34 172 Initiatiefnota van de leden Agnes Mulder en Omtzigt over late betalingen: «Leverancierskrediet na 2 maanden niet langer gratis»

Nr. 9 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2016

Naar aanleiding van het Notaoverleg van 1 februari jl. over de Initiatiefnota Leverancierskrediet van de leden Mulder en Omtzigt (beiden CDA) (Kamerstuk 34 172, nr. 8) heeft uw Kamer een motie van de leden Ronnes (CDA) en Vermue (PvdA) aangenomen, waarmee de regering wordt verzocht om voor 1 juni 2016 met een wetsvoorstel te komen waarin wordt geregeld dat een wettelijke rente gaat gelden bij een betaaltermijn langer dan 60 dagen en dat dit op een passende manier afdwingbaar gemaakt moet worden (Kamerstuk 34 172, nr. 7). Kort samengevat komt dit neer op het uitvoeren van het voorstel uit de initiatiefnota. Hierbij informeer ik uw Kamer over hoe ik omga met de motie.

Verwachte effecten van de motie

De bedoeling van de initiatiefnota en van de motie is om het mkb financiële ruimte te bieden. Ik begrijp en onderschrijf deze intentie. Zoals ik tijdens het notaoverleg van 1 februari heb toegelicht, verwacht ik echter dat de motie niet de oplossing zal bieden die het mkb nodig heeft. Ook zie ik een reëel risico van averechtse effecten.

De gemiddelde contractueel afgesproken betalingstermijn tussen bedrijven is 27,5 dagen. De gemiddelde gerealiseerde betalingstermijn is 36,5 dagen. Er is dus nog steeds sprake van overschrijding. Tien jaar geleden was de overschrijding van de afgesproken betalingstermijn gemiddeld 14 dagen. Op dit moment is dat nog 9 dagen. Dat is een goede trend die zich voordoet op basis van de bestaande regelgeving.

Op dit moment is bij overschrijding van de overeengekomen betaaltermijn wettelijke rente verschuldigd en een minimumbedrag van 40 euro voor de kosten. Van deze wettelijke bepaling wordt echter zeer weinig gebruik gemaakt. In de praktijk kiezen bedrijven ervoor om bij problemen met te late betalingen de klantrelatie te beschermen. Zij doen dan geen beroep op de wettelijke bepaling die er nu al is. Het ligt voor de hand dat ze dan ook van de gewijzigde wettelijke bepaling naar aanleiding van de motie geen gebruik zouden maken. Nog steeds zal vooral naar de klantrelatie gekeken worden. Men wil daar geen schade aan toebrengen.

Lange betaaltermijnen spelen ook niet alleen tussen mkb-bedrijven en grote bedrijven. Op basis van die constatering ligt een regeling die specifiek gericht is op die grote inkopers en opdrachtgevers ook niet voor de hand.

Een regeling die aangrijpt op een termijn van 60 dagen brengt voorts het risico met zich mee dat die termijn al snel als normaal wordt gezien. De gemiddelde betalingstermijn is nu 36,5 dagen, met een gemiddelde contractuele termijn van 27,5 dagen. Door 60 dagen zo nadrukkelijk in de wet tot norm te verheffen zou een beweging de andere kant op kunnen ontstaan, in de richting van langere termijnen dan nu gebruikelijk zijn. Dat zou zeer ongewenst zijn.

Een betalingstermijn van 30 dagen moet de norm zijn, dat staat nu ook zo in de wet. De termijn van 30 dagen geldt als wettelijk maximum voor de overheid. En voor het bedrijfsleven geldt dat als je onderling niets afspreekt, de betaaltermijn 30 dagen is. Het bedrijfsleven mag echter ook afwijkende, langere termijnen afspreken, tot 60 dagen in alle vrijheid en langer dan 60 dagen alleen onder bepaalde voorwaarden. Het is zaak dat die voorwaarden in redelijkheid worden toegepast zodat niemand daar nadeel van ondervindt. Binnen die randvoorwaarden is het goed dat er andere termijnen kunnen worden afgesproken. Soms is dat de manier waarop een bepaalde markt het beste kan werken, ten bate van alle partijen.

Tot slot is de handhaving van het voorstel problematisch. In de motie wordt verzocht om de wettelijke bepaling op een passende manier afdwingbaar te maken. In het notaoverleg heb ik aangegeven dat de overheid geen partij is bij de overeenkomsten waar het hier om gaat. Een inzet van toezicht en handhaving op dit punt past niet in ons privaatrechtelijke systeem en is naar mijn mening niet te rijmen met een efficiënte inzet van publieke middelen.

Alternatieve maatregelen

Belangrijk is dat bedrijven hun betaaltermijnen bewust, redelijk en met oog voor de belangen van hun wederpartij hanteren. Dit gebeurt bijvoorbeeld in het kader van initiatieven zoals Betaalme.nu. Dat initiatief houdt in dat grote bedrijven op een website bekend maken wat hun betaalgedrag is. De gehanteerde termijnen en andere afspraken kunnen worden toegespitst op kleinere en grotere contracten, zodat passende arrangementen worden gemaakt. Inmiddels hebben vier grote bedrijven, te weten Heineken, Jumbo, FrieslandCampina en Randstad, deze transparantie over hun betaalgedrag al geboden. Dit raakt 10.000 mkb-bedrijven die zaken doen met deze vier bedrijven. Op 11 februari is bekend gemaakt dat ook KPN, de Nederlandse Spoorwegen en TomTom zullen gaan deelnemen en dit voorjaar zullen er nog meer ondernemingen aansluiten bij Betaalme.nu.

Verder zal ik volgende maand een gesprek voeren met bedrijven uit de industrie, de bouw- en de transportsector. Deze sectoren scoren wat slechter dan het gemiddelde in het onderzoek dat ik heb laten uitvoeren (Kamerstuk 34 172, nr. 5). Specifiek voor die sectoren bestaat behoefte om de situatie en de oorzaken achter de lange betaaltermijnen inzichtelijk maken. Ik zal met hen de noodzaak van en de mogelijkheden tot het doorvoeren van verbeteringen bespreken.

Aan de andere kant is er ook het initiatief van MKB-Nederland, dat zegt zelf met een zwarte lijst te komen. Die lijst zal informatie bevatten over bedrijven die met hun betaalgedrag, naar de mening van MKB-Nederland, onvoldoende rekening houden met hun wederpartijen. Die informatie wordt openbaar. Ik verwacht dat dit initiatief ook kan bijdragen aan bewustwording en verbetering van het betaalgedrag.

Tot slot

Zoals hierboven aangegeven onderschrijf ik de achterliggende doelstelling van de initiatiefnota en de motie. Ik verwacht echter dat de maatregel waar in de motie om wordt verzocht niet het gewenste en mogelijk zelfs een averechts effect zal hebben. Er is momenteel sprake van een positieve trend in de betaaltermijnen tussen bedrijven en via zelfregulering en gesprekken met specifieke sectoren beoog ik dit verder te verbeteren. Het kabinet wil deze trajecten kans van slagen geven en zal hier verder op inzetten alvorens eventuele wettelijke maatregelen kunnen worden overwogen.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven