34 264 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

V VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 7 oktober 2016

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 hebben kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 september 20162 inzake de stand van zaken wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep.

Op 29 september 2016 zijn nog enige vragen gesteld aan de Staatssecretaris.

De Staatssecretaris heeft op 7 oktober 2016 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

Den Haag, 29 september 2016

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) hebben met belangstelling kennisgenomen van uw brief van 2 september 20163 inzake de stand van zaken wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep.

De leden van de fracties van het CDA en de OSF hebben naar aanleiding van uw brief nog enige nadere vragen.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen uw brief van 2 september jl., waarin u laat weten dat de regionale omroepen ten aanzien van de voorgenomen transitie niet op één lijn zitten en dat het wetsvoorstel inzake modernisering van de regionale omroep nu nog niet aan de Kamer zal worden voorgelegd.

Het lid van de fractie van de OSF heeft niet zonder verbazing kennisgenomen van uw brief aan de Tweede Kamer, waarin u meedeelt dat geen verdere uitwerking gegeven zal worden aan de eerdere voornemens om tot herstructurering van het bestel van regionale omroepen te komen. De brief roept bij deze leden een aantal vragen op.

Stichting Regionale Publieke Omroep

Dat de regionale omroepen ten aanzien van de voorgenomen transitie niet op één lijn zitten en dat het wetsvoorstel daarmee vertraging oploopt roept bij de leden van de CDA-fractie een aantal vragen op, temeer omdat de Kamer eerder uitvoerig heeft gesproken over de ambitie om te komen tot een landelijke RPO. Allereerst rijst bij deze leden de vraag hoe, en op welke wijze het eerder aangekondigde wetgevingsproces voor de regionale omroepen een vervolg wordt gegeven. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel om te komen tot het toekomstig bestendig maken van zowel de landelijke als de regionale publieke omroep (34 264) hebben zij meermalen gewezen op het niet overal aanwezige draagvlak voor de gepresenteerde plannen.

Het lid van de OSF-fractie merkt op dat het reeds aangenomen wetsvoorstel Toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (34 264) er toe heeft geleid dat de Stichting Regionale Publieke Omroep intussen is opgericht. U noemt in uw brief de RPO het «bestuurlijk orgaan voor de regionale omroep»4. De aangenomen wet spreekt van «samenwerkings- en coördinatieorgaan»5. Deze laatste omschrijving lijkt beter te sporen met het feit dat de bestaande regionale omroepen in stand blijven als zelfstandige regionale media-instellingen. Kunt u aangeven hoe u nu precies de verhouding tussen de RPO (bestuurlijk dan wel coördinerend orgaan) en de regionale omroepen (zelfstandige instellingen) ziet?

De (aangenomen) tekst van de Mediawet6 geeft aan dat de RPO mede als taak heeft «het inrichten, in stand houden, beheren en exploiteren en regelen van het gebruik van organen, diensten en faciliteiten, waaronder studio’s en distributie-infrastructuren»7. In hoeverre acht u deze taakomschrijving nog realistisch gelet op de zelfstandige positie van de regionale omroepen?

Aan de RPO zal de concessie voor de regionale publieke omroep worden verleend, merkt dit lid op. Betekent dit dat de zelfstandige regionale omroepen niet meer, zoals tot nu toe, zelf een concessie kunnen aanvragen? Als dat het geval zou zijn, hebben de regionale omroepen dan onbeperkt mogelijkheden om zelfstandig gebruik te maken van deze collectief verleende concessie, of kan de RPO daaraan voorwaarden verbinden? Is het überhaupt uitgesloten dat regionale omroepen een eigen concessieaanvraag indienen en gehonoreerd krijgen?

U schrijft dat de RPO de taak heeft een «gemeenschappelijke beleidscyclus voor de regionale omroepsector»8 voor te bereiden. Kunt u aangeven wat u daar concreet onder verstaat? En heeft de RPO de mogelijkheden om de zelfstandige regionale omroepen aan zo’n gemeenschappelijke beleidscyclus te binden of blijven deze (zelfstandig) vrij om daarin wel of niet te participeren, zo vraagt het lid van de OSF-fractie.

Welke betekenis heeft de door de RPO op te stellen meerjarenbegroting tegenover de door de regionale omroepen zelf op te stellen en in te dienen bekostigingsaanvragen? Heeft de RPO de mogelijkheid om niet door de omroepen gewenste herverdelingen van door het Rijk beschikbaar te stellen middelen te initiëren?

