31 200 IV
Vaststelling van de begrotingsstaat van Koninkrijksrelaties (IV) voor het jaar 2008

B
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 6 maart 2008

In haar commissievergadering van 22 januari 2008 heeft de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken gesproken over het recente werkbezoek van de parlementaire delegatie van beide Kamers der Staten-Generaal aan de Nederlandse Antillen en Aruba.

Naar aanleiding daarvan heeft de commissie1 op 5 februari 2007 een brief gestuurd aan de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met het verzoek om nadere informatie over de stand van zaken.

De minister heeft daarop bij brief van 28 februari 2008 een reactie gestuurd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijke overleg.

De griffier van de commissie,

Menninga

BRIEF AAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Den Haag, 5 februari 2008

In haar commissievergadering van 22 januari jl. heeft de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van de Eerste Kamer (NAAZ) gesproken over het recente werkbezoek van de parlementaire delegatie van beide Kamers der Staten-Generaal aan de Nederlandse Antillen en Aruba.

De leden van de commissie wensen het proces inzake de staatkundige toekomst van de Nederlandse Antillen en Aruba niet slechts op de voet te volgen, maar ook waar mogelijk een bijdrage te leveren aan het welslagen van het proces. Hiertoe is reeds een informeel gesprek met u gepland op dinsdag 4 maart 2008 en is een plenair debat met u en de minister van Justitie voorzien op dinsdag 20 mei 2008.

De commissie had echter graag op een eerder moment van u willen vernemen wat op dit moment, na het mislukte Parlementair Overleg, de stand van zaken is. Daar hiervoor om begrijpelijke redenen geen mogelijkheid is, verzoekt de commissie u hierbij op zo kort mogelijke termijn om een schriftelijke verslaglegging van uw bevindingen en ervaringen.

De griffier van de vaste commissie voor Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken van de Eerste Kamer der Staten-Generaal,

H. Menninga

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 februari 2008

Met deze brief beantwoord ik uw verzoek om informatie ten aanzien van de stand van zaken van het staatkundig proces. Per brief van 3 december 2007 heb ik u reeds de laatste viermaandelijkse voortgangsrapportage toegezonden. De volgende rapportage zal begin april worden opgesteld, deze zal ik u dan eveneens toezenden. Aanvullend informeer ik u mede namens de minister van Justitie in deze brief over de resultaten van de politieke stuurgroep van 22 januari en 16 februari jongstleden, het verloop van de zogenoemde BES-week van 28 tot en met 31 januari en het bezoek dat ik samen met de minister-president bracht aan de Nederlandse Antillen en Aruba van 10 tot en met 15 februari.

Het algemene beeld dat oprijst uit de meest recente rapportage is dat de voortgang op een aantal trajecten niet zo voorspoedig verloopt als aanvankelijk verondersteld. Dit is mede het gevolg van een aantal inhoudelijke discussies, bijvoorbeeld over de AMvRB toezicht, de aanwijzingsbevoegdheid van de minister van Justitie als lid van de Rijksministerraad en de gezamenlijke procureur-generaal voor de nieuwe landen en de BES. Hierover is op 22 januari jl. en 16 februari jl. uitvoerig gesproken in de politieke stuurgroep staatkundige veranderingen. In deze stuurgroep zijn het Land Nederlandse Antillen, Curaçao, Sint Maarten en Nederland vertegenwoordigd. Namens Nederland zijn de minister van Justitie en ik lid van de stuurgroep.

Op 22 januari is overeenstemming bereikt over de algemene maatregel van rijksbestuur Tijdelijk Financieel Toezicht. Belangrijke onderwerpen in de discussie waren de invoering van regelgeving met betrekking tot corporate governance en de voorwaarden waaronder de toekomstige landen leningen kunnen afsluiten. Met de overeenstemming over deze onderwerpen is een belangrijke stap gezet om te komen tot de schuldsanering voor het Land, Curaçao en Sint Maarten. Nadat de toelichting op de amvrb is gemaakt kan de maatregel in procedure worden gebracht. Ik verwacht dat in de tweede helft van het jaar kan worden begonnen. Naast de AMvRB is op 22 januari door de politieke stuurgroep een politieke verklaring getekend die de betrokkenheid van Sint Maarten en Curaçao regelt bij de totstandkoming van (koninkrijks)regelgeving die op hen van toepassing zal gaan worden. Dit omdat Curaçao en Sint Maarten op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden geen bevoegdheden hebben om zelfstandig te participeren in de besluitvorming over de voorstellen van consensusrijkswetten en consensus algemene maatregelen van rijksbestuur ter uitvoering van de slotverklaring van 2 november 2006. De ondertekende verklaring is bijgevoegd1.

Tijdens de stuurgroepvergadering van 16 februari is uitgebreid stilgestaan bij de andere hiervoor genoemde punten: de aanwijzigingsbevoegdheid van de minister van Justitie als lid van de Rijksministerraad en de gezamenlijke procureur-generaal voor de openbaar ministeries van nieuwe landen en van de BES. Ook hiermee zijn belangrijke stappen gezet in het staatkundige traject. Met Curaçao, Sint Maarten en het Land Nederlandse Antillen is in principe overeenstemming bereikt over de wijze waarop de genoemde punten uit de Slotverklaring worden opgenomen in de rijkswet voor het Openbaar Ministerie. De details hiervan zullen nu ambtelijk worden uitgewerkt.

Ondanks de voortgang die op een aantal inhoudelijke punten is gerealiseerd in de stuurgroep is het oorspronkelijk vastgesteld tijdschema nog steeds zeer ambitieus. De stuurgroep heeft daarom besloten om een realistische tijdsplanning op te stellen waarin expliciet rekening wordt gehouden met de rol van de adviserende en volksvertegenwoordigende organen. Zij moeten immers ook voldoende tijd hebben om de diverse regelingen te beoordelen. In de eerstvolgende stuurgroep zal hierover besluitvorming moeten plaatsvinden. Wij hechten eraan op te merken dat gedurende het opstellen van een realistische tijdplanning de inhoudelijke uitwerking van de Slotverklaring gewoon voortgaat.

De BES maken geen deel uit van de politieke stuurgroep maar zijn daarbij als waarnemer aanwezig. In het kader van de voorbereiding van nieuwe status voor de BES vindt vanzelfsprekend regelmatig overleg plaats met de BES. Een van de middelen voor het overleg is de organisatie van zogenaamde BES-weken. Van 26 tot en met 29 januari heeft een tweede BES-week plaatsgevonden. Tijdens deze week is tussen departementen en bestuurders van de BES-eilanden gesproken over het toekomstige voorzieningenniveau op de BES. Daarbij lag de nadruk op de onderwerpen die in het Overgangsakkoord van 12 februari 2007 als prioriteit zijn aangemerkt, namelijk volksgezondheid, sociale zekerheid, onderwijs en jeugd, veiligheid en financiën. De betrokken departementen hebben ten aanzien van deze onderwerpen met de BES-bestuurders gesproken over hoe zij de genoemde onderwerpen willen regelen vanaf het moment dat de nieuwe status in gaat en over verbeteringen in de uitvoering die mogelijk al eerder gerealiseerd kunnen worden.

De week heb ik afgesloten met een bestuurlijk overleg met de BES-bestuurders waarin de belangrijkste conclusies over de voorgenomen maatregelen ten aanzien van het voorzieningenniveau gezamenlijk zijn vastgesteld. Tijdens het bestuurlijk overleg heb ik overeenstemming bereikt over de uitgangspunten voor het wetsvoorstel openbare lichamen Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Daarmee zijn de contouren voor de inrichting van de toekomstige openbare lichamen vastgesteld. Tevens heb ik overeenstemming bereikt over de uitgangspunten voor het wetvoorstel financiële verhouding Bonaire, Sint Eustatius en Saba, waarmee de kaders zijn gesteld voor de financiële huishouding van de toekomstige openbare lichamen.

Beide overeengekomen uitgangspuntennotities en de conclusies van het bestuurlijk overleg1 zijn bijgevoegd. Zowel de departementen als de BES-eilanden hebben de BES-week wederom als zeer nuttig en waardevol ervaren. Dit betreft zowel de bespreking van inhoudelijke vraagstukken als de mogelijkheid elkaar persoonlijk te treffen. Vanwege de ervaren meerwaarde van de bijeenkomsten zal ik gedurende het transitieproces periodiek BES-weken organiseren.

Van 10 tot en met 15 februari bracht ik samen met de minister-president een bezoek aan de eilanden van de Nederlandse Antillen en Aruba. Tijdens het bezoek aan de eilanden is vanzelfsprekend met bestuurders gesproken over het staatkundige proces. Met de bestuurders van Sint Maarten en van Curaçao hebben wij constructieve gesprekken gevoerd waarin benadrukt is dat de eilanden de status van land binnen het Koninkrijk zullen krijgen als zij voldoen aan de criteria zoals afgesproken in de Slotverklaring van november 2005. Met name op Sint Maarten zal extra aandacht moeten worden besteed aan het op orde brengen van de rechtshandhaving en de waarborgen voor goed bestuur. Samen met het op orde brengen van financiën zijn dit voorwaarden voor een goede toekomst voor de bewoners van de eilanden. Met de drie kleine eilanden is met name gesproken over de resultaten van de BES-week, waarover ik u elders in deze brief heb geïnformeerd.

Tijdens het bezoek hebben wij een groot aantal jonge enthousiaste mensen ontmoet, zoals de jonge bestuurders op Saba en Bonaire, scholieren, studenten, jongeren bij de Antilliaanse Militie op Curaçao en talenten uit sport en cultuur. Het enthousiasme van deze jongeren voor de toekomst van het eigen eiland geeft extra energie voor het staatkundige proces. Het staatkundig proces is immers geen doel op zichzelf, maar moet de bevolking nog meer mogelijkheden geven voor ontplooiing.

In Aruba is eveneens gesproken met bestuurders over de rol van Aruba in het staatkundige proces. Minister-president Oduber heeft wederom aangegeven dat hij zal meewerken aan de nieuwe statussen voor de eilanden van de Nederlandse Antillen. Naast de ontmoetingen met de bestuurders hebben we op een middelbare school en met vertegenwoordigers van diverse maatschappelijke sectoren gesproken over de ontwikkelingen op Aruba. De conclusie van die gesprekken is dat er veel positieve ontwikkelingen zijn op Aruba, maar dat Aruba door zijn beperkte omvang ook kwetsbaar is. Blijvend investeren in bestuurlijke checks-and-balances en onderwijs en tegelijkertijd de overheidsfinanciën onder controle houden zijn de uitdagingen voor de Arubaanse regering.

Ik hoop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd over de stand van zaken van het staatkundig proces.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

A. Th. B. Bijleveld-Schouten


XNoot
1

Samenstelling:

Schuurman (CU), Werner (CDA), Van den Berg (SGP), Meindertsma (PvdA), Tan (PvdA), Meulenbelt (SP), Ten Hoeve (OSF), De Graaf (VVD), Linthorst (PvdA), voorzitter, Biermans (VVD), Noten (PvdA), Doek (CDA), Engels (D66), Thissen (GL), Hendrikx (CDA), Van Kappen (VVD), vice-voorzitter, Schaap (VVD), Hillen (CDA), Ten Horn (SP), Smaling (SP), Koffeman (PvdD), Van Bijsterveld (CDA), Strik (GL), Lagerwerf-Vergunst (CU), Vliegenthart (SP) en Yildirim (Fractie-Yildirim).

XNoot
1

Dit stuk ligt ter inzage op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffie nr. 138624.02.

XNoot
1

Deze stukken liggen ter inzage op de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffienr. 138624.02.

Naar boven