34 300 III Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken (IIIA), de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning (IIIB) en de begrotingsstaat van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (IIIC) voor het jaar 2016

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

3

     

B.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

4

     

1

Leeswijzer

4

     

2

Ministerie van Algemene Zaken

5

2.1

De beleidsagenda

5

2.2

Beleidsartikel

7

A

Algemene doelstelling

7

B

Rol en verantwoordelijkheid

7

C

Beleidswijzigingen

8

D

Budgettaire gevolgen van beleid

8

E

Toelichting artikelonderdeel

8

2.3

Agentschap Dienst Publiek en Communicatie

12

2.3.1

Begroting van baten en lasten

12

2.3.2

Kasstroomoverzicht

14

2.3.3

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

15

     

3

Kabinet van de Koning

17

A

Algemene doelstelling

17

B

Rol en verantwoordelijkheid

17

C

Beleidswijzigingen

17

D

Budgettaire gevolgen

17

E

Toelichting artikelonderdeel

18

     

4

Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten

19

A

Algemene doelstelling

19

B

Rol en verantwoordelijkheid

19

C

Beleidswijzigingen

19

D

Budgettaire gevolgen

19

E

Toelichting artikelonderdeel

19

     

Bijlagen

 

Verdiepingshoofdstuk

21

Moties en toezeggingen

22

Evaluatie- en overig onderzoek

24

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL

Wetsartikelen 1, 3 en 4

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. In afwijking van het derde lid is in het vierde lid bepaald, dat de begrotingsstaten van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten worden vastgesteld bij de wet waarmee de departementale begrotingsstaat van het Ministerie van Algemene Zaken wordt vastgesteld.

Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het jaar 2016 vast te stellen.

Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar 2016. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota.

Met de vaststelling van deze wetsartikelen worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenoemde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen baten-lastenagentschappen voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte

B. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGSARTIKELEN

1. LEESWIJZER

Deze memorie van toelichting betreft de begrotingsstaten voor het jaar 2016 van het Ministerie van Algemene Zaken (inclusief die van het agentschap Dienst Publiek en Communicatie), van het Kabinet van de Koning en van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten. Bedoelde begrotingen komen in de hoofdstukken 2 tot en met 4 aan de orde.

Achtereenvolgens wordt aandacht besteed aan het beleid van het ministerie (paragraaf 2.2) en het agentschap Dienst Publiek en Communicatie (paragraaf 2.3).

In de toelichting bij de begroting van het Kabinet van de Koning wordt achtereenvolgens ingegaan op de algemene doelstelling en de taken (paragraaf 3A) en de budgettaire gevolgen (paragraaf 3D).

In de toelichting bij de begroting van de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten wordt kort aandacht besteed aan de doelstelling van de Commissie (paragraaf 4A) en aan de budgettaire gevolgen (paragraaf 4D).

Voor wat betreft het verstrekken van beleidsinformatie wordt opgemerkt dat de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken, gelet op de aard van de werkzaamheden en het ontbreken van een specifiek beleidsveld, geen aanknopingspunten biedt tot het benoemen van maatschappelijke effecten. Dit neemt niet weg, dat in de AZ-begroting ieder jaar zo goed en zo concreet als mogelijk inzicht wordt gegeven in de activiteiten. Waar mogelijk en zinvol zijn deze gevat in output-indicatoren.

In deze begroting zijn alle begrotingsartikelen ingevuld volgens de actuele Rijksbegrotingsvoorschriften, exclusief het voorschrift voor een centraal apparaatsartikel. De apparaatsuitgaven maken – in afwijking van de voorschriften en met instemming van de Minister van Financiën – onderdeel uit van de programma-artikelen. Tevens is in deze begroting de rol en de verantwoordelijkheid van de Minister ingevuld aan de hand van de Verantwoord Begroten voorschriften.

Groeiparagraaf

Ten opzichte van vorig jaar zijn er geen significante wijzigingen opgenomen in de begroting.

2. MINISTERIE VAN ALGEMENE ZAKEN

2.1 DE BELEIDSAGENDA

Voor het Ministerie van Algemene Zaken en de Minister-President staan, overeenkomstig artikel 45 van de Grondwet, het algemene regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid daarvan, centraal. In 2016 zijn in dat kader de volgende onderwerpen relevant.

Economische groei

In 2015 heeft het economisch herstel van de Nederlandse economie doorgezet. Het beleid van het Nederlandse kabinet is daarbij de afgelopen jaren gericht geweest op het op orde brengen van de schatkist, het eerlijk delen en het stimuleren van duurzame economische groei. Het kabinet kan het niet alleen, maar heeft zich de afgelopen jaren wel ingezet om de optimale omstandigheden te creëren voor economisch herstel. Voor volgend jaar voorziet het CPB een verdere versterking van het groeivermogen, waarmee Nederland de jaren van een lange recessie achter zich lijkt te gaan laten. Het groeipad van de economie blijft echter op een lager niveau steken dan men voor de crisis gewend was. Om het voorzieningenniveau (zorg, sociale zekerheid en onderwijs) op peil te houden zal er dus gewerkt moeten worden aan een verdere versterking van het groeivermogen. In dit kader zal het kabinet in het najaar van 2015 voorstellen doen voor een belastingherziening.

Veiligheid

Sinds het aantreden van het kabinet in 2012 is hard aan gewerkt aan het veiliger maken van Nederland. Het kabinet zet deze inspanningen in 2016 voort. Het is de verwachting dat de dreigingen en risico’s voor de nationale veiligheid voor de middellange en lange termijn aanhouden. Of het nu gaat om de onrust aan de buitengrenzen van Europa, of om de conflicten in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Het onderkennen en tegengaan van deze dreigingen en risico’s vereist een krachtige aanpak, nationaal en internationaal, waarbij alle partners in de veiligheidsketen zijn betrokken. Het kabinet bewaakt daarbij de balans tussen repressieve en preventieve maatregelen.

