34 260 Wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de implementatie van richtlijn 2014/30/EU en richtlijn 2014/53/EU

Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING

I. ALGEMEEN

1.1. Aanleiding en doel

Dit wetsvoorstel implementeert een tweetal Europese richtlijnen. Het gaat om Richtlijn 2014/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (herschikking) (PbEU L 96/79) (hierna: EMC-richtlijn), en om Richtlijn 2014/53/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PbEU L 153/62) (hierna: radioapparaten richtlijn). De eerstgenoemde richtlijn vervangt Richtlijn 2004/108/EU van het Europees parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit en tot intrekking van Richtlijn 89/336/EEG. De laatstgenoemde richtlijn vervangt Richtlijn 1999/5/EG van het Europees parlement en de Raad van 9 maart 1999 betreffende radioapparatuur en telecommunicatie-eindapparatuur en de wederzijdse erkenning van hun conformiteit (hierna: R&TTE-richtlijn).

De EMC-richtlijn dient uiterlijk op 19 april 2016 in nationaal recht te zijn omgezet, de radioapparaten richtlijn – op 12 juni 2016. In paragraaf 3 van deze memorie van toelichting zijn twee transponeringstabellen opgenomen waarin de voorgestelde implementatie van de onderscheiden artikelen uit de EMC-richtlijn en de radioapparatenrichtlijn schematisch is weergegeven.

De beide richtlijnen zien op een zeer omvangrijke en wijdvertakte sector met een zeer grote diversiteit aan bedrade of draadloze elektronische producten voor consumenten en apparaten gebruikt door bedrijven, variërend van persoonlijke en huishoudelijke apparaten (zoals mobiele telefoons en magnetrons) tot industriële en sectorspecialistische apparaten (zoals asfaltsmelters en MRI-scanners).

De EMC-richtlijn geeft een horizontaal geharmoniseerd kader voor het in de handel brengen, het vrije verkeer en de ingebruikneming van apparaten die elektromagnetische verstoringen kunnen veroorzaken of waarvan het functioneren vatbaar is om door dergelijke verstoringen te worden beïnvloed. Radiozend- en ontvangapparaten vallen buiten de werkingssfeer van de EMC-richtlijn omdat hiervoor de meer specifieke radioapparaten richtlijn van toepassing is, die naast de elektromagnetische compatibiliteitseisen tevens andere product specifieke eisen adresseert. De EMC-richtlijn regelt de essentiële eisen voor deze producten inzake hun onderlinge elektromagnetische compatibiliteit. Deze eisen worden omgezet in technische voorschriften in het kader van niet-bindende geharmoniseerde normen waarmee de conformiteit van producten met deze richtlijn kan worden aangetoond. De radioapparaten richtlijn geeft een overeenkomstig kader voor radiozend- en ontvangapparaten (hierna: radioapparaten) en regelt de essentiële eisen voor radioapparaten inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van mens en dier, de bescherming van goederen, de elektromagnetische compatibiliteit en de voorkoming van schadelijke interferentie. Op basis van de radioapparaten richtlijn zijn naast de in deze richtlijn specifieke essentiële eisen voor radioapparaten, ook de essentiële eisen van de EMC-richtlijn van toepassing op deze productcategorie. Door deze systematiek zijn de reikwijdtes van beide richtlijnen complementair: elk product dat elektromagnetische verstoringen kan veroorzaken of daarvoor gevoelig is valt ofwel onder de EMC-richtlijn ofwel onder de radioapparaten richtlijn tenzij er een uitzondering is gemaakt in artikel 2, leden 2 en 3, van de EMC-richtlijn, zoals het van toepassing zijn van een meer specifieke wetgeving van de Unie. Zo, bijvoorbeeld, valt een magnetron onder de reikwijdte van de EMC-richtlijn en een mobiele telefoon onder de reikwijdte van de radioapparaten richtlijn. Op de reikwijdte van de radioapparaten richtlijn wordt in paragraaf 1.4.1 nader ingegaan.

De EMC-richtlijn is onderdeel van een stroomlijningspakket, dat negen Europese richtlijnen herschikt in overeenstemming met de nieuwe terminologie van het Verdrag van Lissabon en met de referentiebepalingen uit Besluit nr. 768/2008/EG van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 betreffende een gemeenschappelijk kader voor het verhandelen van producten en tot intrekking van Besluit 93/465/EEG van de Raad (hierna: Besluit 768/2008/EG). Met deze stroomlijning wordt het functioneren van de interne markt voor goederen versterkt. Voor verschillende productsectoren zijn definities, traceerbaarheidseisen, verplichtingen van marktdeelnemers, criteria en procedures voor de selectie van conformiteitsbeoordelingsinstanties, conformiteitsbeoordelingsprocedures en vrijwaringsprocedures op één lijn gebracht en zijn de richtlijnen aangepast aan de bepalingen van delegatie en uitvoeringshandelingen. Uit de impact assessment van de Europese Commissie bij het stroomlijningspakket is gebleken dat het bedrijfsleven door de stroomlijning van de regelgeving een vereenvoudigingseffect verwacht. Verder ontstaat een gelijk speelveld in de markt en wordt efficiënter markttoezicht binnen de Europese Unie (hierna: de EU) mogelijk.

Besluit 768/2008/EG is ook toegepast in de radioapparaten richtlijn. In aanvulling daarop kent de radioapparaten richtlijn een aantal voor deze richtlijn specifieke inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de huidige R&TTE-richtlijn, onder meer ten aanzien van de essentiële eisen waar radioapparaten aan moet voldoen. Deze additionele wijzigingen moeten bijdragen aan een beter nalevingsniveau van de voorschriften van de richtlijn, een hogere effectiviteit, een verduidelijking van de richtlijn en een vereenvoudiging om onnodige lasten voor marktdeelnemers en overheidsinstanties weg te nemen. De voornaamste inhoudelijke wijzigingen betreffen de wijziging van de reikwijdte (toepassingsgebied) van deze richtlijn; de mogelijkheid om te eisen dat radioapparaten interoperabel zijn met accessoires zoals opladers; de mogelijkheid om te eisen dat softwaregedefinieerde radioapparaten garanderen dat alleen richtlijnconforme combinaties van software en hardware tot stand mogen worden gebracht alsmede om maatregelen te treffen om belemmeringen, als gevolg van dit voorschrift, voor concurrentie op de markt voor software van derden te voorkomen; de mogelijkheid om te eisen dat producten die behoren tot categorieën met een laag nalevingniveau (ten aanzien van de door de richtlijn gestelde essentiële eisen) worden geregistreerd in een centraal systeem op basis van informatie die lidstaten met betrekking tot de naleving verstrekken; een verduidelijking van het verband tussen de richtlijn en de wetgeving van de EU en de lidstaten betreffende het gebruik van het radiospectrum en tenslotte verschillende voor deze richtlijn specifieke vereenvoudigingen en beperkingen van (administratieve) lasten.

Om de genoemde wijzigingen in Nederlandse wetgeving om te zetten is een wijziging en aanvulling nodig van de Telecommunicatiewet (hierna: wet) in samenhang met te wijzigen lagere regelgeving. Zo ontbreken in de wet adequate grondslagen om voor categorieën marktdeelnemers specifieke verplichtingen op te kunnen leggen. Ook ontbreken grondslagen voor de nieuwe potentiele verplichtingen ten aanzien van de registratie van producten in een centraal register en van het borgen dat bij softwaregedefinieerde radioapparaten alleen richtlijnconforme combinaties van software en hardware tot stand mogen worden gebracht. Het onderhavige wetsvoorstel voorziet in deze grondslagen en implementeert tevens waar nodig de gewijzigde terminologie van de radioapparaten richtlijn en de EMC-richtlijn. Tevens wordt er, in samenhang met deze richtlijnen, in voorzien dat aan de gebruiker van apparaten die elektromagnetische verstoringen kunnen veroorzaken, welke een ontoelaatbare storing of belemmering veroorzaken, een bindende aanwijzing kan worden opgelegd. In het navolgende wordt nader ingegaan op de verschillende wijzigingsonderdelen en hun achtergronden.

1.2. Implementatie van het Nieuw Wettelijk Kader

Een vernieuwd beleid voor Europese productregelgeving is in 2008 vastgelegd in het zogenaamde Nieuw Wettelijk Kader (NWK). Dit kader bestaat uit naast het eerdergenoemde Besluit 768/2008/EG, de Verordening (EG) Nr. 764/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van procedures voor de toepassing van bepaalde nationale technische voorschriften op goederen die in een andere lidstaat rechtmatig in de handel zijn gebracht, en tot intrekking van Beschikking nr. 3052/95/EG en de Verordening (EG) Nr. 765/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93. Het NWK heeft een meerledige doelstelling. Ten eerste wordt beoogd het toezicht op de producten en het toezicht op de aangewezen instanties in alle lidstaten effectiever en gelijkwaardig te maken. Dit heeft betrekking op het probleem dat een aanzienlijk aantal in de markt circulerende producten niet aan de gestelde eisen voldoet en het probleem dat de kwaliteit van dienstverlening van aangewezen (keurings)instanties soms ongelijkwaardig is. Deze problemen leiden tot verstoring van concurrentieverhoudingen en mogelijk tot gevaarlijke producten. Ten tweede worden via wetgeving de richtlijnen vereenvoudigd en op één lijn gebracht. Dit heeft betrekking op het probleem dat inconsistenties in de productrichtlijnen de toepassing ervan voor fabrikanten en toezichthouders onnodig ingewikkeld maken, doordat vaak meerdere richtlijnen op één product van toepassing zijn. De keuze om dit via wetgeving op te lossen is gebaseerd op de doeltreffendheid, doelmatigheid en samenhang die dat met zich meebrengt.

De verordeningen 764/2008 en 765/2008 zijn reeds sinds 13 mei 2009 respectievelijk 1 januari 2010 van toepassing. Besluit 768/2008/EG heeft in tegenstelling tot deze verordeningen geen onmiddellijke rechtsgevolgen voor marktdeelnemers of lidstaten, maar geeft een kader voor toekomstige productwetgeving in de EU om het regelgevingskader optimale samenhang te geven. Het besluit 765/2008/EG omvat horizontale definities, stelt gelijkwaardige verplichtingen aan marktdeelnemers: fabrikanten, gemachtigden (in de Unie gevestigde natuurlijke of rechtspersonen die schriftelijk door de fabrikant zijn gemachtigd om namens hem specifieke taken te vervullen), importeurs en distributeurs, voor onder meer traceerbaarheidseisen, harmoniseert conformiteitsbeoordelingsprocedures, scherpt de criteria voor aangemelde instanties aan, geeft eisen voor de aanmeldingsprocedure, stelt eisen aan de aanmeldende autoriteiten en geeft eenduidige regels voor de toepassing van de vrijwaringprocedure. Zoals eerder vermeld, brengt het eerdergenoemde stroomlijningspakket volgens de methode van herschikking negen Europese richtlijnen met eisen aan producten, waaronder de EMC-richtlijn, in overeenstemming met Besluit 768/2008/EG en is dit besluit via een separate procedure ook toegepast in de radioapparaten richtlijn. De richtlijnen zijn hierbij aangepast aan de nieuwe terminologie en bepalingen van het Verdrag van Lissabon. De bestaande comitéprocedures zijn aangepast aan de nieuwe comitéprocedures en waar nodig zijn gedelegeerde handelingen van de Europese Commissie toegepast.

Bij de wijzigingen van de EMC-richtlijn en de R&TTE richtlijn als gevolg van de aansluiting op Besluit 768/2008/EG is er geen sprake van nieuw beleid. De inhoudelijke producteisen zijn hierbij niet gewijzigd. De wijzigingen kunnen globaal worden onderverdeeld in de herinrichting van verantwoordelijkheden voor verschillende marktdeelnemers (die met name zien op het probleem van non-conformiteit) en het stroomlijnen van de procedures in deze richtlijnen. De in het NWK geïntroduceerde verplichtingen voor afzonderlijke marktdeelnemers (fabrikanten, gemachtigden, importeurs en distributeurs) in het kader van de EMC-richtlijn en radioapparaten richtlijn worden geïmplementeerd in een aantal nieuwe artikelen in Hoofdstuk 10 van de wet. De verplichtingen voor gemachtigden, importeurs en distributeurs zijn explicieter gemaakt en deels nieuw en betreffen in hoofdzaak een medeverantwoordelijkheid voor de uitvoering van verplichtingen die op fabrikanten rusten. Er is dus sprake van een expliciete verdeling van medeverantwoordelijkheid voor deze inhoudelijke verplichtingen. In meer detail gaat het om de volgende nieuwe elementen:

  • traceerbaarheidseisen voor de gehele distributieketen: fabrikanten en importeurs moeten informatie over hun traceerbaarheid (naam en adres) op het product of de verpakking aanbrengen; iedere marktdeelnemer moet de autoriteiten kunnen meedelen van wie hij een product heeft gekocht en aan wie hij het heeft geleverd;

  • verplichtingen van fabrikanten om in een taal die consumenten en eindgebruikers makkelijk kunnen begrijpen, een gebruiksaanwijzing en informatie aangaande de veiligheid te verstrekken, om steekproeven uit te voeren en om toezicht op het product te houden;

  • verplichtingen van importeurs en distributeurs om te controleren of producten van de CE-markering, de vereiste documenten en informatie over traceerbaarheid van producenten zijn voorzien, om op verzoek van toezichthouders medewerking te verlenen om de conformiteit van de radioapparaten aan te tonen of maatregelen te nemen ter uitschakeling van risico's van radioapparaten; er zijn bijkomende verplichtingen voor importeurs, zoals een bewaarplicht voor de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie, om steekproeven uit te voeren en om toezicht op het product te houden;

  • verplichtingen voor gemachtigden: een bewaarplicht voor de EU-conformiteitsverklaring en de technische documentatie en de verplichting om op verzoek van toezichthouders medewerking te verlenen om de conformiteit van de radioapparaten aan te tonen of maatregelen te nemen ter uitschakeling van risico's van radioapparaten.

De overige elementen in de EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn die betrekking hebben op het NWK zullen worden geïmplementeerd middels aanpassing van lagere regelgeving. Het gaat hier hoofdzakelijk om maatregelen om de kwaliteit van de werkzaamheden van de conformiteitsbeoordelingsinstanties te waarborgen, zoals de aanscherping van de aanmeldingseisen voor aangemelde instanties, de eisen voor aanmeldende autoriteiten, een herzien aanmeldingsproces, een informatieplicht voor aangemelde instanties en het op één lijn brengen van de teksten van de conformiteitsbeoordelingsprocedures. Deze aspecten zullen bij die lagere regelgeving nader worden toegelicht; de voorzienbare gevolgen van deze maatregelen voor de regeldruk worden op hoofdlijnen beschreven in deze toelichting (paragraaf 3).

1.3. Aanleiding voor de specifieke wijziging van de radioapparaten richtlijn

Zoals vermeld kent in aanvulling op aansluiting bij het Besluit 768/2008/EG de radioapparaten richtlijn een aantal voor deze richtlijn specifieke inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de R&TTE-richtlijn. Dit heeft betrekking op een aantal specifieke problemen die in het kader van de uitvoering van deze richtlijn in de praktijk spelen.

Een van de hoofdoorzaken van deze problemen is een tot dusverre gesignaleerd laag nalevingsniveau voor bepaalde productcategorieën. Dit heeft brede gevolgen. Er is in de praktijk in de betreffende deelmarkten geen gelijkwaardig speelveld voor fabrikanten die wel aan de verplichtingen voldoen; de situatie geeft risico’s op onveilige producten met name op het terrein van blootstelling aan elektromagnetische velden en het komt relatief vaak voor dat apparatuur in deze deelmarkten elektromagnetische verstoringen veroorzaakt met het gebruik van andere apparatuur. Ook belemmert een laag nalevingsniveau de ontwikkeling van een meer efficiënt gebruik van spectrum. Er zijn meerdere oorzaken voor de bedoelde lage naleving. Zo is de R&TTE-richtlijn complex en is een aantal verplichtingen in deze richtlijn niet voldoende duidelijk; dit strekt verder dan zaken die ook in het NWK spelen zoals een onduidelijke verantwoordelijkheid van andere marktspelers dan de fabrikanten. Ook is er soms sprake van onvoldoende en ineffectief toezicht in deze deelmarkten. De bedoelde ineffectiviteit is grotendeels terug te voeren is op een slechte traceerbaarheid van producten en fabrikanten.

Naast een laag nalevingsniveau boet de R&TTE-richtlijn aan effectiviteit in doordat de reikwijdte en wijze van toepassing van de verplichtingen in bepaalde situaties onduidelijk of niet optimaal is. Een voorbeeld is Software-defined radio (SDR), een technologie om belangrijke parameters van de werking van radioapparaten zoals het frequentiegebruik, de modulatie en zendvermogen te wijzigen met behulp van software. Dergelijke parameters spelen een belangrijke rol voor het voldoen aan de essentiële eisen van de radioapparaten richtlijn. SDR is van toenemend belang in de consumentenmarkt van radioapparaten. De meeste SDR producten, in het bijzonder basisstations in mobiele netwerken, zijn onder de controle van een enkele fabrikant, maar het aantal gevallen waarin de software wordt geleverd door een derde partij groeit. Hierdoor is onduidelijkheid ontstaan over de conformiteitsprocedures die moeten worden gevolgd voor combinaties van hardware en software, de markering en informatieverstrekking bij deze producten, en de verantwoordelijkheden van de fabrikanten. SDR vormt dus een situatie waarbij de huidige verplichtingen onvoldoende voorzien in adequate verplichtingen om te bereiken dat deze categorie producten voldoet aan de essentiële eisen van de R&TTE-richtlijn. Een ander voorbeeld van een niet-optimale situatie ten aanzien van de reikwijdte van de R&TTE-richtlijn is de positie van apparaten voor alleen de ontvangst van radiosignalen. Voor een deel valt deze categorie niet onder de reikwijdte (omroepontvangers) en voor een deel wel (overige ontvangers). Deze situatie is niet logisch en geeft rechtsonzekerheid voor apparaten die beide functionaliteiten hebben. Een derde voorbeeld is onduidelijkheid over of de essentiële eis ten aanzien van een efficiënt gebruik van spectrum (artikel 3.2 van de R&TTE-richtlijn) van toepassing is op de ontvangst van radiosignalen. Hierdoor wordt de ontwikkeling van geharmoniseerde normen voor radio ontvangstapparatuur in de context van een meer intensief en efficiënt gebruik van spectrum geremd.

