34 200 VI Jaarverslag en slotwet Ministerie van Veiligheid en Justitie 2014

Nr. 8 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 11 juni 2015

De vaste commissie voor Veiligheid en Justitie heeft een aantal vragen voorgelegd aan de Minister van Veiligheid en Justitie over het rapport van de Algemene Rekenkamer «Resultaten verantwoordingsonderzoek 2014 bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI)» (Kamerstuk 34 200 XV, nr. 2).

De Minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 10 juni 2015. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Ypma

De griffier van de commissie, Hessing-Puts

1

Is de positie van directeur Financieel-Economische Zaken (FEZ) bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie inmiddels opgevuld?

Per 29 juni 2015 treedt de nieuwe directeur Financieel-Economische Zaken (FEZ) aan.

2

Wanneer kan de Kamer de verkenning naar de toekomstige invulling van de vrijheidsbeneming van de justitiële jeugd tegemoet zien, gegeven het feit dat de instroom van jeugdigen in Justitiële Jeugdinrichtingen (JJI's) in de afgelopen jaren is gehalveerd en ook in de nabije toekomst een verdere daling van die instroom wordt verwacht?

Ik zal de Tweede Kamer in het najaar 2015 berichten over de resultaten van de verkenning invulling vrijheidsbeneming justitiële jeugd inclusief concrete vervolgstappen.

3

Kunt u de Kamer zo snel mogelijk informeren over welke dilemma’s en vragen in deze verkenning aan de orde zijn en wie deze verkenning uitvoert?

De verkenning wordt in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie uitgevoerd waarbij veel stakeholders betrokken zijn. Het gaat niet alleen om stakeholders uit de jeugdstrafrechtketen, maar ook stakeholders vanuit jeugdzorg, gemeenten, wetenschap en maatschappelijke organisaties zijn betrokken. De verkenning is gericht op een herijking van de manier waarop in Nederland invulling wordt gegeven aan de vrijheidsbeneming van justitiële jongeren. Een nieuwe aanpak is wenselijk, omdat justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) al enkele jaren worden geconfronteerd met een forse terugloop van de instroom van jongeren. Het is nodig na te denken over een nieuw ontwerp waarbij de individuele zorg- en beveiliginkoopingsbehoefte van de jeugdige centraal staat en rekening wordt gehouden met de afname van het aantal jongeren in detentie.

4

Kunt u aangeven hoe het pedagogisch leefklimaat en de veiligheid van jeugdigen en medewerkers zich ontwikkelt in de JJI's als geheel en per JJI?

Dit wordt sinds 2013 onderzocht door middel van de leef-, werk- en leerklimaat onderzoeken die in de JJI’s jaarlijks meerdere keren wordt uitgevoerd. De resultaten worden op afdelingsniveau aan het personeel teruggekoppeld inclusief verbetervoorstellen. De directie van de betreffende JJI bewaakt de voortgang hierop. Op deze wijze leiden de onderzoeken, indien nodig, direct tot verbeteringen in het leef-, leer- en werkklimaat. De Tweede Kamer wordt voor de zomer 2015 geïnformeerd over de resultaten hiervan voor alle JJI’s en voor de eerste maal is in de overkoepelde rapportage ook per individuele JJI het resultaat opgenomen. Dit is een belangrijke stap in het transparant maken van de resultaten van het leefklimaat per JJI en in verdere kwaliteitsverbetering.

5

Kunt u de Kamer periodiek informeren over de JJI-ontwikkelingen in het algemeen en over het aantal ontvluchtingen en onttrekkingen (van verlof), geweldsincidenten, gegronde klachten, scholings- en trainingsprogramma’s (STP’s) en de afstand van de inrichting tot de woonplaats van gedetineerden in het bijzonder?

De Tweede Kamer wordt zowel gevraagd als ongevraagd geïnformeerd over de ontwikkelingen in de JJI’s en diverse specifieke onderwerpen. Zo is de Tweede Kamer begin dit jaar geïnformeerd over de voorvallen ongeoorloofde afwezigheid (Kamerstuk 24 587, nr. 612). Daarnaast vindt periodiek overleg plaats met de Tweede Kamer. De genoemde onderwerpen worden in ieder jaarverslag van DJI gerapporteerd. Deze jaarberichten zijn openbaar.

6

Bent u bereid de Kamer te informeren wanneer er een onderzoek wordt gedaan (en is afgerond) naar het leefklimaat in een individuele JJI?

Ik zal de Tweede Kamer jaarlijks informeren over de resultaten van de onderzoeken naar het leef-, leer- en werkklimaat binnen de JJI’s. Deze onderzoeken naar de kwaliteit van het leef-, leer- en werkklimaat worden meerdere malen per jaar uitgevoerd. Aan de hand van de resultaten van de leef-, leer- en werklimaat worden indien nodig direct gebruikt om verbeteringen door te voeren. In de rapportage die de Tweede Kamer voor de zomer 2015 ontvangt, zijn de resultaten voor de eerste maal per JJI opgenomen. Dit is een belangrijke stap in het transparant maken van de resultaten van het leefklimaat per JJI en in verdere kwaliteitsverbetering.

7

Welke gevolgen heeft het sluiten van de JJI’s voor de aansluiting op de nazorg en andere partners?