Nederland in Europa

De Europese samenwerking zal in 2016 voor Nederland in het teken staan van het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie in de eerste helft van 2016. Het kabinet wil het Nederlandse voorzitterschap in dienst stellen van het helpen bereiken van concrete resultaten op de vijf doelstellingen van de strategische agenda, die is vastgesteld door de Europese Raad van juni 2014:

  • 1. een Unie van banen, groei en concurrentievermogen;

  • 2. een Unie die alle burgers activeert en beschermt;

  • 3. een Energie Unie met een toekomstgericht klimaatbeleid;

  • 4. een Unie van vrijheid, veiligheid en recht en

  • 5. de Unie als sterke mondiale speler.

Bij het aankoersen op concrete resultaten op de vijf doelstellingen van de strategische agenda hanteert het kabinet als uitgangspunten dat de Europese Unie zich moet richten op hoofdzaken, innovatieve groei en banen en verbinding. Deze uitgangspunten vormen het perspectief van waaruit Nederland de activiteiten beziet die het in het kader van het EU-voorzitterschap zal ontplooien. Dat geldt zowel de inhoudelijke doelstellingen van het voorzitterschap in de verschillende Raadsformaties (het «wat») als de manier waarop Nederland te werk wil gaan (het «hoe»). Hierbij moet worden aangetekend dat het roulerende voorzitterschap sinds het Verdrag van Lissabon vooral een dienende rol heeft gekregen: de werkzaamheden van het voorzitterschap bestaan in belangrijke mate uit het verder brengen van de lopende dossiers van regelgeving en beleid.

Zowel voor de Minister-President als voor de overige leden van het kabinet zal het eerste semester van 2016 in het teken staan van intensieve contacten met andere lidstaten, het Europees Parlement en de Europese Commissie ten dienste van het voorzitterschap. Nederland is voorzitter van de Raad, maar niet van de Europese Raad en van de Raad Buitenlandse Zaken. In de Europese Raad zal de Minister-President wel het voorzitterschap vertegenwoordigen. Ook zal hij de voornemens en resultaten van het voorzitterschap presenteren in het Europees Parlement.

Tot slot

Het Ministerie van Algemene Zaken bestaat budgettair gezien voor een groot deel uit de interdepartementale shared-serviceorganisatie Dienst Publiek en Communicatie (circa 40%). Voorts bestaat het Ministerie van Algemene Zaken uit het bureau van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, de Rijksvoorlichtingsdienst en het Kabinet van de Minister-President (tevens secretariaat ministerraad). De directe ondersteuning van de ministerraad en van de Minister-President omvat circa 20% van het geheel. Het Kabinet van de Koning (KvdK) en de Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) behoren formatief en budgettair eveneens tot de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken. Tot slot wordt er toezicht gehouden door de directie Concerncontrol en wordt het ministerie ondersteund door de directie Bedrijfsvoering.

2.2 BELEIDSARTIKEL

2.2.1 Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

A. Algemene doelstelling

Het Ministerie van Algemene Zaken coördineert het algemeen regeringsbeleid. Doel is de Minister-President en de ministerraad adequaat te ondersteunen door beleidsinhoudelijke voorbereiding en afstemming en de woordvoering en communicatie hierover.

De ambtelijke ondersteuning van de Minister-President richt zich met name op de inhoudelijke advisering ter voorbereiding van de ministerraad en de onderraden. Deze advisering ligt voor het grootste deel bij het Kabinet van de Minister-President (KMP) en het secretariaat van de ministerraad. De woordvoering van de Minister-President en de ministerraad is een taak van de Rijksvoorlichtingsdienst (RVD).

De Rijksvoorlichtingsdienst coördineert voorts het algemeen communicatiebeleid van de rijksoverheid. Hiertoe zijn alle departementen vertegenwoordigd in de VoorlichtingsRaad (VoRa). Leidende kernbegrippen zijn eenheid in presentatie naar inhoud en vorm, adequate beschikbaarheid, toegankelijkheid en herkenbaarheid van informatie, en het duiden en gebruiken van signalen uit de samenleving.

Het regeringsbeleid is gebaat bij inzichten in ontwikkelingen en vraagstukken die op langere termijn de samenleving beïnvloeden. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) draagt op een wetenschappelijk gefundeerde manier aan dergelijke inzichten bij. De raad heeft tot taak tijdig te wijzen op tegenstrijdigheden in en te verwachten knelpunten voor het regeringsbeleid, dilemma’s te formuleren over de grote beleidsvraagstukken en beleidsalternatieven aan te dragen. De WRR kan zich bezighouden met alle gebieden van (potentieel) regeringsbeleid.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President is als voorzitter van de ministerraad (art. 45, lid 2 en 3 Grondwet) verantwoordelijk voor «het bevorderen van de eenheid van het algemeen regeringsbeleid». Dat komt op verschillende manieren tot uitdrukking. Zo spreekt de Minister-President na afronding van het formatieproces namens het nieuwe kabinet de regeringsverklaring uit en gaat hij daarover met de Tweede Kamer in debat. Voorts verantwoordt de Minister-President zich jaarlijks over het algemeen regeringsbeleid tijdens de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag. De Minister-President is ook verantwoordelijk voor het in stand houden en zo nodig aanpassen van het stelsel van overleg en besluitvorming, zoals dat vorm krijgt in de ministerraad en onderraden.