Verder is er een aantal meer op zichzelf staande aspecten die aanleiding vormden voor het creëren of juist schrappen van verplichtingen. Een belangrijke ontwikkeling is het blijvende gebrek aan interoperabiliteit tussen radioapparaten en bepaalde accessoires zoals opladers voor mobiele telefoons. Naast ongemak voor gebruikers resulteert deze situatie in een onnodig hoge mate van belasting op het milieu. In deze situatie is onvoldoende verandering gebracht door industrie-brede afspraken, waardoor een wettelijk voorschrift opportuun is geworden. Hiertegenover staat dat een aantal administratieve verplichtingen van de R&TTE-richtlijn in de praktijk van weinig nut bleek te zijn. Het gaat hier in hoofdzaak om de vermelding van de apparatuurklasse op het product, de vermelding van de CE markering in de gebruiksaanwijzing en de verplichting voor het aanmelden bij de toezichthouder van apparaten die niet van geharmoniseerde frequenties gebruik maken.

1.4. Implementatie van niet aan het NWK gerelateerde elementen van de radioapparaten richtlijn

1.4.1. Reikwijdte

De reikwijdte van de apparaten die onder radioapparaten richtlijn vallen bakent het toepassingsgebied van de radioapparaten richtlijn af ten opzichte van het toepassingsgebied van de EMC-richtlijn. De reikwijdte van de radioapparaten richtlijn, inclusief de systematiek voor de vaststelling hiervan, is gewijzigd ten opzichte van de R&TTE-richtlijn. Deze is verduidelijkt, aangepast aan de technologische ontwikkelingen en het gebruik van radioapparaten en daarmee toekomstvaster. Dit heeft zijn beslag in de nieuwe definities van het begrip radioapparaat, enkele aanpalende begrippen en de uitzonderingen die hierop van toepassing zijn. De hiervoor relevante definities zijn door middel van het onderhavige wetsvoorstel overgenomen in artikel 1.1 van de wet.

Radioapparaten zijn producten die radiogolven ontvangen, uitzenden, en ontvangen en uitzenden. De radiogolven hebben radiocommunicatie of radiodeterminatie tot doel. Tevens vallen producten die moeten worden aangevuld met een accessoire, zoals een antenne, om radiogolven te kunnen uitzenden of ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie onder de reikwijdte van de radioapparaten richtlijn.

Een belangrijke wijziging ten opzichte van de R&TTE-richtlijn is dat randapparaten en voor vakmensen op maat gebouwde evaluatiekits die uitsluitend zijn bedoeld voor onderzoek en ontwikkeling (O&O) in O&O-faciliteiten nu buiten de reikwijdte van de richtlijn vallen. Tegelijkertijd is nu explicieter gemaakt dat apparaten bedoeld voor radiodeterminatie onder de reikwijdte te vallen. Ook vervalt de uitzondering voor omroepontvangers. De positionering van deze categorieën apparaten ten opzichte van de reikwijdte van de R&TTE-richtlijn is in de huidige situatie, met de toename van risico’s op schadelijke interferentie door en voor deze categorieën apparaten, juist onlogisch geworden. Op deze categorieën apparaten zijn de verplichtingen uit de radioapparaten richtlijn voortaan dus ook van toepassing.

Met name de toepassing van het begrip radiocommunicatie (gedefinieerd in artikel 2.1, onderdeel 2, van de radioapparaten richtlijn als communicatie door middel van radiogolven) verdient aandacht. In de richtlijn wordt in dit opzicht geen onderscheid gemaakt tussen hoofd- en bijfuncties van een apparaat. De Europese Commissie kan op grond van een uitvoeringsbevoegdheid indien dat nodig blijkt duidelijkheid aan marktpartijen en toezichthouders verstrekken of bepaalde apparaten al dan niet onder de reikwijdte van de radioapparaten richtlijn valt.

1.4.2. Softwaregedefinieerde radioapparaten

Artikel 3, lid 3, onderdeel i, van de radioapparaten richtlijn maakt in het kader van SDR het mogelijk om te eisen dat radioapparaten bepaalde mogelijkheden ondersteunen om te waarborgen dat software alleen in de radioapparaten kan worden geladen als de conformiteit van de combinatie van het radioapparaat en de software is aangetoond. Dit nieuwe onderdeel van de richtlijn is geïmplementeerd in het nieuwe artikel 10.9, onderdeel h, van de wet. Artikel 3, lid 3, onderdeel i, van de radioapparaten richtlijn maakt SDR expliciet onderdeel van de essentiële eisen van de richtlijn in die zin dat de fabrikant van de hardware er voor moet zorgen dat alleen in de radioapparaten kan worden geladen als de conformiteit van de combinatie van het radioapparaat en de software is aangetoond. Op deze wijze wordt voorzien in duidelijkheid over de conformiteitsprocedures die moeten worden gevolgd voor combinaties van hardware en software, de markering en informatieverstrekking bij deze producten en de verantwoordelijkheden van de fabrikanten. Zo wordt bereikt dat ook SDR producten voldoen aan de essentiële eisen van de radioapparaten richtlijn. De genoemde eis heeft samenhang met het nieuwe artikel 4 van de radioapparaten richtlijn, dat de fabrikanten van de hardware en de fabrikant van de software die ervoor zorgt dat radioapparaten kunnen worden gebruikt zoals bedoeld, oplegt, om de lidstaten en de Europese Commissie informatie te verstrekken over de conformiteit van voorgenomen combinaties van radioapparaten en software met de essentiële eisen van artikel 3 van de radioapparaten richtlijn.

1.4.3. Registratieplicht voor categorieën radioapparaten met een laag nalevingsniveau

Artikel 5 van de radioapparaten richtlijn voert de mogelijkheid in, via een delegatiebevoegdheid van de Europese Commissie, om te eisen dat producten die behoren tot categorieën met een laag nalevingsniveau worden geregistreerd in een centraal systeem beheerd door de Europese Commissie, op basis van informatie die lidstaten met betrekking tot de naleving verstrekken. Dit artikel is geïmplementeerd via een grondslag voor de betreffende verplichting in het nieuwe artikel 10.9, onderdeel i, van de wet. Doel van de registratieverplichting is de ex-ante naleving door de verschillende marktdeelnemers van de verplichtingen in de richtlijn voor sommige productcategorieën substantieel te verbeteren en het toezicht effectiever en efficiënter te maken. Mede omdat dit nieuwe element van de radioapparaten richtlijn een afwijking vormt ten opzichte van het NWK, gaat de Europese Commissie in de impact analyse van de radioapparaten richtlijn uitvoerig hier op in. Daarbij worden de volgende voordelen van productregistratie onderscheiden. In de eerste plaats krijgt de toezichthouder sneller toegang tot technische documentatie en kan zo in de meeste gevallen snel vaststellen of de relevante conformiteitsprocedure is toegepast; de geregistreerde contactgegevens van de fabrikant faciliteren indien nodig een snellere toegang tot detailzaken. Als kwantitatieve indicatie hierbij wordt onder meer gegeven dat productregistratie een huidige gemiddelde tijdsduur om technische documenten op te vragen kan verkorten met enkele weken, en een globale reductie van 10 tot 15% van de benodigde inzet (tijd en middelen) van een toezichthouder voor het toezicht op de betreffende productcategorieën kan opleveren. Een tweede voordeel van productregistratie is dat probleemgevende niet-geregistreerde producten of producten die niet voldoen aan de radioapparaten richtlijn snel kunnen worden opgespoord en uit de markt gehaald. Ten derde levert productregistratie een overzicht voor toezichthouders van de voor toezicht relevante deelmarkten en kunnen zij het toezicht op deze markten effectiever inrichten. Een vierde voordeel is de verwachting dat een online productregistratieproces tevens fabrikanten beter bewust maakt van hun verplichtingen bij een specifiek product, wat in het bijzonder van waarde is voor een groot deel van de fabrikanten buiten de EU.

1.4.4. Overige elementen

De radioapparaten richtlijn wijzigt, gelet op het probleemveld omschreven in paragraaf 1.3 hierboven, een aantal specifieke verplichtingen voor marktdeelnemers. Deze wijzigingen zullen worden geïmplementeerd middels aanpassing van lagere regelgeving. Het gaat in hoofdzaak om de volgende elementen:

  • De wijziging van de essentiële eis van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de radioapparaten richtlijn die ziet op o.a. gezondheidsaspecten. Radioapparaten moeten zo geconstrueerd zijn dat de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van personen en huisdieren, en de bescherming van goederen wordt gewaarborgd. Huisdieren en goederen vormen daarbij nieuwe elementen;

  • De wijziging van de essentiële eis van artikel 3, tweede lid, van de radioapparaten richtlijn die ziet op de relatie tussen radioapparaten en de doelstellingen van het spectrumbeleid van de EU. Radioapparaten moeten zo geconstrueerd zijn dat zij het radiospectrum zowel effectief gebruikt als een efficiënt gebruik van het radiospectrum ondersteunt met als doel schadelijke interferentie te voorkomen. Deze formulering verduidelijkt de relatie tussen eisen aan zendfunctionaliteit en ontvangstfunctionalteit van radioapparaten in het kader van het spectrumbeleid. Daarbij zijn ook kwaliteitseisen inbegrepen voor de ontvangstfunctionaliteit;

  • De mogelijke verplichting dat radioapparaten in bepaalde gevallen interoperabel zijn met accessoires zoals opladers voor mobiele telefoons (artikel 3, derde lid, onderdeel a, van de radioapparaten richtlijn);

  • Het vervallen van de vermelding van de apparatuurklasse op het product, de vermelding van de CE markering in de gebruiksaanwijzing en de verplichting voor het aanmelden bij de toezichthouder van apparaten die niet van geharmoniseerde frequenties gebruik maken;

  • De verplichting voor fabrikanten er voor te zorgen dat radioapparaten veilig zijn in redelijkerwijs te voorziene omstandigheden (artikel 17, eerste lid, van de radioapparaten richtlijn). De genoemde omstandigheden vormen een nieuw element voor de veiligheidseisen aan radioapparaten.