Frictiekosten

De leden van de CDA-fractie waren ingenomen met uw toezegging9 dat de transitie niet ten kosten zou mogen gaan van de redactionele mogelijkheden en de onafhankelijkheid van de afzonderlijke redacties van de regionale omroepen. Kunt u ingaan op de achtergrond van het niet doorgaan van de plannen die u eerder in deze Kamer heeft verdedigd? Het is deze leden niet duidelijk of sprake is van uitstel of afstel van de eerder geformuleerde ambitie.

Als er sprake is van uitstel, wat betekent dat in financieel opzicht voor de afzonderlijke regionale omroepen zo vragen zij. Eerder heeft u toegezegd10 dat u de omroepen vanwege de eerder ontstane vertraging zou compenseren. U schreef op 4 maart 2016 in reactie op vragen van de leden van de fracties van de ChristenUnie, PvdA, GroenLinks, CDA, SP, PvdD en OSF in uw brief aan deze Kamer: «Ik heb toegezegd dat ik, vanwege de vertraging die het huidige wetsvoorstel heeft opgelopen, wij bijdragen aan een ruimhartige frictiekostenregeling»11. Kunt u aangeven hoe de toegezegde regeling er na ruim een half jaar uitziet? De toezegging was gekoppeld aan de wetsbehandeling, maar wat betekent de actuele ontwikkeling voor de continuïteit van de omroepen? Verder vragen deze leden wat de rol en bevoegdheden zijn van de onlangs benoemde Raad van Toezicht van de RPO.

U heeft toegezegd12 dat als compensatie voor frictiekosten een bedrag van € 8,5 miljoen beschikbaar zal zijn, zodat in 2017 de bezuiniging maar voor de helft gerealiseerd hoeft te worden, merkt het lid van de OSF-fractie op. Uw brief lijkt te suggereren dat deze € 8,5 miljoen alleen voor het realiseren van samenwerkingsverbanden toegekend zullen worden. Is dat inderdaad uw bedoeling? Een dergelijke voorwaardelijkheid is toch eerder niet aan deze beloofde tegemoetkoming gekoppeld geweest, zo vraagt dit lid.

IPO

Uit een brief van het IPO13 aan u blijkt dat de provincies de opgelegde bezuinigingen en de gang van zaken onverantwoord vinden, constateren de leden van de CDA-fractie. Zij zien graag op korte termijn een afschrift van uw inhoudelijke reactie op het schrijven van het IPO tegemoet.

De vrees heeft telkens bestaan bij het lid van de OSF-fractie dat de bezuiniging van € 17 miljoen zal leiden tot beperking van de redacties en verschraling van de programmering. Hij constateert dat het IPO deze vrees nu deelt. Bent u nog steeds van mening dat deze gevolgen van de bezuiniging vermeden kunnen worden?

Omrop Fryslân

Tijdens het plenaire debat14 over modernisering van de publieke omroep (34 264) bent u expliciet ingegaan op de tweede rijkstaal en de rol van Omrop Fryslân inzake het Fries, brengen de leden van de CDA-fractie in herinnering. Kunt u aangeven of er inmiddels met de provincie Fryslân nadere afspraken zijn gemaakt en zo ja, wat deze afspraken inhouden?

Wat betreft Omrop Fryslân merkt het lid van de OSF-fractie op dat u de toezegging heeft gedaan15 dat de functie van de Omrop en de garantie voor haar budget (na bezuiniging) vastgelegd zouden worden in de wet en in de Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur. Daarnaast zal als «toezichthouder» voor de functie van publieke omroep voor de Friese taalminderheid een Mediaraad ingesteld zou worden. Kunt u zich vinden in de conclusie dat de voornemens met betrekking tot de Bestuursafspraak en de Mediaraad doorgang kunnen vinden en dat nu vastlegging van de positie van de Omrop in de Mediawet voorlopig niet aan de orde is dit beter in een mediaparagraaf in de Wet gebruik Friese Taal opgenomen kan worden?

De leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk vrijdag 7 oktober 2016 in verband met de plenaire behandeling van het wetsvoorstel Aanvullingen bij het toekomstbestendig maken van de landelijke publieke mediadienst (34 459) op dinsdag 11 oktober 2016.

Voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, G. de Vries-Leggedoor

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2016

Naar aanleiding van mijn brief van 2 september 2016 over de stand van zaken van het wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep heeft uw Commissie mij per brief van 29 september 2016 enige nadere vragen toegezonden van de leden van de fracties van het CDA en de OSF.16

Ik dank de leden van de fracties van het CDA en de OSF voor hun vragen. Ik zal hierna de vragen beantwoorden en daarbij de indeling van de brief van uw Commissie volgen.

Stichting Regionale Publieke Omroep

Bij de leden van de CDA-fractie is de vraag gerezen hoe en op welke wijze aan het eerder aangekondigde wetgevingsproces voor de regionale omroepen een vervolg gegeven is. Zij merken daarbij op dat zij meermalen gewezen hebben op het niet overal aanwezige draagvlak voor de gepresenteerde plannen.

In mijn brief van 2 september jongstleden heb ik toegelicht dat het wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep nu nog niet aan de Tweede Kamer zal worden voorgelegd, maar wordt aangehouden. Op dit moment is er onvoldoende draagvlak voor het indienen van een wetsvoorstel waarin een dermate grote stelselwijziging wordt doorgevoerd. De verdeeldheid onder de regionale omroepen is verder toegenomen en veel substantiëler dan tijdens het vorige debat het geval was.

Alle partijen hebben veel tijd en energie gestoken in de uitwerking van het plan van stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (hierna: ROOS) in een wetsvoorstel en op veel punten is er ook overeenstemming bereikt. Zoals ik in de hiervoor genoemde brief al aangaf, ben ik ervan overtuigd dat er een goede basis ligt om er met elkaar uit te komen. Ik ga daar de komende tijd samen met ROOS, de RPO en de regionale omroepen verder aan werken.

Het lid van de OSF-fractie wijst erop dat ik in mijn brief de RPO het «bestuurlijk orgaan voorde regionale omroep» noem. De wet spreekt van «samenwerkings- en coördinatieorgaan», hetgeen volgens dit lid beter lijkt te sporen met het feit dat de bestaande regionale omroepen in stand blijven als zelfstandige regionale media-instellingen.17 Hoe is nu precies de verhouding tussen de RPO (bestuurlijk dan wel coördinerend orgaan) en de regionale omroepen (zelfstandige instellingen) zo vraagt dit lid. Verder vraagt het lid van de OSF-fractie wat concreet verstaan moet worden onder het voorbereiden van een «gemeenschappelijke beleidscyclus voor de regionale omroepsector» en of zo’n gemeenschappelijke beleidscyclus bindend is of dat zij (zelfstandig) vrij blijven om daarin wel of niet te participeren.

Ook de leden van de CDA-fractie vragen wat de rol en bevoegdheden zijn van de onlangs benoemde Raad van Toezicht van de RPO

Op grond van de Mediawet 2008 zoals die vanaf 23 maart 2016 luidt, is de Stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) tot stand gekomen als het samenwerkings- en coördinatieorgaan voor de uitvoering van de publieke mediaopdracht op regionaal niveau.18 In de wet is de RPO, gelet op zijn taken, aangeduid als «samenwerkings- en coördinatieorgaan». De RPO is een bestuurlijke organisatie – een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) – met wettelijke taken en bevoegdheden die moet zorgen voor samenwerking, coördinatie, geïntegreerde beleidsvorming en verantwoording, doelmatige inzet van middelen en behartiging van zaken die van gezamenlijk belang voor de regionale omroep zijn. Dit zorgt direct voor meer bestuurlijke slagvaardigheid van de regionale omroepen.

De eerste prioriteit van de RPO op dit moment ligt bij gezamenlijke beleidsontwikkeling via het opstellen van een concessiebeleidsplan, het tot stand brengen van een geïntegreerde begroting en het verder op gang brengen van samenwerking. Dit betekent concreet dat in een concessiebeleidsplan voor de komende vijf jaar wordt beschreven op welke wijze de publieke mediaopdracht op regionaal niveau wordt uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel daarin is dat beschreven gaat worden op welke zaken samenwerking tussen de regionale omroepen verder ingevuld kan worden. Daarbij worden kwantitatieve en kwalitatieve doelstellingen geformuleerd en wordt een onderbouwd overzicht gegeven van de naar verwachting benodigde organisatorische, personele, materiële en financiële middelen. Op basis van het concessiebeleidsplan zal aan de RPO ter bevestiging van zijn wettelijke toebedeelde taken en bevoegdheden een concessie worden verleend. Het concessiebeleidsplan is ook de basis voor een met de Minister af te sluiten prestatieovereenkomst. Deze gezamenlijke kaders zijn bepalend voor de regionale omroepen.

