba to evaluation reports, kenmerk 001–16/RZ.

X Noot
20

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 22 februari 2016 aan de Minister van BZK inzake Poverty Allevation, kenmerk 149/2016, p. 2.

X Noot
21

Kamerstukken I 2014/15, 34 300 IV, K, p. 8.

X Noot
22

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 19 mei 2016 inzake reactie van Saba op de «Kabinetsreactie op rapport evaluatie Spies», kenmerk 334/16, p. 3.

X Noot
23

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 22 februari 2016 aan de Minister van BZK inzake Poverty Allevation, kenmerk 149/2016, p. 2.

X Noot
24

Advies College Rechten van de Mens – Naar een mensenrechtelijk aanvaardbaar voorzieningeniveau voor Caribisch Nederland, april 2016. Raadpleegbaar via: http://crvdm-zoeken.stippacceptatie.nl/StippWebDLL/Resources/Handlers/DownloadBestand.ashx?id=3095.

X Noot
25

Bijlage 2 in Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K.

X Noot
26

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 4.

X Noot
27

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 5.

X Noot
28

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 2.

X Noot
29

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 22 februari 2016 aan de Minister van BZK inzake Poverty Allevation, kenmerk 149/2016, p. 3.

X Noot
30

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 19 mei 2016 inzake reactie van Saba op de «Kabinetsreactie op rapport evaluatie Spies», kenmerk 334/16, p. 2.

X Noot
31

Advies College Rechten van de Mens – Naar een mensenrechtelijk aanvaardbaar voorzieningeniveau voor Caribisch Nederland, april 2016. Raadpleegbaar via: http://crvdm-zoeken.stippacceptatie.nl/StippWebDLL/Resources/Handlers/DownloadBestand.ashx?id=3095.

X Noot
32

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, A.

X Noot
33

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, E.

X Noot
37

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 6.

X Noot
39

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 19 mei 2016 inzake reactie van Saba op de «Kabinetsreactie op rapport evaluatie Spies», kenmerk 334/16, p. 5.

X Noot
43

Brief van het Bestuurscollege van Saba d.d. 19 mei 2016 inzake reactie van Saba op de «Kabinetsreactie op rapport evaluatie Spies», kenmerk 334/16, p. 2.

X Noot
44

Kamerstukken I 2015/16, 34 300 IV, K, p. 18.

X Noot
45

Zie: Onderzoek onderhoud BES-fonds 2015, IdeeVersa, raadpleegbaar via: https://www.eerstekamer.nl/overig/20150324/onderzoek_onderhoud_bes_fonds_2015/meta.

Naar boven