De in deze paragraaf genoemde aspecten zullen bij de desbetreffende lagere regelgeving nader worden toegelicht; waar mogelijk worden de voorzienbare gevolgen van deze maatregelen voor de regeldruk op hoofdlijnen beschreven in deze toelichting (zie paragraaf 3 hieronder).

2. Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De oude EMC-richtlijn en de R&TTE-richtlijn zijn in Nederland geïmplementeerd in hoofdstuk 10 van de wet en in de lagere regelgeving, namelijk in het Besluit elektromagnetische compatibiliteit (Stb. 2007, 19), het Besluit randapparaten en radioapparaten 2007 (Stb. 2007, 20), de Regeling elektromagnetische compatibiliteit 2007 (Stcrt. 2007, 96) en de Regeling randapparaten en radioapparaten (Stcrt. 2000, 90).

Het huidige hoofdstuk 10 van de wet bevat bepalingen ter uitvoering van de huidige EMC-richtlijn, de R&TTE-richtlijn en een delegatiegrondslag voor uitvoering van Europese regels over digitale televisie. Naast bepalingen van Europese origine kent hoofdstuk 10 van de wet ook nationale regels, zoals de bepalingen die zien op ondermeer het aanleggen en het gebruik van radiozendapparaten (paragraaf 10.2 van de wet).

Voor de omzetting van de nieuwe EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn is aanpassing van de hoofdstukken 1, 10 en 15 van de wet en onderliggende lagere regelgeving noodzakelijk. Zoals hiervoor al aan de orde is gekomen, hebben deze richtlijnen een andere reikwijdte, duidelijker omschreven verplichtingen voor marktdeelnemers en gestroomlijnde procedures voor conformiteitsbeoordeling. Inhoudelijk beoogt dit voorstel van wet in beginsel geen wijzigingen aan te brengen in de hoofdstukken 1, 10 en 15 van de wet anders dan ter uitvoering van de nieuwe EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn, op één uitzondering na. In hoofdstuk 10 ontbreekt thans een bepaling op grond waarvan een gebruiker van product, welke een ontoelaatbare storing of belemmering veroorzaakt, een bindende aanwijzing kan worden opgelegd. Artikel 5 van de EMC-richtlijn en artikel 7 van de radioapparaten richtlijn geven hiervoor ruimte. Met het onderhavige wetsvoorstel wordt voorgesteld om hierin alsnog te voorzien om de handhaving in deze slagvaardiger te maken.

Voor het overige is ervoor gekozen om hoofdstuk 10 wetstechnisch een andere indeling en systematiek te geven, waarmee beter wordt aangesloten bij de opbouw en systematiek van de Europese richtlijnen. De fundamentele normen worden in de wet zelf opgenomen en de technische uitwerking vindt plaats in lagere regelgeving.

Net als in de huidige wet, is hoofdstuk 10 in het wetsvoorstel opgedeeld in twee delen. Anders dan in de huidige wet, wordt in het wetsvoorstel geen onderscheid gemaakt tussen bepalingen over conformiteitseisen en wederzijdse erkenning van conformiteit aan de ene kant en de bepalingen over digitale televisie aan de andere kant. De twee delen zijn samengevoegd. De voorgestelde paragraaf 10.1 bevat derhalve voorschriften ter uitvoering van Europese bepalingen voor uitrusting, radioapparaten en digitale televisie. Paragraaf 10.2 blijft bepalingen van nationale origine bevatten.

3. Regeldruk

3.1. Algemeen

3.1.1. Inleiding

De verschillende onderdelen van dit wetsvoorstel leiden gezamenlijk tot een marginaal structureel effect op dan wel lichte structurele afname van de regeldruk voor de betrokken bedrijven en overheid. Voor de burger zijn er geen regeldrukeffecten. In de hierna volgende subparagrafen volgt per kostencategorie een toelichting op de kosten voor bedrijven als gevolg van beide richtlijnen; de gevolgen van artikel 10.13 (nieuw) (bindende aanwijzing bij storing) zijn samengenomen in de laatste subparagraaf. Alle kosten zijn hierbij als structureel beschouwd omdat ze zijn gerelateerd aan het geheel van producten dat jaarlijks op de markt is of wordt gebracht; dit geldt ook voor de kosten van de registratieplicht voor producten in het centrale systeem van de Europese Commissie.

De implementatie van de EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn laat, voor zover het gaat om dat deel dat via het huidige wetsvoorstel verloopt, geen ruimte voor nationale keuzes die de regeldruk beïnvloeden.

3.1.2. NWK

De toepassing van het NWK op de EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn heeft in het algemeen geen grote gevolgen voor de regeldruk die voortvloeit uit de nationale implementatie van de wijziging van beide richtlijnen. In de impact assessment van de Europese Commissie bij het stroomlijningspakket worden geen significante kostenstijgingen van bedrijven en overheid (inclusief conformiteitsbeoordelingsinstanties) verwacht. In algemene zin heeft de verduidelijking en aanscherping van verantwoordelijkheden van marktdeelnemers en stroomlijning van procedures een gunstige (dan wel neerwaartse) invloed op de regeldruk. De meeste verplichtingen van marktdeelnemers zijn een aanvulling op bestaande verplichtingen of codificeren, met name in het geval van importeurs en distributeurs, wat op basis van de bestaande wetgeving voor bedrijven de normale praktijk zou moeten zijn. Ook zijn de eisen voor conformiteitsbeoordelingsinstanties in overeenstemming met de normen die de relevante standaard voor de beoordeling van conformiteitsbeoordelingsinstanties definiëren. In het algemeen zijn bedrijfseffecten mogelijk, in verband met verplichtingen van importeurs of distributeurs en traceerbaarheid, maar deze worden niet groot geacht. Gezien de zeer uiteenlopende producten die hierbij betrokken zijn, is het lastig volledige kwantitatieve schattingen te geven. Er waren geen aanwijzingen dat de nieuwe verplichtingen tot een significante belasting voor kleine en middelgrote ondernemingen zou kunnen leiden. Deze resultaten zijn toepasbaar op de Nederlandse situatie.

3.1.3. Inhoudelijke wijzigingen radioapparaten richtlijn

Voor de radioapparaten richtlijn spelen ook andere effecten een rol. Het aantal bedrijven dat te maken heeft of kan krijgen met verplichtingen uit de radioapparaten richtlijn wijzigt omdat de reikwijdte van de richtlijn wijzigt. Meest relevant hierbij is dat in tegenstelling tot de R&TTE-richtlijn fabrikanten van vaste randapparatuur buiten de reikwijdte vallen en fabrikanten van omroepontvangers juist onder deze reikwijdte komen te vallen. Het gaat hier om grote aantallen apparaten maar de gezamenlijke impact voor beide categorieën apparaten wordt beperkt doordat beide effecten elkaar (deels) wegstrepen. Voor sommige nieuwe verplichtingen zoals de registratieplicht voor radioapparaten wordt een grondslag in de wet opgenomen maar geldt dat pas na een besluit van de Europese Commissie regels kunnen worden gesteld die van toepassing worden op bepaalde marktsegmenten.

3.2. Administratieve lasten

3.2.1. Algemeen

De EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn hebben een verwaarloosbaar effect op of verminderen de administratieve lasten voor de overheid en bedrijven in lichte mate. Voor zover sprake is van een wijziging betreft het met name structurele administratieve lasten.

In algemene zin heeft de verduidelijking en aanscherping van verantwoordelijkheden van marktdeelnemers en stroomlijning van procedures een gunstige (c.q. neerwaartse) invloed op de administratieve lasten voor zowel overheid als bedrijven.

3.2.2. Overheid en de relevante conformiteitsbeoordelingsinstanties

Voor de overheid en de relevante conformiteitsbeoordelingsinstanties is het effect op de administratieve lasten beperkt; ook dit wordt ondersteund door de genoemde impact assessment van de Europese Commissie. Deze administratieve lasten hebben betrekking op het toezicht door het Agentschap Telecom en de activiteiten van de relevante conformiteitsbeoordelingsinstanties. Voor wat betreft de aangepaste eisen voor conformiteitsbeoordelingsinstanties is van belang dat deze in overeenstemming zijn met de normen die de relevante standaard voor de beoordeling van conformiteitsbeoordelingsinstanties definiëren. De uit de aangepaste eisen voortvloeiende noodzaak om conformiteitsbeoordelingsinstanties opnieuw in overeenstemming met de eisen van het Besluit nr. 768/2008/EG aan te melden, heeft gevolgen voor de conformiteitsbeoordelingsinstanties en het Agentschap Telecom. Het aantal heraanmeldingen dat moet worden behandeld is echter beperkt en door het hanteren van een ruime overgangsbepaling is er voldoende tijd voor heraanmeldingen. Ook de gevolgen voor informatieverplichtingen van conformiteitsbeoordelingsinstanties jegens het Agentschap Telecom zijn beperkt; het gaat hier met name om situatie-afhankelijke informatiestromen. Voor het Agentschap Telecom is relevant dat de informatieverplichtingen op het vlak van traceerbaarheid de onderzoekskosten ten aanzien van mogelijk niet-conforme producten reduceren. Structureel van aard is de verplichting voor het Agentschap Telecom van een tweejaarlijkse rapportage aan de Europese Commissie over het toezicht dat informatie moet geven over het niveau van naleving van de essentiële vereisten in de richtlijnen. De inspanning hiervoor is 50 uur per jaar. De verplichtingen die uit het NWK volgen, inclusief de genoemde rapportage, zijn overigens grotendeels door de toezichthouder al eerder opgenomen in haar werkprogramma.