Voorts is de Minister-President verantwoordelijk voor coördinatie van het algemeen communicatiebeleid, zoals het bevorderen van de eenheid in presentatie en adequate publiekscommunicatie.

Het Ministerie van Algemene Zaken ondersteunt de Minister-President in zijn rol als voorzitter van de rijksministerraad, van de ministerraad en van de onderraden van de ministerraad alsmede in zijn rol als lid van de Europese Raad en als verantwoordelijke voor de coördinatie van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

De Minister-President heeft een aantal verantwoordelijkheden op het gebied van buitenlands beleid. Deze houden onder meer verband met zijn lidmaatschap van de Europese Raad. Voorts vertegenwoordigt de Minister-President Nederland op diverse internationale bijeenkomsten, zoals topontmoetingen van de VN en de NAVO. Ook brengt hij, in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, bezoek aan landen en regio’s indien het bredere Nederlandse belang daarmee is gediend.

Verder heeft de Minister-President een bijzondere verantwoordelijkheid ten aanzien van het Koninklijk Huis. Alle ministers dragen op grond van artikel 42 van de Grondwet ministeriële verantwoordelijkheid, maar in de praktijk is het in de eerste plaats de Minister-President die daarover in de Kamer verantwoording aflegt, eventueel met één of meer andere betrokken ministers.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn geen beleidswijzigingen.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel Budgettaire gevolgen van beleid artikel Eenheid van het algemeen regeringsbeleid (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

62.086

61.101

59.240

58.825

57.537

57.546

57.554

               

Uitgaven

56.146

61.101

59.240

58.825

57.537

57.546

57.554

Waarvan juridisch verplicht

   

90,7%

       
               

Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid (RVD) apparaatsuitgaven

1.668

4.913

4.934

4.935

4.951

4.951

4.957

               

Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling (WRR) apparaatsuitgaven

451

689

594

594

594

594

594

               

Apparaatsuitgaven

31.084

32.900

31.641

31.298

29.994

30.003

30.005

Personele uitgaven

18.388

           

– waarvan eigen personeel

17.446

           

– waarvan externe inhuur

340

           

– waarvan overige personele uitgaven

602

           

Materiële uitgaven

12.696

           

– waarvan ICT

3.037

           

– waarvan bijdrage aan SSO's

6.227

           

– waarvan overige materiele uitgaven

3.432

           
               

Bijdrage agentschap

             

Dienst Publiek en Communicatie

22.943

22.599

22.071

21.998

21.998

21.998

21.998

               

Ontvangsten

4.017

4.726

4.425

4.425

4.425

4.425

4.425

E. Toelichting artikelonderdeel

Coördinatie van het algemeen communicatie- en regeringsbeleid

Algemeen Regeringsbeleid

Beraadslaging en besluitvorming over het algemeen regeringsbeleid en de bevordering van de eenheid van beleid is de taak van de ministerraad. Deze staat onder voorzitterschap van de Minister-President. Het Kabinet van de Minister-President ondersteunt de Minister-President in deze taak in nauwe samenwerking met de RVD.

Uit het oogpunt van taakverdeling en efficiënte besluitvorming worden voorstellen waarover de ministerraad dient te besluiten veelal eerst voorgelegd aan een onderraad van de ministerraad. Een dekkend stelsel van onderraden bestrijkt het gehele terrein van rijksbeleid. De Minister-President is voorzitter van alle onderraden.

Naast de ministerraad functioneert de ministerraad van het Koninkrijk (de zogeheten rijksministerraad). Aan de vergaderingen van de rijksministerraad nemen naast de leden van de ministerraad gevolmachtigde ministers van Aruba, Curaçao en Sint Maarten deel. In de vergadering van de rijksministerraad komen alle aangelegenheden van het Koninkrijk die meer dan één van de landen raken aan de orde.

Gemeenschappelijk Communicatiebeleid

De Rijksvoorlichtingsdienst en de directies Communicatie van de andere ministeries werken intensief samen om het gemeenschappelijke communicatiebeleid van de rijksoverheid vorm te geven en uit te voeren. In de Voorlichtingsraad (VoRa) komen alle directeuren Communicatie samen. De VoRa ontwikkelt initiatieven op het vlak van overheidscommunicatie, adviseert de ministerraad hierover (gevraagd en ongevraagd) en bundelt de uitvoering in de shared-serviceorganisatie Dienst Publiek en Communicatie (DPC).

Rijks- en kabinetsbrede communicatie

Het communicatiebeleid is geënt op drie kernbegrippen: eenduidigheid, herkenbaarheid en toegankelijkheid. Deze krijgen concreet vorm in bijvoorbeeld afstemming tussen publieks- en persvoorlichters, persberichten over ministerraadsbesluiten, het beheer van de rijksbrede huisstijl, communicatie in campagnes, rijksbrede interne communicatie en de verdere ontwikkeling en het beheer van de rijksbrede website www.rijksoverheid.nl.

De VoRa heeft een gemeenschappelijk jaarprogramma opgesteld voor efficiënte en effectieve communicatie van kabinet en rijksoverheid. In het jaarprogramma staan meerjarige ambities op het gebied van gemeenschappelijke communicatie, onderverdeeld in drie thema’s: communicatie over kabinetsbeleid, een behulpzame overheid, en een communicatieve organisatie. Jaarlijks worden enkele projecten binnen deze thema’s vastgesteld. Voor 2016 is dit bijvoorbeeld de presentatie van het Nederlands kabinetsbeleid in het buitenland en de verdere afstemming tussen de social media-kanalen van de diverse departementen. Departementen werken – in woord en beeld – samen bij de voorlichting over (voorgenomen) kabinetsbesluiten. Daarnaast zoekt de VoRa naar mogelijkheden om overheidsinformatie beter aan te laten sluiten op de context van mensen en om de informatie overheidsbreed aan te bieden. Signalen uit de samenleving worden opgevangen en beschikbaar gesteld voor beleidsontwikkeling. Ten slotte streeft de VoRa ernaar om organisaties van de rijksoverheid toe te rusten om communicatief te handelen in de netwerksamenleving. Instrumenten hiertoe zijn bijvoorbeeld kennisdeling, interne cursussen, en de uitwisseling van medewerkers.

Bijdrage aan de lange termijn beleidsontwikkeling

De WRR geeft de regering gevraagd en ongevraagd advies over maatschappelijke vraagstukken die onderwerp zijn of kunnen worden van het regeringsbeleid. De raad kan zelfstandig en onafhankelijk thema’s agenderen die naar zijn oordeel een grote mate van urgentie en maatschappelijke relevantie bezitten. Tegelijkertijd staat de raad in nauwe verbinding met de ambtelijke en politieke instanties die betrokken zijn bij de totstandkoming van het regeringsbeleid. De raad stelt zijn voorgenomen activiteiten vast in een werkprogramma, na overleg met de Minister-President, gehoord de ministerraad. Door zijn oriëntatie op de langere termijn, multidisciplinaire aanpak en focus op sectoroverstijgende vraagstukken vormt de WRR een verbindende schakel tussen kennis en beleid en draagt daarmee bij aan de eenheid van het regeringsbeleid.

Werkprogramma

De WRR houdt zich in 2015/2016 o.m. bezig met de volgende thema’s en bijbehorende projecten:

Arbeid, welzijn en zorg

  • Toekomst van werk

  • Middenklassen onder druk?

Economie, innovatie en technologie

  • Financialisering

  • Big data, privacy en veiligheid

Globalisering en Europeanisering

  • Publieke taken in de Europese Unie

  • Veiligheids- en defensiebeleid

Voor de inhoudelijke beschrijvingen van de projecten wordt verwezen naar het Werkprogramma 2015–2016 op de website van de WRR: www.wrr.nl.

Werkwijze

De WRR hanteert een werkwijze die uitgaat van productdifferentiatie en maatwerk. Naast advisering via schriftelijke rapportages aan de regering, verkennende studies, artikelen, essays en internetbijdragen organiseert de raad ook mondelinge briefings en bijdragen aan een gerichte beleidsdialoog met het kabinet en de beide Kamers. Behalve de regering, het parlement, de ambtelijke en bestuurlijke wereld benutten ook andere partijen in de samenleving de inzichten van de WRR, zoals non-profitorganisaties, de media en het bedrijfsleven. De raad organiseert expertmeetings, conferenties, workshops en debatten, vaak ook in samenwerking met universiteiten, onderzoeksinstellingen, andere adviesraden en de planbureaus. Ter bevordering van de «netwerksynergie» met de adviescolleges van de Kaderwet Adviescolleges en de planbureaus, voert de raad regulier overleg met de voorzitters en secretarissen van deze instellingen. Op deze wijze draagt de raad bij aan het verbinden van de werelden van wetenschap, advisering en beleid, en het actief agenderen van maatschappelijke vraagstukken in het publieke debat.

Prestatiegegevens

De WRR heeft de taak complexe, weerbarstige thema’s en beleidsdilemma’s te agenderen. Soms «leeft» een thema al bij de start van WRR-project en hebben de bijdragen van de raad direct en meetbaar invloed, soms gaat er geruime tijd overheen voordat ze doorwerking hebben in het beleid of het maatschappelijke debat. De tabel biedt een kwantitatief overzicht van de output.

Prestatiegegevens

2016

Rapporten, Verkenningen, Policy Briefs

6

Overige publicaties

4

Mondelinge briefings voor, en gesprekken met bewindslieden en kamerleden

15

Overige briefings met beleidsmakers

10

Conferenties, workshops, expertmeetings

25

Lezingen en debatten

30

2.3 AGENTSCHAP DIENST PUBLIEK EN COMMUNICATIE

2.3.1 Begroting van baten en lasten

De kwaliteit van het rijksbeleid staat of valt bij de uitvoering ervan. Voor de communicatiediscipline is die uitvoering door het Rijk belegd bij het Agentschap Dienst Publiek en Communicatie (DPC). DPC is een gemeenschappelijke dienst en is verantwoordelijk voor de uitvoering van gemeenschappelijke taken op het gebied van campagnemanagement, media-inkoop, beeldadvies, communicatieadvies en -onderzoek, communicatiediscipline op Rijksportaal, professionalisering, publieksvoorlichting, webadvies en rijksoverheid.nl.

Begroting van baten-lastenagentschap DPC voor het jaar 2016 (Bedragen x € 1.000)
 

2014 Stand Slotwet

2015 Vastgestelde begroting, ontwerpbegroting

2016

2017

2018

2019

2020

Baten

             

Omzet moederdepartement

24.636

22.599

22.071

21.998

21.998

21.998

21.998

Omzet overige departementen

46.751

32.731

36.937

38.827

38.827

38.827

38.827

Omzet derden

20.908

26.186

27.947

26.111

26.111

26.111

26.111

Rentebaten

19

0

0

0

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

320

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

15

0

0

0

0

0

0

Totaal baten

92.649

81.515

86.955

86.936

86.936

86.936

86.936

               

Lasten

             

Apparaatskosten

             

