34 264 Wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst

T BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2016

In het debat op 1 maart 2016 over het wetsvoorstel toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst, heb ik naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie) de toezegging gedaan het wetsvoorstel over de modernisering van de regionale publieke omroep vóór het zomerreces bij de Tweede Kamer in te dienen, behoudens onvoorziene omstandigheden.1

In de bijlage treft u een afschrift aan van mijn brief aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal over de stand van zaken van het wetsvoorstel modernisering regionale publieke omroep.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2016

Op 7 september 2015 heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd over de hoofdlijnen van de modernisering van de regionale omroepsector. Deze brief was gebaseerd op het plan van stichting Regionale Omroep Overleg en Samenwerking (hierna: ROOS) en de regionale omroepen.2 Dit plan beoogde de bestuurlijke slagvaardigheid te versterken waarbij tegelijkertijd de regionale identiteit van de regionale omroepen behouden blijft. De uitdagingen waar de regionale omroepen voor staan zijn immers urgent en blijvend. De manier waarop mensen nieuws en cultuur tot zich nemen verandert snel. Zowel de radio- als televisiebereikcijfers van de regionale omroepen staan onder druk. Daarnaast krimpt het budget van de regionale omroepen met € 17 miljoen per 1 januari 2017 en lopen ook de reclame-inkomsten structureel terug. Ik heb destijds mijn waardering uitgesproken voor het initiatief van ROOS en de regionale omroepen en de ambitie die eruit spreekt om deze uitdagingen aan te gaan. Het wetsvoorstel dat ik nu in voorbereiding heb, maakt de uitvoering van het plan mogelijk.

De eerste stap in het vertalen van het plan van ROOS en de regionale omroepen in wetgeving is begin dit jaar al gezet met de wet tot wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het toekomstbestendig maken van de publieke mediadienst.3 Dit heeft geresulteerd in de oprichting en aanwijzing van de Stichting Regionale Publieke Omroep (hierna: RPO) als wettelijk bestuurlijk orgaan voor de regionale omroep.4 De afgelopen maanden heb ik in overleg met ROOS, de RPO en de regionale omroepen hard gewerkt aan het tweede wetsvoorstel met maatregelen voor de verdere modernisering van de regionale publieke omroep. Het wetsvoorstel beoogt een slagvaardige regionale publieke omroep en meer gezamenlijkheid in het uitvoeren van de regionale publieke taak te bewerkstelligen. In die gezamenlijkheid liggen ook verantwoorde oplossingen voor het opvangen van (een groot deel van) de bezuinigingen, waarmee de programmering en de redacties zoveel mogelijk kunnen worden ontzien.

In deze brief wordt toegelicht wat de status van dit wetsvoorstel is en welke stappen de komende tijd gezet zullen worden.

Voortgang wetstraject

Het wetsvoorstel rond de modernisering van de regionale omroep is de «tweede fase» van wetgeving waarin de daadwerkelijke inrichting van de besturings- en organisatiestructuur van de regionale publieke omroep verder vorm krijgt. De inzet was om de twee belangrijkste wensen uit het plan ROOS met elkaar te verenigen: de wens tot bestuurlijke verwevenheid en de wens dat regionale omroepen wettelijke regionale taakorganisaties zijn. De verwevenheid moet het mogelijk maken dat een bestuurder van een regionale omroep tevens bestuurder van de RPO kan zijn en een gemeenschappelijke portefeuille tot zijn verantwoordelijkheid kan nemen. Met een eigen wettelijke taakopdracht willen de regionale omroepen daarnaast ook hun specifieke positie en onafhankelijkheid in het eigen verzorgingsgebied bekrachtigen.

Tijdens het maken van het wetsvoorstel bleek het verenigen van de twee wensen echter juridisch onmogelijk. Het wettelijk vastleggen van de regionale omroepen als regionale media-instelling (rmi) met een RPO als gezamenlijk bestuur, leidt automatisch tot een model waarin de RPO een zelfstandig bestuursorgaan (zbo) is. In een zbo-model, vergelijkbaar met dat van de NPO en de omroeporganisaties, moet er echter een strikte scheiding zijn tussen het besturend orgaan, de RPO, en de regionale omroepen.5 Dit betekent dat de (huidige) directeuren van de regionale omroepen geen bestuurder kunnen zijn van de landelijke RPO. In een zbo-model zou daarmee een belangrijk element van het plan van ROOS, een efficiënte en slagvaardige besturing en het voorkomen van onnodige bureaucratie, teniet worden gedaan.

