34 284 Groen onderwijs

Nr. 8 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 3 maart 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Economische Zaken over de brief van 10 december 2015 over het besluit tot wijziging van de berekening van de rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum (Kamerstuk 34 284, nr. 5).

De vragen en opmerkingen zijn op 20 januari 2016 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken voorgelegd. Bij brief van 2 maart 2016 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Vermeij

Adjunct-griffier van de commissie, Konings

Inhoudsopgave

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

2

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

3

 

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

4

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

5

III

Volledige agenda

10

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het voorgenomen besluit tot wijziging van de berekening van de rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum (Kamerstuk 34 284 nr. 5) en de reactie op de motie Van Meenen c.s. (Kamerstuk 34 284 nr. 6). Naar aanleiding van de onderliggende stukken hebben deze leden nog enkele vragen.

De leden van de VVD-fractie willen vragen naar de passage in de toelichting bij het voorgenomen besluit dat het ondersteuningsbedrag in plaats van in september in november zal worden vastgesteld. De Staatssecretaris geeft aan dat dit tot weinig problemen zal leiden. Deze leden willen vragen tegen welke problemen de onderwijsinstellingen zouden kunnen aanlopen. Is er nu nog voldoende ruimte, tijd en flexibiliteit voor onderwijsinstellingen om hiermee rekening te houden?

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit voorgenomen besluit tot stand is gekomen? Is er voorafgaand overleg geweest met de sector, de AOC Raad? Hoe past dit voorgenomen besluit in de Meerjarige Investerings Programma’s (MIP’s) van het groene onderwijs?

De leden van de VVD-fractie zouden graag aan de Staatssecretaris willen vragen hoe de kwaliteit van het groene onderwijs gewaarborgd blijft met dit voorgenomen besluit. Ook om aan de vraag naar gekwalificeerde mensen te kunnen blijven voldoen. Kan de Staatssecretaris hier nader op ingaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige besluit. De aanpassing van de berekeningswijze van de rijksbijdrage voor voorbereidend beroepsonderwijs bij agrarische opleidingscentra (aoc’s) is noodzakelijk in verband met de invoering van het passend onderwijs. Het ondersteuningsbedrag dat aoc’s ontvangen per leerling van het leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs wordt gelijk aan het bedrag dat geldt voor het voorbereidend beroepsonderwijs dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigt. Welke prikkels bestaan er, zo vragen deze leden, opdat de aoc’s het ondersteuningsbedrag ook daadwerkelijk aanwenden voor de betrokken zorgleerlingen?

De leden van de PvdA-fractie wijzen op het rapport Prijsfactoren onder de loep van de Advies Commissie Herziening Prijsfactoren MBO van juni 2014 (Kamerstuk 31 524, nr. 209), waarin werd gesteld dat de prijsfactoren voor groen onderwijs herzien moesten worden omdat de toenmalige prijsfactoren onvoldoende meewogen dat groen onderwijs veel kenmerken heeft van technisch onderwijs. Werden aan dit rapport ook consequenties verbonden voor de bekostiging van groen voorbereidend beroepsonderwijs? Zo ja, hoe is dit geschied? Zo nee, welke overwegingen lagen daaraan ten grondslag?

In het groen voortgezet onderwijs maken de leerlingenaantallen een groei door van 34.000 in 2014 naar zo’n 36.000 in 2017. Welke budgettaire gevolgen gaat dit hebben, zo vragen de deze leden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het besluit tot wijziging van de berekening van de rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum en de reactie op de motie Van Meenen c.s. (Kamerstuk 34 284 nr. 6). Zij hebben hier enkele vragen en opmerkingen over.

Deze leden zien graag dat groen onderwijs op eenzelfde soort financiering per student kan rekenen als regulier onderwijs. Zij krijgen bij de beantwoording graag een staatje waarbij de financiering per student in regulier (technisch) onderwijs wordt afgezet tegen de financiering van groen onderwijs. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een meerjarig overzicht.

Deze leden vinden de uitvoering van de motie over groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 34 300, nr. 91) onduidelijk. Kan de Staatssecretaris de uitvoering en het tijdspad nader verhelderen? Zij vinden het van belang dat bij de uitvoering goed overlegd wordt met, en geluisterd wordt naar, het onderwijsveld en vragen de Staatssecretaris hoe hij dit vorm geeft.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het besluit tot wijziging van de berekening van de rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum en de reactie op de motie Van Meenen c.s. (Kamerstuk 34 300, nr. 91) om groen onderwijs onder te brengen bij het Ministerie van OCW.

Deze leden betreuren dat dit kabinet nog steeds niets heeft ondernomen om de financiering van het groen onderwijs op orde te brengen.

Zij vragen of de Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) en Minister van OCW bereid zijn om in 2016 de bekostiging per leerling bij de aoc’s gelijk te trekken met die van de roc’s. Zo nee, waarom niet? Kunt u garanderen dat de bekostiging per leerling in 2016 gelijk ligt tussen de aoc’s en de roc’s?

Klopt het dat de aoc’s dit jaar te maken hebben met een tekort van miljoenen? Hoeveel bedraagt dit tekort volgens u, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

Deze leden vragen of u inzichtelijk kunt maken op welke wijze de grotere aanwas van het aantal leerlingen in de afgelopen jaren in het groen onderwijs bekostigd wordt.

Hebben de Staatssecretaris en de Minister in beeld welke gevolgen de huidige grote bezuiniging zal hebben op het groen onderwijs en met name op de aoc’s? Bent u zich er van bewust dat deze bezuinigingen ten koste zullen gaan van de kleine opleidingen en de kwaliteit bij de aoc’s? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Is de Staatssecretaris bekend welke kleine opleidingen dreigen te verdwijnen? Zo ja, wat zijn de gevolgen voor het Nederlandse agrarische bedrijfsleven, met name de primaire sector, als de kleine opleidingen verdwijnen?

Bent u bereid om de ongelijkheid in de bekostiging van het groen onderwijs en regulier onderwijs ongedaan te maken in de Voorjaarsnota? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorstander van een gelijke bekostiging van het door het Ministerie van Economisch Zaken bekostigde onderwijs ten opzichte van het door het Ministerie van OCW bekostigde onderwijs. Deze leden begrijpen dat het ondersteuningsbedrag als opslag op de prijs per leerling wel gelijk is bij het Ministerie van EZ en het Ministerie van OCW, maar dat dat de prijs per leerling bij het door het Ministerie van EZ bekostigde onderwijs aangepast moet kunnen worden op basis van de begrotingsruimte. Deze leden vragen wat dit in de praktijk zal betekenen voor het door het Ministerie van EZ bekostigde onderwijs, nu de aoc’s te maken krijgen met een forse bezuinigingsopgave. Zij vragen de Staatssecretaris een indicatie te geven van de prijs per leerling die in het schooljaar 2016–2017 zal gelden voor leerlingen binnen het door het Ministerie van EZ bekostigde onderwijs versus leerlingen binnen het door het Ministerie van OCW bekostigde onderwijs. Hoe gaat de Staatssecretaris voorkomen dat de prijs per leerling bij het door het door het Ministerie van EZ bekostigde onderwijs te veel gaat afwijken van het door het Ministerie van OCW bekostigde onderwijs? Is de Staatssecretaris het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat de begrotingsruimte op de EZ-begroting an sich er niet toe mag leiden dat deze verschillen onaanvaardbaar groot worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie juichen een onderzoek naar een overheveling van het groene onderwijs naar OCW en de hieraan te verbinden voorwaarden allereerst van harte toe. Deze leden vragen de Staatssecretaris wat het kabinet verstaat onder een «strategische meerjarige ontwikkelagenda voor het groen onderwijs voor de komende tien jaar». Graag zouden zij een nadere invulling hiervan zien. De leden van de ChristenUnie-fractie constateren dat er nog steeds geen duidelijkheid is over hoe de bezuiniging van € 33 miljoen moet worden ingevuld. Deze leden hebben al eerder aangegeven dat het hier om een forse bezuiniging gaat, die de basisbekostiging van de aoc’s met 15% vermindert. Zij betreuren het dat de Staatssecretaris geen mogelijkheden heeft gezien om deze taakstelling anders in te vullen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven welke concrete maatregelen de aoc’s in zijn optiek moeten nemen om deze bezuiniging door te voeren. Acht hij het haalbaar dat deze bezuinigingen in 2016 volledig tot realisatie komen? Tot slot vragen deze leden wat de gevolgen zijn van het uitstellen van het besluit over de overheveling van het groene onderwijs voor de financiering van de Wageningen Universiteit. Is de Staatssecretaris bereid om uitvoering te geven aan de motie Dik-Faber/Bruins (Kamerstuk 34 300 XII, nr.131) die de regering verzoekt te waarborgen dat er een gelijk financieel speelveld ontstaat voor Wageningen University, waarbij de technische opleidingen op dezelfde wijze worden gefinancierd als opleidingen bij technische universiteiten en het Ministerie van EZ een sterkere vakinhoudelijke rol gaat spelen in de gouden driehoek van groen onderwijs/wetenschap, bedrijfsleven en overheid? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de voortgang is van zijn gesprekken met Wageningen University over de condities en randvoorwaarden waarbinnen de kwalitatieve en duurzame groei van de universiteit kan plaatsvinden?

II Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

Vragen van de leden van de VVD-fractie

Vraag

De leden van de VVD-fractie willen vragen naar de passage in de toelichting bij het voorgenomen besluit dat het ondersteuningsbedrag in plaats van in september in november zal worden vastgesteld. Deze leden willen vragen tegen welke problemen de onderwijsinstellingen zouden kunnen aanlopen. Is er nu nog voldoende ruimte, tijd en flexibiliteit voor onderwijsinstellingen om hiermee rekening te houden?

Antwoord

Het besluit is technisch van aard en regelt alleen een wijziging van de berekeningswijze van de rijksbijdrage voor het voorbereidend beroepsonderwijs. Deze wijziging is naar aanleiding van de invoering van het passend onderwijs.

In de huidige situatie ontvangt vbo-groen in een agrarisch opleidingscentrum (aoc) in september voor het daaropvolgende kalenderjaar (t), op basis van de op dat moment bekende aantallen leerlingen, voorlopige informatie over de bekostiging voor het vbo-groen. Deze is gebaseerd op tellingen van t-2.

In december ontvangen de scholen voor het daaropvolgende kalenderjaar op basis van de werkelijke aantallen leerlingen en de eventuele bijgestelde bedragen per leerling de voorgenomen rijksbijdragen. Deze rijksbijdragen zijn gebaseerd op de tellingen van t-1.

Met het voorgenomen besluit wordt de voorlopige informatie over de bekostiging drie maanden later bekend gemaakt. Dit betekent dat de termijn opschuift van september naar december voor het daaropvolgend kalenderjaar. Het effect hiervan is dat er geen sprake meer is van voorlopig bekende aantallen leerlingen, maar van werkelijke aantallen te bekostigen leerlingen.

Deze wijziging zal niet tot problemen leiden bij de aoc’s als het gaat om de begrotingsplanning, aangezien de aoc’s op basis van eigen informatie voor de zomervakantie voor het daaropvolgend kalenderjaar reeds inzicht hebben in het werkelijk aantal ingeschreven leerlingen.

Vraag

Kan de Staatssecretaris aangeven hoe dit voorgenomen besluit tot stand is gekomen? Is er voorafgaand overleg geweest met de sector, de AOC Raad? Hoe past dit voorgenomen besluit in de Meerjarige Investerings Programma’s (MIP’s) van het groene onderwijs?

Antwoord

De gevolgen van het besluit zijn besproken met de AOC Raad. De AOC Raad heeft geen bezwaren geuit tegen dit voorgenomen besluit. Het onderhavig besluit heeft geen relatie met de meerjareninvesteringsprogramma’s (MIP).

Vraag

De leden van de VVD-fractie zouden graag aan de Staatssecretaris willen vragen hoe de kwaliteit van het groene onderwijs gewaarborgd blijft met dit voorgenomen besluit. Ook om aan de vraag naar gekwalificeerde mensen te kunnen blijven voldoen. Kan de Staatssecretaris hier nader op ingaan?

Antwoord

De kwaliteit van het groen onderwijs wordt als gevolg van dit besluit niet nadelig beïnvloed. De kwaliteit wordt vooral geborgd binnen de onderwijsinstellingen aan de hand van de bestaande kwaliteitszorgsystemen. Hierbij wordt ook rekening gehouden met de noodzakelijke kwalificaties die worden gesteld aan vmbo-leerlingen in voorbereiding op het vervolg beroepsonderwijs (mbo).

Vragen van de leden van de PvdA-fractie

Vraag

Het ondersteuningsbedrag dat aoc’s ontvangen per leerling van het leerwegondersteunend onderwijs of praktijkonderwijs wordt gelijk aan het bedrag dat geldt voor het voorbereidend beroepsonderwijs dat het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) bekostigt. Welke prikkels bestaan er, zo vragen deze leden, opdat de aoc’s het ondersteuningsbedrag ook daadwerkelijk aanwenden voor de betrokken zorgleerlingen?

Antwoord

Het ondersteuningsbedrag wordt op basis van het aantal lwoo- en pro-leerlingen verstrekt aan een aoc. De middelen voor ondersteuningsbekostiging zijn ook bij een aoc onderdeel van de lumpsum (rijksbijdrage). De aoc’s zijn zelf verantwoordelijk voor het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs aan lwoo- en pro-leerlingen en de besteding van deze middelen.

Vraag

De leden van de PvdA-fractie wijzen op het rapport Prijsfactoren onder de loep van de Advies Commissie Herziening Prijsfactoren MBO van juni 2014 (Kamerstuk 31 524, nr. 209), waarin werd gesteld dat de prijsfactoren voor groen onderwijs herzien moesten worden omdat de toenmalige prijsfactoren onvoldoende meewogen dat groen onderwijs veel kenmerken heeft van technisch onderwijs. Werden aan dit rapport ook consequenties verbonden voor de bekostiging van groen voorbereidend beroepsonderwijs? Zo ja, hoe is dit geschied? Zo nee, welke overwegingen lagen daaraan ten grondslag?

Antwoord

Op verschillende momenten in het afgelopen jaar heb ik, samen met de Minister van OCW, uw Kamer hierover schriftelijk geïnformeerd. Er zijn meerdere rapporten beschikbaar gesteld aan de Kamer over de financiering van het door EZ en OCW bekostigd mbo-onderwijs. In de Kamerbrief «Scenario’s bekostiging AOC’s» (TK, 2015–2016, 34 284, nr.4) is aangegeven hoe het kabinet omgaat met de verschillende uitkomsten van deze onderzoeken. Het kabinet concludeert dat in 2016 met de Panteia-methode bijna gelijke uitgaven per student overblijven (ongeveer € 50 euro per student verschil) in het groen mbo-onderwijs in vergelijking met het OCW-mbo-onderwijs. Hierbij zijn de prijsfactoren, cascade en diplomabekostiging, die in de bekostigingssystematiek wel een rol spelen, niet meegenomen.

Bij de bekostiging van het groen onderwijs is het uitgangspunt het volgen van de bekostiging OCW (OCW-conform). Hiervoor geldt dat het budgettair kader op de EZ-begroting voor 2016 taakstellend is voor wat betreft de beschikbare bekostigingsmiddelen. De invulling van de taakstelling voor het groen onderwijs uit het Regeerakkoord wordt in gezamenlijkheid ingevuld met het groen onderwijs, bedrijfsleven en overheid via de Ontwikkelagenda Groen onderwijs.

De bekostiging van het groen onderwijs zal een onderwerp worden bij de uitvoering van de motie Van Meenen c.s.

Het rapport Prijsfactoren onder de loep van de Advies Commissie Herziening Prijsfactoren MBO van juni 2014 (Kamerstuk 31 524, nr. 209) gaat over het middelbaar beroepsonderwijs en niet over het voorbereidend beroepsonderwijs. Het voorbereidend beroepsonderwijs kent een eigen bekostigingssystematiek.

Vraag

In het groen voortgezet onderwijs maken de leerlingenaantallen een groei door van 34.000 in 2014 naar zo’n 36.000 in 2017. Welke budgettaire gevolgen gaat dit hebben, zo vragen de deze leden.

Antwoord

De groei in het groen voortgezet onderwijs van 34.000 in 2014 naar zo’n 36.000 in 2017 wordt opgevangen binnen het bestaand budgettair kader op de EZ-begroting en kan daarmee worden gefaciliteerd.

Vragen van de leden van de SP-fractie

Vraag

De leden van de SP-fractie zien graag dat groen onderwijs op eenzelfde soort financiering per student kan rekenen als regulier onderwijs. Zij krijgen bij de beantwoording graag een staatje waarbij de financiering per student in regulier (technisch) onderwijs wordt afgezet tegen de financiering van groen onderwijs. De leden van de SP-fractie ontvangen graag een meerjarig overzicht.

Antwoord

Ik verwijs u hierbij naar het rapport Panteia behorend bij de brief Sectoronderwijs (TK, 2015–2016, 34 284, nr.1). In dit rapport wordt per onderwijssector (vmbo tot aan wo) inzichtelijk gemaakt hoe de financiering per leerling/student zich heeft ontwikkeld. Hierbij wordt ook, waar mogelijk, ingegaan op verschillen vanuit het perspectief «technisch georiënteerd onderwijs».

Vraag

De leden van de SP-fractie vinden de uitvoering van de motie over groen onderwijs naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Kamerstuk 34 300, nr. 91) onduidelijk. Kan de Staatssecretaris de uitvoering en het tijdspad nader verhelderen? Zij vinden het van belang dat bij de uitvoering goed overlegd wordt met, en geluisterd wordt naar, het onderwijsveld en vragen de Staatssecretaris hoe hij dit vorm geeft.

Antwoord

Bij de uitvoering van deze motie zal ik, samen met de Minister van OCW, een onderzoek uitvoeren zoals verwoord in onze gezamenlijke reactie op de motie (TK 34 284, nr. 6). Het groen onderwijs zal actief worden betrokken bij de uitvoering van dit onderzoek.

Zoals gesteld zullen de uitkomsten van het onderzoek na de zomer 2016 met de Kamer worden gedeeld.

Vragen van de leden van de CDA-fractie

Vraag

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris van EZ en Minister van OCW bereid zijn om in 2016 de bekostiging per leerling bij de aoc’s gelijk te trekken met die van de roc’s. Zo nee, waarom niet? Kunt u garanderen dat de bekostiging per leerling in 2016 gelijk ligt tussen de aoc’s en de ROC’s?

Antwoord

Zie antwoord op vragen van de PvdA-fractie.

Vraag

De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het klopt dat de aoc’s dit jaar te kampen hebben met een tekort van miljoenen. En wat de gevolgen zijn voor het groen onderwijs en met name de aoc’s? En wat zijn de gevolgen voor het agrarische bedrijfsleven.

Antwoord

Het kabinet onderkent dat de besparingen op de subsidies het groen onderwijs voor een uitdaging plaatsen. De taakstelling bedraagt € 33,0 mln vanaf 2016 aan basisbekostigingsgerelateerde zaken als praktijkleren en collectieve ondersteuning en slaat voornamelijk neer bij de aoc’s. De aoc’s hebben zich in de afgelopen drie jaar kunnen voorbereiden op deze taakstelling en hebben de meerjarige begrotingen hierop aangepast. Een deel van de verstrekte subsidies in het kader van de MIP’s voor de periode 2013–2015 is nog niet tot besteding gekomen. De aoc’s hebben de mogelijkheid om dit in 2016 en 2017 te doen. De aangekondigde Ontwikkelagenda Groen Onderwijs biedt ruimte om te komen tot structuurverbeteringen, waarmee de taakstelling effectief kan worden ingevuld. In de komende maanden gaat het groen onderwijs samen met EZ en het bedrijfsleven deze agenda invullen. Ik zal hierbij monitoren of de ingezette structuurverbeteringen ook leiden tot de gewenste vakinhoudelijke vernieuwing, financiële effecten en borging van de kwaliteit van het groen onderwijs.

Vraag

De CDA-fractie vraagt zich af op welke wijze de grotere aanwas van het aantal leerlingen in de afgelopen jaren in het groen onderwijs is bekostigd. Wat zijn de gevolgen voor de kleine opleidingen en de kwaliteit van de aoc’s?

Antwoord

De groei in het aantal leerlingen is binnen de bestaande budgettaire kaders van EZ bekostigd. De onderwijsbegroting is hiervoor in de afgelopen jaren aangevuld. De groei werkt vertraagd door in de onderwijsbekostiging. Voor de WU zijn er specifieke afspraken gemaakt bij de groei en krimp van leerlingenaantallen (2% afbufferingsmaatregel). De effecten voor kleine opleidingen en de kwaliteit van de aoc’s kan worden ondervangen door structuurverbeteringen door te voeren. Bijvoorbeeld door de samenwerking tussen aoc’s te vergroten waarbij kleine opleidingen en hieraan gekoppelde (praktijkleer)faciliteiten zoveel mogelijk worden geconcentreerd. Ook het bedrijfsleven kan bijdragen aan de instandhouding van arbeidsmarktrelevante kleine opleidingen en hieraan gekoppelde faciliteiten.

Vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Vraag

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de Staatssecretaris een indicatie te geven van de prijs per leerling die in het schooljaar 2016–2017 zal gelden voor leerlingen binnen het door het Ministerie van EZ bekostigde onderwijs versus leerlingen binnen het door het Ministerie van OCW bekostigde onderwijs. Is de Staatssecretaris het met de leden van de ChristenUnie-fractie eens dat de begrotingsruimte op de EZ-begroting an sich er niet toe mag leiden dat deze verschillen onaanvaardbaar groot worden?

Antwoord

De prijzen per leerling voor het voorbereidend groen beroepsonderwijs (schooljaar 2015–2016) zijn door EZ vastgesteld bij regeling (StCrt.2015,nr. 42070).

Prijzen

2015

2016

Bedrag per leerling

€ 6.860,24

€ 6.789,70

LWOO-ondersteuningsbedrag

€ 3.799,95

€ 4.275,251

X Noot
1

gelijk getrokken aan OCW

Het onderzoek naar de onderwijsbekostiging door Panteia heeft een vergelijking gemaakt voor de periode 2004 tot en met 2014. Voor 2015 en 2016 heeft EZ de procentuele prijsstijging bij OCW gevolgd. Voor 2017 worden de cijfers eind 2016 bekend gemaakt.

Vraag

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris wat het kabinet verstaat onder een «strategische meerjarige ontwikkelagenda voor het groen onderwijs voor de komende tien jaar». De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de Staatssecretaris aan te geven welke concrete maatregelen de aoc’s in zijn optiek moeten nemen om deze bezuiniging door te voeren. Acht hij het haalbaar dat deze bezuinigingen in 2016 volledig tot realisatie komen?

Antwoord

In de reactie op de motie Van Meenen c.s. (Kamerstuk 34 300, nr. 91) en in de brief Sectoronderwijs (Kamerstuk 34 284, nr.1) heb ik, samen met de Minister van OCW, aangegeven dat de strategische meerjarige ontwikkelagenda bedoeld is om de noodzakelijke vernieuwingsslag van het groen onderwijs te koppelen aan structuurverbeteringen waarmee het groen onderwijsmodel toekomstbestendig wordt gemaakt voor de komende tien jaar. Deze structuurverbeteringen maken het mogelijk om de taakstelling uit het Regeerakkoord op te vangen.

De concrete invulling hiervan wordt een zaak van het groen onderwijs zelf in overeenstemming met het bedrijfsleven en EZ. In de komende maanden zal hieraan worden gewerkt met als doel om deze agenda na de zomer 2016 vast te stellen. Vervolgens zal een meerjarig uitvoeringstraject worden gestart om de ambities en maatregelen te implementeren. Hierbij zullen de bezuinigingen niet volledig in 2016 tot realisatie komen. Overigens is het zo dat het groen onderwijs sinds eind 2012 op de hoogte is van deze taakstelling en zich hierop heeft voorbereid. Dit mede dankzij de impuls uit de MIP’s (2013–2015) waarbij ik de resterende middelen voor kennis en innovatie beschikbaar heb gesteld. Een deel van deze middelen komt in latere jaren (vanaf 2016) tot besteding.

Vraag

Is de Staatssecretaris bereid om uitvoering te geven aan de motie Dik-Faber/Bruins (Kamerstuk 34 300 XII, nr.131) die de regering verzoekt te waarborgen dat er een gelijk financieel speelveld ontstaat voor Wageningen University, waarbij de technische opleidingen op dezelfde wijze worden gefinancierd als opleidingen bij technische universiteiten en het Ministerie van EZ een sterkere vakinhoudelijke rol gaat spelen in de gouden driehoek van groen onderwijs/wetenschap, bedrijfsleven en overheid? Kan de Staatssecretaris aangeven wat de voortgang is van zijn gesprekken met Wageningen University over de condities en randvoorwaarden waarbinnen de kwalitatieve en duurzame groei van de universiteit kan plaatsvinden?

Antwoord

Bij de begrotingsbehandeling op 3 december jl. heb ik de motie Dik-Faber/Bruins (Kamerstuk 34 300 XIII, nr.131) ontraden.

Ik heb daarbij aangegeven dat Wageningen Universiteit (WU) nadrukkelijk is betrokken bij de (uitvoerings)agenda’s die worden opgesteld in het kader van het topsectorenbeleid. WU wordt eveneens betrokken bij het overleg dat ik met het groen onderwijs voer over een Meerjarige Strategische Ontwikkelagenda. Deze is gericht op structuurverbeteringen om het groen onderwijsmodel duurzaam te borgen binnen het stelsel door bijvoorbeeld investeringen in cross-overs met het door OCW bekostigde onderwijs, vernieuwing van de vakinhoudelijke visie vanuit de EZ-beleidsagenda en het vergroten van de betrokkenheid van EZ bij het groen onderwijs.

Daarnaast ben ik met WU in gesprek over de condities en randvoorwaarden waarbinnen kwalitatieve en duurzame groei van de universiteit kan plaatsvinden. Onderdeel hiervan is de bekostiging van WU in relatie tot die van de technische universiteiten en mogelijke alternatieven voor de 2%-afbufferingsregel. Dit loopt mee in het traject als reactie op de motie Van Meenen c.s.

III Volledige agenda

Aanbieding besluit tot wijziging van de berekening van de rijksbijdrage voorbereidend beroepsonderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum. Kamerstuk 34 284, nr. 5 – Brief regering d.d. 10-12-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam.

Reactie op motie van het lid Van Meenen c.s. over groen onderwijs onderbrengen bij OCW (Kamerstuk 34 300 VIII, nr. 52). TK 34 284 nr. 6 – Brief regering d.d. 18-12-2015, Staatssecretaris van Economische Zaken, M.H.P. van Dam.

Naar boven