34 279 Wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet

Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 14 december 2015

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I worden na onderdeel H twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ha

In artikel 11.1.6, tweede en derde lid, wordt «In 2015» gewijzigd in: Tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

Hb

Na artikel 11.1.8 wordt aan Hoofdstuk 11, paragraaf 1, een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 11.1.9

1. Tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip heeft de verzekerde die zijn recht op zorg tot gelding brengt met een modulair pakket thuis geen recht op het schoonhouden van de woonruimte, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzekerde als bedoeld in artikel 11.1.1, zesde lid.

B

Artikel III komt te luiden:

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2.6.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de cliënt sluit met de derde van wie hij diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren betrekt en die daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.

B

Artikel 8.6a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «in 2015» gewijzigd in: tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

c. die hun recht op zorg tot gelding brengen met een modulair pakket thuis en een maatwerkvoorziening inhoudende het schoonhouden van hun woonruimte hebben aangevraagd.

C

Na Artikel V worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel Va

Indien voor een verzekerde in de zin van de Wet langdurige zorg een indicatiebesluit is afgegeven waarin is vastgesteld dat hij aanspraken, rechten en verplichtingen als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdelen a, onder 2, en e, van de Wet langdurige zorg heeft, heeft hij met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen Ha en Hb, en III, onderdeel B, van deze wet jegens het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, de aanspraken, rechten en verplichtingen met betrekking tot het tot gelding brengen van de aanspraak op zorg bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdelen a, onder 2, en e, van de Wet langdurige zorg die aan het indicatiebesluit waren verbonden.

Artikel Vb

In artikel 1, zevende lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg wordt «artikel 1 van de Wet langdurige zorg» vervangen door: artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg.

Toelichting

Ten eerste wordt in deze nota van wijziging een wijziging met betrekking tot de uitvoering van de aanspraak op woningaanpassing, hulpmiddelen en huishoudelijke hulp voorgesteld. Bij de invoering van de Wet langdurige zorg (Wlz) is de uitvoering van de aanspraak op woningaanpassing, hulpmiddelen en huishoudelijke hulp tot 1 januari 2016 opgedragen aan de gemeenten. Na die datum zouden de Wlz-uitvoerders verantwoordelijk worden voor de uitvoering van die taken. Voorgesteld wordt deze taken om uitvoeringstechnische redenen nog niet op 1 januari 2016 over te dragen aan de Wlz-uitvoerders maar voor onbepaalde tijd uit te stellen totdat nader onderzoek is gedaan naar hoe een zorgvuldige overdracht mogelijk is.

Het recht op woningaanpassing, hulpmiddelen en huishoudelijke hulp zijn aanspraken in de Wlz waarvan de uitvoering met ingang van 1 januari 2015 bij de gemeenten is belegd. Daartoe was geregeld dat de aanspraken op woningaanpassing en hulpmiddelen voor het jaar 2015 nog niet in werking zouden treden. Daarbij was het voornemen met ingang van 1 januari 2016 de verantwoordelijkheid aan de Wlz-uitvoerders over te dragen. In het verlengde daarvan was voor woningaanpassing en hulpmiddelen in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 geregeld dat gemeenten maatwerkvoorzieningen die gericht zijn op een hulpmiddel of een woningaanpassing op grond van de Wmo 2015 niet mogen weigeren als iemand een Wlz-indicatie heeft.

De afgelopen maanden is samen met partijen als de ZN, de zorgkantoren, de VNG, een aantal gemeenten, de branchevereniging van hulpmiddelenleveranciers Firevaned, het Zorginstituut Nederland, de NZa, en de patiënten- en cliëntenorganisaties, in beeld gebracht welke mogelijkheden er zijn de taken ten aanzien van de hulpmiddelen en woningaanpassingen voor Wlz-cliënten te laten uitvoeren door Wlz-uitvoerders. Hierbij is uitgebreid aandacht geweest voor de risico’s die dit met zich meebrengt voor de burger en op welke wijze deze risico’s kunnen worden beperkt. Daarbij was steeds het uitgangspunt dat de overgang voor zowel de huidige cliënten als voor de toekomstige cliënten met de nodige zorgvuldigheid moest zijn omgeven waardoor zij zo min mogelijk last zouden hebben van de wijziging van de uitvoering. Voor een zorgvuldige overheveling is nodig dat er inzicht is in het aantal cliënten voor wie deze aanpassing geldt, welk budget hiermee samenhangt en op welke wijze gemeenten en zorgkantoren op structurele basis hierover gegevens uit kunnen wisselen. Uit onderzoeken is echter gebleken dat er nog onvoldoende zicht bestaat op de consequenties van de wijziging van de uitvoering voor de cliënten en het daarvoor benodigde budget nog niet goed is vast te stellen. Geconcludeerd moet dan ook worden dat het niet gewaarborgd is dat vóór 2016 de overheveling van de deze taken naar de Wlz-uitvoerders voorspelbaar en beheersbaar kan plaatsvinden. Ook met betrekking tot de huishoudelijke hulp bij Wlz-cliënten met een modulair pakket thuis (mpt) geven gemeenten aan dat voortzetting van de huidige situatie gewenst is. Om risico’s op fouten uit te sluiten, wil de regering de gemeentelijke bevoegdheid om de woningaanpassingen, hulpmiddelen en huishoudelijke hulp voor Wlz-verzekerden – daartoe behoren ook de cliënten die tot de groep Wlz-indiceerbaren behoren – te verstrekken, verlengen. Bij koninklijk besluit zal worden besloten met ingang van welke datum deze bevoegdheden zullen overgaan naar de uitvoerders van de Wet langdurige zorg.

Met betrokken partijen is afgesproken dat op korte termijn wordt onderzocht op welke wijze de noodzakelijke randvoorwaarden verder kunnen worden ingevuld om in de toekomst wel tot een verantwoorde overheveling over te kunnen gaan. Alle partijen worden nauw betrokken bij de inhoud van dit onderzoek.

Bij de voorbereiding van dit wetsvoorstel is een fraudetoets gedaan. Bij de continuering van uitvoeringstaken bij gemeenten is geen sprake van een gewijzigde situatie op 1 januari 2016.

Artikel 3.1.3 Wlz geeft verzekerden met een Wlz-indicatie die niet in een instelling of een kleinschalig wooninitiatief wonen, recht op vergoeding voor aanpassingen van hun woning. Als een Wlz uitvoerder heeft geoordeeld dat aan de verzekerde een volledig pakket thuis (vpt) of mpt kan worden verleend komt de vraag aan de orde of de woning geschikt is om zorg te verlenen. Indien een cliënt voor een vpt, mpt of een persoonsgebonden budget (pgb) kiest, dient hij of zijn vertegenwoordiger er voor te zorgen dat de zorg op verantwoorde wijze in zijn woonruimte kan worden verleend. Daartoe is een recht op woningaanpassingen in de Wlz opgenomen. Omdat zorgkantoren deze taak in 2015 nog niet konden uitvoeren is in het inwerkingtredingsbesluit van de Wet langdurige zorg en het Besluit langdurige zorg geregeld dat deze aanspraak nog niet in werking treedt en de gemeenten in 2015 dergelijk woningaanpassingen op grond van de Wmo 2015 verstrekken.

Daarnaast kent artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel e, het recht toe aan verzekerden op het gebruik van mobiliteitshulpmiddelen voor het zich kunnen verplaatsen in en rondom de instelling of woning.

Het is de bedoeling dat de Wlz-uitvoerders verantwoordelijk worden voor de verstrekking van mobiliteitshulpmiddelen. Deze aanspraak is weliswaar in werking getreden echter in artikel 11.1.6 Wlz is geregeld dat de Wlz-uitvoerders gedurende het jaar 2015 nog zijn vrijgesteld van de taak om mobiliteitshulpmiddelen te verstrekken aan thuiswonende Wlz-gerechtigden en Wlz-gerechtigden die verblijven in een instelling maar geen Wlz-behandeling ontvangen. In het verlengde hiervan is in artikel 8.6a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 bepaald dat gemeenten maatwerkvoorzieningen die gericht zijn op een hulpmiddel of een woningaanpassing op grond van de Wmo 2015 niet mogen weigeren aan deze Wlz-gerechtigden.

De aanspraak op het schoonhouden van de woonruimte voor Wlz-verzekerden met een modulair pakket thuis is geregeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°, van de Wlz. Deze aanspraak die op 1 januari 2015 in werking is getreden, wordt voor het jaar 2015 door gemeenten uitgevoerd. De nadere uitwerking van deze afspraak is vastgelegd in een bestuurlijk akkoord tussen de Minister van VWS en de VNG. Omdat een dergelijke bestuurlijke afspraak individuele gemeenten niet bindt, wordt voor het jaar 2016 gekozen voor een wijziging van de Wlz en de Wmo 2015, waarmee Wlz-verzekerden met een mpt tot een nader te bepalen tijdstip verzekerd zijn dat zij huishoudelijke hulp kunnen aanvragen bij de gemeenten op grond van de Wmo 2015.

Nu er voor gekozen is de uitvoering van bovengenoemde Wlz-aanspraken door de gemeenten vooralsnog te continueren wordt voorgesteld:

– het koninklijk besluit dat de inwerkingtreding van de Wlz regelt te wijzigen in die zin dat de inwerkingtreding van artikel 3.1.3 (waarin de aanspraak op woningaanpassing is geregeld) wordt uitgesteld tot een nader bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

– het overgangsrecht ten aanzien van hulpmiddelen in artikel 11.1.6, tweede en derde lid, Wlz te verlengen tot een nader bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip;

– in een nieuw overgangsrechtelijk artikel te regelen dat tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip de aanspraak op huishoudelijk hulp voor Wlz-verzekerden met een mpt wordt opgeschort;

– In aanvulling daarop het vangnet dat in artikel 8.6a van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 voor de Wlz-verzekerden wordt geboden uit te breiden tot de aanspraak op het schoonhouden van een woonruimte voor Wlz-verzekerden met een mpt en het voorts te continueren tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De eerstgenoemde wijziging zal separaat aan de onderhavige wetswijziging in procedure worden gebracht.

De verlenging van de aanspraken op hulpmiddelen, woningaanpassing en huishoudelijke hulp onder de Wmo 2015 geldt ook voor de Wlz-indiceerbaren. Ten aanzien van Wlz-indiceerbaren geldt op grond van de artikelen 9.3 juncto 9.12 Regeling langdurige zorg dat zij gedurende de jaren 2015 en 2016 de zorg die zij onder de AWBZ ontvingen, kunnen continueren. Dit geldt eveneens voor hen die met een mpt huishoudelijke hulp ontvingen (artikel 11.1.9, tweede lid).

Omdat sprake is van continuering van in 2015 nog geldende aanspraken die in de uitvoering onder de Wmo 2015 gelijk zijn aan de Wlz-aanspraken worden bij het invoeren van de wijzigingen geen overgangsrechtelijke problemen verwacht. In bestuurlijk overleg is afgesproken dat gedurende de jaren 2015 en 2016 aanvragen die bij Wlz-uitvoerders zijn binnengekomen, feitelijk worden afgewikkeld door de gemeenten waar de betreffende Wlz-verzekerde woont. Gemeenten zullen op grond van artikel 8.6a Wmo 2015 afzien van de mogelijkheid een maatwerkvoorziening te weigeren. In het geval verzekerden zich voor hun aanspraak reeds hebben gewend tot hun Wlz-uitvoerder zal deze zorgdragen voor een zorgvuldige overheveling naar de gemeente waarbinnen de verzekerde zijn woonplaats heeft, teneinde die in de gelegenheid te stellen zorg te dragen voor een verdere afwikkeling op grond van de Wmo 2015 (artikel Va).

De praktijk dat verzekerden zich voor een aanvraag voor hulpmiddelen, woningaanpassing en huishoudelijke hulp zich tot gemeenten wenden, wordt met de voorgestelde wijzigingen gecontinueerd. Het in onderdeel C voorgestelde artikel Va waarborgt echter dat mochten onverhoopt verzekerden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel een Wlz- aanspraak op hulpmiddelen dan wel huishoudelijke hulp hebben verkregen, zij deze behouden na de overgang van deze taken op de gemeenten waarvan hij een ingezetene is.

Tot slot is een technische aanpassing van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg opgenomen in deze nota van wijziging.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

Naar boven