– Personele kosten

12.129

11.996

11.920

11.874

11.874

11.874

11.874

waarvan eigen personeel

9.804

10.996

10.920

10.874

10.874

10.874

10.874

– waarvan externe inhuur

1.970

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

– waarvan overige personele kosten

354

0

0

0

0

0

0

– Materiële kosten

78.978

69.519

75.034

75.062

75.062

75.062

75.062

– waarvan ICT

1.339

4.530

4.989

5.026

5.062

5.062

5.062

– waarvan bijdrage aan SSO's

0

0

0

0

0

0

0

– waarvan overige materiele kosten

77.639

64.989

70.045

70.036

70.000

70.000

70.000

               

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Afschrijvingskosten

0

0

0

0

0

0

0

Overige kosten

             

– dotaties voorzieningen

712

0

0

0

0

0

0

– bijzondere lasten

90

0

0

0

0

0

0

Totaal lasten

91.909

81.515

86.955

86.936

86.936

86.936

86.936

               

Saldo van baten en lasten

740

0

0

0

0

0

0

Baten

Omzet moederdepartement

Dit betreft de vergoeding c.q. bijdrage van het moederdepartement voor opdrachten voortkomend uit de uitvoering van collectieve taken voor de (in de VoorlichtingsRaad) samenwerkende departementen. Deze post bevat de bijdrage voor producten die gefinancierd worden vanuit de Taakbijdrage. Dit is een bijdrage die door alle ministeries in het verleden is overgeboekt naar het Ministerie van Algemene Zaken voor de uitvoering van het gemeenschappelijke communicatiebeleid.

Product

Omzet per product

Inkoopadvies

534

Campagnes

1.683

Media-inkoop

14.438

Beeldmateriaal

300

Opleidingsprogramma's

345

Communicatieonderzoek

623

Rijksportaal

181

Vraagbeantwoording

692

Rijksoverheid.nl

995

Online advies

2.280

Totaal

22.071

Omzet overige departementen

De omzet bevat tevens de media-inkoop van de overige departementen die via DPC plaatsvindt. Het gaat hierbij om een geraamd bedrag van ruim 50 miljoen in 2016 met name media-inkoop verricht door de departementen Infrastructuur en Milieu, Financiën, Defensie en Economische Zaken. Dit betreft dus geen reguliere bijdragen van de departementen. De kosten die hiermee samenhangen zijn terug te vinden binnen de materiële kosten.

Omzet derden

Naast de departementen en de daaronder ressorterende organisaties kunnen ook zbo’s, rwt’s, staatsdeelnemingen en medeoverheden gebruik maken van de dienstverlening op het gebied van media-inkoop en media-administratie.

Het aandeel in de totale mediaomzet van deze derden bedraagt ongeveer de helft van het totale volume. Door de bijdrage van deze derden in de omzet is DPC in staat betere tarieven te verkrijgen bij de media-exploitanten. Op deze manier draagt de omzet van deze derden bij aan lagere uitgaven voor de rijksoverheid voor de inkoop van mediaruimte.

Lasten

Personele kosten

De post personeelskosten omvat de kosten van ambtelijk personeel en uitzendkrachten. De toegestane formatie van DPC bedraagt in 2016 maximaal 147,6 fte. De verwachting is dat de personele kosten vanaf 2016 stabiel blijven.

Materiële kosten

Het grootste deel van de materiële kosten worden bepaald door de inkoop van mediaruimte. In 2016 wordt met name bij het cluster Media Inkoop een lichte stijging verwacht, de oorzaak van de stijging is omdat de mediabestedingen zullen toenemen.

De dienst is gehuisvest in panden van het Ministerie van Algemene Zaken. De uitgaven voor de gebruikerszaken lopen via de begroting van dit ministerie en worden voor een deel aan het moederdepartement betaald via de vergoeding voor ontvangen diensten. De huisvesting van Algemene Zaken maakt geen deel uit van het rijkshuisvestingsstelsel.

Saldo van baten en lasten

Verwacht resultaat is dat de kosten volledig gedekt worden door de opbrengsten.

2.3.2 Kasstroomoverzicht
Kasstroomoverzicht over het jaar 2016 (Bedragen x € 1.000)

(x € 1.000)

             
 

2014 Stand Slotwet

2015 Vastgestelde begroting, ontwerpbegroting

2016

2017

2018

2019

2020

1. Rekening-courant RHB 1 januari (incl. deposito)

18.717

21.308

21.007

21.007

21.007

21.007

21.007

2. Totaal operationele kasstroom

2.591

0

0

0

0

0

0

-/- totaal investeringen

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

3. Totaal investeringkasstroom

0

0

0

0

0

0

0

-/- eenmalige uitkering aan moederdepartement

0

– 301

0

0

0

0

0

+/+ eenmalige storting door het moederdepartement

-/- aflossingen op leningen

+/+ beroep op leenfaciliteit

4. Totaal financieringskasstroom

0

– 301

0

0

0

0

0

               

5. Rekening-courant RHB 31 december (1+2+3+4)

21.308

21.007

21.007

21.007

21.007

21.007

21.007

Toelichting

Het kasstroomoverzicht geeft inzicht in de kapitaaluitgaven en -ontvangsten en geeft aan hoeveel kasmiddelen in de verslagperiode beschikbaar komen c.q. zijn gekomen (de herkomst van middelen) en op welke wijze gebruik wordt of is gemaakt van deze kasmiddelen (de besteding van middelen).

Het liquiditeitssaldo wordt veroorzaakt doordat het saldo van de nog te betalen facturen aan media-exploitanten neerslaat bij DPC als liquide middelen, terwijl deze middelen in het verleden neersloegen bij het door DPC ingeschakelde media bureau. Daarnaast zal het ultimo saldo van elk jaar in de toekomst vrij hoog zijn als gevolg van vaak relatief hoge media omzet in het vierde kwartaal wat ook leidt tot een hoger liquiditeitssaldo. Dit effect loopt echter weg in de eerste maand van het daarop volgende jaar.