3.2.3. Bedrijven

3.2.3.1. Algemeen

Voor bedrijven kunnen met name de verplichtingen op het vlak van traceerbaarheid mogelijk administratieve lasten opleveren omdat sommige bedrijven contact- en productidentificatiegegevens aan producten moeten toevoegen. Voor producenten bestaan deze verplichtingen al grotendeels; voor importeurs en distributeurs zijn deze nieuw. De omvang van deze kosten is naar verwachting beperkt. Uit de impact assessment van de Europese Commissie van het stroomlijningspakket komt naar voren dat 55% van de algemene marktdeelnemers en 30 tot 33% van de kleine en middelgrote bedrijven die hierop reageerden, denken dat de stroomlijning van deze verplichtingen beperkte kostenstijgingen met zich zal brengen, terwijl respectievelijk 12% en 27% denken dat er door deze verplichtingen geen of geen significante kostenstijgingen zullen zijn. Ook verplichtingen die van belang zijn in het kader van verkochte producten kunnen administratieve lasten opleveren. Het gaat hier om bijvoorbeeld het bijhouden van een register van klachten en defecte producten. Uit de impact assessment komt naar voren dat dit relatief meer speelt bij kleine en middelgrote bedrijven maar dat ook hier over het algemeen geen significante kosten worden verwacht.

3.2.3.2. Registratie van radioapparaten

Een specifieke mogelijke nieuwe administratieve last voor bedrijven betreft de registratie van radioapparaten in het centrale systeem bij de Europese Commissie. Of en zo ja voor welke producten de verplichting gaat gelden is nog niet vastgesteld. Als daar al sprake van is zullen de kosten van het registratieproces gering zijn. De meest significante hieraan gekoppelde lasten hebben betrekking op de registratie van de productinformatie en het aanbrengen van een registratienummer op het apparaat, waarbij de relatie tussen het product-ID, de technische documentatie en de vermelding op het apparaat moet worden bewaakt.

Het proces voor productregistratie van radioapparaten houdt in dat zowel contactgegevens van de fabrikant als technische informatie over producten moet worden geregistreerd in het centrale systeem bij de Europese Commissie. Omdat technische informatie reeds beschikbaar moet zijn voordat een product op de markt wordt gebracht zijn de additionele kosten voor het vergaren van deze informatie gering. De kosten van registratie kunnen dan ook laag worden ingeschat: € 67 (10 aanmeldingen per jaar, 10 minuten per aanmelding, uurtarief € 40). De verplichting voor het aanmelden bij de toezichthouder van apparaten die niet van geharmoniseerde frequenties gebruik maken vervalt, maar levert geen kostenbesparing, omdat de ervaring leert dat aanmelding vrijwel uitsluitend vanuit andere landen plaatsvindt.

De registratieplicht voor radioapparaten in het centrale systeem van de Europese Commissie betekent tevens dat in de betreffende gevallen een registratienummer op het apparaat moet worden aangebracht. Een globale schatting levert een kostenpost van jaarlijks minimaal € 800 (4 miljoen apparaten (voornamelijk gadgets) voor de Nederlandse markt, met kosten per apparaat van 0,002 € en waarbij in 10 procent van de gevallen een Nederlands bedrijf hiervoor verantwoordelijk is). Dit gaat er wel van uit dat gebruik kan worden gemaakt van de bestaande processen voor het aanbrengen van informatie op apparaten; niet uitgesloten is dat dit in sommige gevallen lastig is bijvoorbeeld door ruimtegebrek in samenhang met verplichtingen voor het aanbrengen van andere informatie.

3.2.3.3. De verplichting tot het verstrekken van informatie aan lidstaten en de Europese Commissie over bij elkaar horende software en hardware voor radioapparaten.

De verplichting tot het verstrekken van informatie aan lidstaten en de Europese Commissie over bij elkaar horende software en hardware voor radioapparaten kan een administratieve last vormen voor de fabrikanten van radioapparatuur en van software die ervoor zorgt dat radioapparatuur kan worden gebruikt zoals bedoeld. Hierbij speelt ook een rol dat deze informatie mogelijk meerdere malen bijgewerkt moet worden in verband met de mogelijke ontwikkeling van nieuwe softwaretoepassingen zolang een radioapparaat waarvoor deze softwaretoepassingen relevant zijn op de markt wordt aangeboden. Voor deze verplichting geldt dat de betreffende informatie op grond van een in het kader van de radioapparaten richtlijn uit te voeren conformiteitsbeoordeling moet worden vergaard en moet worden verstrekt in de vorm van een conformiteitsverklaring die reeds op grond van andere verplichtingen is voorgeschreven. Of en zo ja voor welke producten de verplichting gaat gelden en welke informatie dit omvat is nog niet vastgesteld en zal door de Europese Commissie worden bepaald. De omvang van deze administratieve lasten is om deze redenen naar verwachting beperkt.

3.3. Inhoudelijke nalevingskosten

De wijzigingen in het kader van het NWK en de nieuwe verplichtingen in de radioapparaten richtlijn hebben naar verwachting geen, respectievelijk een beperkt effect op inhoudelijke nalevingskosten. Relevant zijn met name een aangescherpte immuniteitseis voor radioapparaten (artikel 3.2 van de radioapparaten richtlijn), de interoperabiliteit met accessoires zoals opladers (artikel 3.3 sub a van de radioapparaten richtlijn) en de verplichting dat radioapparaten bepaalde mogelijkheden ondersteunen om te waarborgen dat software alleen in de radioapparaten kan worden geladen als de conformiteit van de combinatie van de radioapparaten en de software is aangetoond (artikel 3.3 sub i van de radioapparaten richtlijn). Interoperabiliteit met accessoires wordt reeds door veel fabrikanten vrijwillig toegepast. Voor wat betreft de laatste twee genoemde verplichtingen moet nog worden vastgesteld of en zo ja voor welke producten deze gaan gelden.

3.4. Toezichtlasten

Zowel fabrikanten, importeurs als distributeurs zullen informatie moeten leveren als de toezichthouder daarom vraagt. Ook hier is geen sprake van een significant effect. Deze lasten zijn niet gekwantificeerd temeer omdat zij grotendeels al gelden, zij het dat deze nu duidelijker belegd zijn en verdeeld tussen de verschillende categorieën marktpartijen fabrikanten, gemachtigden, importeurs en distributeurs.

3.5. Markteffecten

Naar verwachting heeft de implementatie van de EMC-richtlijn en radioapparaten richtlijn positieve gevolgen voor de marktverhoudingen omdat effectiever toezicht mogelijk wordt gemaakt en als gevolg daarvan de desbetreffende verplichtingen beter worden nageleefd. Daardoor ontstaat een groter level playing field voor de desbetreffende bedrijven en wordt concurrentie beter gestimuleerd.

3.6. Artikel 10.13 (bindende aanwijzing bij storing)

Het nieuwe artikel 10.13 (bindende aanwijzing bij storing) kan beperkte effecten hebben voor alle gebruikers van storende apparatuur, zowel burgers als bedrijven. Toepassing van bindende aanwijzingen kan betrekking hebben op alle categorieën bedrijven. Dit onderdeel heeft geen regeldrukeffecten. Er zijn geen gewijzigde administratieve lasten of inhoudelijke nalevingkosten. Er worden geen extra markteffecten verwacht, omdat het gelet op de mate waarin dergelijke storingssituaties in de praktijk optreden en de uitvoering van het toezicht hierop naar verwachting slechts gaat om een zeer incidentele inzet van dit instrument. Overige bedrijfseffecten van het nieuwe artikel 10.13 vloeien alleen voort uit kosten die gemoeid zijn met vervanging, aanpassing of reparatie van de onder de aanwijzing vallende apparatuur. Ook kosten als gevolg van productieverlies in verband met de (tijdelijke) buitengebruikstelling zijn mogelijk. De daadwerkelijke inzet van het instrument wordt zoals gezegd marginaal geacht, de inschatting is dat de totale kosten minder zijn dan € 10.000 per jaar.

4. Europese kaders

4.1. Dienstenrichtlijn

In dit wetsvoorstel worden geen nationale eisen gesteld aan dienstverrichters in de zin van de Dienstenrichtlijn (Richtlijn 2006/123/EG van het Europees parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt, PbEG L 376). Het wetsvoorstel geeft slechts uitvoering aan Europese bepalingen over uitrusting en radioapparaten. Derhalve is notificatie op grond van de Dienstenrichtlijn niet opportuun.

4.2. Technische voorschriften

In dit wetsvoorstel worden geen nationale eisen gesteld aan producten, noch aan het in de handel brengen of op de markt aanbieden of het gebruik van producten. Het wetsvoorstel geeft slechts uitvoering aan Europese bepalingen over uitrusting en radioapparaten. Derhalve is notificatie op grond van Richtlijn 98/34/EG en 98/48/EG betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (PbEG 1998, L 204) niet opportuun.

5. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

Door Agentschap Telecom is een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets uitgevoerd op het wetsvoorstel. Agentschap Telecom heeft een aantal tekstuele voorstellen gedaan die hebben geleid tot verduidelijking en aanscherping van de memorie van toelichting.

De conclusie van de toets is dat de bepalingen in het wetsvoorstel uitvoerbaar zijn. Het Agentschap Telecom verwacht echter dat de werkzaamheden voor producten die vallen onder de radioapparaten richtlijn structureel zullen toenemen. Als gevolg van de radioapparaten richtlijn, die met het onderhavige wetsvoorstel wordt geïmplementeerd, komen er nieuwe essentiële eisen bij voor radioapparaten en wijzigen bestaande eisen. Zo zijn de essentiële eisen in de radioapparaten richtlijn uitgebreider dan in de huidige wetgeving en is de reikwijdte van de radioapparaten richtlijn uitgebreid naar ontvangers. Het agentschap verwacht derhalve dat dit initieel tot extra werkzaamheden zal leiden in het kader van de gerelateerde normalisatieactiviteiten, met name op het gebied van de nieuwe ontvanger-eisen. Daarnaast is er een duidelijke trend zichtbaar dat steeds meer apparaten radiomodules (zenders of ontvangers) bevatten. Dit zal ertoe leiden dat meer radioapparatuur onder het toezichtdomein van het agentschap valt, hetgeen wordt versterkt door de uitbreiding van de scope van de radioapparaten richtlijn met ontvangers. Dit brengt structureel extra werkzaamheden met zich mee, grotendeels als gevolg van externe ontwikkelingen.

II. ARTIKELEN

Artikel I

Onderdeel A

Met de in dit onderdeel voorgestelde wijziging worden de definities van de nieuwe EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn in artikel 1.1 van de wet verwerkt.

Radioapparaten vallen niet meer onder het begrip «apparaten» (onderdeel hh). Hiermee is duidelijk onderscheid gemaakt tussen producten die onder de nieuwe EMC-richtlijn vallen en producten waarop de radioapparaten richtlijn van toepassing is. De EMC-richtlijn is van toepassing op vaste installaties en apparaten (samen «uitrusting» genoemd) en de radioapparaten richtlijn op radioapparaten. Het begrip «vaste installatie» blijft ongewijzigd. Het begrip «apparaten» is beperkter; daar vallen radioapparaten niet meer onder.

Het begrip «radiozendapparaat» is vervangen door het begrip «radioapparaat» (onderdeel kk). Anders dan bij de R&TTE-richtlijn, vallen ook omroepontvangers onder de radioapparaten richtlijn. De radioapparaten richtlijn definieert radioapparaten als elektrische of elektronische producten die radiogolven doelbewust zenden of ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie, alsmede producten die moeten worden aangevuld met een accessoire om radiogolven doelbewust te kunnen zenden of ontvangen ten behoeve van radiocommunicatie of radiodeterminatie. De definitie van radioapparaten is aldus aangepast. Tevens zijn de begrippen «radiogolven», «radiocommunicatie» en «radiodeterminatie» gedefinieerd (onderdelen lll, mmm, nnn).

De definitie van «randapparaten» (onderdeel jj) vervalt, nu de randapparaten niet meer onder de radioapparaten richtlijn vallen. Randapparaten vallen thans in beginsel onder het begrip «apparaten».

In artikel 1.1 zijn de definities van begrippen «fabrikant», «gemachtigde», «importeur», «distributeur» en «marktdeelnemer» opgenomen (onderdelen ooo tot en met sss).

De definitie van het begrip «in de handel brengen» wordt gewijzigd om aan te sluiten bij de definities in de EMC-richtlijn en in de radioapparaten richtlijn.

Voorgesteld wordt tevens de definitie van het begrip «op de markt aanbieden» op te nemen. Dit begrip komt in plaats van het in de wet niet-gedefinieerde begrip «verhandelen».

Ten slotte zijn de begrippen «ingebruikneming», «terugroepen» en «uit de handel nemen» gedefinieerd.

Onderdeel B

Met de in dit onderdeel voorgestelde wijziging wordt de titel van hoofdstuk 10 aangepast aan de centrale begrippen van de EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn, namelijk uitrusting en radioapparaten. Hoofdstuk 10 blijft in het wetsvoorstel opgedeeld in twee delen. Paragraaf 10.1 blijft bepalingen van Europese origine bevatten en paragraaf 10.2 bepalingen van nationale origine.

Onderdeel C

Door middel van dit onderdeel worden artikelen in paragraaf 10.2 vernummerd als gevolg van de nieuwe paragraaf 10.1.

Onderdeel D

Met onderdeel D wordt paragraaf 10.1 van de wet opnieuw vastgesteld. Zoals reeds eerder toegelicht is deze paragraaf bedoeld voor de implementatie van Europese bepalingen – de EMC-richtlijn, de radioapparaten richtlijn en Europese bepalingen over digitale televisie. De paragraaf bestaat thans uit 11 artikelen waarin de belangrijkste onderdelen van deze richtlijnen zijn opgenomen, alsmede een artikel over digitale televisie.

Artikel 10.1

Het nieuwe voorgestelde artikel 10.1 bevat twee verboden. In het eerste lid is een verbod opgenomen dat ziet op het in de handel brengen, op het op de markt aanbieden of op de ingebruikneming van niet-conforme uitrusting en radioapparaten. Het verbod ziet op de hele Europese Unie. In het kader van effectief toezicht is het van belang dat zowel in de exporterende lidstaat als in de importerende lidstaat kan worden opgetreden tegen producten die niet voldoen aan de geharmoniseerde voorschriften. Dit is bijvoorbeeld het geval indien een product vanuit één lidstaat wordt geëxporteerd naar meerdere andere lidstaten zonder dat dat product in die lidstaat zelf op de markt wordt aangeboden. Met dit onderdeel in combinatie met de definities in artikel 1 onder ttt, uuu en vvv van de wet wordt de bevoegdheid vastgelegd om op te treden tegen grensoverschrijdende marktactiviteiten zoals dat wordt verlangd op basis artikel 21 van Verordening (EG) Nr.765/2008 van het Europees parlement en de Raad van 9 juli 2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht betreffende het verhandelen van producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 339/93 (PbEU L218/30).Het tweede lid bevat een verbod op het niet nakomen van verplichtingen van de marktdeelnemers. Deze verplichtingen omvatten ondermeer het op de markt aanbieden van conforme uitrusting en radioapparaten en het uitvoeren van conformiteitsbeoordeling.

Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over uitzonderingen op de in de eerste twee leden van artikel 10.1 neergelegde verboden. Te denken valt aan uitzonderingen in het kader van tentoonstellingen en beurzen.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de verplichtingen van marktdeelnemers. Te denken valt aan de toepassing van bepaalde verplichtingen die voortvloeien uit artikel 3, derde lid, van de radioapparaten richtlijn (essentiële eisen voor bepaalde categorieën radioapparaten), of regels ter toepassing van artikel 20 van deze richtlijn (voorschriften en voorwaarden voor het aanbrengen van de CE-markering en het identificatienummer van de aangemelde instantie). Deze regels hebben hun oorsprong in Europese (uitvoerings)regelgeving. Geen aanvullende nationale regels zijn beoogd.

Artikelen 10.2 tot en met 10.7

Het nieuwe artikel 10.2 wijst de Minister van Economische Zaken aan als de bevoegde autoriteit in de zin van de EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn. Tevens worden het Nederlands en het Engels als de voorgeschreven talen van die richtlijnen vastgesteld.

In het nieuw voorgestelde artikel 10.3 worden verplichtingen van fabrikanten vastgelegd. Het artikel verwijst naar de verplichtingen opgenomen in de EMC-richtlijn en in de radioapparaten richtlijn. Deze verplichtingen en de verplichtingen van andere marktdeelnemers zijn uitputtend toegelicht in het algemeen deel van de toelichting.

In het nieuwe artikel 10.4 wordt bepaald hoe de aanwijzing van een gemachtigde dient te geschieden, alsmede hoe de bevoegdheden van de machtiging dienen te worden vastgelegd.

In het nieuwe artikel 10.5 worden verplichtingen van importeurs vastgelegd. Het artikel verwijst naar de verplichtingen opgenomen in de EMC-richtlijn en in de radioapparaten richtlijn.

In het nieuw voorgestelde artikel 10.6 worden verplichtingen van distributeurs vastgelegd. Het artikel verwijst naar de verplichtingen opgenomen in de EMC-richtlijn en in de radioapparaten richtlijn.

In het nieuw voorgestelde artikel 10.7 wordt omschreven wanneer een importeur of distributeur als fabrikant dient te worden aangemerkt. Indien hier sprake van is, moet de importeur of de distributeur de verplichtingen van een fabrikant nakomen. Zoals hierboven toegelicht, gaan deze verplichtingen verder dan die van een importeur of distributeur.