Omdat het verenigen van de twee wensen wettelijk niet mogelijk bleek, is in het wetsvoorstel gekozen voor een oplossing die materieel zo goed mogelijk invulling geeft aan het plan van ROOS en de regionale omroepen. In deze oplossing wordt de RPO de publieke media-instelling die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de regionale publieke media-opdracht. Het daadwerkelijk verzorgen van deze regionale media-opdracht belegt de RPO bij de regionale omroepen, die daarbij volledige redactionele onafhankelijkheid hebben. De redactionele onafhankelijkheid is expliciet wettelijk geborgd: een regionale omroep bepaalt zelf de vorm en inhoud van het door hem verzorgde media-aanbod voor het desbetreffende verzorgingsgebied. Omdat de regionale omroepen in het wetsvoorstel juridisch geen afzonderlijke wettelijke publieke media-instelling zijn, staat dit model wél de bestuurlijke verwevenheid toe.

In het wetsvoorstel is een uitwerking gekozen die in mijn ogen het dichtst ligt bij het plan van ROOS en de regionale omroepen: één slagvaardige RPO met daarbinnen onafhankelijke omroepen per provincie. De RPO als één geheel, voor en door de regionale omroepen bestuurd.

In de gesprekken met ROOS en de regionale omroepen bleek echter dat de regionale omroepen in meerderheid een groter belang hechten aan het wettelijk vastleggen van de regionale omroepen als regionale media-instelling (de zogeheten rmi-status) dan aan de bestuurlijke verwevenheid. Daarmee nemen de regionale omroepen afstand van een kernelement in hun eigen plan.

Ik vind draagvlak bij de regionale omroepen echter cruciaal. Voor een grote transitie is de steun van de partijen nodig die deze verandering daadwerkelijk gaan uitvoeren. Het voorliggende wetsvoorstel zal dan ook nu nog niet aan uw Kamer worden voorgelegd.

Vervolgstappen

Gezien de resterende tijd tot de ingangsdatum van de bezuinigingen van € 17 miljoen per 1 januari 2017, is het van belang om nu helderheid richting betrokken partijen te geven. Tegelijkertijd werk ik met de betrokken partijen verder aan het vormgeven van wettelijke kaders die de RPO, ROOS en de regionale omroepen ondersteunen bij de uitvoering van hun plan. Ik heb daarvoor de volgende route uitgestippeld:

Individuele bekostigingsaanvraag regionale omroepen voor 2017 inclusief bezuiniging

De 13 huidige regionale omroepen zullen conform de huidig geldende Mediawet een individuele begroting indienen.6 In deze begroting zal per regionale omroep het individuele deel van de € 17 miljoen bezuiniging moeten worden opgevangen.

Ontzien programmering en de redacties

Bij de invulling van de bezuiniging van € 17 miljoen is het van belang de programmering en de redacties zoveel mogelijk te ontzien. Samenwerking tussen de regionale omroepen is daarom bij de invulling van deze bezuiniging cruciaal. Ik ben bereid vrijwillige samenwerking zoveel mogelijk te ondersteunen.

Reguliere frictiekostenregeling

Bij een bezuiniging van rijkswege wordt altijd een frictiekostenregeling getroffen. Dat zal ik nu dus ook doen. Bij het bepalen van de omvang van de frictiekosten per regionale omroep zal eerst naar de vermogenspositie worden gekeken. Dit komt overeen met de systematiek die bij de landelijke publieke omroep gehanteerd is.

Aanvullende frictiekostenregeling

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel in de Eerste Kamer heb ik de toezegging gedaan dat de frictiekostenregeling in ieder geval het effect van zes maanden vertraging (maximaal € 8,5 miljoen) compenseert, bovenop de reguliere frictiekosten.7 8 Deze aanvullende frictiekosten kunnen aan de regionale omroepen worden toegekend als een bijdrage voor het uitvoeren van de plannen die zij reeds hebben ontwikkeld om gezamenlijke diensten in te richten. Er is al veel voorbereid voor deze verdergaande samenwerking tussen de regionale omroepen. De plannen inclusief kosten-batenanalyses liggen klaar voor nieuwe ondersteunende diensten op het gebied van sales en marketing, financiën en personeel. Wanneer de omroepen gezamenlijk één of meer van deze plannen voor verdergaande samenwerking willen realiseren, kunnen de aanvullende frictiekosten daarvoor worden ingezet.

Coördinerende rol RPO bij verder vormgeven regionale omroep sector

Per 31 maart is de stichting RPO opgericht. De RPO krijgt de concessie voor de regionale publieke omroep en heeft de wettelijke taak om verder te gaan met het voorbereiden van een gemeenschappelijke beleidscyclus voor de regionale omroep sector. De wettelijke taken van de RPO zijn het opstellen van een gemeenschappelijk concessiebeleidsplan, meerjarenbegroting en prestatieovereenkomst. Het reorganisatieplan van ROOS om invulling te geven aan de bezuiniging van € 17 miljoen en de individuele jaarplannen van de regionale omroepen zal de basis vormen van dit eerste concessiebeleidsplan. Daarmee zal de RPO vanuit zijn wettelijke rol en ROOS als het samenwerkingsverband van de regionale omroepen een coördinerende rol spelen in het verder vormgeven van de (vrijwillige) samenwerking tussen de regionale omroepen en bij het beoordelen van de plannen daarvoor.

Voortzetting onderzoek publiek-private samenwerking

Ik heb uw Kamer toegezegd te zullen informeren over mijn voortgang rond de motie Mohandis c.s.9 In deze motie wordt mij gevraagd om voorafgaand aan de behandeling van het wetsvoorstel rond de regionale omroep, in kaart te brengen welke juridische, organisatorische en praktische belemmeringen en mogelijkheden er bestaan om lokaal en regionaal publiek-private samenwerking tussen mediabedrijven mogelijk te maken. Ik zal uw Kamer voor het mediabegrotingsdebat per brief informeren over de stand van zaken van de uitvoering van deze motie.

Tot slot

Alle partijen hebben veel tijd en energie gestoken in de uitwerking van het plan ROOS in een wetsvoorstel. Op veel punten is er ook overeenstemming bereikt. Ik waardeer de inzet van alle partijen en ik ben er dan ook van overtuigd dat er een goede basis ligt om er met elkaar uit te komen. Ik ga daar de komende tijd samen met ROOS, de RPO en de regionale omroepen verder aan werken. Ik wil ROOS en de 13 regionale omroepen, inclusief alle medewerkers, oproepen om vooral voortvarend door te blijven gaan met de plannen en uitvoering van verregaande samenwerking, opdat de regionale omroep ook in de toekomst zijn functie goed kan blijven vervullen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
2

Kamerstukken II 2015/16, 32 827, nr. 78.

X Noot
4

Scr. 2016, 28443

X Noot
5

Gelet op het bestuursrechtelijke verbod op vooringenomenheid, dat is neergelegd in artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, is het niet mogelijk om in het bestuur van een zelfstandig bestuursorgaan dezelfde bestuurders te hebben als in het bestuur van de rechtspersonen waarover dat bestuursorgaan gezag moet uitoefenen.

X Noot
6

Zie artikel 2.170 van de Mediawet 2008. De huidige datum van indiening van de begroting is 15 september 2016. Over de precieze datum van het indienen van deze begroting zullen de regionale omroepen op zeer korte termijn apart per brief geïnformeerd worden.

X Noot
7

Zie voor deze toezegging mijn brief aan stichting ROOS die in afschrift ook aan de Eerste Kamer is verstuurd: Kamerstukken I 2015/16, 34 264, P.

X Noot
8

Zowel de reguliere als de aanvullende frictiekosten zullen op basis van artikel 2.166 lid 1b Mediawet worden gedekt uit de algemene mediareserve.

X Noot
9

Kamerstukken II 2015/16, 34 300 VIII, nr. 87.

Naar boven