Door het sluiten van een JJI zullen jongeren uit die regio in de dichtstbijzijnde andere JJI geplaatst worden. Dit heeft gevolgen voor de ketenpartners. De ontvangende JJI moet haar netwerk vergroten en krijgt met meer partijen over grotere afstanden te maken. Hetzelfde geldt voor de andere ketenpartners. Inmiddels zijn hier ervaringen mee opgegaan gezien de diverse sluitingen in het nabije verleden. Dit heeft niet tot onoverkomenlijke problemen geleid. Wel vraagt het inzet en motivatie van de ketenpartners om elkaar op te zoeken en nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan. De vergroting van mogelijkheden op snel en efficiënt digitaal informatie uitwisselen levert een positieve bijdrage hierop. Deze ervaringen vanuit de ketenpartners zijn logischerwijs input voor de lopende verkenning invulling vrijheidsbeneming justitiële jeugd.

8

Wat is het effect van het huidige onderscheid tussen particuliere en rijks(jeugd)inrichtingen op de kwaliteit van de doelmatigheid?

Er is geen kwalitatief verschil tussen de rijks-jeugdinrichtingen en particuliere jeugdinrichtingen. Zowel de rijks als de particuliere inrichtingen zijn gehouden aan dezelfde kwaliteitseisen en regels. Dit houdt bijvoorbeeld in dat ze allen werken aan dezelfde beleidsthema’s en ontwikkelingen, met de basismethodiek YOUTURN werken en dat ze minimaal twee erkende gedragsinterventies aanbieden. Dit blijkt ook uit de inspectierapporten en leefklimaatonderzoeken die in de JJI’s worden uitgevoerd.

9

Kunnen de risico’s die zijn ontstaan voor de kwaliteit van JJI’s op een rij worden gezet?

Door de reorganisaties heeft de ingezette kwaliteitsslag bij het personeel dat met jongeren werkt (jeugdzorgwerkers en gedragswetenschappers) vertraging opgelopen. Dit houdt concreet in dat de sector JJI er langer over doet om haar personeel geregistreerd te krijgen bij het Kwaliteitsregister Jeugd. De doelstelling is daarbij om 75% van de medewerkers op de groep een registratie op hbo-niveau te laten behalen en behouden. Een ander risico dat kan optreden is dat het personeel dat getraind is in het kader van de verbetermaatregelen JJI inmiddels niet meer bij de JJI werkzaam is.

Naast deze risico’s is door de dalende instroom de massa van jongeren die in een JJI verblijven kleiner geworden. Dit kan gevolgen hebben voor het aanbieden van gedragsinterventies en het aanbod van leerlijnen bij onderwijs.

Ondanks deze risico’s komen de JJI’s positief uit de inspectierapporten en leefklimaat onderzoeken. Daarnaast zijn alle JJI’s ook HKZ (Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling in de Zorg) gecertificeerd en kunnen zij jaarlijks hun certificaten behouden.

10

Welke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer (ARK) neemt u mee in de huidige verkenning?

In de lopende verkenning komen de door de ARK genoemde belangen rondom regionale plaatsing en de genoemde kwaliteitsaspecten zoals opvang, behandeling en onderwijs aan bod. Tevens wordt in de verkenning gekeken naar raakvlakken met zorgaanbieders zoals de Residentiële zorg en/of Jeugdzorgplus-instellingen in het kader van het lokale/regionale aspect en volume. In de verkenningsfase van deze verkenning is nog geen sprake van een concreet afwegingskader. Zoals ik bij vraag 2 heb aangegeven, zal ik de resultaten van de verkenning in het najaar 2015 delen met de Tweede Kamer inclusief concrete vervolgstappen

11

Wordt in alle JJI’s meer personeel beschikbaar gesteld? Zo nee, waarom niet?

Nee, er wordt geen extra personeel beschikbaar gesteld in de JJI’s. De JJI’s voldoen aan alle gestelde kwaliteitseisen, waaronder de HKZ-certificering. Daarnaast is er sprake van een dalende instroom van justitiële jongeren in de JJI’s, hetgeen de inzet van extra personeel in de JJI’s niet noodzakelijk maakt.

12

Waarom worden er in de beleidsdoorlichting Preventiemaatregelen geen effecticiteitsuitspraken gedaan?

Het bepalen van de effectiviteit van preventieve maatregelen tegen criminaliteit stuit regelmatig op methodologische problemen. Ten eerste is het vaak lastig om te bewijzen dat een delict wél of vaker gepleegd zou zijn als er géén preventieve maatregelen waren getroffen. Het is bijvoorbeeld denkbaar dat een fiets nooit gestolen wordt, ook al wordt deze nooit op slot gezet. Ten tweede vormen veel preventieprojecten een complexe oplossing voor een complex criminaliteitsprobleem. Vaak gaat het om meerdere maatregelen met verschillende (sub)doelen, die door een groot aantal partijen worden uitgevoerd. Dit maakt het lastig om het geïsoleerde effect van de afzonderlijke maatregelen te meten. Een goede effectanalyse vergt ten derde een «laboratoriumsituatie» waarbij controlegroepen of -regio’s beschikbaar zijn die op één punt na (de preventiemaatregel) identiek zijn aan de experimentele groep of regio. In de praktijk is dat moeilijk te realiseren. Ten vierde wordt preventie tegenwoordig vaak gecombineerd met repressieve maatregelen (crime prevention with a bite), waarbij de scheidslijn in de effecten tussen deze beide niet eenvoudig te trekken is. De voornoemde punten maken dat er op lokaal niveau relatief weinig, wetenschappelijk onderbouwd (en kostbaar) effectonderzoek wordt uitgevoerd. In de beleidsdoorlichting wordt dan ook in het algemeen geconcludeerd dat «gezien het ontbreken van effectonderzoek (...) de causaliteit tussen de invoering van de beschreven maatregelen en instrumenten niet naar wetenschappelijke maatstaven kan worden aangetoond.»

13

Bent u bereid om de formulering van de conclusies aan te passen zodat zij niet suggereren dat het preventieve beleid effectief is of indien u ze niet schrapt, deze tenminste te onderbouwen?

Zoals aangeven in het antwoord op vraag 12 is de effectiviteit van criminaliteitspreventie in het algemeen moeilijk aantoonbaar. Bij een aantal onderwerpen, zoals geweld, overvallen, transport en koperdiefstal, wordt echter wel een duidelijke daling in het slachtofferschap waargenomen nádat de preventieve (en repressieve) maatregelen getroffen zijn. In dat licht moeten dan ook de uitspraken over de effectiviteit van de maatregelen gelezen worden: hoewel niet wetenschappelijk bewezen, is het aannemelijk te achten dat de getroffen maatregelen hebben bijgedragen aan de gesignaleerde daling van de criminaliteit. Tot een vergelijkbare conclusie komt het SCP, wanneer het in zijn rapport «Sociale veiligheid ontsleuteld. Veronderstelde en werkelijke effecten van het veiligheidsbeleid» (2008) het effect van bepaalde maatregelen vanuit de beleidstheorie «plausibel» noemt; ook al ontbreekt in deze specifieke gevallen evaluatieonderzoek, uit eerder (buitenlands) onderzoek is wel bekend dat de getroffen maatregelen effect sorteren.

14

Kunt u aangeven in hoeverre het preventiebeleid doelmatig wordt uitgevoerd en waarom ervoor is gekozen hier niet op in te gaan?

Bij de vraag naar de doelmatigheid gaat het erom of de maatregelen efficiënt, dat wil zeggen ook tegen zo gering mogelijke kosten zijn uitgevoerd. In de beleidsdoorlichting wordt geconcludeerd dat het preventiebeleid in de periode 2005–2011 sterk verbeterd is, onder andere door het uitvoeren van probleemanalyses, de heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen de betrokken actoren en de integrale aanpak. Dit worden belangrijke voorwaarden genoemd voor een succesvol voorbereidings- en invoeringsproces van preventiemaatregelen. Geconcludeerd wordt dan ook dat de preventieve activiteiten tegen relatief beperkte kosten zijn vervuld. Daarmee kan de aanpak doelmatig genoemd worden.

15

Is het waar dat met ingang van 2013 de uitgaven voor het Ketenprogramma Afpakken niet meer herkenbaar opgenomen worden in het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het daardoor niet mogelijk is de prijs die is betaald voor het proces van afpakken in het strafrechtsysteem, te achterhalen?

De uitgaven voor het Ketenprogramma Afpakken worden niet opgenomen in het jaarverslag van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, omdat sprake is van verdeling van deze middelen over diverse, rijksbrede ketenpartijen. Hiermee zijn de totale uitgaven van € 20 mln. niet sec toe te wijzen aan het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

16

Kunt u de uitgaven aan het Ketenprogramma Afpakken sinds 2013 weergeven?

Met ingang van 2013 wordt € 20 mln. per jaar geïnvesteerd in de strafrechtketen teneinde het afpakken van crimineel vermogen te versterken.

17

Is de informatie over de werkvoorraad en de afhandeling van klachten van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) over het jaar 2014 direct voorhanden en kunt u deze informatie zo spoedig mogelijk aan de Kamer sturen, gelet op het feit dat u aangeeft dat deze informatie «abusievelijk» niet is opgenomen in het jaarverslag 2014?

Concreet zijn in 2014 de volgende ontwikkelingen zichtbaar:

  • Asiel: De tijdigheid van de asielproducten is gestegen van 90% in januari tot 94% in december (gemiddeld 93%). Door de forse stijging van de asielinstroom in 2014 is de voorraad nog te behandelen aanvragen gestegen van 3.800 in januari naar 9.000 in december. Deze stijging heeft vooral in de laatste maanden van het jaar plaatsgehad.

  • Regulier: De tijdigheid van de reguliere producten is gestegen van 85% in januari naar 93% in december (gemiddeld 91%). In 2014 is een deel van de voorraad regulier bezwaar weggewerkt, wat resulteert in een lage(re) tijdigheid van gemiddeld 78%. Daarnaast is in de laatste maanden van 2014 de voorraad van het product MVV nareis fors gestegen. Deze stijging hangt samen met de forse stijging van de asielinstroom in 2014.

  • Voor de overige reguliere producten geldt dat de tijdigheid binnen de gestelde doelstellingen is uitgekomen.

  • Naturalisatie: De tijdigheid van naturalisatie producten is gestegen van 86% in januari naar 89% in december. Het aantal te beslissen verzoeken voor naturalisatie is gedaald van 14.900 in januari naar 11.400 in december.

  • In 2014 is de voorraad reguliere bezwaren gedaald van 6.200 naar 5.600. De gemiddelde tijdigheid was 78%. Het aantal te behandelen klachten is in 2014 gedaald van 200 in januari naar 150 eind december. De tijdigheid was gemiddeld 79%.

18

Bent u bereid (faillissements)fraude te registreren zodat de effectiviteit van de maatregelen kan worden gemeten?

Zo nee, waarom niet?

Zoals vermeld in de voortgangsbrief over de rijksbrede aanpak van 19 december 2014, vind ik een optelsom van inschattingen naar de omvang van fraude, afkomstig van diverse partijen en op uiteenlopende wijze tot stand gekomen, niet geschikt voor een meting van de effectiviteit van de aanpak van fraude. Om beter zicht te krijgen op fraudezaken die strafrechtelijk worden afgedaan, ontwikkelt het Openbaar Ministerie een fraudemonitor. De monitor zal cijfers en kwalitatieve informatie bevatten over de hoofdthema’s uit de rijksbrede aanpak van fraude en de belangrijkste vormen van fraude tussen burgers en bedrijven, waaronder faillissementsfraude, waarover ook kwantitatieve afspraken gemaakt zijn tussen OM en politie.

19

Kan een reactie worden gegeven op het bericht dat fraude nog steeds loont (Fraude loont nog steeds, Stichting Toekomstbeeld der Techniek, 2015)? Kloppen de cijfers in dat artikel? Zo nee, wat zijn de juiste cijfers?

De in die publicatie aangehaalde cijfers zijn globale schattingen, afkomstig uit openbare jaarverslagen en onderzoeken. De grote diversiteit van de cijfers, niet alleen qua herkomst maar ook qua berekeningswijze, maakt dat grote terughoudendheid op zijn plaats is met het verbinden van conclusies eraan, zeker als het gaat om de effectiviteit van de fraudebestrijding. Het kabinet onderkent de noodzaak van een effectieve bestrijding van fraude en investeert in het verder verbeteren van zicht op risico’s, het afdichten van die risico’s en het vergroten van inzicht in resultaten van maatregelen tegen fraude. Daarom wordt uw Kamer door het kabinet periodiek geïnformeerd over de rijksbrede aanpak van fraude.

20

Op welke manier zal de registratie van faillissementsfraude worden verbeterd?

Om beter zicht te krijgen op fraudezaken die strafrechtelijk worden afgedaan, ontwikkelt het Openbaar Ministerie een fraudemonitor. De monitor zal cijfers en kwalitatieve informatie bevatten over de hoofdthema’s uit de rijksbrede aanpak van fraude en de belangrijkste vormen van fraude tussen burgers en bedrijven, waarover ook kwantitatieve afspraken gemaakt zijn tussen OM en politie. Hieronder valt ook faillissementsfraude.

21

Kunt u aangeven of de ouderbijdrage voor jeugdhulp verplicht blijft, op welke wijze deze uitgevoerd moet worden en hoe omgegaan wordt met ouderbijdragen die niet geïnd zullen zijn in de periode tot 1 juli 2015?

De Jeugdwet regelt in welke gevallen een ouderbijdrage verplicht is. Gemeenten zijn verplicht om in het kader van de Jeugdwet onverwijld informatie te verstrekken aan het CAK over de start en het einde van jeugdhulp waarvoor een ouderbijdrage is verschuldigd. De opbrengsten van de inning van de ouderbijdrage gaan naar de gemeente die verantwoordelijk is voor het treffen van een voorziening voor de jongere. Indien een gemeente de informatie niet verstrekt dan belemmert de gemeente de uitvoering van de ouderbijdrage en dat is in strijd met de wet. Het risico van het niet innen van de ouderbijdrage is voor rekening van de betreffende gemeente.

Momenteel vindt een onderzoek bij VWS naar de ouderbijdrage plaats. Dit onderzoek richt zich op de gevolgen van de ouderbijdrage voor het zorggebruik, de kosten en baten van de ouderbijdrage en de gevolgen van een eventuele wijziging van de ouderbijdrage. Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek zal besluitvorming plaatsvinden en de Tweede Kamer hierover worden geïnformeerd. Het onderzoek wordt rond de zomer afgerond.

22

Wat betekent de meevaller op de post transacties voor de in de tweede suppletoire begroting 2014, waarin een kasschuif was opgenomen ad 70 miljoen euro (het naar voren halen van de verwachte opbrengsten uit 2018 en 2019)?

De opbrengsten uit verkeersboetes zijn over geheel 2014 met € 104 mln. achter gebleven bij de oorspronkelijke raming (stand ontwerpbegroting 2014). Bij gelegenheid van de tweede suppletoire begroting 2014 was het tekort ingeschat op € 70 mln. en was dit tekort door middel van een kasschuif van € 70 mln. (het naar voren halen van een deel van de verwachte opbrengst in 2018 en 2019) gedekt. Het overige tekort aan ontvangsten uit verkeersboetes is gemitigeerd omdat in 2014 een aantal grote incidentele schikkingen op dit artikelonderdeel verantwoord zijn. Deze meevaller op de post transacties gaf dekking voor een groot deel van het nog ongedekte tekort dat in 2014 was ontstaan. Hierdoor is het verschil met de begroting dat er slechts € 7,4 mln. minder is ontvangen dan begroot.

23

In hoeverre zijn alle oorzaken zoals genoemd in het jaarverslag 2014 voor het achterwege blijven van de realisatie van de opbrengst van de verkeersboetes opgelost in 2015?

In het jaarverslag 2014 wordt als oorzaak genoemd de grootschalige vervanging van de trajectcontrolesystemen, digitale flitspalen en radarsets. De vervanging van deze handhavingsmiddelen loopt, zoals ook in het jaarverslag aangegeven, ook in 2015 door. Bij eerste suppletoire begroting is het ontvangstenkader voor 2015 hierdoor met € 55 mln. neerwaarts bijgesteld.

24

Welke andere maatregelen worden er genomen in samenwerking met het Ministerie van Infrastructuur en Milieu om de verkeersveiligheid te verhogen?

Er worden verschillende maatregelen genomen om de verkeersveiligheid te verhogen. De maatregelen die worden genomen vloeien onder andere voort uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 en de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. Ik ben verantwoordelijk voor de verkeershandhaving. Verkeershandhaving is slechts één van de aspecten waarmee wordt bijgedragen aan de verkeersveiligheid. Tijdens het AO Wegverkeer en verkeersveiligheid op 28 mei 2015 heb ik toegezegd dat ik ga kijken naar het huidige stelsel van boetes en straffen voor verkeersovertredingen. Ik zal uw Kamer, samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu, voor het kerstreces over onze bevindingen informeren.

25

Wat is de huidige pakkans als het gaat om verkeersboetes? Wordt hier systematisch onderzoek naar gedaan?

De pakkans is afhankelijk van meerdere factoren en verschilt per feit. Ik beschik dan ook niet over gegevens om de exacte pakkans te bepalen. De gepercipieerde pakkans wordt onder meer bepaald door de verschillende handhavingsmiddelen die de politie inzet. Staandehoudingen zijn van belang, alsmede de elektronische handhavingsmiddelen zoals flitspalen, trajectcontroles, mobiele radarsets, etc. De politie streeft ernaar de feitelijke pakkans op de zogenoemde Helmgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid) zo hoog mogelijk te laten zijn. De politie doet dit onder meer door informatie gestuurde inzet op onveilige wegvakken. Dit houdt in dat de politie in afstemming met het lokaal gezag handhaaft op die plaatsen en tijdstippen waar het effect van het optreden optimaal is. De politie wil door zichtbare staandehoudingen en het voeren van voorlichting en mediabeleid ook actief bijdragen aan preventie en het beïnvloeden van gedrag van weggebruikers. Op deze manier wordt de gepercipieerde pakkans met de hiertoe beschikbare middelen zo hoog mogelijk gehouden en wordt de verkeersveiligheid geborgd. Er wordt geen systematisch onderzoek gedaan naar de pakkans.

26

Hoeveel capaciteit is er beschikbaar bij de landelijke eenheid ten behoeve van de verkeershandhaving? Wat zijn de doelstellingen van dit team?

Binnen de regionale eenheden van de nationale politie geschiedt de verkeershandhaving gezamenlijk door de basisteams en de teams Verkeer van de afdelingen Infrastructuur (voormalige Verkeershandhavingsteams zijn hierin geïncorporeerd). Bij de Landelijke Eenheid geschiedt de verkeershandhaving binnen de Dienst Infrastructuur. De Dienst Infrastructuur heeft vier geografische afdelingen die vergelijkbaar zijn met de basisteams in de regionale eenheden. Daarnaast loopt binnen die Dienst nu een pilot met ruim 40 fte gericht op verscherpte verkeershandhaving op bijvoorbeeld rood kruis negatie, snelheidsovertredingen en verkeersveelplegers. De totale sterkte die zich binnen de afdelingen infrastructuur en de Dienst in ieder geval bezighoudt met verkeershandhaving is 659 fte.

27

Kunt u alsnog een reflectie geven op de constateringen van de ARK inzake het verhogen van verkeersboetes?

De Algemene Rekenkamer is tot de volgende conclusies gekomen:

  • De onderbouwing van de tariefstijgingen berust primair op de verwachting van de Minister dat de tariefstijging leidt tot een verhoogde verkeersveiligheid omdat de regelnaleving van verkeersdeelnemers wordt bevorderd. Daarnaast heeft het verhogen van de tarieven te maken met financiële motieven;

  • De procedure rond de tariefverhogingen is zo vorm gegeven dat het ontwerpbesluit langs de Eerste en Tweede Kamer en langs de Raad van State gaat. Deze procedure zorgt ervoor dat de Minister met een onderbouwde tariefstijging moet komen;

  • Het effect van verkeersboetes op de verkeersveiligheid wordt ondersteund door onderzoek. Dit effect is echter gering.

Ik kan mij in deze bevindingen van de Algemene Rekenkamer vinden. In de nota van toelichting bij de algemene maatregel van bestuur waarmee de tarieven van de verkeersboetes worden vastgesteld, wordt uitgebreid ingegaan op de reden van de tariefsverhoging. Hierover is altijd open met uw Kamer gecommuniceerd. Uit onderzoek van het WODC (Opbrengsten boetes en transacties uit verkeersovertredingen, 2011) blijkt dat de pakkans in combinatie met boetes van een bepaalde hoogte van invloed is op een betere naleving van de verkeersregels. Het WODC heeft berekend dat een toename met 1% van het boetetarief leidt tot een afname met circa 0,2% van het aantal snelheidsovertredingen. Boeteverhogingen hebben dus, zoals de Algemene Rekenkamer ook concludeert, wel degelijk een effect op de naleving van regels door weggebruikers.

28

In hoeverre is het beter om Mulderboetes gelijk te trekken met strafrechtelijke boetes?

Tijdens het AO Wegverkeer en verkeersveiligheid op 28 mei 2015 heb ik uw Kamer toegezegd voor het kerstreces met een brief te komen waarin onder meer wordt ingegaan op het boetesysteem uit de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Ik zal de vraag of het beter is om overtredingen uit de Wahv gelijk te trekken met strafrechtelijke boetes hierin meenemen.

29

Wat is het effect van het instellen van het verkeershandhavingsteam van de landelijke eenheid van de nationale politie op de pakkans, ten aanzien van strafwaardig gedrag op de weg?

De pakkans is afhankelijk van meerdere factoren en verschilt per feit. Ik beschik daarom niet over de gegevens om de exacte pakkans van de verkeershandhaving door de Landelijke Eenheid te bepalen.

30

Kan worden gereageerd op de uitspraak dat een verhoging van de pakkans effectiever is, waar het gaat om verkeersveiligheid, dan het verhogen van de boetes?

Ik ben van mening dat juist een combinatie van een hoge pakkans en een hoge verkeersboete bijdraagt aan de verkeersveiligheid. Overtreders worden door de zwaardere sanctionering geconfronteerd met hogere boetes, terwijl men deze kosten kan vermijden door de regels na te leven. Een betere naleving komt ten goede aan de verkeersveiligheid en draagt bij aan het doel om het aantal doden en gewonden verder terug te dringen.

31

Welke maatregelen gaat u nemen om het aantal aangeleverde onjuiste boekingscoderingen binnen het Bestuursdepartement nog verder te verminderen?

Er is een tabel in gebruik genomen die onjuiste combinaties afvangt en er vindt vooraf controle op gebruikte codering (boekingssleutel) plaats. Met behulp van deze preventieve maatregelen zullen foutieve boekingscoderingen tot een minimum worden beperkt.

32

Wat is de reden dat niet alle facturen door het Ministerie van Veiligheid en Justitie op tijd worden betaald?

Facturen zijn over het algemeen te laat betaald als gevolg van een dispuut met leveranciers over het gefactureerde bedrag, vanwege de complexiteit van de onderliggende contracten. Er gaat soms tijd overheen voordat met leveranciers overeenstemming is over creditfacturen. De oorspronkelijk gestuurde factuur wordt gedurende die tijd aangehouden, hetgeen een te laat betaalde factuur tot gevolg heeft. Creditfacturen daarentegen worden niet meegerekend in het percentage «betaalde facturen». De afgelopen twee jaar heeft VenJ het betaalgedrag aanzienlijk verbeterd. Rijksbreed is er een norm afgesproken dat minimaal 90% van de facturen tijdig (binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur) betaald moet zijn. VenJ komt in 2014 met 93% ruim boven die norm uit (2012: 84%; heel 2013: 82%, laatste kwartaal 2013 89,3%). Over 2015 wordt waar mogelijk het betaalgedrag nog verder verbeterd.

33

Wat voor type facturen worden door het Ministerie van Veiligheid en Justitie niet op tijd betaald?

Doorgaans zijn het facturen waarbij de controle lastiger is uit te voeren vanwege de complexiteit van de onderliggende contracten. Het financiële systeem voorziet in principe in een geautomatiseerde drieweg-controle van inkooporder, goederenontvangst en factuur. Indien één van die drie onderdelen niet in overeenstemming is, dient dit te worden uitgezocht. VenJ heeft de afgelopen jaren veel energie gestoken in interne procesverbetering en duidelijker afspraken met leveranciers over de facturering.

34

Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat niet alleen nu, maar ook in de toekomst onvolkomenheden in het financiële beheer worden voorkomen?

De onvolkomenheid bij financieel beheer bij VenJ ziet met name toe op de controlfunctie. Zoals toegezegd bij het Verantwoordingsdebat in 2014 (over het jaar 2013) heeft in 2014 een onderzoek naar de controlfunctie plaatsgevonden. Een externe begeleidingscommissie heeft advies gegeven over de conclusies van het onderzoek en op basis van het advies van de begeleidingscommissie heeft een aanscherping van het advies plaatsgevonden. Op basis van de adviezen is een aantal maatregelen uitgewerkt die ervoor moeten zorgen dat de leemtes in de controlfunctie worden opgelost.

Het voorkomen van onvolkomenheden in de toekomst vindt plaats door middel van geïnstitutionaliseerde kwartaalafsluitingen. Er vindt per kwartaal op basis van een checklist een beoordeling van het financieel beheer per taakorganisatie en per DG plaats. De review vindt plaats door DFEZ. De afsluiting van het derde kwartaal 2015 wordt uitgevoerd als ware het een jaarafsluiting inclusief controle door de Auditdienst Rijk.

35

Wat is de reden dat er inkopen worden gedaan buiten de officiële kanalen om?

Veelal komt dit doordat medewerkers niet voldoende bekend zijn met de toepassing van (soms gewijzigde) procedures. Daartoe zijn de laatste jaren al diverse maatregelen genomen zoals voorlichting aan medewerkers en het periodiek agenderen van het onderwerp op de managementagenda. Recent is ook een functionaliteit in het inkoopsysteem gerealiseerd waarmee controlerende afdelingen binnen de financiële administratie de inkopen buiten de officiële kanalen kunnen detecteren. Ook maakt dit mogelijk om medewerkers gerichter te benaderen met nadere toelichting over het correct toepassen van de procedures.

36

Wat is de reden dat documenten van inkoopdossiers uit 2014 ontbraken waardoor niet meer vast is te stellen of de juiste procedure is gevolgd?

Dit heeft met name te maken met het feit dat het aanvankelijk niet mogelijk was alle documenten in het administratieve systeem op te nemen. Daardoor moesten documenten – behorend tot één dossier – ook op verschillende plaatsen worden bewaard. Sinds eind 2014 zijn de mogelijkheden tot opslag in het administratie aanzienlijk verbeterd en is het mogelijk de documenten in het administratieve systeem bij elkaar op te nemen. Het volledig houden van de inkoopdossiers vraagt blijvende aandacht van alle betrokkenen in het inkoopproces.

37

Op welke manier wordt de detaillering van de spendanalyse in 2015 verbeterd?

Bedoeling is uitgavenposten tussen de € 50.000 en € 150.000 nadrukkelijk in de analyse te betrekken. Met de uitbreiding was feitelijk al gestart in 2014. In 2015 zullen uitgaven per leverancier en soort inkoop zowel individueel als cumulatief worden beoordeeld.

38

Waarom ontbreekt de prestatieverklaring bij de inkoopdossiers?

Dit heeft meerdere oorzaken, maar vooral het feit dat het aanvankelijk niet mogelijk was alle documenten in het administratieve systeem op te nemen (zie ook het antwoord op vraag 36) In het verleden is grotendeels vertrouwd op het bij de budgethouder beschikbaar zijn van brondocumenten (urenbriefjes, etc.). Inmiddels is het technisch ook mogelijk gemaakt om brondocumenten toe te voegen als bewijsvoering voor de prestatieverklaring. Van die functionaliteit kan nog beter gebruik gemaakt worden en hierop wordt ook gestuurd.

39

Welke maatregelen gaat u nemen zodat de prestatieverklaring voortaan niet meer ontbreekt?

Zie antwoord vraag 38.

40

Wat is de reden dat documenten van inkoopdossiers bij de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) uit 2014 ontbraken waardoor niet meer vast is te stellen of de juiste procedure is gevolgd?

De reden dat documenten van inkoopdossier bij de Dienst Justitiële Inrichtingen ontbraken is gelegen in het feit dat de dossiervorming voorheen primair was ingericht vanuit het financiële proces en niet vanuit het inkoopproces. Omdat het aanvankelijk niet mogelijk was alle documenten in het administratieve systeem op te nemen moesten documenten – behorend tot één dossier – ook op verschillende plaatsen worden bewaard. De maatregelen die in 2014 zijn genomen, zoals betreffende de opslag in het administratieve systeem, en in 2015 zijn geïntensiveerd, zijn erop gericht dat benodigde documenten niet meer ontbreken. Aan het volledig houden van de inkoopdossiers wordt blijvend aandacht besteed. Zie ook het antwoord op vraag 122 bij de Jaarverantwoording 2014.

41

Is het de DJI gelukt om alle onrechtmatige inhuurcontracten voor 1 januari 2015 te beëindigen en nieuwe contracten af te sluiten? Zo nee, welke contracten hebben langer bestaan en welk prijskaartje hangt hieraan?

Ja, DJI heeft alle onrechtmatige inhuurcontracten voor 1 januari 2015 beëindigd en nieuwe contracten afgesloten. Dit neemt niet weg dat er begin 2015 nog enige overloop was van onrechtmatigheden uit 2014. Vanzelfsprekend worden deze zo veel mogelijk teruggedrongen.

42

Zullen de interne controles op onrechtmatige uitgaven structureel worden uitgevoerd?

De interne controles op onrechtmatige uitgaven maken structureel onderdeel uit van de reguliere bedrijfsvoeringsprocessen. De in het verantwoordingsonderzoek getoonde onrechtmatige uitgaven zijn ook nagenoeg volledig toe te schrijven aan de uitkomsten van intern onderzoek binnen DJI zelf.

43

Wanneer is het financiële beheer helemaal op orde?

Het verbeterprogramma financieel en inkoopbeheer wordt in 2015 onverminderd voortgezet. Dit verbeterprogramma legt de focus op de bevindingen van de ADR/ARK. Met de uitvoering van dit programma worden enkele structurele en duurzame verbeteringen doorgevoerd bij de grootste risicogebieden van onze organisatie. De verwachting is dat DJI in 2015 wederom een serieuze kwaliteitsverbetering realiseert en daarmee het financieel beheer op orde brengt.

44

Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat de Kamer inzicht krijgt in welk deel van het budget van de nationale politie wordt ingezet voor de vastgestelde landelijke beleidsdoelstellingen?

Er wordt geen budget voor de landelijke beleidsdoelstellingen voor de politie in de begroting van de nationale politie gemarkeerd. De landelijke beleidsdoelstellingen worden samen met de lokale- en de regionale prioriteiten opgenomen in de regionale beleidsplannen. Daarnaast worden de landelijke beleidsdoelstellingen ook opgenomen in het beleidsplan van de landelijke eenheid.

Ik acht het van belang om te sturen op de continuïteit van de organisatie zodat zij de door het gezag opgedragen taken nu en in de toekomst aankan. Ik deel wat dat betreft uw wens om meer dan nu inzicht te krijgen in de koppeling tussen landelijke beleidsdoelstellingen en de financiën; zonder op elk detail van het politiewerk de koppeling te vereisen. Bovendien is het een lastig vraagstuk aangezien politiewerk immers geen lopendebandwerk is en bijvoorbeeld de bijdrage van de politie aan preventie moeilijk te kwantificeren is in termen van geld.

Ik wil de politieorganisatie op een aantal belangrijke hoofdlijnen via de begroting- en beheercyclus gaan sturen. Dit betreft een groeiproces. Mijn ambitie is om – rekening houdend met de fase van ontwikkeling van de politieorganisatie – geleidelijk aan toe te groeien naar een meer informatieve begroting en beheersplan. Dit kost tijd maar hier worden de komende jaren betekenisvolle stappen in gezet en ik zal uw Kamer hierover uiteraard informeren.

45

Bent u bereid, gelet op uw kaderstellende rol, uitgebreider in te gaan op de uitdagingen die er liggen?

Het spreekt voor zich dat ik de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus zo optimaal mogelijk beoog in te richten en hierbij zo veel mogelijk rekening houd met de (informatie) behoeften vanuit de maatschappij, uw Kamer en stakeholders in het politiebestel.