2.3.3 Overzicht doelmatigheidsindicatoren

In onderstaande tabel is informatie weergegeven over de doelmatigheidsindicatoren van DPC.

Indicator

Norm 2014

Realisatie 2014

Norm 2015

Norm 2016

Saldo baten en lasten

0%

0,8%

0%

0%

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

Max. 146,6

136,2

Max. 146,6

Max. 147,6

Ziekteverzuimpercentage

5,5%

3,1%

5,5%

5,5%

Service niveau telefonie

80% binnen 40 sec.

82,4%

80% binnen 40 sec.

80% binnen 40 sec.

Service niveau e-mail

95% binnen 48 uur

100%

95% binnen 48 uur

95% binnen 2 werkdagen

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid telefonie

7,5

7,5

7,5

4

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid e-mail

7

7,4

7

3

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid internet

7

7,3

7

7

Klanttevredenheid dienstverlening door Academie voor Overheidscommunicatie

7,5

7,9

7,5

7,5

Media-index RTV

25%

29,3%

25%

25%

Media-index Interactieve Media

21%

19,8%

21%

10%

Media-index Print

32%

42,0%

32%

32%

Toelichting

Mede naar aanleiding van de in 2015 afgeronde doorlichting van DPC worden de prestatie-indicatoren geëvalueerd. De uitkomsten van de evaluatie zullen worden meegenomen vanaf de begroting 2017.

Saldo van baten en lasten

Het saldo van baten en lasten als percentage van de totale baten. DPC streeft er naar kostenneutraal te opereren.

FTE-totaal (exclusief externe inhuur)

Deze indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van DPC zich in fulltime equivalenten (fte) ontwikkelt en geeft het maximum aantal in te zetten fte weer.

Ziekteverzuimpercentage

Het ziekteverzuim wordt uitgedrukt in een voortschrijdend jaargemiddeld percentage per kalenderjaar. DPC streeft ernaar om ruim onder dit percentage te blijven.

Service niveau telefonie

Deze indicator geeft aan binnen hoeveel tijd een telefonisch gestelde vraag correct afgehandeld dient te worden.

Service niveau e-mail

Deze indicator geeft aan binnen hoeveel tijd een via e-mail gestelde vraag correct afgehandeld dient te worden.

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid telefonie

Resultaat van een onafhankelijke meting via het Burgertevredenheidsonderzoek. In dit onderzoek wordt de kwaliteit van de telefonische vraagbeantwoording vanuit burgerperspectief beoordeeld.

Vanaf 2015 wordt een nieuw onderzoek toegepast en wordt de uitkomst vanaf 2016 weergegeven in een vijfpuntschaal in plaats van een tienpuntschaal.

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid e-mail

Resultaat van een onafhankelijke meting via het Burgertevredenheidsonderzoek. In dit onderzoek wordt de kwaliteit van de vraagbeantwoording via e-mail vanuit burgerperspectief beoordeeld. Vanaf 2015 wordt een nieuw onderzoek toegepast en wordt de uitkomst vanaf 2016 weergegeven in een vijfpuntschaal in plaats van een tienpuntschaal.

Kwaliteitsindicator burgertevredenheid internet

Resultaat van een onafhankelijke meting via het Burgertevredenheidsonderzoek. In dit onderzoek wordt de kwaliteit van de vraagbeantwoording via internet vanuit burgerperspectief beoordeeld.

Klanttevredenheid dienstverlening door Academie voor Overheidscommunicatie

Aan de hand van de evaluaties van de deelnemers aan de opleidingen, die de Academie aanbiedt, wordt de waardering van de opleiding berekend.

Media-index RTV

Deze index geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op radio en televisie in plaats van per individuele opdrachtgever.

Media-index Interactieve Media

De index interactieve media geeft het netto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte op alle interactieve media. Er wordt geen inkoopvoordeel behaald wanneer mediaruimte is verkregen door middel van een veiling. De norm voor 2016 is neerwaarts aangepast omdat interactieve media steeds vaker wordt ingekocht met behulp van veilingen.

Media-index Print

Deze index geeft het bruto inkoopvoordeel weer dat behaald is door het collectief inkopen van mediaruimte in alle printtitels en out-of-home mogelijkheden. Dit voordeel betreft de verkregen korting op de tarieven die worden vermeld op de tariefkaart.

3. KABINET VAN DE KONING

A. Algemene doelstelling

Het Kabinet van de Koning (KvdK) draagt zorg voor de ambtelijke ondersteuning van de Koning bij de uitoefening van zijn constitutionele taken en fungeert als schakel tussen Koning en ministers. Het KvdK is tevens belast met de bewaring en het overdragen van oorspronkelijke staatsstukken.

Het werkaanbod wordt bepaald door externe factoren (agenda van de Koning, staatsstukken vanuit de ministeries, verzoekschriften van burgers).

Taken

  • a. Namens de Koning onderhouden van contacten met bewindslieden, commissarissen van de Koning en andere hoogwaardigheidsbekleders;

  • b. Informatie verzamelen en op grond hiervan de Koning schriftelijk en mondeling informeren, in het bijzonder ten behoeve van zijn gesprekken met de Minister-President en met andere binnenlandse en buitenlandse hoogwaardigheidsbekleders, staats- en andere buitenlandse bezoeken, bezoeken aan andere landen van het koninkrijk en werkbezoeken;

  • c. Opstellen en overbrengen van boodschappen aan staatshoofden van vreemde mogendheden;

  • d. Voeren van correspondentie namens de Koning;

  • e. Tijdig en in correcte vorm aan de Koning ter tekening of ter goedkeuring voorleggen van alle door de ministeries aangeboden staatsstukken en het verzorgen van de daarbij behorende correspondentie;

  • f. Behandelen en doorgeleiden van aan de Koning gerichte verzoekschriften;

  • g. Archiveren van staatsstukken en in goede en geordende staat bewaren daarvan (volgens de Archiefwet).

