34 284 Groen onderwijs

Nr. 4 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP EN STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 oktober 2015

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) is toegezegd een reactie te geven op het rapport van Berenschot1 «Scenario’s bekostiging AOC’s», dat in opdracht van de AOC raad is opgesteld (Handelingen II 2015/16, nr. 3, item 6). Tijdens de APB is aandacht gevraagd voor het standpunt van de AOC Raad, gebaseerd op een onderzoek van Berenschot, dat het groen onderwijs lager bekostigd zou worden in vergelijking tot het OCW onderwijs.

Zoals aangegeven in de brief van 28 september 2015 (Kamerstuk 34 281, nr. 2) hebben we de uitkomsten van het rapport van Berenschot laten valideren. In deze brief willen we de belangrijkste uitkomsten van de validatie met u delen en onze reactie daarop geven. Het volledige rapport is als bijlage toegevoegd2.

Achtergrond van de onderzoeken

Op 15 september 2015 hebben we u een brief gestuurd over het sectoronderwijs (Kamerstuk 34 284, nr. 1). Bij deze brief was een rapport van Panteia toegevoegd over de onderwijsbekostiging door de Ministeries van OCW en EZ in de periode 2004–2014 (hierna Panteia I). De hoofdconclusie uit het Panteia-rapport was dat het groen onderwijs in het verleden relatief ruimhartig is gefinancierd.

De AOC-Raad heeft door Berenschot het rapport «Scenario’s bekostiging AOC’s» laten opstellen waarin de gevolgen van de aangekondigde bezuinigingen vanaf 2016 voor de aoc’s doorgerekend zijn.

Wij hebben Panteia gevraagd om dit rapport te valideren en daarbij te onderzoeken welke aannames er zijn gedaan bij de berekeningen en in hoeverre deze aannames overeen komen met het eerdere onderzoek van Panteia. Daarbij heeft Panteia ook de uitgaven per student in 2015 en 2016 berekend voor zowel het door EZ bekostigde «groene» mbo-onderwijs als het door OCW bekostigde mbo. In het vervolg van deze brief noemen wij dit onderzoek Panteia II.

Verklaring voor verschil tussen onderzoeken

Panteia I concludeerde dat het groen mbo tot en met 2014 ongeveer € 1.000 per student per jaar meer ontving dan het OCW mbo. Berenschot heeft geconcludeerd dat het groen mbo vanaf 2016 jaarlijks bijna € 1.000 minder ontvangt dan het OCW mbo.

Dit verschil kan door drie factoren verklaard worden:

  • Ten eerste heeft Panteia I de periode tot en met 2014 onderzocht en richt het onderzoek van Berenschot zich op 2016. Dit is relevant omdat na 2015 de groen plus-subsidies van EZ voor groen onderwijs wegvallen3.

  • Ten tweede neemt Panteia I alle rijksuitgaven ten behoeve van de mbo-instellingen mee. Berenschot kijkt alleen naar de lumpsum van de opleidingen op niveau 2 t/m 4 en niet naar onder andere de lumpsum voor de entree-opleiding en aanvullende bekostiging/subsidies.

  • Ten derde heeft Berenschot in één van de twee berekeningen de bekostigingssystematiek mbo 2015 (inclusief prijsfactoren, cascade en diplomabekostiging) gehanteerd en neemt Panteia I dit niet mee.

Op basis van deze verschillen blijkt het volgende. Als de rekenmethode van Panteia I gehanteerd wordt, dan blijkt dat in 2016 de totale rijksuitgaven per gewogen student in het groen mbo ongeveer gelijk zijn aan het OCW mbo. In 2015 zullen deze uitgaven in het groen mbo circa € 1.400 hoger liggen door onder andere vakdepartementale subsidies van EZ die na 2015 afgeschaft zullen worden. Als de rekenmethode van Berenschot wordt gehanteerd dan wordt het groen onderwijs in 2016, afhankelijk van de gekozen variant, lager bekostigd met bijna € 300 of € 1.000.

Tabel 1 – Vergelijking groen onderwijs en OCW onderwijs: uitgaven per student 2016
 

Groen mbo

OCW mbo

Verschil groen mbo – OCW mbo

Methode Panteia1

€ 8.568

€ 8.479

€ 89

Methode Berenschot2

€ 7.568

€ 7.847

€ – 279

Methode Berenschot obv bekostigingssystematiek (inclusief prijsfactoren, cascade en diplomabekostiging)

€ 5.671

€ 6.636

€ – 965

X Noot
1

Methode van Panteia zonder de wegvallende subsidies leidt ertoe dat het verschil tussen groen mbo en OCW-mbo € – 52 is.

X Noot
2

Methode Berenschot, zonder weging prijsfactoren, cascade en diplomabekostiging.

Vervolgstappen

Bij de weging van de bevindingen van Panteia II is het advies van de Commissie Herziening Prijsfactoren MBO van belang. De Commissie onderschreef de doelstelling uit de Begrotingsafspraken 2014 om technische en andere kostbare opleidingen een impuls te geven. Daarnaast speelde het wegvallen van de groene plus subsidies voor groen mbo. Op advies van de commissie hebben wij het prijsfactorenmodel van EZ aangepast aan de range van het prijsfactorenmodel van OCW (Kamerstuk 31 524, nr. 209). Bij het opnieuw indelen van de prijsfactoren voor de opleidingen bij groen mbo is rekening gehouden met gelijksoortige opleidingen bij roc’s en vakinstellingen. Hierbij zijn de praktijk- en technische opleidingen van de aoc’s geherwaardeerd zodat de beschikbare middelen binnen het bekostigingsmodel beter worden gealloceerd. Binnen het prijsfactorenmodel van OCW zijn alleen de techniekopleidingen en andere kostbare opleidingen generiek opgewaardeerd. Hierbij is geen rekening gehouden met de nieuwe kwalificatiestructuur. Dit is wel gebeurd bij de aanpassing van de prijsfactoren voor het groen mbo. Door voor het groen mbo dezelfde prijsfactorenrange te hanteren als voor het OCW mbo wordt de transparantie en vergelijkbaarheid van bekostigingsmodellen binnen het mbo bevorderd. De Commissie Herziening Prijsfactoren MBO wijst erop dat er geen sprake is van aansluiting tussen de prijsfactoren en de werkelijke kostprijs van opleidingen.

Op basis van het Panteia rapport II concluderen wij dat met de Panteia methode bijna gelijke uitgaven overblijven (ongeveer € 50 per student verschil). Hierbij zijn de prijsfactoren, cascade en diplomabekostiging, die in de bekostigingssystematiek wel een rol spelen, niet meegenomen. Dit verklaart het grote verschil met Berenschot.

Een eventuele volledige herijking van de prijsfactoren achten wij op korte termijn niet opportuun. Per bekostigingsjaar 2015 is immers de nieuwe mbo-bekostiging ingevoerd. Bij de invoering is voorzien in een overgangsregeling die ervoor zorgt dat de effecten van de nieuwe mbo-bekostiging pas na een periode van vier jaar een volledige uitwerking hebben. Op die manier worden mbo-instellingen in staat gesteld hun bedrijfsvoering aan te passen op de nieuwe bekostigingssystematiek en op de maatregelen voortvloeiend uit «Focus op Vakmanschap». Een nieuw onderzoek naar een eventuele herijking van de prijsfactoren zorgt opnieuw voor onzekerheid en na eventuele invoering tot herverdeeleffecten voor mbo-instellingen. De mbo-instellingen hebben juist in deze periode behoefte aan duidelijkheid, dat komt de bedrijfsvoering en de continuïteit van het mbo-onderwijs ten goede.

Het kabinet onderkent dat de besparing op de subsidies het groene onderwijs voor een uitdaging plaatst. Zoals in de brief over sectoronderwijs is aangegeven, wordt het wegvallen van deze groene onderwijsvernieuwingssubsidies door de groene onderwijsinstellingen taakstellend ingevuld met structuurverbeteringen binnen de totale groene onderwijskolom. De concrete invulling daarvan zal plaatsvinden bij de totstandkoming van de genoemde meerjarige strategische ontwikkelagenda. In dat kader zullen keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van het opleidingenaanbod en de wijze waarop dit wordt georganiseerd.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma


X Noot
1

Rapport in opdracht van de AOC Raad geschreven inzake bekostiging van het groen mbo en het door OCW bekostigd mbo, 14 september 2015.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

In 2016 is nog sprake van eenmalige uitfinanciering van al aangegane verplichtingen met betrekking tot de groene onderwijsvernieuwingssubsidies. Het gaat hier om een klein restant bedrag van circa € 140 per leerling alleen voor 2016.

Naar boven