34 300 IV Vaststelling van de begrotingsstaten van Koninkrijksrelaties (IV) en het BES-fonds (H) voor het jaar 2016

A BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 oktober 2015

Mede namens de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en met verwijzing naar toezeggingen aan uw Kamer, informeer ik u hierbij over de evaluatie van de justitiële rijkswetten.

In de Rijkswet Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de Rijkswet openbare ministeries van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba en de Rijkswet Raad voor de rechtshandhaving is bepaald dat de betrokken ministers van de landen binnen vijf jaar na inwerkingtreding van deze rijkswetten, dus voor 10 oktober 2015, aan de parlementen van de landen een evaluatieverslag toezenden over de doeltreffendheid en de effecten van deze rijkswetten in de praktijk.

Zoals vermeld in mijn brief van 12 november 20141 is de door Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten geformuleerde evaluatieopdracht uitgevoerd door de Evaluatiecommissie justitiële rijkswetten.

Ik zend u hierbij het eindverslag van de Evaluatiecommissie justitiële rijkswetten2 toe, waarmee ik de toezegging dit verslag voor 10 oktober 2015 aan uw Kamer te zenden gestand doe.

Samen met mijn collega Ministers van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten zal ik werken aan een appreciatie van het eindverslag van de Evaluatiecommissie. Deze appreciatie zal ik uw Kamer doen toekomen.

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


X Noot
1

Eerste Kamer 2014–2015, 34 000 IV, F.

X Noot
2

Ter inzage gelegd op de afdeling Inhoudelijke ondersteuning onder griffie nr. 158051.

Naar boven