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en het Kabinet van de Koning zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening van het ministerie en de van toepassing zijnde planning & controlcyclus.

C. Beleidswijzigingen

N.v.t.

D. Budgettaire gevolgen

Opbouw verplichtingen/ uitgaven (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

2.338

2.335

2.318

2.301

2.302

 

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

31

8

8

8

8

10

Nieuwe mutaties:

             

Extrapolatie

           

2.302

Stand ontwerpbegroting 2016

2.335

2.369

2.343

2.326

2.309

2.310

2.312

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

2.338

2.335

2.318

2.301

2.302

 

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

31

8

8

8

8

10

Nieuwe mutaties:

             

Extrapolatie

           

2.302

Stand ontwerpbegroting 2016

2.342

2.369

2.343

2.326

2.309

2.310

2.312

E. Toelichting artikelonderdeel

De uitgaven van het Kabinet van de Koning worden rechtstreeks doorbelast naar de begroting van de Koning. Deze doorbelasting leidt tot ontvangsten op de begrotingsstaat van het Kabinet van de Koning.

4. COMMISSIE VAN TOEZICHT BETREFFENDE DE INLICHTINGEN- EN VEILIGHEIDSDIENSTEN

A. Algemene doelstelling

Op grond van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv) is er een Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD), die belast is met:

  • a. het toezicht op de rechtmatigheid van de uitvoering van hetgeen bij of krachtens de Wiv en de Wet veiligheidsonderzoeken is gesteld;

  • b. het gevraagd of ongevraagd inlichten en adviseren van de bij de Wiv betrokken ministers (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie en Algemene Zaken) aangaande de door de commissie geconstateerde bevindingen;

  • c. het adviseren van de betrokken ministers over het onderzoeken en het beoordelen van klachten;

  • d. het ongevraagd adviseren van de betrokken ministers over het uitbrengen van verslag aan personen, ten aanzien van wie bepaalde bevoegdheden zijn uitgeoefend door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, is verantwoordelijk voor het beheer van de begrotingsstaat van de CTIVD. Tussen het Ministerie van Algemene Zaken en de CTIVD zijn afspraken gemaakt over de dienstverlening op het gebied van de bedrijfsvoering door het ministerie en de van toepassing zijnde planning & controlcyclus.

C. Beleidswijzigingen

N.v.t.

D. Budgettaire gevolgen

Opbouw verplichtingen/ uitgaven (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

1.078

1.078

1.078

1.078

1.078

 

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

5

5

5

5

5

5

Nieuwe mutaties:

             

Extrapolatie

           

1.078

Intensivering van de veiligheidsketen

   

500

500

500

500

500

Stand ontwerpbegroting 2016

1.039

1.083

1.583

1.583

1.583

1.583

1.583

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Stand ontwerpbegroting 2015

 

0

0

0

0

0

0

Mutatie eerste suppletoire begroting 2015

 

0

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2016

31

0

0

0

0

0

0

E. Toelichting artikelonderdeel

De begrotingsstaat van de CTIVD bevat de apparaatsuitgaven ten behoeve van de uitvoering van de taken van de CTIVD. De verhoging van het begrotingsbedrag van de CTIVD is voor extra investeringen die voortvloeien uit de versterking van de veiligheidsketen. Het betreft onder andere het uitbreiden van het onderzoekscapaciteit en het instellen en opbouwen van de kenniskring.

Bijlagen

Verdiepingshoofdstuk

Eenheid van het algemeen regeringsbeleid

Opbouw verplichtingen/uitgaven (x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Stand ontwerpbegroting 2015

59.429

59.103

58.755

57.461

57.466

 
               
 

Mutaties NvW 2015

 

Mutaties amendement 2014

 

Mutaties eerste suppletoire begroting 2015

2.209

196

195

195

195

201

               
 

Nieuwe mutaties:

           

1

Extrapolatie

         

57.466

2

Desaldering overheadvergoeding

38

38

38

38

38

38

3

Overboeking Beeldcentrum rijksoverheid

   

– 73

– 73

– 73

– 73

4

Overboeking Groepsondernemingsraad Rijk

– 78

– 78

– 78

– 78

– 78

– 78

5

Overboeking Symposium WRR

15

         

6

Compensatie eindafrekening DKH 2014

– 500

         

7

Overboeking transitie rijksschoonmaakorganisatie

– 12

– 19

– 12

– 6

– 2

0

 

Stand ontwerpbegroting 2016

61.101

59.240

58.825

57.537

57.546

57.554

Ad6. Vanuit de AZ-begroting wordt compensatie geleverd voor een incidentele overschrijding van de begroting van de Koning bij de Dienst van het Koninklijk Huis (DKH, zie toelichting in de Begroting van de Koning 2016).

Opbouw ontvangsten (x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

 

Stand ontwerpbegroting 2015

4.295

4.295

4.295

4.295

4.295

 
               
 

Mutaties eerste suppletoire begroting 2015

393

92

92

92

92

92

               
 

Nieuwe mutaties:

           

1

Extrapolatie

         

4.295

2

Desaldering overheadvergoeding

38

38

38

38

38

38

 

Stand ontwerpbegroting 2016

4.726

4.425

4.425

4.425

4.425

4.425

Moties en toezeggingen

Omschrijving van de motie of toezegging

Vindplaats

Stand van zaken

Het kabinet zal in mei 2015 de evaluatie van de begroting van de Koning presenteren. Bij de evaluatie zullen de voor- en nadelen van de huidige belastingvrijdom worden betrokken en de hoogte van de grondwettelijke uitkeringen

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

De Minister-President heeft de Kamer geïnformeerd. Zie Kamerstukken II 2014–2015 34 000 I, nr. 11.