Het lid van de OSF-fractie stelt een aantal vragen over de betekenis van de concessieverlening aan de RPO en wat dat betekent voor de concessies van de zelfstandige regionale omroepen.

Wanneer – op basis van een nog in te dienen concessiebeleidsplan – een concessie aan de RPO wordt verleend, betekent dat vooralsnog niet dat de dertien afzonderlijke regionale omroepen hun huidige aanwijzing als zelfstandige regionale publieke media-instelling verliezen. Deze stap is voorzien in de tweede fase van wetgeving. Zolang de tweede fase van wetgeving niet is ingevoerd, kunnen zij op basis van de huidige wet een nieuwe aanwijzing aanvragen tegen de tijd dat de lopende aanwijzing afloopt. Dat neemt niet weg dat de RPO vanuit zijn wettelijke opdracht gaat werken aan samenwerking en coördinatie en daartoe eventueel besluiten zoals het opstellen van gemeenschappelijke kaders rond bijvoorbeeld personeelsbeleid kan nemen die nodig zijn om gezamenlijk de veranderingen en uitdagingen waar de regionale omroepen voor staan tegemoet te treden.

Volgens het lid van de OSF-fractie geeft de tekst van de Mediawet aan dat de RPO mede als taak heeft «het inrichten, in stand houden, beheren en exploiteren en regelen van het gebruik van organen, diensten en faciliteiten, waaronder studio’s en distributie-infrastructuren. Dit lid vraat in hoeverre ik deze taakomschrijving nog realistisch vind gelet op de zelfstandige positie van de regionale omroepen.

Het is van groot belang dat de regionale omroepen, ondanks dat zij vooralsnog zelfstandige regionale publieke media-instellingen blijven, samen met de RPO vanuit een gezamenlijk belang blijven werken aan plannen om de regionale omroepen slagvaardiger te maken en de reeds ingeboekte bezuinigingen te verwerken. Dan kunnen in gezamenlijkheid keuzes gemaakt worden die zoveel mogelijk recht doen aan de ambitie om de redacties op peil te houden en de programmering te ontzien. Ik zal doen wat in mijn vermogen ligt om dat te ondersteunen. Een groot deel van de plannen van ROOS kan uitgevoerd worden. Er liggen plannen voor het inrichten van gezamenlijke shared services (personeel & organisatie / sales & marketing / finance & control). Daar kan uitwerking aan gegeven worden. Ook op lastiger onderwerpen, zoals harmonisatie van techniek, is het van belang om tot een gezamenlijke oplossing te komen. Hier ligt een taak voor de RPO. De RPO kan in dat proces niet alleen stimulerend optreden maar ook bindende besluiten nemen.

Het lid van de OSF-fractie vraagt welke betekenis de door de RPO op te stellen meerjarenbegroting heeft tegenover de door de regionale omroepen zelf op te stellen en in te dienen bekostigingsaanvragen en of de RPO de mogelijkheid heeft om niet door de omroepen gewenste herverdelingen van door het Rijk beschikbaar te stellen middelen te initiëren.

De bekostigingsaanvragen van de omroepen dienen conform artikel 2.170, lid 4, van de Mediawet 2008 te zijn afgestemd op de begroting die de RPO krachtens artikel 2.169a, lid 1, bij het Commissariaat voor de Media en mij indient. De totale begroting van de RPO kan in dit verband worden beschouwd als een samenstelling van de afzonderlijke bekostigingsaanvragen van de regionale omroepen. De verdeling van het totaalbudget dat beschikbaar is voor de regionale omroepen is vastgelegd in artikel 4a van het Mediabesluit 2008. De meerjarenbegroting van de RPO en de bekostigingsaanvragen van de regionale omroepen dienen hierop aan te sluiten. De verdeling van het Mediabesluit 2008 kan niet eigenstandig door de RPO worden aangepast.

Frictiekosten

De leden van de CDA-fractie waren ingenomen met de toezegging dat de transitie niet ten kosten zou mogen gaan van de redactionele mogelijkheden en de onafhankelijkheid van de afzonderlijke redacties van de regionale omroepen. Deze leden vragen naar de achtergrond van het niet doorgaan van de plannen die ik eerder in de Eerste Kamer heb verdedigd.