De maatschappij vraagt om een transparante overheid. Mijn ambitie is dan ook om de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus steeds verder te optimaliseren. Het streven is er dan ook op gericht om stapsgewijs het beheersplan en de begroting van de politie verder te integreren. Daarbij vervul ik een kaderstellende rol en heeft de korpschef de rol van beheerder. In elke volgende begroting wil ik hiertoe een logische vervolgstap zetten. Rekening houdende met de fase van ontwikkeling van de politieorganisatie zal, geleidelijk aan, toe worden gegroeid naar een meer informatief beheersplan en dito begroting.

46

Gaat u in de toekomst optimaal gebruik maken van de reguliere begrotings- en verantwoordingscyclus en daarbij uw beide rollen, de kaderstellende en die van beheerder, goed van elkaar scheiden?

Zie antwoord vraag 45.

47

Wat zijn de significante onzekerheden ten aanzien van de business case van het programma Kwaliteit en Innovatie Rechtspraak (KEI) die nog nader onderzocht moeten worden? Is dit al onderzocht en wat is hiervan de uitkomst?

In de herijkte business case van december 2014 wordt aangegeven dat er nog significante onzekerheden zijn, die door het programma nader moeten worden uitgezocht, zoals de toetsing of de nieuwe werkprocessen tot voldoende tijdsbesparing leiden om de eerder ingeschatte personele besparing te realiseren. Door deze onzekerheden zijn voor bepaalde kostenposten en besparingen een bandbreedte aangegeven. De onzekerheden zullen gedurende de looptijd van het programma nader worden onderzocht en – indien nodig – worden aangescherpt of aangepast. Mocht dit leiden tot substantiële aanpassing van de business case in financieel opzicht dan zal ik, zoals ik reeds heb toegezegd, de Kamer hierover actief informeren.

48

Hoe wordt de aangenomen motie-Oskam (Kamerstuk 34 059, nr. 12) verwerkt in het tijdspad ten aanzien van de vier wetsvoorstellen die gerelateerd zijn aan de inwerkingtreding van het KEI-project?

Zodra de eerste drie wetsvoorstellen zijn aangenomen door de Eerste Kamer, zullen deze worden gepubliceerd in het Staatsblad. De zes maanden implementatietermijn start vanaf dan. Het vierde wetsvoorstel dat ziet op de Rijksinvoeringswet, kan tijdens deze zes maanden worden aangenomen en gepubliceerd.

49

Hoe gaat u ervoor zorgen dat er een daling van de onvolkomenheden wordt ingezet en hoe gaat u de twee nieuwe onvolkomenheden aanpakken?

Elke taakorganisatie en DG binnen VenJ is opgedragen een verbeterplan op te stellen om de onvolkomenheden op te lossen. De verbeterplannen zijn door de directies FEZ, P&O en Inkoop & Informatievoorziening beoordeeld. Over de voortgang van de verbeteringen wordt in kwartaalrapportages gerapporteerd door de diensten en DG’s. De nieuwe onvolkomenheden worden op dezelfde wijze opgepakt als de andere onvolkomenheden.

50

Wat is uw reactie op de waarschuwing van de ARK voor een te groot optimisme bij het inboeken van besparingen met het oog op de digitalisering van de rechtspraak?

Er zijn geen besparingen als gevolg van KEI ingeboekt. Wel is er een algemene efficiencytaakstelling bij de Rechtspraak ingeboekt. De algemene efficiencytaakstelling geldt voor de gehele rijksoverheid. De Rechtspraak is hiervoor niet uitgezonderd. De Raad voor de rechtspraak heeft zelf aangegeven deze algemene efficiencytaakstelling van het Kabinet te willen invullen met de besparingen die voortvloeien uit het programma Kwaliteit en Innovatie.

In dat kader snap ik de waarschuwing van de ARK dat niet té optimistisch met de besparingspotentie van KEI moet worden omgesprongen. Door het periodiek herijken van de business case ben ik van mening dat de Rechtspraak dit risico adequaat ondervangt.

51

Wie is verantwoordelijk voor de fouten die zijn gemaakt door het niet naleven van aanbestedingsregels door de DJI?

De reden dat aanbestedingsregels door DJI in bepaalde gevallen niet zijn nageleefd betreft een combinatie van factoren. Ondanks dat vanuit de leiding stelselmatig aandacht wordt gevraagd voor de juiste toepassing van deze procedures, blijken medewerkers niet altijd volledig op de hoogte zijn van de regels inzake het juist toepassen van de inkoopprocedures. Door passende maatregelen te nemen, zoals genoemd in het antwoord op vraag 052 bij het Rapport bij het Jaarverslag, zal binnen DJI de naleving van de aanbestedingsregels in 2015 worden bevorderd.

52

Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat in de toekomst dergelijke fouten niet meer worden gemaakt?

De DJI heeft de aanbevelingen uit het verantwoordingsonderzoek 2014 ter harte genomen en voert momenteel het Verbeterplan Inkoopbeheer uit. In het verbeterplan worden extra maatregelen genomen om inkopen buiten de inkoopafdeling om, te voorkómen. Om de inkoopdossiers en het contractmanagement te verbeteren (onder meer door 100%-controles van alle dossiers > € 10.000), worden onrechtmatig afgesloten overeenkomsten actief beëindigd en wordt een centraal punt voor de inhuur van tijdelijke arbeidskrachten ingericht. Al deze maatregelen dragen bij aan het voorkómen dat de bestaande regels niet worden nageleefd.

Naar boven