De Minister-President zal de Kamer informeren over het kabinetsstandpunt omtrent de mogelijke openstelling voor het publiek van de Oranjezaal in Huis ten Bosch in de periode dat het paleis wordt verbouwd.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

De Minister voor Wonen en Rijksdienst heeft de Kamer geïnformeerd. Zie Kamerstukken II 2014–2015 34 000 XVIII, nr. 22.

Bij de verbouwing van de paleizen zal energiezuinigheid een onderdeel van de planvorming zijn.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

Bij de verdere invulling van de plannen zal energiezuinigheid nader worden geconcretiseerd.

In de begroting Algemene Zaken 2016 zal een beschouwing worden opgenomen over de wijze waarop in andere landen wordt omgegaan met het beginsel van eenheid van regeringsbeleid.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

Deze toezegging is uitgewerkt in onderstaande toelichting bij dit overzicht.

De Minister-President zal bevorderen dat het kabinet, waar het maar enigszins mogelijk is, zich zal houden aan de termijn van drie weken voor de beantwoording van schriftelijke vragen vanuit de Kamer. Daar waar het sneller kan, zal het sneller gebeuren. Als de termijn niet wordt gehaald zal transparanter worden gecommuniceerd.

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

De toezegging is uitgevoerd.

Tijdens het Nederlands voorzitterschap in de EU zal aandacht worden besteed aan het Meerjarig Financieel Kader, aan het bevorderen van economische groei en banen en aan het verbeteren van de werking van de EU (subsidiariteitsvraagstuk).

Begrotingsbehandeling 2015, 7 oktober 2014

Toezegging is uitgevoerd: zie beleidsagenda en de kabinetsbrief met de prioriteiten voor het EU-voorzitterschap, Kamerstukken II 2014–2015 34 139, nr. 1.

Eenheid van regeringsbeleid

De grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad (art. 45, derde lid, Grondwet) luidt als volgt: «De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid». Het reglement van orde voor de ministerraad, dat ook van toepassing is op de onderraden en commissies van de raad, bepaalt nader welke onderwerpen in de raad worden behandeld en behoren tot het algemeen regeringsbeleid. Volgens het reglement geldt voor de beraadslagingen van de raad een geheimhoudingsplicht (art. 26). De leden van de raad zijn gebonden aan de besluiten van de raad (art. 12).

Deze hoofdelementen van de homogeniteit van het kabinet betekenen onder meer dat individuele bewindspersonen in beginsel geen uitlatingen doen die niet passen bij de grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad, zijn reglement van orde en de collectieve verantwoordelijkheid van de leden van de raad.

Dit uitgangspunt geldt, mutatis mutandis, ook voor de Nederland omringende lidstaten van de EU. Deze kennen geen grondwettelijke taakomschrijving van de ministerraad als in Nederland en hebben eigen regelingen over de verhoudingen tussen kabinet, regeringsleider en staatshoofd. Enigszins vergelijkbaar zijn evenwel bepalingen in de Duitse Grondwet (art. 65) en het reglement van orde voor de Bondsregering (art. 17). Verder kent de Belgische ministerraad geen grondwettelijke taakomschrijving of reglement van orde terwijl het Verenigd Koninkrijk op dit punt beschikt over een «ministerial code» (2010). Deze laatste bevat enkele specifieke bepalingen over uitlatingen, met name art. 8.3 («Ministers should ensure that their statements are consistent with collective government policy. Ministers should take special care in referring to subjects which are the responsibility of other ministers»).

In onze verhoudingen zijn uitlatingen van individuele bewindspersonen over algemeen regeringsbeleid waarover het kabinet besluit toegelaten als en voor zover deze verenigbaar zijn met artikel 26 van het reglement van orde voor de ministerraad. Dit is onder meer het geval bij besluiten die na een vergadering van de raad bekend worden gemaakt zoals benoemingen, bij zaken die geen uitstel dulden en, in uitzonderlijke gevallen, een aantekening die een of meer leden bij een besluit hebben geplaatst.

In de gevallen waarin geen sprake is van een op basis van het reglement van orde voor de ministerraad genomen besluit over een bepaald onderwerp van algemeen regeringsbeleid, kunnen uitlatingen van individuele bewindspersonen over een dergelijk onderwerp plaatsvinden indien vaststaat dat deze in overeenstemming zijn met de individuele en collectieve ministeriële verantwoordelijkheid voor een goede taakuitoefening van de ministerraad, zijn onderraden en commissies. Dit kan het geval zijn indien uit de aard van de situatie waarin dergelijke uitlatingen zijn gedaan onmiskenbaar volgt dat de eenheid van beleid in de zin van art. 45 Grondwet en het reglement van orde voor de ministerraad niet aan de orde kan zijn, zoals bij een verkiezingscampagne, partijbijeenkomst, beschouwingen over de langere termijn of het optreden als lid van de Staten-Generaal (art. 57, derde lid, Grondwet).

Evaluatie- en overig onderzoek

Soort onderzoek

Titel/onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

1. Onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

       

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

Jaarevaluatie campagnes 2014

1

01-01-2015

20-05-2015

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/jaarverslagen/2015/05/20/jaarevaluatie-campagnes-rijksoverheid-2014.html

Naar boven