Artikel 10.8

Het nieuw voorgestelde artikel 10.8 voorziet in een wettelijke grondslag voor het stellen van regels over speciale maatregelen die genomen kunnen worden ten aanzien van eindgebruikers en marktdeelnemers, ondanks dat uitrusting of radioapparaat conform is. Slechts in enkele, in de richtlijnen genoemde bijzondere gevallen, namelijk indien uitrusting of radioapparaten op bepaalde locaties problemen veroorzaken of veiligheidsrisico’s vormen, mag de ingebruikneming of het gebruik worden beperkt. Deze gevallen zijn opgenomen in artikel 10.8, eerste lid, onder a en b. Op grond van artikel 10.8, eerste lid, zullen regels worden gesteld over de te nemen speciale maatregelen. Te denken valt aan het geven van een aanwijzing aan bijvoorbeeld de houder van uitrusting of radioapparaten welke voldoen aan de gestelde voorschriften inzake de ingebruikneming of het gebruik ervan. Van deze maatregelen zal op grond van de richtlijnen melding moeten worden gedaan aan de Europese Commissie.

Deze grondslag is thans in artikel 10.2 van de wet opgenomen en wordt aangepast aan de terminologie van de EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn.

Artikelen 10.9 tot en met 10.11

Het nieuw voorgestelde artikel 10.9 voorziet in een delegatiegrondslag voor regels ter implementatie van conformiteitsrichtlijnen en bijlage II van de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte voor in ieder geval de in het artikel genoemde onderwerpen. Deze grondslag is thans terug te vinden in artikel 10.3 van de wet. Het nieuw voorgestelde artikel is echter uitgebreid in verband met de implementatie van de EMC-richtlijn en de radioapparaten richtlijn. Er kunnen in de toekomst ook regels worden gesteld over het gebruik van uitrusting en radioapparaten, het verstrekken van informatie over de conformiteit van de combinatie van radioapparaten en software en over het registreren van radioapparaten. De noodzaak van de nieuwe grondslagen is reeds in het algemene deel toegelicht (zie paragraaf 1.4.2 en 1.4.3 hierboven).

De voorgestelde artikelen 10.10 en 10.11 zijn inhoudelijk dezelfde als de huidige artikelen 10.4 en 10.5 van de wet.

Onderdelen E, G, H, I en K

De wijzigingsvoorstellen betreffen slechts technische aanpassingen zonder dat de strekking van de betrokken bepalingen wordt gewijzigd.

Onderdeel F

Met dit onderdeel wordt een nieuw artikel 10.13 toegevoegd aan de wet. Dit artikel introduceert een bevoegdheid om een bindende aanwijzing te geven jegens de houder of de gebruiker van uitrusting of een radioapparaat die of dat een ontoelaatbare storing of belemmering veroorzaakt in uitrusting of radioapparaten die aan de essentiële eisen voldoen.

Op grond van artikel 10.8, eerste lid, zal een aanwijzing gegeven kunnen worden aan bijvoorbeeld de houder van uitrusting of radioapparaten die, hoewel ze voldoen aan de gestelde voorschriften, toch een storing veroorzaken. Echter: onder dat artikel 10.8 valt niet uitrusting of radioapparaten die niet voldoen aan de gestelde voorschriften. De in het wetsvoorstel geïmplementeerde bepalingen voorzien er weliswaar in dat het verboden is om uitrusting of radioapparaten in de handel te brengen of te verhandelen indien deze niet aan de voorschriften voldoen, maar de bevoegdheid om daartegen op te treden beperkt zich op grond van de richtlijnen en de daarop gebaseerde wetsartikelen jegens degenen die deze uitrusting of radioapparaten in de handel brengen of verhandelen. Dit betekent dat op grond van het voorgestelde artikel 10.8 alleen een bindende aanwijzing gegeven kan worden aan de houder of gebruiker in situaties waarbij de uitrusting of radioapparaten wel voldoen aan de richtlijn, maar toch een storing veroorzaken. Een bevoegdheid om jegens de houder of gebruiker van uitrusting die niet aan de richtlijn voldoet een bindende aanwijzing te geven, ontbreekt. Ook in die gevallen kan het wel wenselijk zijn onmiddellijk te kunnen optreden tegen het gebruik van de uitrusting of radioapparaten als die storing veroorzaken. Artikel 10.13 voorziet er in dat ook buiten de gevallen van artikel 10.8, eerste lid, aan een houder of gebruiker van uitrusting of radioapparaten een bindende aanwijzing kan worden gegeven. De richtlijnen bevatten een dergelijke regeling niet maar bieden ruimte voor maatregelen om in de bovengenoemde gevallen effectiever te kunnen ingrijpen. Het nieuwe artikel 10.13 voorziet daarin.

De voorgestelde bepaling in het eerste lid van artikel 10.13 houdt in dat de aanwijzing alleen kan worden gegeven in situaties waarbij uitrusting of radioapparaat een ontoelaatbare storing of belemmering veroorzaakt in (andere) uitrusting of radioapparaat welke voldoet aan de krachtens artikel 10.9, onderdeel a, b, c, e, h en i gestelde voorschriften. Zo zal de gebruiker van de uitrusting of het radioapparaat die of dat storing ondervindt onder meer aan de administratieve eisen moeten voldoen, dat wil zeggen dat er onder andere, voor zover die eis van toepassing is, een CE markering op de storing ondervindende uitrusting of radioapparaat moet zijn aangebracht. Door deze markering wordt vermoed dat de uitrusting of het radioapparaat aan de Europese regels voldoet. Voorts zal de storing ondervindende uitrusting of radioapparaat geen constructiefouten of andere gebreken mogen vertonen die problemen in de werking van de uitrusting of het radioapparaat kunnen veroorzaken, en zal het gebruik van de uitrusting of het radioapparaat in overeenstemming moeten zijn met de gebruiksaanwijzing. Als de gebruiker van de storing ondervindende uitrusting of radioapparaat niet heeft voldaan aan één van deze voorschriften, zal aan de gebruiker van de storing veroorzakende uitrusting of radioapparaat geen bindende aanwijzing kunnen worden opgelegd. De bepaling ziet ook op de situatie dat de storing veroorzakende uitrusting of radioapparaat voldoet aan de krachtens artikel 10.9, onderdeel a, b, c, e, h en i gestelde voorschriften.

De bindende aanwijzing aan de gebruiker van de storing veroorzakende uitrusting of radioapparaat kan inhouden dat deze de uitrusting of het radioapparaat overeenkomstig de gebruiksaanwijzing dient te gebruiken of dat deze de uitrusting of het radioapparaat repareert of doet repareren. De aanwijzing kan ook inhouden dat de gebruiker de uitrusting of het radioapparaat uitschakelt en uitgeschakeld houdt.

Ingeval een gebruiker onevenredig nadeel lijdt dat redelijkerwijs niet voor zijn rekening moet komen, kan aan hem een redelijke vergoeding worden toegekend. Dit zal zich wellicht kunnen voordoen bij gebruikers van uitrusting of radioapparaat dat voldoet aan de krachtens artikel 10.9, onderdeel a, b, c, e, h en i gestelde voorschriften. Het algemene leerstuk van de nadeelcompensatie is daarbij van toepassing. Bij oude en defecte uitrusting of radioapparaat kan geen sprake zijn van compensatie.

Een bindende aanwijzing aan de houder van de storing veroorzakende uitrusting zal ook kunnen worden gegeven indien deze gebruiker uitrusting of een radioapparaat gebruikt dat niet voldoet aan de krachtens artikel 10.9, onderdeel a, b, c, e, h en i gestelde voorschriften. Indien de aanwijzing in dat geval kosten voor de gebruiker met zich meebrengt, zullen deze voor rekening van de gebruiker moeten komen omdat er geen vermoeden van overeenstemming is met de wettelijke regels en het verhandelen van dergelijke uitrusting of radioapparaat verboden is. Dit behoort ook de gebruiker te weten.

Bindende aanwijzingen moeten worden gemeld bij de Europese Commissie overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 van de EMC-richtlijn, in het geval het aanwijzingen betreft met betrekking tot uitrusting welke aan de bepalingen van deze richtlijn voldoet.

Het tweede lid van artikel 10.13 bevat een delegatiebepaling om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels te kunnen stellen over de behandeling van klachten over elektromagnetische storingen en belemmeringen.

Onderdelen J en M

Met de voorgestelde wijziging worden de verwijzingen naar de vernummerde artikelen aangepast. Het gaat hier slechts om technische aanpassing.

Onderdeel L

Dit onderdeel strekt tot implementatie van artikel 21, vierde lid, van de radioapparaten richtlijn waarin aan de markttoezichtautoriteit is opgedragen de fabrikant of de importeur te verzoeken om op hun kosten een test te laten uitvoeren, indien de technische documentatie niet voldoet aan in artikel 21 opgenomen eisen. Deze bevoegdheid is nieuw en is opgenomen in het voorgestelde artikel 15.2, eerste lid, onder b, van de wet. De bevoegdheid in artikel 15.2, eerste lid, onder a staat al in de wet.

Onderdeel N

Dit artikel strekt ertoe een overgangsregime in het leven te roepen voor uitrusting en radioapparaten die voldoen aan de eisen van de oude EMC-richtlijn (Richtlijn nr.2004/108/EG) en de R&TTE-richtlijn.