Een herstructurering van de regionale omroep is nog nooit eerder zo ingrijpend geweest. Het is niet verstandig – en is het ook niet mijn stijl – om een dergelijke ingrijpende operatie van bovenaf door te drukken zonder dat er voldoende draagvlak is bij degenen die invulling moeten geven aan de herstructurering. Vandaar ook dat veel is gedaan om voldoende draagvlak voor de veranderingen te krijgen. Nu op dit moment er te veel verdeeldheid onder de regionale omroepen is, vind ik het niet verstandig het voorgenomen wetsvoorstel voor de tweede fase in te dienen.

De leden van de CDA-fractie vragen of er sprake is van afstel of uitstel. Indien sprake is van uitstel, wat betekent dat in financieel opzicht voor de afzonderlijke regionale omroepen zo vragen zij. De leden van de CDA-fractie wijzen daarbij op mijn eerdere toezegging in mijn brief van 4 maart 2016 aan de Eerste Kamer in reactie op vragen van de leden van de fracties van de ChristenUnie, PvdA, GroenLinks, CDA, SP, PvdD en OSF over het bijdragen aan een ruimhartige frictiekostenregeling.19 Deze leden vragen hoe de toegezegde regeling er na ruim een half jaar uitziet.

Het aanhouden van het wetsvoorstel betekent dat er sprake is van uitstel. Dit uitstel heeft geen consequenties voor mijn eerdere toezegging inzake de frictiekosten. De omroepen zijn ook op basis van de huidige wet in staat om in onderlinge samenwerking hun bedrijfsvoering te optimaliseren en hiermee synergievoordelen te realiseren. De continuïteit van de regionale omroepen komt door het uitstel dan ook niet in gevaar. Zij houden hun budgetfinanciering op grond van de huidige wet en de verdeling zoals vastgelegd in het Mediabesluit 2008.

De frictiekostenregeling zal geënt zijn op regelingen die zijn toegepast bij de landelijke publieke omroep. In overleg met ROOS, RPO en het Commissariaat voor de Media zal ik die nader uitwerken.

Het lid van de OSF-fractie wijst op de toezegging dat als compensatie voor frictiekosten een bedrag van € 8,5 miljoen beschikbaar zal zijn, zodat in 2017 de bezuiniging maar voor de helft gerealiseerd hoeft te worden.20 Volgens dit lid lijkt mijn brief te suggereren dat deze € 8,5 miljoen alleen voor het realiseren van samenwerkingsverbanden toegekend zullen worden en vraagt hij of dat inderdaad de bedoeling is, want een dergelijke voorwaardelijkheid is toch eerder niet aan deze beloofde tegemoetkoming gekoppeld geweest.

In mijn brief heb ik geschreven dat het bedrag van € 8,5 miljoen kan worden toegekend als een bijdrage voor het uitvoeren van de plannen die inclusief kosten-batenanalyses klaar liggen om gezamenlijke diensten in te richten op het gebied van sales en marketing, financiën en personeel. Wanneer de omroepen gezamenlijk één of meer van deze plannen willen realiseren, wil ik dat ondersteunen. Hiermee wil ik echter niet uitsluiten dat het bedrag van € 8,5 miljoen ook voor andere initiatieven beschikbaar wordt gesteld. Ik zal de nadere invulling van de regeling uitwerken in gesprek met ROOS, de RPO en het Commissariaat voor de Media.

IPO

De leden van de CDA-fractie wijzen op een brief van het IPO waaruit blijkt dat de provincies de opgelegde bezuinigingen en de gang van zaken onverantwoord vinden. Deze leden zien graag op korte termijn een afschrift van de inhoudelijke reactie op het schrijven van het IPO tegemoet.

Ik heb kennis genomen van de brief van het IPO van 19 september jongstleden. Ik zal mijn reactie tegelijk met de beantwoording van deze schriftelijke vragen in afschrift aan uw Kamer zenden. Vooruitlopend daarop wil ik nu wel al opmerken dat ik mij niet kan vinden in de conclusie van het IPO dat de juridische grondslag voor de bezuiniging van € 17 miljoen is komen te vervallen. De bezuiniging is bij wet vastgelegd door wijziging van de Mediawet in 2013 en verwerkt in de rijksbegrotingswetten.21 Om uitvoering te geven aan de ambitie om de bezuiniging niet ten koste te laten gaan van de programmering en redactie, is een wetgevingstraject in twee fasen gestart om tot een herstructurering van de regionale publieke omroep te komen op basis van door de gezamenlijke regionale omroepen gepresenteerde plannen. Het gaat daarbij dus om de invulling van de bezuiniging. De opgetreden vertraging bij de invoering van de tweede fase van de wetgeving voor de regio leidt er niet toe dat de bezuinigingsgrondslag is komen te vervallen.

Het lid van de OSF-fractie dat constateert dat het IPO zijn altijd al bestaande vrees deelt dat de bezuiniging van € 17 miljoen zal leiden tot beperking van de redacties en verschraling van de programmering. Dit lid vraagt of ik nog steeds van mening ben dat deze gevolgen van de bezuiniging vermeden kunnen worden.

Ja, ik ben die mening nog steeds toegedaan. Al wordt het wel lastiger naarmate het voorgenomen eindstuk van de herstructurering langer wordt uitgesteld. Ik heb mij tot nu toe gebaseerd op een onderzoek dat in opdracht van ROOS is uitgevoerd. Op basis hiervan heeft ROOS in april 2015 een voorstel gedaan voor de vernieuwing van de regionale publieke omroep waarmee volgens ROOS de bezuiniging van € 17 miljoen zou kunnen worden gerealiseerd, zonder afbreuk te doen aan de kwaliteit van het media-aanbod. In dit voorstel gaat ROOS uit van meer samenwerking tussen de regionale omroepen ten aanzien van de ondersteunende activiteiten, zoals op het gebied van sales en marketing, financiën en personeel. Dat is ook de reden dat ik in de frictiekostenregeling initiatieven hiertoe financieel wil steunen. De regionale omroepen kunnen in mijn visie het risico van beperking van redacties en verschraling van de programmering verkleinen door de handen in een te slaan en samen te gaan werken ten aanzien van de ondersteunende diensten.

Omrop Fryslân

De leden van de CDA-fractie vragen of er ten aanzien van de tweede rijkstaal en de rol van Omrop Fryslân inzake het Fries inmiddels met de provincie Fryslân nadere afspraken zijn gemaakt en zo ja, wat deze afspraken inhouden?

Op 30 juni jongstleden heb ik overeenstemming bereikt over de Bestuursafspraken Fries in de Media 2016. De daarin opgenomen onderwerpen zijn: beleidscommissie media-aanbod voor Omrop Fryslân, bevordering Friese taal en cultuur in de media, verzorgingsgebied Fryslân en regio dekkende zender, financiering, financiering op projectbasis en Mediaraad en deskundigheid Friese taal en cultuur. De bestuursafspraken lagen klaar om in dit najaar ondertekend te worden. De inhoud en de formulering van deze bestuursafspraken hangen echter nauw samen met het wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep. Nu dit wetsvoorstel wordt aangehouden, kunnen de bestuursafspraken in deze vorm niet ondertekend worden. Op dit moment ben ik met de provincie Fryslân in overleg over aanpassing van de formulering van de bestuursafspraken. Gelet op de eerdere overeenstemming over de inhoud, ben ik ervan overtuigd dat we op korte termijn overeenstemming over de aangepaste formulering van de bestuursafspraken kunnen bereiken.

Het lid van de OSF-fractie wijst op de toezegging dat de functie van de Omrop en de garantie voor haar budget (na bezuiniging) vastgelegd zouden worden in de wet en in de Bestuursafspraak Friese Taal en Cultuur en dat daarnaast als «toezichthouder» voor de functie van publieke omroep voor de Friese taalminderheid een Mediaraad ingesteld zou worden. Dit lid vraagt of ik mij kan vinden in de conclusie dat de voornemens met betrekking tot de bestuursafspraak en de Mediaraad doorgang kunnen vinden en dat nu de vastlegging van de positie van de Omrop in de Mediawet voorlopig niet aan de orde is dit beter in een mediaparagraaf in de Wet gebruik Friese Taal opgenomen kan worden.

Zoals ik hiervoor in antwoord op een vraag van de leden van de CDA-fractie heb aangegeven, kunnen naar mijn mening de voornemens met betrekking tot de bestuursafspraken doorgang vinden na de noodzakelijke aanpassing van de formulering daarvan. Ik verwacht daarover op korte termijn met de provincie Fryslân overeenstemming te kunnen bereiken. Wat de voornemens ten aanzien van de mediaraad betreft ligt dat anders. Nu het wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep voorlopig niet zal worden ingediend, wordt de positie van Omrop Fryslân ook niet gewijzigd. De dertien zelfstandige regionale media-instellingen, waaronder Omrop Fryslân, blijven op basis van een individuele aanwijzing elk individueel verantwoordelijk voor de uitvoering van de regionale publieke media-opdracht. Omrop Fryslân houdt daarbij zijn eigen bestuur en raad van toezicht. De mediaraad is met name bedoeld om in het verlengde van de bijzondere positie van het Fries als tweede rijkstaal, de positie van Omrop Fryslân binnen het geheel van de RPO extra te waarborgen. Nu de positie van Omrop Fryslân voorlopig niet wijzigt, is de extra waarborg in de vorm van de Mediaraad op dit moment ook niet nodig. Indien een wetsvoorstel rond de regionale omroep in de toekomst alsnog zal worden ingediend, zal de inhoud van deze motie daarin worden meegenomen.

De conclusie om de positie van Omrop Fryslân in de Wet gebruik Friese Taal te regelen deel ik niet. De Mediawet regelt de positie, rechten en verplichtingen van onder meer de landelijke, regionale en lokale publieke omroepen en is dus ook de meest geëigende plaats om de positie van Omrop Fryslân te regelen.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 oktober 2016

In uw brief van 29 september jongstleden vraagt u mij om u op korte termijn een afschrift van mijn inhoudelijke reactie op het schrijven van het IPO te sturen. In de bijlage treft u een afschrift aan van mijn brief aan het Interprovinciaal Overleg.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan het Interprovinciaal Overleg

Den Haag, 7 oktober 2016

Op 19 september 2016 heeft u mij een brief gestuurd waarin u namens de provincies uw zorgen uit over de kwaliteit en kwantiteit van het regionale media-aanbod. Ik kan deze zorgen goed begrijpen. Hieronder ga ik in op de inhoud van uw brief.

Mede naar aanleiding van mijn recente telefoongesprek met IPO-portefeuillehouder Cees Bijl, heb ik begrepen dat er een misverstand is ontstaan over het al dan niet doorgaan van de bezuinigingen op het budget van de regionale omroepen. In uw brief stelt u dat door het aanhouden van het wetsvoorstel een formele basis voor de bezuiniging ontbreekt. Dit is echter een misverstand. De juridische grondslag voor de bezuiniging is de wet van 18 december 2013 tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting.22 Met deze wet is de bezuiniging op 1 januari 2014 ingeboekt. Het oorspronkelijke bedrag was € 25 miljoen, dat is later teruggebracht tot € 17 miljoen in het zogenaamde herfstakkoord.23

Het invullen van de bezuiniging is een taak van de regionale omroepen zelf. De rijksoverheid kan de regionale omroepen niet voorschrijven hierin bepaalde keuzes te maken. Dit past niet bij de verhouding overheid en publieke omroep. Het is dus aan de regionale omroepen zelf om te bepalen waar de bezuinigingen terecht komen en om hierbij de programmering en de redacties zoveel mogelijk te ontzien. De stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (ROOS) heeft zelf een plan opgesteld om de regionale omroep te moderniseren en de bezuiniging op te vangen op een zodanige manier dat de programmering en redacties zoveel mogelijk ontzien worden. Het wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep is bedoeld om dit plan te faciliteren en te ondersteunen. Zoals ik in mijn brief van 2 september 2016 heb uitgelegd, ontbreekt er bij de regionale omroepen op dit moment voldoende draagvlak om dit wetsvoorstel nu bij de Tweede Kamer in te dienen.

Wel zal ik proberen om de regionale omroepen zo goed mogelijk te helpen om bij de bezuiniging de redacties en de programmering te ontzien. Dat doe ik door het opstellen van een ruimhartige frictiekostenregeling. Veel van de reorganisatieplannen van de regionale omroepen kunnen namelijk nog steeds worden doorgevoerd. Daarbij heb ik toegezegd dat deze frictiekostenregeling in ieder geval het effect van zes maanden vertraging (maximaal € 8,5 miljoen) compenseert, bovenop de reguliere frictiekosten. Deze aanvullende frictiekosten kunnen aan de regionale omroepen worden toegekend als een bijdrage voor het uitvoeren van de plannen die zij reeds hebben ontwikkeld om gezamenlijke diensten in te richten. Ik ben er van overtuigd dat verdergaande samenwerking tussen de regionale omroepen niet alleen efficiencyvoordelen op kan leveren, maar ook zorgt voor een toekomstbestendige regionale omroepsector. Vanuit zijn wettelijke taken kan de RPO daarbij zorgen voor samenwerking, coördinatie, geïntegreerde beleidsvorming en verantwoording, doelmatige inzet van middelen en behartiging van zaken die van gezamenlijk belang voor de regionale omroep zijn. Dit zorgt direct voor meer bestuurlijke slagvaardigheid van de regionale omroepen.

Tot slot wil ik nog reageren op uw oproep rond publiek-private samenwerking en het Mediafonds. Conform het regeerakkoord van het kabinet Rutte-2 zal per 1 januari 2017 de subsidiëring van culturele mediaproducties door het Mediafonds worden stopgezet. De NPO heeft zelf gezegd hier binnen de eigen begroting geld voor vrij te maken. Er gaat geen extra geld naar de NPO toe. Het staat de regionale omroepen vrij hier ook zelf binnen hun totale begroting ruimte voor te maken of hierover het gesprek met de NPO aan te gaan.

Voor wat betreft publiek-private samenwerking heb ik toegezegd de Tweede Kamer voor het mediabegrotingsdebat per brief te zullen informeren over de voortgang rond de motie Mohandis c.s. Graag neem ik daarin ook de resultaten mee van de bijeenkomst die de provincie Limburg op 6 september 2016 rond dit thema heeft georganiseerd.

Gezien ons gezamenlijke belang rond de regionale omroep lijkt het mij goed als er op korte termijn bestuurlijk overleg tussen mij en het IPO plaatsvindt om de punten in deze brief verder door te spreken.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Samenstelling:

Nagel (50PLUS), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), De Vries-Leggedoor (CDA) (voorzitter), Beuving (PvdA), Ganzevoort (GL), Martens (CDA), Sent (PvdA), Van Strien (PVV), Bruijn (VVD), Gerkens (SP), Kops (PVV), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Van Hattem (PVV), Köhler (SP), Krikke (VVD), Nooren (PvdA), Pijlman (D66), Rinnooy Kan (D66), Schalk (SGP), Schnabel (D66) (vice-voorzitter), Jorritsma-Lebbink (VVD), Klip-Martin (VVD), Sietsma (CU)

X Noot
2

Kamerstukken I, 34 264, T.

X Noot
3

Kamerstukken I, 34 264, T.

X Noot
4

Kamerstukken I, 34 264, T, pagina 2.

X Noot
5

Mediawet 2008, artikel 2.60a, lid 1.

X Noot
7

Mediawet 2008, artikel 2.60a, lid 3, sub e.

X Noot
8

Kamerstukken I, 34 264, T, Pagina 4.

X Noot
9

Kamerstukken I, 34 264, T, pagina 3.

X Noot
10

Zie toezegging T02220 op www.eerstekamer.nl.

X Noot
11

Kamerstukken I, 34 264, O, pagina 8.

X Noot
12

Kamerstukken I, 34 264, T, Pagina 4. Zie ook toezegging T02220 op www.eerstekamer.nl.

X Noot
13

Een afschrift van de brief van het IPO aan de Staatssecretaris van OCW d.d. 19 september 2016 is ter inzage gelegd bij de afdeling Inhoudelijke Ondersteuning onder griffienummer 158162.32.

X Noot
14

Handelingen I, 2015–2016, nr. 21, item 13, pagina 13.

X Noot
15

Handelingen I, 2015–2016, nr. 21, item 13, pagina 13 en motie-Ten Hoeve c.s., Kamerstukken I, 34 264, K. Zie ook toezegging T02224 op www.eerstekamer.nl.

X Noot
16

Kamerstukken I, 2015–2016, 34 264, T

X Noot
17

Kamerstukken I, 2015–2016, 34 264, T, pagina 2.

X Noot
18

Op 23 maart 2016 is de wet van 16 maart 2016 tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst (Stb. 2016, 114) in werking getreden voor zover het betreft de bepalingen van de eerste fase van wetgeving over de regionale publieke omroep, waaronder de instelling van de RPO.

X Noot
19

Kamerstukken I, 2015–2016, 34 264, O, pagina 8

X Noot
20

Kamerstukken I, 34 264, T, pagina 4. Zie ook toezegging T02220 op www.eerstekamer.nl.

X Noot
21

Wet van 18 december 2013 (Stb. 2013, 570) tot wijziging van onder meer de Mediawet 2008 in verband met onder meer aanpassing van de rijksmediabijdrage en overheveling van het budget voor de bekostiging van de regionale omroepen van het provinciefonds naar de mediabegroting

X Noot
22

Stb. 2013, 570.

X Noot
23

Kamerstukken II 2013/14 33 750 nr. 19.

Naar boven