De nieuwe EMC-richtlijn is met ingang van 20 april 2016 van toepassing. Uitrusting die in de handel wordt gebracht, op de markt wordt aangeboden of in gebruik wordt genomen dient vanaf dat moment aan de bepalingen uit de nieuwe EMC-regelgeving te voldoen. Met ingang van 20 april 2016 is de oude EMC-regelgeving immers niet meer van kracht. Echter, de bepalingen uit de nieuwe EMC-richtlijn laten toe dat uitrusting die in overeenstemming is met de oude EMC-richtlijn alsnog op de markt mag worden aangeboden of in gebruik mag worden genomen indien die uitrusting vóór 20 april 2016 in de handel is gebracht. Het doel van dit overgangsregime is om marktdeelnemers in de gelegen te stellen om apparaten die zich in de distributieketen bevinden, te kunnen leveren. Het overgangsregime is tot uitdrukking gebracht in het eerste lid van artikel 20.4b.

De radioapparaten richtlijn is met ingang van 13 juni 2016 van toepassing. Radioapparaten die op deze datum in overeenstemming zijn met de R&TTE-richtlijn en die vóór 13 juni 2017 in de handel zijn gebracht mogen op de markt worden aangeboden of in gebruik worden genomen. Het doel van dit overgangsregime is om marktdeelnemers in staat stellen hun oude voorraden weg te werken. Het tweede lid van artikel 20.4b voorziet hierin.

De data voor de implementatie en de toepassing van beide te implementeren richtlijnen sluiten niet op elkaar aan.

Artikel II

De Wet op de economische delicten moet naar aanleiding van de voorgestelde wijzigingen van Hoofdstuk 10 van de wet worden aangepast om de verwijzingen naar gewijzigde artikelen in de wet kloppend te maken. Het gaat hier slechts om technische aanpassing, inhoudelijke wijziging wordt niet beoogd.

Artikel III

Dit artikel maakt gefaseerde inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel mogelijk. Flexibiliteit in de inwerkingtreding is noodzakelijk onder andere vanwege de systematiek voor het aanmelden van de nationale conformiteitsbeoordelingsinstanties op grond van de EMC-richtlijn en de radioapparatenrichtlijn. Om hun werkzaamheden op grond van de nieuwe richtlijnen te kunnen verrichten moeten de aangemelde instanties eerst door de nationale aanmeldende autoriteit (de Minister van Economische Zaken) aan de Europese Commissie en de andere lidstaten worden gemeld. De Europese Commissie en de lidstaten hebben dan twee weken de tijd om bezwaar te maken. Als er geen bezwaar binnen de termijn is gemaakt, kan de conformiteitsbeoordelingsinstantie aan de slag.

Omdat alle conformiteitsbeoordelingsinstanties opnieuw moeten worden aangemeld, adviseert de Europese Commissie de aanmeldingsprocedure in het elektronische aanmeldingssysteem te starten 6 maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van de richtlijnen, maar uiterlijk 2 tot 3 maanden voor die tijd. Voor de aanmelding in het systeem is er een aanwijzing op basis van de nationale implementatieregelgeving nodig. De artikelen op basis waarvan de conformiteitsbeoordelingsinstanties aangewezen kunnen worden, zullen eerder geïmplementeerd en van kracht moeten worden dan bijvoorbeeld de verplichtingen voor marktdeelnemers.

III. TRANSPONERINGSTABELLEN

1. Transponeringstabel Richtlijn nr. 2014/30/EU van het Europees parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake elektromagnetische compatibiliteit (herschikking) (PbEU L 96/79)

Richtlijn 2014/30/EU

Telecommunicatiewet

Artikel 1

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Dit artikel geeft het doel van de richtlijn aan.

Artikel 2

Via artikel 10.9, onderdeel a, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 3

Artikel 1.1 Telecommunicatiewet

Artikel 4

Via artikel 10.9, onderdeel a, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur, Artikel 10.13 Telecommunicatiewet

Artikel 5, lid 1

Volgt uit artikel 10.1 Telecommunicatiewet

Artikel 5, lid 2

Artikel 10.8, eerste lid, Telecommunicatiewet

Artikel 5, lid 3

Artikel 10.1, lid 3 Telecommunicatiewet

Artikel 6

Via artikel 10.9, onderdeel a, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 7

Artikel 10.3 Telecommunicatiewet

Artikel 8

Artikel 10.4 Telecommunicatiewet

Artikel 9

Artikel 10.5 Telecommunicatiewet

Artikel 10

Artikel 10.6 Telecommunicatiewet

Artikel 11

Artikel 10.7 Telecommunicatiewet

Artikel 12

Via artikel 10.1, vierde lid, Telecommunicatiewet in ministeriële regeling

Artikel 13

Via artikel 10.9, onderdeel b, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 14

Artikel 10.3 Telecommunicatiewet

Artikel 15

Artikel 10.3 Telecommunicatiewet

Artikel 16

Via artikel 10.9, onderdeel c, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 17

Via artikel 10.9, onderdeel c, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 18

Via artikel 10.9, onderdeel e, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 19

Via artikel 10.9, onderdelen a, b, c, e en f, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 20

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 21

Via artikel 10.9, onderdelen b en d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 22

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 23

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 24

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 25

Behoeft geen implementatie want het betreft een facultatieve bepaling waar geen gebruik van gemaakt wordt. Van de mogelijkheid om conformiteit van conformiteitsbeoordelingsinstanties met de geharmoniseerde normen op een andere manier aan te tonen wordt geen gebruik gemaakt. Accreditatie is vereist.

Artikel 26

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 27

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 28

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 29

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 30

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 31, lid 4

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 32

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 33

De bepaling is reeds geïmplementeerd door middel van bestaand recht (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, Eerste boek)

Artikel 34

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 35

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 36

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 37

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 38

Via artikel 10.8, tweede lid, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 39, eerste en derde lid

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 39, tweede lid

Via artikel 10.8, tweede lid, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 40

Via artikel 10.8, tweede lid, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 41

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 42

Artikel 15.1 tot en met 15.4 Telecommunicatiewet

Artikel 43

Artikel 20.4b, lid 1 Telecommunicatiewet

Artikel 44 t/m 47

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Gebruikelijke slotbepalingen van een richtlijn.

2. Transponeringstabel Richtlijn nr. 2014/53/EU van het Europees parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van radioapparatuur en tot intrekking van Richtlijn 1999/5/EG (PbEU L 153/62)

Richtlijn 2014/53/EU

Telecommunicatiewet

Artikel 1

Via artikel 10.9, onderdeel a, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 2

Artikel 1.1 Telecommunicatiewet

Artikel 3

Via artikel 10.9, onderdeel a, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 4

Via artikel 10.9, onderdeel h, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 5

Via artikel 10.9, onderdeel i, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 6

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 7

Via artikel 10.9, onderdeel a, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur, Artikel 10.13 Telecommunicatiewet

Artikel 8

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 9, lid 1

Volgt uit artikel 10.1 Telecommunicatiewet

Artikel 9, lid 2

Artikel 10.1, lid 3 Telecommunicatiewet

Artikel 10

Artikel 10.3 Telecommunicatiewet

Artikel 11

Artikel 10.4 Telecommunicatiewet

Artikel 12

Artikel 10.5 Telecommunicatiewet

Artikel 13

Artikel 10.6 Telecommunicatiewet

Artikel 14

Artikel 10.7 Telecommunicatiewet

Artikel 15

Via artikel 10.1, vierde lid, Telecommunicatiewet in ministeriële regeling

Artikel 16

Via artikel 10.9, onderdeel b, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 17

Artikel 10.3 Telecommunicatiewet

Artikel 18

Artikel 10.3 Telecommunicatiewet

Artikel 19

Via artikel 10.9, onderdeel c, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 20

Via artikel 10.9, onderdeel c, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 21, lid 1 t/m 3

Artikel 10.3 Telecommunicatiewet

Artikel 21, lid 4

Artikel 15.2, lid 1, onder b

Artikel 22

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 23

Via artikel 10.9 Telecommunicatiewet, onderdelen b en d, in algemene maatregel van bestuur

Artikel 24

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 25

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 26

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 27

Behoeft geen implementatie want het betreft een facultatieve bepaling waar geen gebruik van gemaakt wordt. Van de mogelijkheid om conformiteit van conformiteitsbeoordelingsinstanties met de geharmoniseerde normen op een andere manier aan te tonen wordt geen gebruik gemaakt. Accreditatie is vereist.

Artikel 28

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 29

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 30

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 31

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 32

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 33, vierde lid

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 34

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 35

De bepaling is reeds geïmplementeerd door middel van bestaand recht (Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, Eerste boek)

Artikel 36

Via artikel 10.9, onderdeel d, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 37

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 38

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 39

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 40

Via artikel 10.8, tweede lid, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 41, eerste en derde lid

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 41, tweede lid

Via artikel 10.8, tweede lid, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 42

Via artikel 10.8, tweede lid, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 43

Via artikel 10.8, tweede lid, Telecommunicatiewet in algemene maatregel van bestuur

Artikel 44

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 45

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. De bepalingen richt zich tot EU-instellingen.

Artikel 46

Artikel 15.1 tot en met 15.4 Telecommunicatiewet

Artikel 47

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Verplicht tot feitelijk handelen.

Artikel 48

Artikel 20.4b, lid 2 Telecommunicatiewet

Artikel 49 t/m 51

De bepaling behoeft naar zijn aard geen implementatie. Gebruikelijke slotbepalingen van een richtlijn.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven