34 166 Staat van de Europese Unie 2015

Nr. 43 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 29 januari 2016

De vaste commissie voor Europese Zaken heeft op 7 december 2015 overleg gevoerd met Minister Koenders van Buitenlandse Zaken en Minister-President, Minister Rutte van Algemene Zaken over:

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 16 november 2015 inzake de Staat van de Europese Unie 2015 (Kamerstuk 34 166, nr. 22);

  • de brief van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) te Den Haag d.d. 8 oktober 2015 inzake de aanbieding publicatie «Nederland in Europees perspectief»;

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 24 november 2015 inzake verslag van de Raad Algemene Zaken van 17 november 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1556);

  • de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken d.d. 4 december 2015 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 15 december 2015 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1559).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de commissie, Azmani

De griffier van de commissie, Van Keulen

Voorzitter: Van Miltenburg

Griffier: Van Keulen

Aanwezig zijn elf leden der Kamer, te weten: Beertema, Bisschop, Van Bommel, Bontes, Grashoff, Maij, Omtzigt, Thieme, Verhoeven, Voordewind en Van 't Wout,

en Minister Koenders van Buitenlandse Zaken en Minister-President, Minister Rutte van Algemene Zaken,

alsmede de heer De Jong, lid EP, mevrouw De Lange, lid EP, mevrouw Hazekamp, lid EP, mevrouw Sargentini, lid EP, de heer Tang, lid EP, de heer Van Baalen, lid EP en de heer Van Dalen, lid EP.

Aanvang 12.25 uur.

De voorzitter:

Een moment. Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Wij voeren vandaag een notaoverleg. Het voelt als een plenair debat, het debat wordt ook gehouden in de plenaire zaal, maar het gaat de boeken in als een notaoverleg. De leden hebben in de commissievergadering met elkaar afgesproken wat de spreektijden zijn.

Vanmorgen hebben de leden van het Europees Parlement en de Tweede Kamerleden onderling met elkaar gesproken. Voor dit debat hebben zich negentien sprekers gemeld.

Overigens, voordat ik verderga: ik heet de Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken van harte welkom.

Nu kom ik weer terug op de procedure. Er zijn negentien sprekers. De Minister-President en de Minister van Buitenlandse Zaken hebben voor dit debat de hele middag vrijgemaakt, maar zij hebben afspraken voor de avond. De vergadering kan dus niet erg ver uitlopen. Dat betekent dat heel beperkt kan worden geïnterrumpeerd. Omdat de leden onderling hebben overlegd, ga ik het Reglement van Orde streng toepassen. Dat betekent dat Tweede Kamerleden elkaar mogen interrumperen. Ik zou zeggen: in de eerste termijn vier interrupties per fractie. Daarna gaan wij verder met de termijn van de regering. Dan zullen wij bekijken hoe wij met de tijd uitkomen. Hoe minder u elkaar interrumpeert, hoe meer tijd u overhoudt voor een debat met de regering. Zo gaat dat.

Ik geef in dit debat als eerste het woord aan de heer Bas van 't Wout, woordvoerder voor de VVD.

De heer Van 't Wout (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Europa staat onder enorme druk. Na de eurocrisis worden wij nu geconfronteerd met een enorme migratiecrisis, waarbij honderdduizenden mensen ongecontroleerd Europa in trekken. In november werd Europa in het hart geraakt, toen idiote islamitische barbaren veel gewone, onschuldige mensen in Parijs op brute wijze vermoordden. Ondertussen blijft het onrustig aan de oostgrens, waar de Russische beer weer als vanouds gromt. Een van onze belangrijkste partners in de Unie, het Verenigd Koninkrijk, dreigt de Europese Unie zelfs te verlaten. Als wij naar de hele wereld kijken, zien wij dat met name de opkomst van Azië ervoor zorgt dat de positie van Europa in de wereld kleiner wordt. Onder dit heel ingewikkelde gesternte zal Nederland vanaf 1 januari voorzitter van de Europese Unie zijn. Voor de VVD-fractie is de Europese Unie geen doel op zichzelf. Het is een middel, zoals dat soms de gemeente, soms de provincie en soms de nationale overheid is. De VVD wil een nuchtere en praktische houding richting Europa. Het is onzinnig om te denken dat we de uitdagingen en kansen in de wereld aankunnen zonder internationale samenwerking. Het is even onzinnig om Europa als panacee voor alle problemen te zien. Europa moet daar waar het meerwaarde heeft zijn bijdrage leveren aan een veilig en welvarend leven voor Nederlanders. De Unie is voor de VVD-fractie niet geslaagd wanneer mensen tranen in de ogen krijgen bij de negende symfonie van Beethoven, maar wanneer zij resultaten boekt voor gewone, hardwerkende Nederlanders.

De vragen waarvoor wij staan, zijn te groot en complex om altijd weer langs dezelfde vertrouwde lijnen aan te pakken. De Unie zelf is groter en complexer geworden. 28 lidstaten moeten overeenstemming zien te bereiken en dat gaat vaak moeizaam en traag. Wanneer afspraken worden gemaakt, zijn het te vaak alleen maar afspraken op papier. Wat de VVD-fractie betreft, gaat Nederland meer en vaker bekijken hoe we in nieuwe, alternatieve verbanden binnen en misschien soms zelfs buiten de Europese Unie het Nederlandse belang kunnen dienen. Neem bijvoorbeeld de interne en de digitale markt: een van de belangrijkste redenen om de Unie te hebben en voor de VVD-fractie ook een van de belangrijkste redenen om voor de Europese samenwerking te zijn. Maar voor een groot deel van de interne markt geldt helaas: dat zou een goed idee zijn. De voltooiing gaat te langzaam. Berekeningen laten zien dat we door die onvoltooide interne markt in Europa jaarlijks ruim een biljoen euro laten liggen; een één met twaalf nullen. Dat bedrag zouden wij als Europeanen meer in onze portemonnee kunnen krijgen wanneer wij de interne markt vervolmaken.

Onlangs verscheen een rapport van de AIV dat breed ingaat op het Europa van meerdere snelheden en aanraadt het concept te omarmen als nieuwe politieke realiteit. De VVD-fractie heeft dat vaker bepleit. Soms kun je dan vooroplopen, als het in ons belang is, soms doen we misschien ook niet mee. De VVD-fractie is er namelijk ook bezorgd over hoe het bijna sluipenderwijs met name in de plannen rond de eurozone te snel een kant opgaat die wij niet willen. Wij krijgen nog een kabinetsreactie op het rapport van de AIV en wij zullen het hier vast nog bespreken. De VVD-fractie roept het kabinet op om daar met een welwillende blik naar te kijken en vooral te beschrijven hoe wij het Nederlandse belang via dat model kunnen dienen.

Het niet-nakomen van afspraken is een hardnekkige Europese ziekte, of het nu gaat om begrotingsdiscipline, het bewaken van je grenzen of het opnemen van jouw eerlijke aandeel van vluchtelingen in de migratiecrisis. De VVD-fractie roept het kabinet op om hiervoor tijdens het voorzitterschap een remedie te vinden. Wij hebben begrepen dat er op dit moment wordt nagedacht over bijvoorbeeld een rol van de Raad Algemene Zaken hierin. Daarover zou ik graag meer horen. Dat klinkt als een interessant idee.

Wanneer landen structureel weigeren hun aandeel in een probleem te nemen, zoals wij nu zien in de vluchtelingencrisis, moeten daar uiteindelijk ook sancties tegenover kunnen staan. Het kan niet zo zijn dat wij de hele infrastructuur in Oost-Europa zo'n beetje hebben gefinancierd, met onder meer Nederlands belastinggeld, en dat vervolgens het opvangen van de vluchtelingen ook alleen op Nederlandse schouders terechtkomt. Wij willen graag dat de Minister van Buitenlandse Zaken mogelijkheden gaat bekijken om bijvoorbeeld te korten op cohesiefondsen of structuurfondsen wanneer landen niet voldoen aan hun afspraken.

De huidige ongecontroleerde migratiestroom is een bedreiging voor onze manier van leven en onze verzorgingsstaat. De aantallen zijn te groot en de instroom is chaotisch. Iedereen weet dat dit nog maar het begin is. Als het de komende jaren al lukt – dat hopen wij natuurlijk allemaal – om het conflict in Syrië in te dammen, zullen er ongetwijfeld elders weer brandhaarden ontstaan. De demografische ontwikkelingen in Afrika zijn een tikkende tijdbom voor de stabiliteit van ons continent. De tijd van makkelijke oplossingen is allang voorbij. Waar het voorheen not done was om te spreken over Fort Europa, moeten wij dat nu met zijn allen heel snel opbouwen, want open binnengrenzen gaan niet samen met poreuze buitengrenzen.

Onlangs sloot de Europese Unie een deal met Turkije om de grote stroom vluchtelingen en migranten vanuit dat land – tot nu toe 580.000 – op te laten drogen. De VVD steunt dat, maar wel onder belangrijke voorwaarden. Ten eerste, no cure no pay. Er moet resultaat geboekt worden en pas daarna keer je geld uit. Ten tweede, geen twee migratiestromen. Turkije zal zo snel mogelijk mensen die via dat land hiernaartoe komen, moeten terugnemen en we gaan over tot hervestigen zodra de stroom substantieel is opgedroogd. Ten derde, geen gerommel met criteria, of het nu gaat om het visatraject of om de gesprekken over de hoofdstukken in het toetredingsproces tot de Unie.

De heer Verhoeven (D66):

Dat is gestaalde VVD-taal van de heer Van 't Wout. Die was anderhalf jaar geleden ook te horen. Toen zei de voorganger van de heer Van 't Wout, de heer Verheijen: stop maar met de toetredingssteun voor Turkije. Hij heeft toen een heleboel andere dingen gezegd over de omgang met Turkije en de manier waarop de VVD naar Turkije keek. Er is nu toch ineens een verandering opgetreden in die houding. Wij hebben afgelopen weken een paar keer geprobeerd om een debat te voeren met de premier over de deal die met Turkije gesloten is, en de VVD zei elke keer: wij vinden dat debat niet nodig, wij doen dat wel even bij de Staat van de Unie. Nu zegt de heer Van 't Wout: wij vinden die deal eigenlijk wel goed.

Wat is er nu eigenlijk gebeurd met de VVD in de afgelopen anderhalf jaar? Waarom kan het nu ineens allemaal wel?

De heer Van 't Wout (VVD):

Ik bestrijd dat wij er niet over willen debatteren. Zelfs op mijn initiatief is de spreektijd voor dit debat uitgebreid, zodat wij het hier over de Turkijedeal kunnen hebben. Dat wil ik wel graag even genoteerd hebben.

Ik heb net drie belangrijke voorwaarden genoemd voor de deal met Turkije. Wat is er veranderd? Er zijn inmiddels 580.00 mensen ongecontroleerd Europa binnengekomen. En ja, Turkije is geen leuk land en Erdogan is geen leuke man. Maar als je alleen maar met plezierige landjes wil samenwerken, dan wens ik je veel plezier met België, Luxemburg, Duitsland en nog een paar landen, maar daar zitten de problemen natuurlijk helemaal niet en daar lossen we zeker die migratiestroom niet mee op.

De heer Verhoeven (D66):

Volgens mij koersen we een beetje af op een botsing. De premier zegt elke keer in de Kamer dat we niet gaan morrelen aan de toetredingscriteria. Dat herhaalt de heer Van 't Wout nu ook. Dat is een heel helder standpunt. Tegelijkertijd wordt er natuurlijk wel steeds meegegaan in de wens van de Turken om te zeggen: we gaan nieuwe energie in de onderhandelingen steken, we gaan nieuwe snelheid op het proces zetten. Op een gegeven moment zal er toch een keer een rem moeten komen als klopt wat de heer Van 't Wout zegt, namelijk dat Turkije geen leuk land is en nog niet aan de eisen voldoet. Hoe ziet de VVD die aanstaande botsing? Of blijft de VVD iedereen voor de gek houden met dit soort stoere taal die uiteindelijk toch weer niet waargemaakt wordt?

De heer Van 't Wout (VVD):

Wat ons betreft, rommelen wij niet met de criteria. Dat proces is weer gaan lopen omdat de blokkades op hoofdstukken zijn verdwenen. Ik noem in dit verband hoofdstuk 17. Daarvan zeggen wij nu: goed, daar kun je over gaan praten met de Turken. Er zijn ook mensen die zeggen: juist een dialoog met Turkije zou kunnen helpen om de mensenrechtensituatie te verbeteren. Misschien valt daar wat voor te zeggen. Voor mij staat overeind dat je niet gaat rommelen met de criteria. Ik vermoed dat u en ik, hoewel ik hoop dat we nog lang collega's zijn, überhaupt niet gaan meemaken dat het besluit voor een lidmaatschap van Turkije voorligt. Men kachelt immers achteruit op de belangrijkste zaken. Als ik tegen die tijd mijn opvolgers zou mogen adviseren, zou ik zeggen: stem niet in met een lidmaatschap van Turkije.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Toch staat in de teksten dat dat versneld zal gebeuren. Als je niet gaat morrelen aan de criteria, wat betekent die versnelling dan? Die vraag blijft boven het debat hangen. Mijn vraag gaat over de visumliberalisatie. Blijkbaar hebben de Turken de vlag uitgehangen. Volgend jaar oktober gaat het gebeuren. Kan de heer Van 't Wout nu eens uitleggen wat de logischere situatie van het opvangen van de vluchtelingen en daar 3 miljard voor betalen, te maken heeft met een visumliberalisatie voor de Turken die naar Europa willen?

De heer Van 't Wout (VVD):

Dat is heel logisch, want in dat hele pakket van de visumliberalisatie zitten ook alle eisen rondom grensbewaking en de terugkeer en overname van mensen die wij terug kunnen sturen naar Turkije. Dat is een compleet pakket van maatregelen die bij elkaar horen, dat hier ook gewoon Kamerbreed is aangenomen. Daarvan zegt men nu: daar gaan we sneller naar kijken. Dat is op zich goed, omdat er belangrijke elementen in zitten die je nodig hebt om die vluchtelingenstroom in te dammen. Het gaat in dat hele pakket immers niet alleen om de visa. En verder geldt voor die visa dat Turkije aan allerlei eisen moet voldoen. Daar gaan we niet aan morrelen. Als het kan per oktober 2016, dan kan het. Maar het is, wat mij betreft, een open proces, want als ze er niet aan voldoen, gaan we ook niet doen.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

«Als ze er niet aan voldoen ...» Het is dan wel frappant dat de Turken er nu al van uitgaan dat ze oktober volgend jaar deze kant op kunnen reizen. Ik heb een vraag over de harde criteria van de VVD bij die deal. Op dit moment zitten er 130 vluchtelingen in de gevangenis die teruggestuurd dreigen te worden naar onveilige landen. Moet dit soort zaken niet eerst stoppen voordat er überhaupt één cent naar Turkije wordt overgemaakt? Laat ik een open vraag stellen: welke voorwaarden moeten er volgens de VVD aan Turkije gesteld worden voordat er ook maar één cent wordt overgemaakt?

De heer Van 't Wout (VVD):

Dat heb ik net gezegd. Ik heb drie belangrijke voorwaarden. Niet rommelen met de criteria is de eerste. Ik blijf het herhalen, want daaraan zullen wij continu alles toetsen. De tweede is no cure, no pay en de derde is dat we niet naast de ongecontroleerde stroom een nieuwe stroom gaan introduceren, zodat we twee migratiestromen hebben. Als we dat zouden doen, dan zouden we natuurlijk die hele deal niet hoeven te sluiten.

De heer Omtzigt (CDA):

De VVD heeft vorig jaar inderdaad de motie-Segers gesteund om de toetredingssteun stop te zetten omdat Turkije niet voldeed aan de voorwaarden. Nu zegt de heer Van 't Wout dat Turkije achteruitkachelt. Dat wil zeggen dat men het nog slechter is gaan doen en nog minder aan de voorwaarden voldoet. En dat zou het uitgelezen moment zijn voor de VVD om akkoord te gaan met het overmaken van 3 miljard euro en het openen van hoofdstuk 23 en 24 over democratie en rechtsstaat, hoofdstuk 26 over onderwijs en cultuur en zelfs hoofdstuk 31 over gemeenschappelijk buitenlands beleid. Kan de VVD uitleggen hoe je aan de ene kant kunt zeggen dat Turkije achteruitgaat en aan de andere kant Turkije op zo'n grote wijze kunt belonen?

De heer Van 't Wout (VVD):

Het is geen beloning, want die 3 miljard gaat niet naar de girorekening van de heer Erdogan maar naar projecten om de omstandigheden van de vluchtelingen in de kampen en de leefomstandigheden van vluchtelingen die buiten die kampen leven te verbeteren. Het verbaast mij dat ik het CDA daarbij niet aan mijn zijde vindt. Het is dus geen geld dat naar de Turkse overheid gaat. Wij houden vast aan het punt over de preaccessiegelden, want die gaan wel naar de Turkse regering. We hebben de Minister daarover dit jaar vaker bevraagd. We weten ook dat dat moeilijk loopt in Europa. Het zijn dus twee verschillende geldstromen, waarvan er een naar de Turkse regering gaat en de ander nadrukkelijk niet.

Ik heb verder nu al een paar gezegd dat, hoe niet leuk je Turkije ook vindt, wij deze migratiecrisis niet gaan oplossen als we alleen maar zaken willen doen met allerlei leuke lieve landjes.

De heer Omtzigt (CDA):

Mij valt op dat ik maar op één vraag antwoord krijg, namelijk op mijn vraag over het geld. De VVD zegt nog steeds dat zij die miljard euro die wel naar de Turkse regering gaat, niet wil. Ik krijg op mijn tweede vraag geen antwoord, namelijk mijn vraag over het openen van toetredingsonderhandelingen over democratie en rechtsstaat, onderwijs en cultuur, en hoofdstuk 31, het gemeenschappelijk veiligheids- en buitenlands beleid. Nou, u weet ook wat Turkije dit weekend aan het doen is. Mijn vraag aan de VVD is of zij de lidmaatschapsonderhandelingen nu definitief heeft gekoppeld aan de problemen met de vluchtelingencrisis. Heeft de VVD verder ingestemd met het belonen van de regering-Erdogan voor – over de vraag of dat gaat lukken hebben we het nog wel – het zoeken van oplossingen voor de vluchtelingencrisis door met zevenmijlslaarzen door het toetredingsproces te gaan zodat Turkije snel lid kan worden?

De heer Van 't Wout (VVD):

Je kunt niet met zevenmijlslaarzen door het toetredingsproces gaan als je vasthoudt aan alle criteria. De Commissie is alleen maar bezig met de voorbereidingen om hoofdstukken te openen. Er lag wat Nederland betreft nergens een blokkade op. Er wordt nu een proces doorgezet, omdat op hoofdstuk 17 de blokkade is opgeheven. De Commissie is nu technische voorbereidingen aan het treffen voor het openen van andere hoofdstukken, waarop een blokkade ligt van in ieder geval Cyprus. We moeten dus nog maar zien hoever men daarmee komt. Veel belangrijker is de vraag of we hoofdstukken ooit gaan sluiten en wat we besluiten op het moment dat Turkije daadwerkelijk lid wil worden. Daarover zeg ik: ik kan me voorstellen dat mijn opvolgers daar nee tegen kunnen zeggen. Hoezeer die vluchtelingenstroom ook opdroogt, dat doet helemaal niets af aan de criteria in de gesprekken met Turkije. Dat is glashelder.

De voorzitter:

Ik wilde zeggen «gaat u verder met uw betoog», maar ik moet zeggen «wacht nog even», want mijnheer Grashoff wil u ook nog een vraag stellen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik heb een vraag over een iets ander aspect. Ik hoor de VVD heel stoer «no cure, no pay» zeggen, maar is de VVD het met mij eens dat je op hetzelfde moment dat je een illegale ongecontroleerde migrantenstroom zou willen indammen, ook zou moeten zorgen voor een fatsoenlijke legale mogelijkheid voor vluchtelingen om Europa binnen te komen? Zo niet, dan is het a. in strijd met allerlei verdragen en zou het b. geen enkele zin hebben, omdat er hoe dan ook altijd een grote illegale vluchtelingenstroom naar Europa zal blijven komen. Is de VVD het met mij eens dat die twee dingen ten minste gelijktijdig zouden moeten worden geregeld?

De heer Van 't Wout (VVD):

Nee, de VVD is niet voor het uitschrijven voor een blanco cheque aan Turkije.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is wel een heel wonderlijk antwoord op mijn vraag, want ik heb het niet over blanco cheques en al helemaal niet voor Turkije. Ik vraag of de VVD bereid zou zijn om gelijktijdig voorstellen aan elkaar te koppelen over het toelaten van een substantiële stroom vluchtelingen langs legale weg als zij een substantiële stroom langs illegale weg zou willen tegengaan.

De heer Van 't Wout (VVD):

Die hele Turkije-deal is een belangrijke stap in de uitvoering van het plan-Azmani. In dat plan staat al heel lang dat je ook moet kijken naar een beleid tot hervestiging op uitnodiging als wij die stroom ingedamd hebben. Dat vindt de VVD allang. Ik zeg alleen dat we bij de deal met Turkije niet naast de illegale en ongecontroleerde stroom die we nu hebben nog een tweede stroom moeten creëren. Die moet je oplossen. Daarna kun je gaan kijken naar het hervestigen van mensen als de druk op de kampen te groot wordt.

Turkije zal waarschijnlijk niet het laatste land zijn waar we afspraken mee zullen moeten maken. Een grote kanshebber is Egypte, ook geen fijn en leuk land. Wat de VVD betreft, wordt in al die deals niet alleen de wortel maar ook de stok gebruikt. Europa mag zelfbewust optreden. Wij zijn de grootste economie ter wereld en wij zijn een grote donor aan ontwikkelingssamenwerking. Hoe gaat het kabinet vormgeven aan de eerder zelf uitgesproken ambitie dat het bij dit soort afspraken niet alleen moet gaan om more for more, maar ook om less for less?

Voor de toekomst van Europa en onze positie in de EU vindt de VVD het van het grootste belang dat de Britten lid blijven van de Europese Unie. Het referendum zal Cameron zelf moeten winnen, maar wij kunnen helpen door in ieder geval een goed pakket aan hervormingen te realiseren. Als het Nederland lukt om een deal met de Britten te sluiten tijdens het voorzitterschap, lijkt mij dat een enorm groot succes.

Veel van wat Cameron vraagt, komt overeen met wat de VVD wil. Wat ons betreft omarmt Nederland dat pakket dan ook, bijvoorbeeld ook waar het gaat om de sociale zekerheid voor arbeidsmigranten vanuit de EU. Dat is een ambitie uit het regeerakkoord van onze twee partijen die niet gerealiseerd kan worden. Dit kan momentum geven om daar wel wat aan te gaan doen.

Ik zei het al eerder, dit Nederlands voorzitterschap vindt plaats middenin in een storm die door Europa raast. Dat is een grote uitdaging. Wij weten ook allemaal dat het voorzitterschap veel minder invloedrijk is dan vroeger. Maar de ogen van de wereld zullen op Nederland gericht zijn om problemen op te lossen. Het kabinet spreekt daarbij van een dienend voorzitterschap. Dat kan, maar wat de VVD betreft, betekent dit niet dat het Nederlands belang niet gediend wordt. Graag krijg ik daar een reactie van de Minister-President op.

Wat wel het Nederlands belang kan dienen, is de hervorming van de Europese begroting, waar in de systematiek en in de verdeling van gelden van alles niet deugt. We zijn blij dat het kabinet gehoor heeft gegeven aan de oproep van de Kamer om hier tijdens het voorzitterschap echt een stap in te gaan zetten.

De VVD is niet voor of tegen de Europese Unie, zoals zij ook niet voor of tegen de nationale overheid is. Wij willen een Europa dat levert daar waar het een meerwaarde heeft, een Nederlands kabinet dat zich inzet om concrete resultaten te boeken voor ons land en onze belastingbetalers en een Europa dat niet zichtbaar is door propagandacampagnes, maar dat in het dagelijkse leven bijdraagt aan welvaart en veiligheid. Het gaat niet om het instituut, het gaat om het leven van al die gewone Nederlanders die echt wel snappen dat we Europa soms keihard nodig hebben en soms ook helemaal niet.

De voorzitter:

Voordat u gaat zitten, wil de heer Verhoeven nog een vraag stellen.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb nog een vraag over PNR, de uitwisseling van passagiersgegevens. Daarover is een deal aanstaande. Het is in ieder geval zo dat de Europese Raad, dus ook Nederland – daar is echter geen duidelijkheid over – heeft ingestemd met het plan dat nu voorligt, terwijl nog geen jaar geleden de VVD en de Partij van de Arbeid samen een voorstel van het kabinet hebben geblokkeerd. Hoe zit dat nu? Weet de heer Van 't Wout dat het kabinet daarmee akkoord is gegaan en dat de VVD ermee akkoord is gegaan dat het kabinet ermee akkoord is gegaan? Kortom: het is een beetje schimmig verlopen en we willen graag weten hoe dat zit.

De heer Van 't Wout (VVD):

Volgens mij is het niet schimmig. Er is hierover een brief naar de Kamer gestuurd. En de VVD steunt de kabinetsinzet zoals verwoord in die brief.

De heer Verhoeven (D66):

Dus vorig jaar was de VVD tegen deze aanpak van het uitwisselen van passagiersgegevens en nu is de VVD daar voorstander van?

De heer Van 't Wout (VVD):

Ja, op 13 november zijn er brute aanslagen gepleegd in Parijs.

De voorzitter:

Dan is het woord aan de heer Van Baalen, fractievoorzitter van de VVD in het Europees Parlement.

De heer Van Baalen:

Voorzitter. Zolang de landen van de Schengenzone niet in staat zijn om hun buitengrenzen effectief te bewaken, staan zowel de lidstaten als de Unie machteloos tegenover het onder controle brengen van de vluchtelingenproblematiek, illegale arbeidsmigratie, bestrijding van internationaal terrorisme en grensoverschrijdende criminaliteit. Het bewaken – ik zeg niet: hermetisch sluiten – van die buitengrenzen is dus van essentieel belang. Dat betekent een versterking van Frontex aan de ene kant en van nationale inspanningen aan de andere kant. Landen die niet willen of kunnen voldoen aan de voorwaarden van Schengen dienen dan ook – tijdelijk of permanent, dat hangt ervan af – buiten de Schengenzone te worden geplaatst. Anders zijn de oplossingen niet binnen handbereik.

Door mijn collega Van 't Wout werd al gesproken over Turkije. De overeenkomst met Turkije is van vitaal belang, ook omdat er meer dan 2 miljoen vluchtelingen vanuit het veilige Turkije naar Noordwest-Europa willen komen. Dat zal onze samenlevingen ontwrichten. Het verhaal «wir schaffen das» gaat daar zeker niet op. Turkije dient geen cadeau te ontvangen, maar zoals ik de overeenkomst zie is dat ook niet het geval. Het onderhandelen met Turkije over interne markt, justitie en andere zaken is in ons belang en in het belang van Turkije; zie vrije media, mensenrechten, burgerrechten. Het is echter geen verkorte route naar lidmaatschap, als van lidmaatschap al sprake kan zijn. Dat lijkt mij geen reëel perspectief, maar ik voel er ook niets voor, zoals sommige fracties bereid zijn te doen, om de deur twee of drie keer dicht te slaan in het Turkse gezicht. Wij moeten er alles aan doen om de vluchtelingenstroom onder controle te brengen, en daarin speelt Turkije een vitale rol.

Tussen Rusland en de EU is er sprake van hybride verhoudingen, realpolitik. Het is mogelijk om met Rusland in Syrië samen te werken en ons hard op te stellen ten aanzien van de Russische illegale interventies in Georgië, Moldova en Oekraïne. Het een sluit het ander niet uit. De Minsk II-overeenkomst is door Rusland niet uitgevoerd. Daarom moeten die sancties worden voortgezet. Voorts moet Turkije worden ondersteund bij het bewaken van haar luchtruim, want het is inderdaad een recht om een vliegtuig dat het luchtruim schendt neer te halen. Wij moeten in dat geval dus ook achter Turkije staan.

In het Nederlands voorzitterschap is het van groot belang dat TTIP, het handelsverdrag met de Verenigde Staten, een extra impuls krijgt. De interne markt van Honolulu tot Helsinki is namelijk voor ons land en de hele EU van enorm belang. We spraken net over een flink aantal dreigingen en crises. Als we forse economische groei kunnen genereren, zijn een groot aantal problemen op te lossen. We moeten er dus alles aan doen om ervoor te zorgen dat TTIP afgesloten wordt. De Nederlandse regering, bij monde van Minister Ploumen, maar ook eurocommissaris Malmström werken aan een nieuw systeem van arbitrage dat meer openbaar en transparant is en minder mogelijkheid geeft tot het op één lijn brengen van belangen die dat niet moeten zijn. Kortom, ik hoop dat het Nederlandse voorzitterschap een extra impuls geeft aan TTIP.

Mijn collega Van 't Wout sprak al over Groot-Brittannië. Inderdaad, een Brexit is een ramp voor de Britten, en voor ons. Ik wens het Nederlandse voorzitterschap dus alle succes toe op dat gebied.

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. Je zou het bijna vergeten, maar de Europese samenwerking heeft Nederland en de Nederlanders de afgelopen decennia heel veel gebracht. Onze welvaart is een van de hoogste in de wereld en we leven al tientallen jaren in vrede en veiligheid. Velen vluchten dan ook naar Europa om de welvaart, vrede en vrijheid die wij hier hebben, om hier te kunnen zijn wie ze willen zijn. Nederland werkt in de Europese Unie met andere lidstaten samen om die welvaart en dat welzijn van Nederland en zijn burgers, maar ook van omringende landen te beschermen en te verbeteren. Maar – we hebben het de voorgaande sprekers al horen zeggen en de volgenden zullen dat ook zeker doen – de samenwerking in Europa staat onder druk. Delen wij nog wel dezelfde waarden binnen de Unie nu solidariteit breder gevraagd wordt? Lidstaten hebben de grootste moeite om gezamenlijk antwoorden te vinden op de meest prangende problemen van dit moment: de vluchtelingencrisis, het energievraagstuk en het Midden-Oostenbeleid.

Op 1 januari 2016 wordt Nederland een halfjaar voorzitter van de Europese Unie. Het motto van deze regering is: koers houden en lopende dossiers in goede banen leiden. Dat zal in de turbulente tijd waarin wij nu leven al behoorlijk wat regie vragen en een behoorlijke opgave zijn. De PvdA ziet graag dat de regering de Europese Unie op koers houdt. De boel bij elkaar houden en de koers een tikkie naar links zou ook mooi zijn. Daarnaast wil de PvdA de regering vragen om een aantal prangende zaken op te pakken. Europese samenwerking moet vooruitgang en eerlijke kansen creëren, voor Nederlanders en voor de deelnemende landen. De PvdA staat voor een Europese samenwerking die duurzaam, eerlijk, sociaal en rechtvaardig is. Alle twintig goed, hoor ik sommigen al denken. Maar in een EU met een conservatieve meerderheid is dat nu niet altijd het geval. Solidariteit om tot die samenwerking te komen, staat onder druk. Er zijn scheidslijnen tussen een conservatief en een progressief Europa, scheidslijnen tussen noord en zuid, scheidslijnen tussen oost en west. Het «ieder voor zich»-denken neemt een vlucht en daar komen we er niet mee.

Europa is meer dan een interne markt voor grote internationale bedrijven. De EU is er in de eerste plaats voor zijn inwoners. Europese landen en leiders moeten geen boekhoudersmentaliteit hebben en alleen maar naar gewin op korte termijn kijken. Van buiten lijken de gesprekken tussen de regeringsleiders vooral het karakter te hebben van: wat heb ik daar nu aan; hoe kost het mijn land zo min mogelijk; ik sta graag vooraan om te ontvangen, maar ik wacht even op de anderen als ik zelf iets moet bijdragen. De kracht van de Europese Unie zit hem in saamhorigheid en de wil om moeilijke beslissingen samen te nemen. Kijkend naar het grote aantal toppen en de tijd en energie die Ministers en regeringsleiders steken in de zoektocht naar oplossingen, is de wil om er samen uit te komen wel degelijk aanwezig. Maar het daadwerkelijk leveren en samen delen van de lasten staat duidelijk onder druk. Ik vraag de regering om deze negatieve spiraal te doorbreken.

De afgelopen maanden heb ik veel gesproken met parlementariërs van andere Europese lidstaten en ik kan gerust vaststellen dat de voorstellen om de migratiecrisis op te lossen maar mondjesmaat worden gesteund. Maar alternatieven, anders dan de grens sluiten en zeggen dat het het probleem van Duitsland is, worden ook niet geboden. Slowakije stapte de afgelopen week nota bene naar de rechter om de verdeelsleutel voor asielzoekers binnen de Europese Unie aan te vechten. Andere lidstaten verschuilen zich graag achter de rug van Slowakije om zelf niets te hoeven doen. Samenwerking is geen eenrichtingsverkeer en solidariteit betekent niet alleen ontvangen. Wanneer landen blijven weigeren om deel te nemen aan een gezamenlijke oplossing voor bijvoorbeeld opvang en bescherming van asielzoekers, wil ik de regering vragen om voor stellen, van die landen de structuurfondsen voor regionaal beleid te kunnen korten. Kan de regering dit uitzoeken in Brussel en dit ook voorstellen?

Alleen maar praten over de migratiecrisis is niet genoeg. De hotspots die nodig zijn om de opvang van en bescherming aan asielzoekers ter hand te nemen nog voordat de herverdeling überhaupt aan de orde is, komt maar niet van de grond, en dat terwijl straks honderdduizenden mensen in de kou zitten; het is al december. De PvdA stelt daarom voor om het geld uit bijvoorbeeld de landbouwbegroting van de Europese Unie – dat is toch een beetje oud beleid – op deze hotspots in te zetten. Hoe ziet de regering dit?

De landen van de EU zullen moeten samenwerken om de stabiliteit aan de randen van de EU te versterken. Dat betekent dat we pal staan voor het versterken van onze banden met de landen rondom de Unie en dat we voor het associatieverdrag met Oekraïne zijn. Het betekent ook dat we voor versterking van het Europese buitenlandbeleid zijn en de oostelijke en zuidelijke partnerschappen nieuw leven moeten inblazen, niet om deze landen lid te maken van de Europese Unie, maar wel om de stabiliteit aan de randen van de Europese Unie te versterken. Ik herhaal hier graag nog maar even dat het associatieverdrag met Oekraïne dus niet om lidmaatschap van de Europese Unie gaat. Het betekent dat we op een aantal EU-interne terreinen, naast die samenwerking met de landen aan de randen van Europa, ook zelf verder moeten samenwerken, bijvoorbeeld als het gaat om politie en justitie, om gegevens uit te wisselen en grensoverschrijdend terrorisme tegen te gaan.

De heer Verhoeven (D66):

Sorry, voorzitter, ik was wat aan de late kant. Ik wil eigenlijk nog een vraag stellen over het plan van de Partij van de Arbeid om de subsidies te korten als landen geen vluchtelingen willen. Mevrouw Maij was echter al aan het punt toe dat ze zei: we zijn wel voor het associatieverdrag maar we gaan er geen campagne voor voeren. Ze zei daar overigens bij: maar we zullen wel de uitslag respecteren. Over dat plan heb ik een vraag. Is het niet een gevaar dat, als je zegt dat je gaat korten op de subsidies, landen eigenlijk een prikkel krijgen om de schuld van het niet willen opnemen van vluchtelingen, gewoon af te kopen en dat die landen gaan zeggen: geen subsidies, maar dan ook geen vluchtelingen?

Mevrouw Maij (PvdA):

De heer Verhoeven zei heel veel, maar zei daarin ook een heel aantal dingen die ik helemaal niet in mijn inbreng naar voren heb gebracht. Ik vind het prettig om dat even te markeren. Ik begrijp dat hij het leuk vindt om dat te doen. Als we niets voorstellen, komen we ook nergens. Ik begrijp heel goed dat samenwerking op dit punt moeilijk is. Ik heb vele collega's uit andere Europese lidstaten ook horen zeggen dat ze het heel lastig vinden, maar die parlementariërs vinden het wel heel goed als ze in hun eigen land kunnen laten zien wat de Europese Unie voor goeds doet, bijvoorbeeld wat de structuurfondsen of de regionale fondsen in hun land brengen. Als daarop wordt gekort, zal dat volgens mij zeker worden gevoeld en zullen ze ook begrijpen dat solidariteit tweerichtingsverkeer is.

De heer Verhoeven (D66):

Even voor de duidelijkheid: ik snap best wat de Partij van de Arbeid samen met de VVD voorstelt en ik kan de logica daarachter ook nog wel enigszins volgen. Ik zit echter met het volgende. Ten aanzien van de Turkijedeal zeggen we allemaal: geen dingen aan elkaar vastkoppelen, want dat is heel gevaarlijk. Bij dit punt koppel je echter wel twee dingen aan elkaar, namelijk subsidies en het opnemen van vluchtelingen. Die landen kunnen dan zeggen: we willen geen vluchtelingen opnemen en dan vinden we het wel prima om geen subsidies te krijgen. Dat is een prikkel die volgens mij ingaat tegen het mooie verhaal dat mevrouw Maij net hield over Europese solidariteit. Ik zoek een beetje naar een soort perverse prikkel die ik hoop dat er niet is. Wil de PvdA-fractie daar nog goed over nadenken?

Mevrouw Maij (PvdA):

Misschien is uw geest perverser dan de mijne.

De voorzitter:

Pardon?

Mevrouw Maij (PvdA):

Ja. Hij zocht naar een perverse prikkel. Ik zie geen perverse prikkel. Het is volgens mij heel duidelijk dat, als we zoeken naar gezamenlijke solidariteit, dat een kwestie van geven en nemen is. Ik heb hier een voorstel. Als de heer Verhoeven een beter voorstel heeft, dan luister ik daar graag naar. Het is echter belangrijk dat het zoeken naar gezamenlijke solidariteit een kwestie van geven en nemen is. We zien heel duidelijk dat een aantal landen op dit moment graag ontvangen maar wat minder graag ook zelf meedelen in die solidariteit.

De heer Verhoeven (D66):

Ik hecht eraan om te zeggen dat ik hoop dat de perversiteit van mijn geest door deze vraag niet op het spel is komen te staan.

De voorzitter:

Dat is dan als een persoonlijk feit genoteerd in de Handelingen. Gaat u verder, mevrouw Maij.

Mevrouw Maij (PvdA):

Woensdag spreken we over de voortgang van de toetredingsonderhandelingen met de kandidaat-lidstaten. Turkije is daar één van. Het hoogtepunt van het vorige EU-voorzitterschap – we vergeten het bijna – in het najaar van 2004, onder Balkenende II, was naast de afronding van de toetredingsonderhandelingen met Bulgarije en Roemenië de start van de toetredingsonderhandelingen met Turkije. Nu spreken we met Turkije over veel meer zaken. Turkije is een belangrijke bondgenoot aan de rand van de EU, naast een imploderend Syrië. Samenwerking met Turkije om vluchtelingen beter op te vangen en om hun rechten en perspectief te bieden in Turkije, is van eminent belang. Samenwerking met Turkije om tot politieke en economische hervormingen te komen, corruptie aan te pakken en mensenrechten en persvrijheid te beschermen, is eveneens van groot belang. Daarmee worden de stabiliteit en progressie in Turkije bevorderd. Daarom vindt de PvdA het juist goed om over het openen van hoofdstukken te spreken en over het intensiveren van de gesprekken over toetreding. Alleen dan kunnen namelijk moeilijke en ongemakkelijke thema's, zoals corruptie en persvrijheid, ook echt in een kader worden besproken. Wij hebben een broertje dood aan haasje-over of handlichting met criteria voor politieke doeleinden. Dat willen we niet. Daar hebben wij bovendien genoeg van geleerd in 2004 in verband met Bulgarije en Roemenië. Dat doen we dus niet.

Ik heb nog twee punten. Allereerst is dat de positie van de werknemer op de Europese arbeidsmarkt. Dat wij onze economie moeten versterken om onze welvaart vast te kunnen houden, staat buiten kijf. Dat moet niet alleen gebeuren ten gunste van grote bedrijven, maar juist ook ten gunste van het mkb. Werknemers zijn in de interne markt meer dan alleen een kostenpost. Dat betekent dat sommige richtlijnen zoals de Detacheringsrichtlijn grondig moeten worden herzien. De Detacheringsrichtlijn biedt te veel mogelijkheden om werknemers uit de ene EU-lidstaat in te zetten in een andere EU-lidstaat en daarbij te concurreren op loon, bijvoorbeeld op minimumloon, en op sociale arbeidsvoorwaarden waardoor de loonkosten lager zijn. Wil de regering er bij de Commissie op aandringen, de herziening van de detacheringsrichtlijn nu ook echt ter hand te nemen? Bij de herziening van de regels op de interne markt, de digitale markt of de energiemarkt onder het plan Better Regulation zullen werkgelegenheid en eerlijk werken ook bovenaan moeten staan: gelijk loon voor hetzelfde werk op dezelfde plek. Verder moet het toezicht beter worden. De Wet aanpak schijnconstructies in Nederland is al een goede start, maar arbeidsuitbuiting vindt niet alleen plaats in landen ver weg. Die vindt ook onder onze neus in de EU plaats. Welke stappen onderneemt de regering om dit in de EU aan te pakken?

Het volgende onderwerp is de Energie-unie. Die mag ook niet ontbreken in de week dat in Parijs de klimaattop plaatsvindt. De innovatieve kracht binnen de Unie moet zich richten op het verbeteren van de leefomgeving. Innovatie in energie en minder afhankelijkheid van fossiele brandstoffen zijn daarbij van eminent belang. Mijn collega Paul Tang zal verder ingaan op een aantal financiële en economische uitdagingen van de Europese Unie.

Stilstand van de EU is achteruitgang van de EU op het wereldtoneel. De kansen voor de Europese Unie op het wereldtoneel nemen toe als wij samenwerken. Daarmee nemen de kansen voor Nederland en voor de inwoners van Nederland en van de Unie toe. Er moet gezamenlijk beleid komen om de grote uitdagingen van nu en van de toekomst aan te gaan. De Verenigde Staten en China zijn krachtige blokken, landen met honderden miljoenen, nee, meer dan een miljard mensen. Daarmee vergeleken zijn de lidstaten van de Europese Unie klein. Alleen als wij onze krachten, onze menskrachten, bundelen, zullen wij mee kunnen blijven spelen op het politieke en economische toneel van de toekomst.

De heer Van Bommel (SP):

Eurocommissaris Timmermans heeft recentelijk een lezing gegeven die op zijn zachtst gezegd «alarmistisch» van toon was. Voor het eerst in zijn leven kon hij zich voorstellen dat de Europese Unie uit elkaar zou vallen. Ik had dan ook verwacht dat dit idee gemeengoed zou zijn geworden in de Partij van de Arbeid, maar kennelijk heeft men die lezing gemist. Ik hoor mevrouw Maij wel spreken over spanning en stilstand, maar ik hoor niets van het rampenscenario van het uiteenvallen van de Europese Unie. Ik hoor helemaal niets over de uittreding van het Verenigd Koninkrijk die toch heel dichtbij lijkt te komen. Laat ik maar een vraag stellen, mevrouw de voorzitter. Is de Partij van de Arbeid bereid om te werken aan een verdragswijziging om het Verenigd Koninkrijk bij de Europese Unie te houden?

Mevrouw Maij (PvdA):

Die laatste vraag zag ik niet helemaal aankomen, gezien het betoog daarvoor. Ik denk dat dit heel erg afhangt van wat het Verenigd Koninkrijk wil en wat de inhoud van de verdragswijziging zou zijn. Laat ik vooropstellen dat een verdragswijziging volgens de PvdA op dit moment niet het ideale middel is om de Europese Unie beter te gaan laten functioneren. De heer Van Bommel zit al langer in het parlement dan ik en hij weet ook dat een verdragswijziging betekent dat wij ons daarop gaan focussen. Ik zou het heel prettig vinden als wij ons nu focussen op de uitdagingen die de Europese Unie op dit moment heeft.

De heer Van Bommel (SP):

Volgens mij is de grootste uitdaging voor de Europese Unie het eigen voortbestaan. Daarover ben ik het eens met collega Timmermans. Dat eigen voortbestaan wordt enorm op de proef gesteld als grote landen als het Verenigd Koninkrijk zouden uittreden. Ik neem aan dat mevrouw Maij de eisen van het Verenigd Koninkrijk kent: uitzonderingspositie, ever closer union. Op het asielbeleid, de kwestie van de euro; landen hoeven zich niet verplicht aan te sluiten bij de euro. Dat zijn allemaal zaken waarvan we weten dat ze niet vrijblijvend in de marge van een verdrag te regelen zijn. Daarvoor zal een verdragswijziging nodig zijn. Wat is de PvdA meer waard: het lidmaatschap van het Verenigd Koninkrijk of het blijven ontwijken van een verdragswijziging? Dat is de hamvraag.

Mevrouw Maij (PvdA):

Deze vragen sluiten elkaar niet uit. We hebben het in het gesprek met de Minister voor Europese Zaken van het VK duidelijk gehad over wat die eisen precies betekenen. Kennelijk heeft de heer Van Bommel meer gehoord dan ik. Het VK heeft zelf gezegd dat het op dit moment nog niet duidelijk maakt welke invulling het daaraan geeft, omdat dat voor het VK onderdeel uitmaakt van de onderhandeling. Het onderhandelt een beetje met de kaarten op de borst of in de mouw. Wij moeten dan ook eerst heel goed weten wat het VK zou willen. Ik heb hier al vaker gezegd dat wij het VK als een goede partner van Nederland beschouwen en het VK graag in de Unie zouden zien.

De heer Van Bommel (SP):

Afsluitend, voorzitter?

De voorzitter:

Nee, nee, nee, we doen het tweeën. Iedereen heeft tot nu toe de interrupties in tweeën gedaan. Dat is altijd zo bij mij. Dat is het nadeel als ik de voorzitter ben. De volgende woordvoerder is de heer Tang, fractievoorzitter van de Partij van de Arbeid in het Europees Parlement.

De heer Tang:

Voorzitter. Ik begin met een citaat: «Iedereen is bezig zijn eigen huid te redden, terwijl men elkaar juist nodig heeft om uit de misère te komen.» Dat citaat heb ik dit weekend gelezen, maar werd al in 1931 geschreven. Dat een citaat van toen nu zo relevant en indringend is, zegt veel over de staat van de Unie. Op de dag na een overwinning van Front National kan ik vaststellen dat mensen zich willen terugtrekken achter grenzen van prikkeldraad, maar ook achter grenzen van onverdraagzaamheid, achter grenzen tussen natiestaten en achter grenzen tussen bevolkingsgroepen. De angst regeert en verlamt. Door ons te begrenzen, worden problemen groter, niet kleiner. Bovendien is het niet voldoende om te zeggen dat je wilt samenwerken. Landen worden vaak gevraagd om vrijwillig bij te dragen, en de uitkomst is dan heel voorspelbaar: too little, too late. Een voorbeeld daarvan is de Europese grensbewaking. De lidstaten leveren te weinig mensen om die van de grond te tillen. Een ander voorbeeld is de CO2-reductie. Als landen in Parijs een bijdrage leveren, dan blijken die op te tellen tot een temperatuurstijging van 4°, niet van 2°.

De uitkomst is voorspelbaar maar ook illustratief voor de nationale onmacht om internationale problemen aan te pakken. Voor zover soevereiniteit betrekking heeft op macht en gezag, zal Nederland die juist herwinnen als het zich verplicht en als het verplicht wordt. Ieder voor zich betekent: te weinig, te laat. Ik sluit me hierbij aan bij het betoog van Marit Maij van de Partij van de Arbeid. Laat ik stilstaan bij drie financieel-economische voorbeelden. Ten eerste de aanpak van belastingontwijking. Dat is de verantwoordelijkheid geweest van de Code of Conduct Group. In die groep moesten landen via peer pressure voorkomen dat schadelijke belastingconstructies werden gesticht. Dat werd een samenwerking zonder verplichtingen en dus ook zonder noemenswaardig succes; te weinig en te laat. Illustratief is het bericht dat de Benelux-landen hebben samengespannen om aanpassingen in de innovatiebox te voorkomen. Ontkent het kabinet eigenlijk dit bericht dat verscheen in Der Spiegel? Is het kabinet bereid om te verzekeren dat het Benelux-verband niet tot een boevenverband verwordt dat de aanpak van belastingontwijking op enige manier zal blokkeren? Verder kan Nederland goede wil tonen door zich in te zetten voor een akkoord over de aandeelhoudersrichtlijn, in het bijzonder voor de verplichting voor multinationale ondernemingen om in het openbaar, per land, over de winst en de winstbelasting te rapporteren. Wil het kabinet daarop inzetten?

Ten tweede: de sociaaleconomische crisis in Griekenland stond in de zomer nog volop in de aandacht, maar is in het najaar naar de achtergrond verdrongen. Dat is helaas niet omdat die crisis is bezworen. Zo hangt de schuld van Griekenland nog als een zwaard van Damocles boven elk herstel. Al meer dan vijf jaar laten landen in de eurozone de mogelijkheid voor herstructureren of afschrijven van Griekse schuld onbenut: te weinig en te laat. Kan het kabinet aangeven wanneer gesprekken over het hanteerbaar maken van die schuld aan de orde kunnen komen?

Ten derde ...

De voorzitter:

U stelt heel veel vragen aan de regering, mijnheer Tang.

De heer Tang:

Ja, mag dat ...

De voorzitter:

Dat snap ik, ook vanuit uw verleden. Dat bent u gewend. In dit debat is echter het volgende de bedoeling. U kunt inlichtingen vragen, maar het echt aangaan van een debat en het uitdagen tot een nadere duiding zijn toch echt voorbehouden aan Tweede Kamerleden en niet aan Europarlementariërs. U mag dat dan weer bij de Commissie doen.

De heer Tang:

Ik mag toch hopen, mevrouw de voorzitter, dat als het kabinet vragen krijgt, het zo vriendelijk is om die vragen te beantwoorden, maar we zullen het ontdekken. Overigens heb ik vorig jaar vergelijkbare vragen gesteld.

De voorzitter:

Jaja, maar ik dacht dat het misschien wel handig was om het nog even op te merken.

De heer Tang:

Ja. Ik ga toch door, want een van de redenen dat ik deze vragen stel ligt toch ook in het Nederlands voorzitterschap. Dat is precies de reden waarom dit debat naar voren is gehaald en waarom dit debat ook van belang is. Het gaat er niet alleen om dat ik hier vragen stel aan het kabinet, maar het gaat er ook om hoe Nederland het voorzitterschap gaat invullen.

Mijn derde onderwerp is de euro, want de munt is nog niet klaar. Een gemeenschappelijke munt betekent ook gemeenschappelijk beleid. Dat beleid is nog ver te zoeken. De zwarte nul van Wolfgang Schäuble is toch een opgestoken vinger naar Europa. Het rapport van de vijf presidenten biedt een aanknopingspunt voor veranderingen. Ik hoop dat er tijdens het Nederlands voorzitterschap zal worden ingezet op het verder borgen van de toekomst van de euro.

Ik zie dus drie onderwerpen waarop de Europese landen te weinig en te laat reageren. Nederland moet zich niet achter grenzen en dijken verschuilen, in de vergeefse hoop dat de problemen overwaaien. Juist Nederland, als een van de stichters van de Unie, moet vooroplopen in de aanpak van de Europese problemen door niet samenwerken te zéggen, maar door samenwerken te dóen. Het voorzitterschap is dan ook een uitgelezen kans daartoe.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Tang. Ik geef het woord aan de heer Van Bommel van de SP.

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw de voorzitter. We spreken vandaag over de Staat van de Unie. We zouden het ook kunnen omdraaien: ik zou ook kunnen spreken van de Unie van staten. Staten met verschillende bevolkingen, verschillende culturen, verschillende tradities en ambities. Juist daarin zit de kracht van de Europese Unie: eenheid in verscheidenheid. Soms betekent dit dat in bepaalde landen bepaalde sentimenten opzij moeten worden gezet, zoals lidstaten in Oost-Europa wanneer het de opvang van vluchtelingen betreft.

Het betekent eveneens dat wanneer die verscheidenheid op een onnatuurlijke manier wordt onderdrukt, de eenheid scheuren begint te vertonen. We zijn ooggetuige van dit proces. Ga maar na. Schengen staat op losse schroeven. De grexit is nog niet uit zicht of een mogelijke brexit, het uittreden van het Verenigd Koninkrijk, dient zich aan. De spanningen tussen de Balkanlanden nemen onder druk van de vluchtelingen toe. Noord- en Zuid-Europa groeien verder uit elkaar. In Oekraïne wordt de bevolking verscheurd tussen oriëntatie op het Westen of het Oosten. In Polen, ooit lichtend voorbeeld van Europese integratie, worden de rechtsstaat en de media langzaam maar zeker onder de vleugels van Recht en Rechtvaardigheid gebracht, een partij met geen enkel respect voor democratie of de scheiding der machten. Vorige week zei de Deense bevolking tijdens een referendum duidelijk nee tegen meer bevoegdheden voor Brussel. De Europese Unie verkeert in een diepe crisis. Erkent de Minister-President dat ook? Is hij het met de SP eens dat de tweedeling in Europa groeit, zowel binnen als tussen landen, en dat Brussel faalt om de solidariteit in Europa te waarborgen?

Veel burgers hebben het Europese project de rug toegekeerd, omdat ze het veel te dwingend vinden, en hebben daardoor ook hun vertrouwen verloren in wat de landelijke politiek voor hen kan betekenen. Maar in plaats van een stapje terug te zetten en te kijken naar waar de reële situatie om vraagt, kiest men in Brussel onverschrokken de vlucht vooruit op cruciale thema's. Ik noem de voltooiing van de monetaire unie, waarbij Brussel straks nog strakker de teugels kan aantrekken wat nationale begrotingen betreft. Ik noem TTIP, het vrijhandelsakkoord met de VS, dat de macht van het bedrijfsleven nog verder versterkt en onze democratieën ondermijnt. Ik noem het associatieverdrag met Oekraïne, dat heeft bijgedragen aan een zeer bloedig conflict dat nog steeds nasmeult.

Ondertussen blijft de Minister van Buitenlandse Zaken keihard beweren dat sluipende bevoegdheidsoverdracht niet bestaat. Hoe ziet de Minister-President dat? Op welke terreinen is de premier bereid om bevoegdheden over te dragen aan Brussel? Op allemaal, of sluit hij ook terreinen uit? Ik herinner de premier daarbij graag aan zijn lijstje, dat voortkwam uit de subsidiariteitsexercitie. Kan de premier in zijn beantwoording ook ingaan op de vraag in hoeverre een verdragswijziging noodzakelijk is om aan de eisen van het Verenigd Koninkrijk tegemoet te komen? Zoals bekend, zijn er dat vier: de bescherming van landen die hun eigen munt willen behouden, meer concurrentiekracht, een uitzonderingspositie voor het Verenigd Koninkrijk ten aanzien van de ever closer Union en zeggenschap over het nationale asielbeleid. Sommige van deze wensen vereisen een verdragswijziging. Daar is het kabinet tegen. Het kabinet wil echter ook dat het Verenigd Koninkrijk in de Europese Unie blijft. Wat heeft Nederland liever? Een verdragswijziging, als die toch nodig mocht blijken, of een Europese Unie zonder het Verenigd Koninkrijk? Indien een verdragswijziging bespreekbaar wordt, wat is dan de inzet voor Nederland?

Over een krappe maand is Nederland voor een halfjaar EU-voorzitter. Dat is een uitgelezen kans om de urgentie van vraagstukken die op de Europese agenda staan, te onderstrepen, maar in plaats daarvan speelt Nederland het braafste jongetje van de klas. Ik citeer een paar uitspraken van de premier hierover. Discussie over meer of minder Europa doet hij af als – zijn woord – «geleuter». «Laat de anderen maar lekker filosoferen of het zinvol is dat wij bestaan». Dat de premier «visie» ziet als een lastige olifant wisten wij al, maar dat een aanstaand voorzitter in dit gespannen tijdsgewricht zegt dat Europa geen behoefte heeft aan grote vergezichten maar aan het aanpakken van de problemen, verbaast mij toch wel een beetje.

Met het overhevelen van bevoegdheden heeft dit kabinet, zoals bekend, geen problemen. Maar juist daarin schuilt het grote gevaar. Brussel trekt op tal van terreinen, maar met name op financieel-economisch gebied, meer macht naar zich toe. Daarmee wordt overduidelijk een vergezicht gerealiseerd, namelijk een verdergaande integratie. Erkent de premier dat? Deelt hij de mening dat de uitdagingen waar Europa voor staat, niet aangepakt kunnen worden met louter pragmatisme, maar juist moeten worden aangepakt met een helder idee over waar Europa wel en waar Europa niet over gaat?

In de Voorzitterschapseditie van de Staat van de Unie wordt verwezen naar de nood van evenwichtskunst op voor Nederland gevoelige dossiers. Welke dossiers zijn dat naar de opvatting van de Minister-President?

Het vluchtelingenvraagstuk vormt de grootste uitdaging waar Europa zich vandaag de dag voor geplaatst ziet. Dat is onze opvatting. Gezien de bommenregen op Syrië valt te verwachten dat de toestroom van mensen die op de vlucht voor terreur en geweld huis en haard moeten verlaten, eerder zal toenemen dan afnemen. Toch denkt de premier dat de instroom in Europa dankzij de deal tussen de EU en Turkije richting nul kan gaan. Dat lijkt mij luchtfietserij. Dat streven brengt bovendien ernstige risico's met zich. Maandagochtend, direct nadat de deal werd gesloten, liet de Turkse regering 1.300 migranten oppakken die de oversteek naar Griekenland wilden maken. Zij werden tijdelijk ondergebracht in detentiekampen. Dat is dus waar een dergelijke visie toe leidt. Turkije heeft op zijn zachtst gezegd geen goede reputatie op het gebied van het respecteren van mensenrechten. Zijn dergelijke acties te rijmen met de fundamentele rechten van de Europese Unie? Welke afspraken zijn in dit verband gemaakt, en welke afspraken moeten nog nader worden uitgewerkt bovenop het actieplan?

Volgens Human Rights Watch zou Turkije de internationale mensenrechtenverdragen hebben geschonden door Syriërs aan de grens terug te sturen. Daardoor worden vluchtelingen gedwongen om met mensensmokkelaars te dealen. Kan de premier deze berichten bevestigen? En zo ja, welke reactie vindt hij gepast? Mensenrechtenorganisaties maken zich bovendien zorgen over het feit dat de irreguliere migratie door de strenge Turkse opstelling alleen maar zal toenemen en gevaarlijker zal worden. Deelt de premier die mening? Wat gaat de EU doen om nieuwe rampscenario's op de Middellandse Zee te voorkomen?

Vorige week, tijdens het vragenuur, sprak de premier over de spagaat waarin Turkije zich bevindt. Het land moet de grenzen bewaken en tegelijkertijd zorgen voor goede opvang van vluchtelingen. Wij moeten daar reëel in zijn, zo zei de premier. Wat betekent dat nu precies? Impliceert dit dat Turkije gevluchte Syriërs mag terugsturen? Was de actie om 1.300 migranten op te pakken wat de premier betreft een voorbeeld van «reëel zijn»? Hoe houdt de EU de ontwikkeling in Turkije in de gaten? Hoe draagt ze er zorg voor dat de bewakingsmissies van Turkije met name gericht zijn op het waarborgen van de veiligheid van vluchtelingen? Zoals bekend heeft Turkije het Vluchtelingenverdrag van de VN nooit volledig geratificeerd. Hoe moet de deal in het licht van dit feit worden bezien? Wat de SP-fractie betreft is het noodzakelijk dat Turkije op zeer korte termijn het verdrag alsnog ratificeert. Ik verwijs daarbij ook naar de aangenomen motie-Gesthuizen/Sjoerdsma over de inspanningen van Nederland omtrent de naleving van het verdrag. Hoe gaat het kabinet dat hardmaken? Is de UNHCR, hoeder van het Vluchtelingenverdrag, in voldoende mate betrokken bij de uitvoering van de deal met Turkije?

Tijdens het voorzitterschap zullen de Nederlandse burgers ook naar de stembus mogen in het kader van het referendum over het associatieakkoord met Oekraïne. Zoals bekend is de SP-fractie tegen dit associatieakkoord. Oekraïne verkeert nog altijd in chaos en de situatie in het oosten is verre van stabiel. Het associatieakkoord heeft indirect bijgedragen aan het ontstaan van de burgeroorlog in dat land die al meer dan 8.000 mensen het leven heeft gekost. Het akkoord doet daarmee afbreuk aan de stabiliteit aan de buitengrenzen van de Europese Unie. Herstel van de democratische rechtsstaat in Oekraïne is wat ons betreft noodzakelijk voordat verdergaande samenwerking een serieuze optie is. In de Europese context zijn er bovendien nog tal van lidstaten en kandidaat-lidstaten die hun huiswerk moeten doen op het gebied van corruptiebestrijding, rechtsstaat, vrije pers et cetera. Tot slot wil ik nog onderstrepen dat het associatieakkoord door een deel van de Oekraïense bevolking, maar ook door president Porosjenko, wel degelijk wordt opgevat als een opstapje naar volledig lidmaatschap. Diverse EU-leiders hebben die interpretatie bevestigd. Graag ontvang ik hierop een reactie van de Minister-President.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer De Jong, fractievoorzitter van de SP in het Europees Parlement.

De heer De Jong:

Voorzitter. De staat van de Europese Unie is uiterst zorgelijk. De crises stapelen zich op en ondertussen wordt de kloof tussen de burgers in Europa en Brussel steeds groter. Het spreekwoord «al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt hem wel» is hier helaas van toepassing. Vraag het de Grieken en de Portugezen, die bij de invoering van de euro de verzekering kregen dat die voor iedereen alleen maar voordeel zou bieden. Ondertussen zijn de basisvoorzieningen in die landen afgebroken, blijft de werkloosheid er onveranderd hoog en staat de nationale democratie zelfs onder druk. Voor een werkelijke economische en monetaire unie wil de Europese Commissie nog veel verder gaan. Het nationale beleid moet via planbureaus in lidstaten worden getoetst op concurrentievermogen. Is er dan nog één beleidsterrein op sociaaleconomisch gebied veilig? Mogen cao's worden opengebroken als de Commissie vindt dat ze het concurrentievermogen van Nederland aantasten? In hoeverre wordt ons socialezekerheidsbeleid onderworpen aan deze test? Speelt onderlinge solidariteit daarin nog een rol of moet sociale zekerheid eerst en vooral bijdragen aan concurrentievermogen? Burgers worden over deze ontwikkelingen niet of nauwelijks ingelicht. De regering houdt niet van vergezichten, maar Brussel wel en dat gaat stap voor stap verder richting een federaal Europa. Alleen: niemand die dat weet. Tot het te laat is en wij dictaten krijgen op alle terreinen waarvan burgers nu nog de indruk hebben dat wij die nationaal kunnen regelen.

Eenzelfde leugen was er bij de afschaffing van de controles aan de Europese binnengrenzen. Dat zou fijn zijn voor iedereen want je kon nu veel gemakkelijker reizen. Hoe anders is het gelopen! Vraag het de vluchtelingen in Griekenland en vraag het vrachtwagenchauffeurs in Calais. De afschaffing van grenscontroles was in werkelijkheid gewoon een breekijzer om het hart van de nationale soevereiniteit, de Ministeries van Justitie en van Binnenlandse Zaken, onder het Europese juk te krijgen. Begin jaren negentig schreef ik voor het Nederlands Juristenblad een artikel waarin ik uiteenzette waarom het Dublinsysteem voor asiel nooit zou gaan werken. Landen met lange of moeilijke buitengrenzen waren vanaf het begin in het nadeel. De Tweede Kamerleden hadden dit artikel voor zich tijdens het debat met toenmalige Minister van Justitie Hirsch Ballin. Uiteindelijk werd met de asielbepalingen ingestemd terwijl iedereen wist dat die op verkeerde veronderstellingen waren gebaseerd. Weer werden de werkelijke consequenties voor de burgers verzwegen.

Zo gaat het maar door. Klopt het dat de regering als eerlijke makelaar bijvoorbeeld een akkoord wil bereiken over een Europees Openbaar Ministerie? Dat zou zogenaamd goed zijn om de fraude met EU-gelden te bestrijden. Buiten het zicht van de camera's hoor ik van de Commissie het werkelijke doel: een Europees Openbaar Ministerie zonder een Europese FBI gaat nooit werken. En uiteindelijk zullen er ook Europese rechtbanken moeten komen om de hele justitieketen op dit terrein te laten werken. Niemand die dit werkelijke verhaal te horen krijgt!

Ondertussen werkt in het Europees Parlement de leider van de liberalen, die zowel D66 als de VVD vertegenwoordigt, de heer Verhofstadt, aan een rapport dat wel duidelijk is: een Europese regering op basis van wat nu nog de Commissie is, en vervanging van de Raad van Ministers door een soort senaat. De Nederlandse regering zal hierop een antwoord moeten hebben. Wordt dat een eerlijk antwoord of krijgen we een bezweringsformule als: dat is nu niet aan de orde?

De Staat van de Europese Unie is zo zorgelijk dat een voorzitterschap het zich gewoon niet kan permitteren om alleen voor eerlijke makelaar te spelen. Voor het draagvlak in Europa zijn draconische stappen nodig, bijvoorbeeld een excuus aan alle burgers voor de leugens en halve waarheden die in de afgelopen 25 jaar uit Brussel kwamen en een duidelijk «tot hier en niet verder». Ik lees dat helaas nog niet in de Staat van de Unie.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Omtzigt van het CDA. Hij heeft aangegeven dat hij minder spreektijd zal gebruiken, zodat hij wat extra spreektijd aan zijn collega van het Europees Parlement kan geven.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Vorig jaar februari kregen wij de prioriteitenlijst van het Nederlands voorzitterschap. Die prioriteitenlijst kan weg, want er zijn nu vijf andere prioriteiten. Dat zijn Turkije, het Britse referendum, het Nederlandse referendum, pensioenen en het vluchtelingenvraagstuk. De Staat van de Unie is namelijk behoorlijk zorgelijk. Op al deze punten dienen oplossingen gevonden te worden.

Ik begin met Turkije. Ik had hier graag een apart debat over gevoerd, maar door de VVD en de PvdA is besloten om het aan dit debat toe te voegen. Ik sluit in belangrijke mate aan bij het betoog van de heer Van Bommel. Turkije heeft het VN-Vluchtelingenverdrag niet ondertekend en geratificeerd. Dat geldt ook voor het protocol van New York uit 1967. Dat betekent dat Syriërs die naar Turkije vluchten, niet de status van vluchteling krijgen. Er zijn dus formeel gezien geen vluchtelingen in Turkije. Iemand die uit Syrië gevlucht is, kan of in Turkije wachten, hopen dat de oorlog over gaat en daar nooit een burger worden. Of hij kan naar Zweden, Duitsland of Nederland komen en hopen dat hij daar als vluchteling en later als burger toegelaten wordt. Als Turkije niet het VN-Vluchtelingenverdrag en het protocol uit 1967 tekent, zullen deze mensen er permanent belang bij hebben om naar Europa te komen. En ergens begrijpt men dat ook nog wel.

Dus de pertinente vraag aan de Nederlandse regering is: waarom was het tekenen en ratificeren hiervan geen onderdeel van de deal die met Turkije is gesloten? Waarom wordt er in die hele deal geen woord gewijd aan de verslechterde mensenrechtensituatie, aan opgepakte journalisten, rechters en officieren van justitie, aan iedereen die in de gevangenis zit? Dat is zeer zorgelijk.

David Phillips van the Institute for the Study of Human Rights van Columbia University heeft recentelijk een lange lijst gepubliceerd van aanwijzingen dat er op hoog niveau in Turkije wordt samengewerkt met ISIS en andere jihadisten. Is de Nederlandse regering bereid om hierop te reageren, c.q. te pleiten voor een internationaal onderzoek? Is de regering ook bereid om te kijken naar het recente bewijsmateriaal dat de Russen hebben over het leveren van olie over de grens tussen Turkije en Syrië, en naar wie daarbij betrokken is? Minister Koenders heeft namelijk gezegd dat we juist dat soort zaken moeten afsnijden. Komt dat onderzoek er?

De heer Van 't Wout (VVD):

Ik hoor de heer Omtzigt al een tijd veel kritische vragen stellen over de afspraken met Turkije. Dat is natuurlijk zijn goed recht. Tegelijkertijd hebben we op dit moment te maken met 580.000 mensen die ongecontroleerd via Turkije Europa binnenkomen. Ik wil het CDA op geen enkele manier het recht ontzeggen om vragen te stellen over de afspraken met Turkije, maar ik vind het wel jammer dat ik niet hoor hoe het CDA denkt die stroom te laten opdrogen.

De heer Omtzigt (CDA):

Het is heel wel mogelijk om afspraken te maken met Turkije. Ik deel overigens de kritiek die de heer Van 't Wout op de heer Erdogan heeft geuit. Echter, op het moment dat je daarvan geen onderdeel laat uitmaken dat Syrische vluchtelingen in Turkije ook als vluchteling moeten worden erkend, blijft er enorme druk staan op die mensen om naar West-Europa te komen. Turkije kan dan eenzijdig mensen via hervestiging – ik ben overigens heel benieuwd naar de hervestigingsplannen waarover nu schijnt te worden onderhandeld – naar Europa sturen, terwijl wij het fatsoen hebben niemand terug te sturen naar Turkije omdat mensen daar niet als vluchteling worden behandeld. Dat betekent dat er over een jaar als gevolg van deze deal waarschijnlijk meer Syrische vluchtelingen in Duitsland zitten dan in Turkije. Het is mijn vraag of de burden sharing daarmee eigenlijk niet uitmond in de situatie dat Duitsland alle lasten op zich neemt.

De heer Van 't Wout (VVD):

Het eindigt weer met een vraag en ik zou zo graag horen wat het CDA wil.

Iedereen is het erover eens dat je ervoor moet zorgen dat de positie van vluchtelingen goed is. Naar mijn weten is het ook onderdeel van het hele visa- en terugnamepakket dat de Turkse wetgeving in overeenstemming met het vluchtelingenverdrag moet zijn, maar desalniettemin worden we nú geconfronteerd met een groot probleem. Is het CDA het met de VVD eens dat je dan wel zaken met Turkije zult moeten doen?

De heer Omtzigt (CDA):

Ja, je zult zaken met Turkije moeten doen. Maar nee, uit de schriftelijke antwoorden op de vragen aan Minister Koenders bleek dat iemand die straks alsnog hiernaartoe komt, gewoon asiel kan aanvragen. Als dat asiel geweigerd wordt en hij komt niet uit Syrië, zal Turkije hem terugnemen. Maar ik voorspel u dat het dan nog heel lastig zal blijken te zijn om te bewijzen dat die persoon uit Turkije kwam. Het is dus een wassenneusmaatregel. We zullen altijd vragen hebben over die deal, maar waarom is er in de onderhandelingen over die deal niet op gestaan dat Turkije het protocol van 1967 ondertekent, zodat Syriërs die naar Turkije gaan, daar de rechten van een vluchteling krijgen?

Misschien is de heer Van 't Wout er wel van op de hoogte dat Turkije de afgelopen zes, zeven jaar vluchtelingen onder bedreiging van vuurwapens koude rivieren in heeft gestuurd om die mensen terug te drijven naar Iran, Irak en Syrië. Sommigen van die mensen zijn verdronken, omdat ze niet in Turkije mochten zijn.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Een deel van de kritiek van de heer Omtzigt op Turkije deel ik zeer, maar ook mijn fractie vraagt zich wel af wat de positie van het CDA is. Ik krijg dat maar niet scherp. Wijst hij die deal categorisch af omdat deze elementen er niet in zitten? Of vindt hij dat ze moeten worden toegevoegd? Wat is zijn doel?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik vind dat deze elementen toegevoegd moeten worden aan de deal. Verder moet er een strikte scheiding worden aangebracht tussen toetredingsonderhandelingen en een deal. Ik vind «deal» overigens maar een lelijk woord. Er moet dus wel gezamenlijk aan worden gewerkt dat de vluchtelingen die een hoogst ellendige situatie in Syrië zijn ontvlucht, op een fatsoenlijke manier worden opgevangen, zowel hier als daar. Iedereen zegt nu dat die toetredingsonderhandelingen niets voorstellen, maar ze worden er wel impliciet aan gekoppeld en dat vind ik geen goede keuze.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik herken niet wat de heer Omtzigt zegt over de toetredingsonderhandelingen, want ik bemerk een heel andere sfeer in de Kamer en bij het kabinet. Ik kan wel een eind met hem meegaan in wat hij zegt over voorwaardelijkheid, maar mijn aanvullende vraag is dan wel of de heer Omtzigt het mij eens bent dat als je die deal wilt optuigen tot een correcte of een voldoende correcte deal – laten we voorzichtig zijn – je daarin ook het aspect van hervestiging langs legale weg onderdeel zou moeten laten uitmaken.

De heer Omtzigt (CDA):

Wij hebben altijd gezegd dat opvang in de regio onze voorkeur heeft. Bij opvang in de regio hoort ook het ondersteunen van de landen die die opvang bieden. Wat dat betreft staan wij dus open voor hulp aan landen als Libanon, Jordanië en Turkije, landen die de afgelopen jaren meer dan hun fair share hebben gedaan. Wij hebben verder al een hervestigingsprogramma. Ik ben dan ook heel benieuwd over welk aantal we het hier hebben. Orban had het over een half miljoen mensen en ik ben heel benieuwd te horen welke plannen er voorliggen. Dat moet ik echt weten, voordat ik blind ja of nee zeg tegen grote hervestigingsplannen.

Mevrouw Maij (PvdA):

Uiteraard deel ik wel de zorgen van de heer Omtzigt over de bescherming van mensen – «gasten», zoals ze in Turkije heten – die van Syrië of andere regio's gevlucht zijn naar Turkije, maar de heer Omtzigt moet het toch met de voorgaande vragenstellers eens zijn dat je in gesprek moet gaan met Turkije als je aan de slag wil en afspraken wil maken over verbetering van de opvang. Je hebt uiteindelijk een gezamenlijk belang, namelijk dat Turkije die mensen beter kan opvangen, dat zij minder druk op de sociale voorzieningen in Turkije hebben en dat wij als Europa ervoor kunnen zorgen dat mensen daar fatsoenlijk worden opgevangen. Dan moet je toch in gesprek gaan? Daar moet de heer Omtzigt toch ook naartoe willen?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik ben niet tegen het maken van afspraken met Turkije, maar ik mis één zeer essentieel onderdeel. Dat is dat er wel afspraken zijn gemaakt over bijvoorbeeld het tijdelijk verlenen van werkvergunningen en medische zorg, maar niet over het erkennen als vluchteling. Al deze mensen hebben dus niet, terwijl zij in Turkije zitten, de status van vluchteling met de internationale bescherming die daarbij hoort. Die status krijgen zij wel als ze naar Europa komen. Zelfs na de afspraken kunnen zij hier asiel aanvragen als zij legaal of illegaal naar Europa komen. Het gevolg van het ontbreken van de Turkse ratificatie van het Protocol van New York is dat het voor al deze mensen veel aantrekkelijker blijft om naar de Europese Unie te komen, omdat zij daar rechten hebben als vluchteling en als burger.

Mevrouw Maij (PvdA):

Dus dat is voor u een soort breekpunt? Als dit onderdeel erin zit, zou u van mening zijn dat wij aan de slag moeten gaan met alle andere afspraken met Turkije, bijvoorbeeld over het verdergaan met de onderhandelingen over toetreding en dan parallel en niet voorwaardelijk aan deze afspraak? Ik neem toch nog steeds aan dat het CDA ook van mening is dat Turkije daarvoor in aanmerking komt als het zou gaan voldoen aan alle voorwaarden voor toetreding tot de Europese Unie, ook al is dat pas over vijftien of twintig jaar?

De heer Omtzigt (CDA):

Dit is nu precies waar wij bang voor waren, namelijk de koppeling in één vraag van de deal over vluchtelingen aan het lidmaatschap. Het lukt de PvdA om dat zelfs in één zin te koppelen. Wij willen dat uit elkaar te trekken. Wij zijn niet met alles akkoord als dit opgelost is, maar dit is veruit het belangrijkste struikelpunt voor de toetredingsonderhandelingen en het openen van hoofdstuk 31 over het gemeenschappelijk veiligheidsbeleid met Turkije, dat zelfs een invasie doet in Noord-Irak. Ik vermag niet te begrijpen waarom dat kan, terwijl er een rapport van mevrouw Piri van de fractie van de PvdA ligt, waarin wordt gezegd dat Turkije er aan alle kanten op achteruitgaat. Het lijkt mij dan niet het juiste moment. Wij laten onze eigen waarden en onze eigen voorwaarden achter bij de toetreding van Turkije op dit moment.

De heer Van 't Wout (VVD):

Nogmaals, het staat eenieder vrij om vragen te stellen over de afspraken met Turkije, maar wat mij wel begint te ergeren bij het CDA is dat er telkens in bijzinnetjes allemaal vooronderstellingen als waar worden gepresenteerd. Zoals de heer Omtzigt net weer zegt, alsof wij nu in één keer een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid met Turkije gaan vormen. Dat is gewoon niet zo. Alsof Turkije in één keer lid wordt; dat is gewoon niet zo. Net ook weer in het bijzinnetje zegt de heer Omtzigt dat Orban suggereert dat er een deal is over hervestiging van een half miljoen. De Nederlandse Staatssecretaris Dijkhoff heeft in het AO JBZ heel duidelijk gezegd dat dit niet het geval is. Dan is de vraag aan de heer Omtzigt wie hij nu vertrouwt: zijn politieke familielid Orban of de Nederlandse Staatssecretaris Dijkhoff.

De heer Omtzigt (CDA):

Toen wij om opheldering vroegen, zei de regering dat er binnenkort een communicatie van de Europese Unie komt over de mogelijkheid tot hervestiging, maar dat er op dit moment geen sprake is van een deal. Dan ben ik wel benieuwd naar welke zaken worden voorbereid. Ik zie dat er op dit moment inderdaad geen gepubliceerde deal is, laat dat volstrekt helder zijn, maar mag ik alsjeblieft weten of daarover gesproken wordt en, zo ja, in welke omvang en wie dat dan zouden zijn? Ik vind dat een meer dan relevante vraag.

Wat betreft het Britse referendum lukt het dus niet om in december een deal te krijgen. Dat lijkt doorgestuurd te worden naar de top van februari. De Britten willen een verdragswijziging. Volgens de Financial Times zei de Nederlandse premier tegen de Britse premier Cameron «You cannot be serious, you cannot be serious, you cannot be serious.» Dat werd hier ontkend. Maar wat is er dan wel precies gezegd? Welke ruimte ziet de Nederlandse regering om met de Britten tot een deal te komen? Laat ik u wel zeggen: als het de Nederlandse regering wel lukt om deals te sluiten met Turkije maar er met de Britten niet uit te komen is, en er uiteindelijk een Unie volgt waarin Turkije dichter bij het lidmaatschap komt en Groot-Brittannië bij de exit, dan hebben wij een Unie waarmee wij minder waarden delen en waarin wij een groter probleem met elkaar hebben. Dat is niet wenselijk voor de CDA-fractie.

De voorzitter:

Mijnheer Verhoeven, dit is uw laatste vraag.

De heer Verhoeven (D66):

Denkt de heer Omtzigt serieus dat de kans groter is dat Turkije lid wordt dan dat het Verenigd Koninkrijk lid blijft?

De heer Omtzigt (CDA):

Ik denk dat Turkije dichter bij het lidmaatschap komt. Als er vier hoofdstukken liggen, is dat zo. Ik durf op dit moment geen duidelijke voorspelling te doen of het Britse referendum dat nog deze termijn gehouden wordt, tot een ja of nee zal leiden. Ik acht een ja voor een brexit geen onwaarschijnlijke uitslag.

De heer Verhoeven (D66):

Iedereen in deze Kamer heeft de afgelopen weken zijn zorgen geuit over de kanten die aan de deal met Turkije zitten. Dat hebben wij allemaal in onze eigen bewoordingen gedaan. Dat mag. De heer Omtzigt zegt net tegen de woordvoerder van de Partij van de Arbeid: u gooit twee dingen in één zin. Dat doet de heer Omtzigt nu ook. Hij vergelijkt nu het Brits referendum over het brexit met de deal met Turkije. Dat doet hij ook in één zin. Daarmee zet hij het beeld neer alsof het allemaal zomaar even gebeurt dat Turkije lid wordt en dat het Verenigd Koninkrijk eruit zal stappen. Dat is toch ook geen heel correcte voorstelling van zaken? Dat is dan toch dezelfde manier van debat voeren waarvan hij zegt dat hij die zo erg vindt bij anderen?

De heer Omtzigt (CDA):

De koppeling van vluchtelingen aan toetreding heb ik categorisch afgewezen. Voor ons zal een Unie waarin de banden met Turkije worden aangehaald en er een grote kans is dat Groot-Brittannië voor een nee gaat en er dan een exit volgt, tot een veel minder aantrekkelijke Unie voor Nederland leiden. Dat is zeer zorgelijk. En ja, alle ontwikkelingen die mij zorgen baren, zet ik dan in één zin. En nee, die onderhandelingen zijn niet gekoppeld en vinden inderdaad in totaal verschillende zalen plaats. Dat moge volstrekt helder zijn.

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik kon net natuurlijk nog geen derde interruptie plaatsen, maar dat doe ik nu dan maar met de eerste van de volgende. Ik heb «parallel» gezegd, niet «koppeling». Ik vind het interessant om het volgende van de heer Omtzigt te horen. Hij heeft al een paar keer over Turkije en het openen van hoofdstukken gesproken. Hij weet toch dat het openen van hoofdstukken niet per se betekent dat het hoofdstuk ook gesloten is? Pas wanneer een hoofdstuk gesloten is, betekent dit dat onderhandelingen over dat hoofdstuk zijn afgerond. Op de top van december 2004 was het hoogtepunt voor CDA-premier Balkenende het openen van de onderhandelingen met Turkije. Daarover werd in 2005 gestemd. Wil het CDA nu helemaal niet meer dat Turkije überhaupt lid wordt? Dat proef ik heel erg tussen de regels door. Of zegt het CDA toch nog steeds: als het over 10 jaar, 15 jaar, of over misschien wel 25 jaar zo ver is dat Turkije voldoet aan de criteria die we samen voor dat land hadden gesteld, dan mag het lid worden? Of wil het CDA dat gewoon helemaal niet meer? Zegt de heer Omtzigt, net als de heer Van Dalen, die daar heel eerlijk over was: we doen het gewoon niet meer?

De heer Omtzigt (CDA):

Het CDA-programma was dit keer vrij helder: geprivilegieerd partnerschap. Dat is waar wij graag naartoe zouden willen werken met Turkije. Wat mij op dit moment dus verbaast is dat, terwijl iedereen vindt dat het nu slechter gaat, wij de onderhandelingen gaan intensiveren. Ik werp het beeld verre van mij dat de Partij van de Arbeid nu schetst dat het openen van hoofdstukken geen stap voorwaarts op weg naar toetreding zou zijn. Dat is gewoon de volgende stap. Er moeten nog een aantal stappen volgen. Mevrouw Maij heeft gelijk als zij zegt dat een hoofdstuk ook gesloten moet worden, maar wij zouden ook openingsvoorwaarden stellen. Waar zijn die openingsvoorwaarden gebleven?

Mevrouw Maij (PvdA):

Voor die openingsvoorwaarden, die mijn collega Piri in het Europees Parlement heeft aangegeven, zijn benchmarks gezet. Die lagen er al. Alleen, de opening van die hoofdstukken was geblokkeerd. Die benchmarks waren gehaald, ongeacht of het goed is en of we al zo ver zijn dat we ze moeten afsluiten. Ik vind hierbij het volgende van belang. Als wij met Turkije willen praten over persvrijheid, vrijheid van meningsuiting en de rechten van vluchtelingen, dan kun je daar in de kaders die er zijn voor de hoofdstukken 23 en 24 ook heel goed met elkaar over praten. Dan heb je ten minste een reden om naar de volgende stap te gaan. Ik zou daar heel erg voor zijn, maar ik begrijp dat de heer Omtzigt daar niet voor is.

De heer Omtzigt (CDA):

Het zou mooi zijn als er over de rechten van vluchtelingen gepraat was bij het vluchtelingendeel. Je hebt daar de toetredingsonderhandelingen an sich niet voor nodig. Daarbij zou je je aan de voorwaarden houden. Ik zie evenwel dat er na de Turkijetop, waarbij het meest kritische rapport over Turkije ooit voorlag, geen slotverklaring is waarin ook maar een woord staat over zaken als persvrijheid, terwijl die ontzettend onder druk staan in Turkije. Social media gaan daar gewoon dicht, journalisten worden er opgesloten, rechters worden er opgesloten, openbaar aanklagers, en noem maar op.

Het derde onderwerp is het Nederlands referendum. Ook dat zal op 6 en 7 april een bijzondere dynamiek kennen. Ik heb hier een paar korte vragen over. Zal Nederland waarnemers toelaten, net zoals andere landen dat doen? De organisatoren hebben hierom gevraagd. Is de Nederlandse regering bereid om, zoals een meerderheid van de Kamer waaronder de PvdA vroeg, een geldige uitslag, dus met 30% opkomst, over te nemen en te implementeren? Kan de regering precies aangeven wat er gebeurt als Nederland het verdrag verwerpt? Welk gedeelte zal er dan nog in werking treden?

Waar het gaat om pensioenen, wil ik toch iets zeggen over het ECB-beleid. Het ECB-beleid is de meest krachtige pijnstiller voor schuldenaren die wij ooit gehad hebben. Een rente op nul procent of negatief zetten, is heel fijn voor die actoren die te veel schulden hebben, zoals landen als Griekenland en Portugal. Het is echter een desastreus beleid met veel hoofdpijn voor de grootste bezitters van kapitaal, in casu de Nederlandse pensioenfondsen met maar liefst 1.400 miljard. Dat is veel meer dan de Griekse staatsschuld ooit bedragen heeft of zal bedragen. Die kunnen hun geld dus alleen maar tegen zeer lage en soms zelfs negatieve rente beleggen. Dat heeft tot gevolg dat er een uitholling plaatsvindt van de Nederlandse pensioenen. Is de Nederlandse regering bereid om in kaart te brengen hoe groot die uitholling is, en om te kijken welke wegen er zijn om naar normalisatie van het ECB-beleid te gaan? Op deze manier betalen de Nederlandse gepensioneerden namelijk de rekening voor het via de monetaire politiek oplossen van de Europese schuldencrisis. Waar het gaat om de IORP, de richtlijn inzake pensioenen, moet via onderhandelingen tussen Commissie, parlement en Raad een oplossing gevonden worden. Onze fractie was zeer tegen deze nieuwe Europese wetgeving op pensioengebied, die ook eisen stelt aan pensioenen. Wij hadden dit dus liever niet gewild. Maar nu die er toch komt, is het de vraag wat de inzet van de Nederlandse regering zal zijn op het IORP-hoofdstuk.

Tot slot kom ik op een stuk in de Volkskrant van vanmorgen van de heer Bolkestein, welbekend bij de premier. In de richtlijn gelijke behandeling, die al tijden vastligt bij de Raad en de Commissie, zit een omkering van de bewijslast. Dus als iemand zegt dat hij gediscrimineerd is, dan moet de business bewijzen dat hij niet gediscrimineerd heeft. Dat kan in de praktijk heel lastig zijn. Het kan ook betekenen dat in de private markt mensen gedwongen worden om contracten af te sluiten die zij niet willen. Hiervan staan een paar treffende voorbeelden in het ingezonden stuk. Wil de regering, eventueel schriftelijk, op deze voorbeelden ingaan en vertellen of zij deze richtlijn van tafel wil halen als een stukje van de agenda van de heer Timmermans om wat minder richtlijnen te doen en je te richten op de hoofdzaken? Of zijn de zorgen van de heer Bolkestein wellicht onterecht?

De voorzitter:

Dan geef ik het woord aan mevrouw De Lange, fractievoorzitter van het CDA in het Europees Parlement. Delegatieleider, heet het volgens mij.

Mevrouw De Lange:

Het heet officieel delegatieleider, maar fractievoorzitter klonk heel prettig.

Mevrouw de voorzitter. Laat ik vanuit de oppositiebankjes dan ook maar eens beginnen met het Nederlandse voorzitterschap gewoon heel veel succes te wensen de komende zes maanden. Sinds het vorige Nederlandse voorzitterschap is er heel veel gebeurd in ons land waardoor partners in Brussel er wel eens aan twijfelen of ons land nog wel de betrouwbare, constructieve partner is die het ooit was. Ik zou zeggen: prove them wrong. Opvallend is wel – het is al eerder gezegd – dat het voorzitterschap heel lang heeft vastgehouden aan groei en innovatie als hoofdthema, terwijl toch eigenlijk al heel lang overduidelijk was dat migratie en veiligheid de centrale thema's zouden blijven. De Staat van de Unie die wij hebben ontvangen, is gedateerd op 16 november, dus drie dagen na de aanslagen in Parijs, maar nog voor de conclusies die zijn genomen tijdens de JBZ-Raad van 20 november en 3 december, waar – er werd al over gesproken – belangrijke besluiten zijn genomen over gegevensuitwisseling en bijvoorbeeld samenwerking tussen veiligheidsdiensten. Je merkte dat na de aanslagen in Parijs de socialistische Franse regering 180 graden draaide: er moest zo snel mogelijk een akkoord, bijvoorbeeld over het uitwisselen van persoonsgegevens, worden bereikt. Dat zou dan echter wel moeten zonder verplichte uitwisseling van gegevens. Zo reageren grote lidstaten vaak. Het is terecht dat de EVP, de socialisten en de liberalen – dan hebben we het toch al over vier partijen in dit huis – daartegen in opstand kwamen. Ik geef het voorbeeld van paardenvlees in een hamburger, en ik kijk daarbij even naar de Partij voor de Dieren om te zien hoe die reageert. Als er in Europa paardenvlees in een hamburger zit, dan is het verplicht om informatie uit te wisselen tussen lidstaten. Het zou van de zotte zijn als, op het moment dat het om onze eigen veiligheid gaat, die uitwisseling vrijwillig blijft. Het akkoord dat nu is bereikt, lijkt wel verplichte en automatische gegevensdeling te bevatten.

Ik heb begrepen dat de afgevaardigden uit het Europees Parlement geen rechtstreekse vragen aan de regering mogen stellen. Ik zal mij dus dingen hardop afvragen, in de hoop dat er ook antwoorden op volgen. Ik vraag me het volgende af. Ook ons kabinet was in het verleden voorstander van een nogal vrijblijvende, vrijwillige aanpak ten aanzien van gegevensdeling. Kan de regering garanderen dat informatie nu wel automatisch kan worden gedeeld? Als kleinere lidstaat trek je namelijk altijd aan het kortste eind als dat niet zo is. Lidstaten lijken ook zelf te mogen beslissen – nogmaals, de deal is nog niet helemaal bekend; ik kijk ernaar uit om definitieve teksten te zien – of PNR nu ook voor intra-Europese vluchten geldt. Ik vraag me nogmaals hardop iets af, namelijk hoe het Nederlandse kabinet daarmee zal omgaan. Zullen die vluchten vanuit Nederland worden meegenomen in het PNR-systeem?

Ik kom op asiel en migratie, en in dat kader ook op Turkije. De discussie over Turkije is heel tekenend voor de zwakke positie van de EU. Wij zijn chantabel voor iedereen die maar wil beloven ons te helpen om de instroom van vluchtelingen te beperken, en dat gewoonweg omdat we het zelf niet voor elkaar hebben in de EU. Ik heb ook de VVD-woordvoerder eerder daar niet over gehoord. De echte vraag is namelijk of het kabinet bereid is om iets aan het onderliggende probleem te doen. Daar help je Nederland pas echt mee. We hebben het nu heel veel gehad over een akkoord van 3 miljard. Volgens de eerste berekeningen zou Nederland dan een bijdrage van zo'n 117 miljoen euro moeten leveren. 117 miljoen euro is meer dan het jaarlijkse budget voor Frontex, dat 114 miljoen euro bedraagt. Dus een cheque aan Turkije vanuit één lidstaat is groter dan het jaarbudget van de grensbewakingsmacht van de Europese Unie. Het geven van die cheque betekent dat je niet investeert in je eigen capaciteiten, terwijl dat juist nodig is: een echte grenswacht, met de bevoegdheid om bijvoorbeeld terugkeer te organiseren. Weer stel ik hardop een vraag. Ik vraag mij af – ik hoop dat hier een antwoord op komt – of dit kabinet het voorstel dat binnenkort is te verwachten van de Europese Commissie om van Frontex een echte, volwaardige grens- en kustwacht te maken, kan steunen. En hoe zit het met de lijst van veilige landen van herkomst? Als je één lijn wilt trekken ten opzichte van mensen die hier aankomen, dan heb je die lijst toch nodig?

Ik ben blij met de berichten dat Griekenland eindelijk bereid is om hulp te accepteren bij de bewaking van die zeer moeilijke zeegrenzen die Griekenland heeft. Als die bescherming aan Griekse zijde onvoldoende zou blijken en als Griekenland had geweigerd om hulp te aanvaarden, dan zou voor het CDA het alternatief zijn geweest om de Schengengrens tijdelijk verder naar het noorden op te schuiven, niet om «Schengen» te slopen maar om ons vrije verkeer te redden.

Ik heb nog een korte, laatste vraag hardop over «mini-Schengen». Dat is een idee dat hier een tijdje heeft gecirculeerd en dat in Brussel tot enige vragen leidde. Ik heb de premier echter deze week horen zeggen dat dat voorstel eigenlijk min of meer een eigen leven was gaan leiden en dat er nooit een formeel voorstel was. Ik ben benieuwd of dat dus definitief van tafel is. Als dat niet zo is, wat zijn dan de ideeën om bijvoorbeeld de Schengencode aan te passen? Ik sluit af. Het grootste probleem waar wij volgens mij op dit moment mee te maken hebben, is de kloof tussen wat regeringsleiders in Brussel beloven en vervolgens vanuit eigen land leveren. Ik doel dan niet alleen op de andere regeringsleiders, maar ook op de onze. De 23 Frontex-mensen uit Nederland doen ongetwijfeld goed werk, maar er zijn 750 mensen nodig. De lidstaten hebben die ook toegezegd. Door aan de ene kant dingen te beloven, maar aan de andere kant niet te leveren als je thuis bent, creëer je keer op keer je eigen teleurstelling. Daardoor krijgt het vertrouwen van de burger elke keer weer een deuk. Ik hoop dat het Nederlandse voorzitterschap in staat is om die destructieve, gemakkelijke reflex te doorbreken. Dat vergt politieke moed. Die wens ik de bewindslieden van ganser harte toe.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Alweer een Staat van de Unie. Een State of the Union in navolging van de Verenigde Staten van Amerika. Maar dat is een echte federatie met een echte eenheidsmunt die kon ontstaan omdat er een Amerikaanse demos is, een Amerikaans volk dat dezelfde waarden en cultuur deelt en dat van coast to coast trots is op vlag en vaderland. Hoe anders is het hier. Er is geen sprake van één volk, geen sprake van gedeelde waarden en van een gemeenschappelijke manier van leven.

De crisis van nu is de invasie van de asielzoekers die vooral de westelijke landen van de EU bedreigt. Het gaat vooral om de westelijke landen, want de asielzoekers willen maar één ding. Zij zijn alleen geïnteresseerd in het met alle middelen bereiken van de landen die hun luxe opvang bieden, inclusief zorg, onderwijs aan hun kinderen, een huis en vervolgens een uitkering of werk en dat allemaal met voorrang op de eigen burgers van Oostenrijk, Nederland, Zweden, België en vooral Duitsland. De eigen burgers worden verdrongen. Voor hen geen voorrang bij het verdelen van de schaarse huizenvoorraad en van werk. Zij moeten hun zorg zelf betalen. Zij worden in toenemende mate aan hun lot overgelaten.

De landen in het oosten van de EU doen het anders. Zij hebben hun grenzen gesloten. Zij bouwen hekken. Zij zetten het leger in om hun grenzen te bewaken. Zij hebben kennelijk wel oog voor wat voor een gekozen politicus heilig zou moeten zijn, namelijk het belang van de eigen kiezers, de eigen burgers. Is het belang van de Nederlandse burger nou gediend sinds de vorige Staat van de Unie?

De vorige Staat van de Unie stond in het teken van het Griekse drama, de chantage van de toenmalige Griekse regering die het bestond om de rest van de EU te chanteren met het ongecontroleerd en ongeïdentificeerd doorlaten van tienduizenden asielzoekers en IS-terroristen die dood en verderf zouden zaaien in West-Europa. Deze Staat van de Unie staat alweer in het teken van een vorm van chantage. De Brusselse elite buigt alweer mee als een riet in de wind. Nu gaat er 3 miljard naar Turkije. Turkije wordt een aspirant-EU-lidmaatschap in het vooruitzicht gesteld; wat er ook over gezegd wordt. De Turken slepen het visumvrij reizen naar de EU in de wacht.

Formeel is er geen verband tussen deze deal en het EU-lidmaatschap, zegt de EU-elite, maar waarom worden de onderhandelingen die sinds 1987 op-en-afgaan, dan heropend? Deze deal is levensgevaarlijk, vooral omdat hij niet de belangen van onze Nederlandse burgers dient. Integendeel zelfs, dit druist rechtstreeks in tegen onze belangen. Naast de invasie van asielzoekers – die er al is – komt er door die visumvrijstelling een extra invasie op gang van Turkse sloebers zonder middelen van bestaan. Al die mensen reizen vanaf oktober volgend jaar ongehinderd naar Berlijn, Rotterdam en Antwerpen. Daarmee wordt het belang van Nederland ernstig bedreigd. Dat is de Staat van de Unie voor onze mensen. Het is een Unie die ons verarmt, die ons mooie sociale verzekeringsstelsel uitwoont, die onze woningvoorraad opvreet, die onze gemeenschappen verziekt door islamisering, criminaliteit, sociale ellende in de straten en de wijken en niet te vergeten door bloedige terreuraanslagen. En wat krijgen wij ervoor terug? Niet eens een resultaatverplichting over toestroom van asielzoekers. De winnaar van deze deal is de islamitische tiran Erdogan.

Ik heb enkele vragen aan het kabinet. Wie controleert waar die miljarden heen gaan? Wordt dat een onafhankelijke rapporteur? Doen de Turken dat zelf? De Turkse overheid bedreigt juist journalisten en wil sociale media onderdrukken. Zojuist werd er nog een Koerdische politicus vermoord. Ook doen geruchten de ronde dat de Bmz Group Denizcilik, waarvan de zoon van Erdogan, de heer Bilal Erdogan een van de grootste aandeelhouders is, voor honderden miljoenen dollars aan gestolen Syrische en Iraakse olie zou hebben gekocht hebben van Islamitische Staat, waarmee de terreur van de Islamitische Staat wordt gefinancierd. Ik vraag het kabinet: wat is daarvan waar? Kan het kabinet dit bericht bevestigen? Wat is er waar van deze buitengewoon zware aantijgingen?

Onze belastingbetaler moet nu bijdragen aan de miljardendeal voor het land waarvan de president een paleis heeft gebouwd, het Ak Saray, dat 50 keer groter is dan het Witte Huis en zeker 1.000 kamers heeft, dat 91.000 m2 beslaat en ook nog eens illegaal gebouwd is. Het paleis is vanwege de locatie, de omvang en de vermoedelijke kosten een van de meest omstreden projecten van Erdogan. De kosten zijn nooit openbaar gemaakt, maar het zou gaan om een bedrag van tussen de 275 en 340 miljoen euro. Kan het kabinet ook dat bevestigen? Dat land ontvangt nu van de EU-belastingbetalers de enorme som van 3 miljard euro. En wat krijgen we ervoor terug? Drie resultaten die regelrecht tegen het belang van de Nederlandse burger ingaan. De PVV roept het kabinet op om deze deal met Turkije te herstellen. Neem als Nederlandse premier uw verantwoordelijkheid. Dien het belang van uw eigen volk en haal onmiddellijk een streep door deze deal. Wees solidair met uw eigen kiezers en uw eigen volk.

Ik heb nog een vraag met betrekking tot Turkije. Het is een belangrijke vraag; misschien kan het kabinet die even tot zich laten doordringen. Afgelopen weekend zijn twee Turkse generaals en een kolonel gearresteerd omdat zij vrachtwagens van de Turkse geheime dienst MIT hebben onderschept. De vrachtwagens waren volgeladen met wapens en reden richting Syrië. Kan de premier, of de Minister van Buitenlandse Zaken, ook dit verontrustende bericht nader toelichten? Als dit bericht klopt, wat zegt dat dan over de positie van de regering-Erdogan? Wat is dan de analyse?

Er is geen culturele verbondenheid tussen Henk en Ingrid en de burgers van Moldavië en Georgië, met wie wij intussen associatieverdragen hebben, en al helemaal niet met Turkije. Het zijn Henk en Ingrid die lijden onder de verdringing op de arbeidsmarkt in die lager betaalde banen. Zij zijn het die dagelijks geconfronteerd worden met de gevolgen van de open grenzen in Schengen. Zij zijn het die hun belastinggeld nu moeten afstaan aan een waardeloze overeenkomst met de Turken, terwijl hun eigen zorg en onderwijs worden uitgehold, ons land steeds verder wordt geïslamiseerd en de bejaardenhuizen worden gesloten. Zij leveren geld en welvaart in als gevolg van de gigantische herverdelingsoperatie die de Europese Unie eigenlijk is. Dat is de Staat van de Unie voor de kiezer van de PVV. De Unie verkeert sinds 2008 in een permanente staat van crisis. Een muntunie kan wat ons betreft niet bestaan zonder een politieke Unie. Een politieke Unie, een federaal verenigde staten van Europa, kan niet bestaan zonder een volk dat waarden deelt van burgers die elkaar van nabij kennen, dus van nabuurschap. Henk en Ingrid willen geen uitbreiding naar het oosten. Zij willen niet dat de onderhandelingen met Erdogan worden heropend.

Het draagvlak voor de Unie brokkelt met de dag verder af, door de sluipende rampen van de massa-immigratie, door de islamisering van onze oude wijken, de afbraak van onze verzorgingsstaat en door de terreur die het resultaat is van die open grenzen. Het laatste overleg over het voorzitterschap sloot ik af met de volgende woorden, die ik graag herhaal. Het zou voor mij ongeloofwaardig zijn om het kabinet een mooi voorzitterschap te wensen, want dat meen ik niet. De toekomst van de EU wordt namelijk overschaduwd door terreur, geweld, oorlog, verdere sociale ontwrichting en afbrokkeling van het draagvlak door heel Europa. Is er juist nu, in deze verschrikkelijke tijd van terreurdreiging, het Nederlandse EU-voorzitterschap en de alsmaar oprukkende EU-superstaat niet iets van een leidinggevend principe nodig? Wat zou die visie van de premier dan zijn, als het gaat om de veiligheid van de Nederlanders en de toekomst van de Unie? Wat zegt de premier daar nu over? Wat is nu zijn stip op de horizon? Een federatie? De PVV heeft een duidelijk verhaal: uit de Unie, herstel van de natiestaat, baas over de eigen grenzen, een eigen munt. Iedereen die het wil weten, mag het weten. Ons rapport NExit ligt voor iedereen klaar. Maar wat wil onze regeringschef met de EU? Ik stel die vraag bij elk debat over de Staat van de Unie. Dat is zo langzamerhand traditie. Net zo traditioneel beantwoordt de premier die vraag niet. Ik geef hem echter graag nog een keer een kans.

De voorzitter:

Ik hoor iemand applaudisseren op de publieke tribune, maar dat is niet de bedoeling. Sorry. Het woord is aan de heer Verhoeven. Het was denk ik een inleidend applaus voor de heer Verhoeven.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Zelfs de PVV vraagt om visies, maar de premier heeft gezegd dat Europa nu geen behoefte heeft aan grote visies. We weten dat onze premier zijn kabinet al jaren met optimisme bijeenhoudt, maar als het om de Europese uitdagingen gaat, is het optimisme ineens ver te zoeken. De premier vergeleek de Europese Unie met de val van het Romeinse Rijk, Minister Dijsselbloem legde een bom onder Schengen en super-Commissaris Timmermans zei dat het Europese project kan stranden. Met het EU-voorzitterschap in zicht moet Nederland deze kakofonie van Europessisme omzetten in een verbindende boodschap. Europa is het waard om voor te vechten.

In de meest onzekere tijden sinds het bestaan van de Unie staat Nederland vanaf 1 januari aan het Europese roer. De afschuwelijke aanslagen in Parijs, de stromen mensen die naar Europa vluchten en de naweeën van de grootste financiële en economische crisis in decennia zijn voor iedereen voelbaar. Nu de uitdagingen zo groot zijn, heeft Europa behoefte aan verantwoordelijke leiders. Niemand heeft de illusie dat landen alle uitdagingen alleen en zelf aankunnen. Toch trekt elke nationale regeringsleider zijn eigen plan en raakt de Europese Unie verlamd. Rutte flirt met het idee van zes lidstaten die samen hun grenzen gaan sluiten. De Poolse premier weigert halsstarrig om vluchtelingen op te nemen. Tusk zet ze liever in detentie. De Britse premier Cameron probeert met zijn brexit-referendum te overleven met een lijstje lusten zonder de lasten.

Dat is allemaal vanuit het onderbuikgevoel: ik heb geen zin in samenwerken, ik doe het lekker in mijn eentje. Dat is niet de weg die we op moeten. Europa is het waard om voor te vechten. Dat moet Nederland uitdragen tijdens het voorzitterschap. Ik stel de premier gerust: dat hoeft niet met visies en vergezichten, maar het moet wel met betekenisvolle stappen vooruit. Die stappen vooruit beginnen met aantonen dat we staan voor de akkoorden die we sluiten en dat we die dus ook durven uit te dragen in ons eigen land.

Hoe gênant is het daarom dat in de hele Staat van de Unie – toch een 25-kantjes lange opsomming van allerlei EU-onderwerpen – niets staat over ons referendum op 6 april over de samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en Oekraïne? Tijdens het feest van het voorzitterschap komt een feest van de democratie blijkbaar even niet goed uit, terwijl het doel van het akkoord is om handel te bevorderen en corruptie te bestrijden. Er waren 120 Tweede Kamerleden voor dit associatieakkoord, maar het kabinet zwijgt in alle toonaarden. Waarom, zo vraag ik het kabinet, zet het niet in op een enthousiaste ja-campagne? Wat is de strategie achter het stelselmatig negeren van dit referendum? Ik krijg daarop graag een reactie.

Er is vandaag veel gesproken over de deal met Turkije. De coalitie blokkeerde een apart debat, maar gunde ons wel twee minuten extra. Opvallend, vooral van de VVD, die vorig jaar nog riep om het stopzetten van de toetredingssteun aan Turkije en nu eigenlijk geen echt debat wil voeren over de 3 miljard voor datzelfde land. Intussen blijft de VVD-premier volhouden dat er niet wordt gemarchandeerd met toetredingscriteria. Dat klinkt goed, maar het neemt niet weg dat er deals met Turkije worden gesloten en dat toetreding nieuwe energie wordt ingeblazen. Waar gaat deze versnelling toe leiden, zo vraag ik de premier. Tot niets? Dat vinden de Turken niet leuk. Of toch tot marchanderen? Dat vindt de Tweede Kamer niet leuk, want de mensenrechtensituatie, de persvrijheid en de omgang met minderheden zijn de afgelopen jaren niet verbeterd; integendeel.

De Europese Commissie gaat voorbereidende werkzaamheden voltooien voor het openen van de onderhandelingshoofdstukken, onder andere over de rechtsstaat; diezelfde rechtsstaat waarmee het volgens de laatste rapportage van de Europese Commissie helemaal niet goed gaat. Wat is nu precies het standpunt van het kabinet hierover? Openen van een onderhandelingshoofdstuk is toch een stap in de richting van het sluiten ervan? Wie probeert de premier voor de gek te houden?

Hoe worden de rechten van vluchtelingen in Turkije gewaarborgd? Hoe hard is de belofte dat er perspectief komt voor deze mensen? Welke maatregelen gaat Turkije nemen om de sociaaleconomische situatie van vluchtelingen te verbeteren? Ik krijg daarop graag een reactie.

Het visumvrij reizen naar Schengengebied is ook een onderdeel van de deal met Turkije. Het is alleen de vraag naar welk Schengengebied dit zal zijn. Is dat het huidige Schengengebied, gaan we met een paar landen de grenzen sluiten, zoals Minister Dijsselbloem vorige week nog zei, of wordt het de fall-backoptie van Staatssecretaris Dijkhoff? Het vrij verkeer is voor D66 een van de grootste verworvenheden van de Europese samenwerking. Jaarlijks maken alle inwoners van de Europese Unie 1,25 miljard reizen binnen het Schengengebied. Het opheffen van vrij reizen leidt alleen al voor de Nederlandse transportsector tot een schade van 1,9 miljoen per dag.

Dit kabinet kan tijdens het voorzitterschap een cruciaal verschil maken. De Europese begroting, in totaal 960 miljard euro voor de periode 2014–2020, is hét symbool van falend Europees beleid: een symbool van nationalistisch denken, van een boekhoudersmentaliteit en van het onvermogen om geld effectief in te zetten. D66 pleit al jaren voor een radicale hervorming. Op verzoek van onze fractie wordt tijdens het voorzitterschap een conferentie gehouden over het Meerjarig Financieel Kader. Welke hervormingen hoopt de Minister tijdens het voorzitterschap in gang te zetten?

De digitale markt is ook heel belangrijk. D66 wil zo snel mogelijk één digitale Europese markt die onze innovatieve bedrijven kansen biedt in de wereldwijde concurrentiestrijd. Een Europees copyrightsysteem is hiervoor cruciaal. Klopt het dat de ambitieuze plannen op dit vlak zijn teruggebracht tot het voornemen om een mededeling te presenteren?

Tijdens de interrupties spraken wij al even over de ontwikkelingen rond het uitwisselen van passagiersgegevens, het PNR. Aan de Minister-President vraag ik wat de positie van Nederland was in de Raad. Wanneer is deze positie precies ingenomen en waarom is de Kamer hier niet over geïnformeerd? Ik vraag hem ook waarmee Nederland precies heeft ingestemd. Waarom zouden wij ook instemmen met gegevensuitwisseling over intra-EU-vluchten? Waarom zit het verplicht uitwisselen van de gegevens er niet in? Het CDA deed overigens net alsof het dat ook graag wilde, maar het CDA is gewoon akkoord gegaan met het voorstel dat er nu ligt en daar zit het niet in. Waar zijn de waarborgen waar de Kamer in eerdere debatten om heeft gevraagd en die het kabinet plechtig heeft toegezegd? Hoe groot is de kans dat het Hof van Justitie straks het hele PNR-plan van tafel veegt omdat de rechten van 500 miljoen Europeanen met voeten worden getreden? Graag hoor ik een reactie van het kabinet.

Ik kom tot mijn conclusie. Het kabinet wil een voorzitterschap dat praktisch en sober is. Dat lijkt mij prima, zolang het maar niet passief en somber wordt. Dat zou een gemiste kans zijn. Daarom vraagt D66 om betekenisvolle stappen voorwaarts die de samenwerking in Europa versterken en die het vertrouwen in Europa vergroten. Mijn collega Sophie in 't Veld zal daar zeker verder op ingaan.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan mevrouw In 't Veld, die al is aangekondigd door de heer Verhoeven. Zij is de delegatieleider van de fractie van D66 in het Europees Parlement.

Mevrouw In 't Veld:

Voorzitter, collega's. Veiligheid is een basisbehoefte. Ieder mens wil zich veilig, beschermd en geborgen weten en wil vrij leven zonder bedreiging van geweld of onderdrukking. Dat geldt voor de inwoners van Parijs, de stad die als geen ander de vrijheid symboliseert, en het geldt ook voor ons. Door de gruwelijke beelden van aanslagen of door hartverscheurende beelden van grote stromen vluchtelingen voelen mensen zich steeds angstiger.

We staan voor grote en moeilijke uitdagingen, maar een krachtig Europa kan die uitdagingen aan. Een Unie van 507 miljoen Europeanen, van 28 landen, en nog steeds de grootste economie van de wereld is in staat om die uitdagingen het hoofd te bieden. Samen zijn we machtiger dan terroristen die dood en verderf willen zaaien en de vrijheid en rechten van anderen vernietigen. Wij winnen als wij pal staan voor de democratie, de rechtsstaat en de grondrechten.

Ik zie dat er na elke aanslag nieuwe, stoere maatregelen worden aangekondigd, terwijl we nauwelijks weten of de oude wel effectief zijn. Het probleem is niet het gebrek aan informatie, maar het niet delen van de informatie. Steeds weer wordt het antwoord gezocht in mass surveillance, terwijl er human intelligence nodig is. In naam van de strijd tegen terreur wordt de rechtsstaat in hoog tempo afgebroken. Ik ben benieuwd of het Nederlandse voorzitterschap de aanzet gaat geven voor de broodnodige evaluatie van het Europese antiterreurbeleid.

De democratische grondbeginselen van de EU, die wij allemaal willen beschermen, staan helemaal vooraan in het verdrag, in artikel 2. De EU, inclusief de verantwoordelijke vicevoorzitter van de Commissie, doet eigenlijk nauwelijks iets om die beginselen te handhaven. Op initiatief van D66 werkt het Europees Parlement aan een pact voor democratisch bestuur, grondrechten en de rechtsstaat, een soort grondrechten-apk. Het Democratic Governance Pact zal lidstaten corrigeren die de grondbeginselen van de EU niet naleven. Mijn vraag aan het kabinet is: vindt het Europees Parlement dit kabinet, het Nederlandse voorzitterschap, aan zijn zijde bij de ontwikkeling van dat pact?

In de winter van 1956 waren er 200.000 Hongaren op de vlucht. 180.000 van hen werden geplaatst in 37 verschillende landen. Dat konden we toen, en dat kunnen we nu dus ook. Samen kan Europa de opvang van grote aantallen vluchtelingen aan, met een gezamenlijke verwerking van de asielaanvragen en met een permanent mechanisme voor de verdeling van vluchtelingen over de lidstaten. D66 heeft op dat gebied wel een punt van zorg. Slowakije zal de voorzittershamer van Nederland overnemen. De Slowaakse regering heeft aangekondigd dat zij de verplichte verdeling van vluchtelingen over de lidstaten zal aanvechten voor het Europees Hof. Ik vraag me af of het kabinet dit heeft opgebracht met de Slowaakse regering.

Sommige charlatans beweren dat de grenzen sluiten – alsof dat kan – de wonderolie is om het vluchtelingenprobleem op te lossen. Vandaag hoorde ik het ook weer. Open binnengrenzen en Schengen zijn een groot goed, waaraan Nederland een hoop welvaart te danken heeft. Wat gaat het kabinet doen om Schengen te redden en om een Europese grenswacht op te zetten?

De huidige Europese Unie is vastgelopen en is niet meer in staat om antwoorden te geven op de grote uitdagingen. Dat is in tegenstelling tot wat de PVV beweert; de Europese Unie rukt niet op, de Europese Unie is verlamd door nationalisme. Het ontmantelen van de Europese Unie, de weg van desintegratie, is niet het juiste antwoord op de uitdagingen van nu. D66 dringt al jaren aan op een ingrijpende hervorming van de manier waarop de EU wordt bestuurd. De noodzaak daarvan is groter dan ooit, zo vinden inmiddels zowel de voor- als tegenstanders. Het kabinet lijkt te denken dat we er wel zijn met het afschaffen van schoolfruit. Ik ben benieuwd hoe het kabinet meent zonder een verdragswijziging het democratisch deficit en de bestuurlijke verlamming op te kunnen lossen.

Tot slot. D66 roept het kabinet op om het voorzitterschap niet te beperken tot passief op de winkel passen. Visieloosheid is niet hetzelfde als pragmatisme. Een bestuur zonder visie is als een schip zonder kompas: stuurloos aan de elementen overgeleverd. D66 roept het kabinet op om in de komende zes maanden, waarin Europa door buitengewone turbulentie zal gaan, richting en sturing te geven aan de Europese Unie. Alleen dan wordt het Nederlandse voorzitterschap een succes.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Het vorige Nederlandse EU-voorzitterschap was in 2004, aan de vooravond van het grondwettelijk verdrag, het latere Verdrag van Lissabon. De Europese Unie verkeerde destijds in een optimistische stemming. De Europese Unie was net uitgebreid met tien lidstaten en de eenwording van Europa leek binnen handbereik. Hoe anders staan we er op dit moment voor. De solidariteit tussen de staten is ver te zoeken. Oost-Europese lidstaten komen in het verweer tegen de afspraken over de opvang van vluchtelingen. Italië en Griekenland komen hun toezeggingen niet na als het gaat om het inrichten van de hotspots. De brexit hangt als een donkere wolk boven ons. Ondertussen gaat de Europese Commissie onder leiding van Juncker en Timmermans gewoon door met het integratieproces zonder al te veel oog te hebben voor de democratische legitimering ervan. Een verdieping van de EU, de EMU, hernieuwde toetredingsgesprekken met Turkije en de enige weg tot verdergaande integratie gaat maar door. De Britse historicus Mazower noemde het afgelopen zaterdag in het Financieele Dagblad «star en dogmatisch»; het maken van een stap opzij, laat staan een stap terug, wordt, zo stelt hij, beschouwd als het openen van een doos van Pandora, het begin van het einde van de Europese Unie. De vraag is dan ook welke rol Nederland als een van de founding fathers het komende jaar gaat spelen. Durven we onze nek uit te steken, waar nodig een stap opzij te zetten en niet klakkeloos mee te gaan in de integratieretoriek? Wanneer is volgens de Minister-President het voorzitterschap geslaagd?

Dan kom ik op de prioriteiten. Wat verwachten we van Nederland als het gaat om Europa, om de banenmotor, zijnde een van de grootste prioriteiten van dit kabinet? Dit terwijl we er niet in slagen om de werkloosheid naar beneden te krijgen. Gaat Nederland de Europese Commissie en het Europees Parlement werkelijk steunen bij de aanpak van belastingontduiking, ook al liggen we zelf in de clinch met de Commissie als het gaat om Starbucks? Gaat Nederland zich in het bijzonder sterk maken voor de herziening van de emissiehandelssystemen? In 2004 presenteerde Nederland het Haags programma over asiel, bestrijding terrorisme, integratie en beveiligen van de buitengrenzen. Hoe actueel is dat nu! Komt er na twaalf jaar een tweede Haags programma?

Ik kom te spreken over de vluchtelingencrisis. Dat er iets ernstig mis is met de fundering van het huis merken wij bij de aanpak van de vluchtelingencrisis. Het Verenigd Koninkrijk en Denemarken willen hun voorbehoud niet prijsgeven en Oost-Europese landen stappen naar de rechter om onder de herverdeling van vluchtelingen uit te komen. Van onderlinge solidariteit en gedeelde waarden is momenteel weinig te merken. Ook de afspraken die zijn gemaakt worden amper uitgevoerd. Zo komen de hotspots in Griekenland en Italië niet van de grond. Dus geen registratie en geen opvang of controle van migranten die de EU binnenkomen. Welke maatregelen gaat het kabinet straks als voorzitter concreet afdwingen om die hotspots daadwerkelijk van de grond te laten komen? Het bovenstaande heeft natuurlijk ook alles te maken met de suggestie die de vorige week werd gewekt om een soort mini-Schengen van de grond te krijgen. Is dit plan weer van de baan nu Griekenland wel hulp accepteert?

De voortdurende dreiging van terrorisme vraagt ook om een effectieve en gecoördineerde bestrijding door betere grenscontroles en het delen van inlichtingen tussen landen. Onlangs kon een Belgische medeplichtige van de aanslagen in Parijs die al was veroordeeld voor een ander vergrijp, via Schiphol ontkomen naar Turkije. Zoiets mag toch niet gebeuren? Wat gaat het kabinet doen om de Europese samenwerking op dit punt echt te versterken?

Het proces van toetreding van Turkije is een ander thema dat overduidelijk vreet aan de fundering van Europa. De vorige week heb ik hier nog mondelinge vragen over gesteld aan de Minister-President. En wat gebeurde er vorige week zondag? Turkije harkt de visumliberalisatie binnen en de Europese Unie en Turkije gaan met vernieuwde energie de toetredingsgesprekken aan. Geen woord over de mensenrechtenschendingen en de schimmige rol die Turkije speelt in het Syrische conflict. Welke harde voorwaarden stelt Nederland voordat het eerste bedrag wordt overgemaakt aan Turkije of aan welke instantie in Turkije dan ook? Graag ontvang ik daarop een reactie.

Is het kabinet als Europees voorzitter straks bereid er alles aan te doen om de grens van Turkije voor ISIS-strijders gesloten te krijgen? Desnoods misschien door de Koerden in staat te stellen deze grens af te sluiten? Zou dit een onderdeel kunnen uitmaken van de militaire inzet van Nederland in Syrië, vraag ik de Minister van Buitenlandse Zaken. Pleit het kabinet er in Europa nu voor om die 3 miljard on hold te zetten, nu duidelijk is geworden dat Turkije 1.300 vluchtelingen in de gevangenis heeft gezet en hen dreigt terug te sturen naar Syrië? Kan de Minister-President bevestigen dat geen cent naar Turkije wordt overgemaakt zolang de Turken zich schuldig blijven maken aan dergelijke fundamentele mensenrechtenschendingen?

Ik kom op de etikettering van producten uit de Westbank van Israël. Die krijgt nu, na de begroting van Buitenlandse Zaken, weer een nieuwe wending omdat Duitsland, Hongarije en Griekenland aangeven deze richtsnoeren over de etiketteringsplicht voor producten uit de Westelijke Jordaanoever af te wijzen. Dat schijnt toch mogelijk te zijn. Wij hadden van de Minister de indruk gekregen dat dit niet meer kon, maar wij zien nu toch dat deze landen ervan afzien. Wat betekent dit voor het standpunt van het kabinet? Vindt de Minister-President het ook niet discriminerend om alleen voor deze gebieden en niet voor alle andere betwiste gebieden in de wereld etikettering in te stellen? Kunnen wij, net als die andere landen, nog terug?

Ten slotte kom ik op het TTIP. De fractie van de ChristenUnie heeft grote bedenkingen, die zij ook al eerder in de Kamer heeft geuit, bij het TTIP. Wij zetten vraagtekens bij de meerwaarde, aangezien veel handelsbelemmeringen al zijn opgeruimd. Wij zetten vraagtekens bij het sociale en duurzame karakter van het verdrag, aangezien er meer en meer gaat worden geconcurreerd op arbeidsvoorwaarden, milieu en dierenwelzijn. Wij zetten grote vraagtekens bij het democratische en rechtsstatelijke karakter ervan. Heeft Nederland straks nog het recht om te reguleren of leidt dit tot gigantische schadevergoedingen die buiten het Nederlandse rechtssysteem om worden toegekend?

De voorzitter:

U moet afronden.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik kan nog een minuut van mijn tweede termijn gebruiken.

De voorzitter:

Zo werkt het niet. Dit is uw spreektijd voor de eerste termijn.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan zal ik afronden. Wij hebben ook grote bedenkingen bij het ICS. Gaat dit de kritiek ondervangen die wij hadden op de ISDS?

Afrondend: het wordt een cruciaal halfjaar voor dit kabinet. Gaat het kabinet als voorzitter de huidige problemen, zoals de terreurdreiging en het vluchtelingenvraagstuk, ferm aanpakken of zet het in op onverantwoorde verdere uitbreiding en verbreding van Europa? Ik wens het kabinet heel veel gezond verstand toe.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer Grashoff van de GroenLinks-fractie.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Volgens Raadspresident Tusk is de kans groot dat Schengen niet zal overleven. Hij spreekt ook over detentiestelling. Juncker zegt dat Europa niet in goede staat de euro is ingevaren. Ondervoorzitter Timmermans zegt dat het conflict wel eens in plaats zou kunnen komen van samenwerking. Ook onze eigen premier Rutte rept over Europa als in zijn nadagen, wanneer hij Europa vergelijkt met het einde van het Romeinse Rijk dat zijn buitengrenzen niet meer zou kunnen verdedigen. Die historische parallel van de premier was totaal onzinnig, maar als wij iets zouden willen leren van de teloorgang van het Romeinse Rijk, dan denk ik het zou moeten zijn dat het verzwakt raakte door een lange reeks van interne conflicten en verdeeldheid, waarbij keizers korter aan de macht bleven dan een gemiddeld kabinet-Balkenende en meestal door of namens hun rivalen om zeep werden geholpen. Dat hebben wij dan wel geleerd want machtswisselingen gaan gelukkig heden ten dage iets anders in hun werk. Het gaat erom verdeeldheid binnen Europa te overstijgen door echt leiderschap te tonen. Nederland is niet het bekende Gallische dorpje, om even in dezelfde beeldspraak te blijven, met zijn palissade eromheen en ook een klein-Schengen zal dat niet zijn. De grote woorden van de premier, maar ook die van de Minister van Financiën, die het ook al over klein-Schengen had, zijn voor de rest van de Unie verontrustend, zeker als wij in de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken lezen dat expliciet naar Nederland wordt gekeken voor de verbinding van stuurmanskunst met het hoeden van het collectieve Europese belang. Dat was de brief van de Minister van Buitenlandse Zaken, maar was het ook een kabinetsbrief? Ik begin me af te vragen of het kabinet nog met één mond spreekt of dat het intussen met drie verschillende monden spreekt.

Naar het oordeel van de fractie van GroenLinks zou Nederland tijdens het voorzitterschap in elk geval een rol moeten pakken als voortrekker. Nederland moet zich opstellen als een echte hoeder van het collectieve Europese belang, maar meer nog van de collectieve Europese waarden vanuit de periode van de verlichting, zoals vrijheid, tolerantie, grondrechten en medemenselijkheid. Nederland zou de ambitie mogen hebben om de Unie dan ook wereldwijd meer in de voorhoede te krijgen.

Dat moet bijvoorbeeld gebeuren op klimaatgebied. 50 landen pleiten voor een doelstelling van maximaal 1,5° opwarming, omdat wetenschappelijk onderzoek aantoont dat 2° weleens buitengewoon heftige consequenties kan hebben. De EU is daar niet bij. De doelstellingen van de EU zijn zodanig dat we daar zelfs de 2°-doelstelling nog niet mee halen. En, last but not least, Nederland is hekkensluiter als het gaat om hernieuwbare energie; ons land is nog by far geen voortrekker, maar eigenlijk de laatste in het rijtje van de OESO-landen.

Nederland pretendeert een voortrekker te zijn op het gebied van transparantie van belastingen. Maar hoe kan dat als Nederland een onderzoekscommissie van het Europees Parlement nog niet eens toegang verleent tot bepaalde informatie? Hoe kan Nederland een voortrekker van transparantie zijn als het zelf jaarlijks honderden rulings afsluit die geheim zijn, en dus niet controleerbaar door het Parlement? Als dan in het kader van onderzoek naar illegale staatssteun bij de Commissie aan het licht komt dat de ruling met Starbucks niet deugt, dan ga je in beroep in plaats van dat je je beleid aanpast. Is dat de voortrekkersrol die Nederland voor zich ziet tijdens het voorzitterschap van de EU? Dat is bedenkelijk!

Nederland zou ook meer mogen doen om voortrekker te zijn bij de vluchtelingenproblematiek. Mijn collega Judith Sargentini van het Europees Parlement zal daar zo meer over zeggen. Er is een akkoord met Turkije gesloten. Ik heb in de aanloop naar de Europese top de Minister-President gevraagd, een ambitieus hervestigingsprogramma daar in elk geval onderdeel van te laten zijn. Dat vond hij te ambitieus. Ik zeg het hier nogmaals. Die discussie zal blijven terugkomen. Een ambitie om een illegale stroom vluchtelingen in te dammen kan alleen maar worden bereikt als er tegelijkertijd gezamenlijk een majeure inspanning wordt geleverd om te komen tot een goede en legale migratie van vluchtelingen. Laten we zeggen: minimaal de 400.000 die in het Duitse plan werden genoemd. Sluit Nederland zich hierbij aan? Maakt Nederland zich er in elk geval sterk voor, als voorzitter van de EU, om dit voor elkaar te krijgen?

Er komt een tweejaarlijkse top met Turkije. Mag het op die top dan ook expliciet gaan over de staat van mensenrechtenrechten in Turkije, bijvoorbeeld over persvrijheid? Gaat dat gebeuren, gaat Nederland ervoor zorgen dat dit in EU-verband op de agenda komt? Ik wil veel vaker een voortgangsrapportage ontvangen over de situatie van de vluchtelingen in Turkije, en dus ook over de besteding van die 3 miljard. Daar staan wij overigens achter. Laat dat nog maar eens duidelijk zijn. De Minister schrijft: de behoefte aan en de aard van deze financiering zullen in het licht van de ontwikkelingen opnieuw worden bezien. Het lijkt mij dat hij met die ontwikkelingen doelt op een verbetering van de positie van vluchtelingen, en niet op het al dan niet indammen van de vluchtelingenstroom. Dat lijkt mij het paard achter de wagen spannen. Kan de premier daarop ingaan?

Tot slot: de Unie verkeert in zwaar weer. Nederland is nog niet bij benadering de voortrekker die het zou moeten zijn in de ogen van de GroenLinks-fractie. En toch ben en blijf ik een optimist. De Europese Unie kan zware beproevingen aan. Dat is gelukkig ook wel eerder gebleken. Ik reken erop dat uiteindelijk de reden – je zou kunnen zeggen: de opbrengst van de verlichting die nu de basis vormt voor onze hedendaagse westerse denkwereld – het uiteindelijk wint van kortzichtigheid en nationalistische tendensen. We zullen het samen moeten doen. Dat betekent echter wel dat het fundamentele belang van die collectieve waarden van Europa moet doordringen in de vergaderzalen van nationale parlementen en regeringen en daar centraal zal moeten staan. Ik wens het kabinet veel sterkte en succes bij het komende voorzitterschap van de EU.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw bijdrage. Ik geef het woord aan mevrouw Sargentini, de delegatieleider van GroenLinks in de fractie van het Europees Parlement.

Mevrouw Sargentini:

Voorzitter, dank u wel. Delegatieleider ben ik niet, maar ik ben wel vereerd om hier te mogen staan. Mijn delegatieleider zit in Parijs, bij de klimaattop.

De premier heeft aangegeven dat hij het voorzitterschap wil benutten voor praktische oplossingen voor grote problemen die een Europees antwoord vragen. Ik ben pragmatisch, zei de premier, ik wil problemen oplossen, knopen eruit trekken, tempo maken. Dat klinkt goed. In de Raad waar de oplossingen doorgaans lang op zich laten wachten, zou dat een heuse trendbreuk zijn. Zie de talloze-JBZ-Raden, afgelopen week opnieuw. Ministers nemen late en lagere besluiten, terwijl vluchtelingen letterlijk in de kou wachten op een plek waar zij hun leven kunnen opbouwen.

Nederland kan praktische oplossingen dichterbij brengen, als het verantwoordelijkheid neemt, leiderschap toont en niet bang is om voor de troepen uit te lopen. Het voorzitterschap is ook hét moment waarop Nederland zich als gidsland kan presenteren, maar wat doet de premier? Terwijl populisme en xenofobie overal in Europa oprukken, gooit hij olie op het vuur met een misplaatste vergelijking tussen de EU en het Romeinse Rijk. Mijn collega zei het al. Mensen op de vlucht voor oorlog en terrorisme vergelijken met barbaren, hoe brengt dat oplossingen dichterbij, zou ik de premier willen vragen, mocht ik hem iets mogen vragen. Terwijl wij juist na de aanslagen in Parijs pal moeten staan voor onze Europese vrijheden, speculeert de Minister van Financiën openlijk over het afschaffen van vrij reizen in de Unie door het oprichten van een mini-Schengen. Hoe denkt het kabinet dat dit soort uitspraken vallen bij belangrijke partners als Frankrijk of Italië, die blijkbaar niet welkom zijn in het mini-Schengen?

De premier had tegenover de internationale pers beter die zaken kunnen benadrukken waarbij Nederland zich wel als voortrekker opstelt, zoals na het Volkswagenschandaal het Nederlandse pleidooi voor strengere tests voor de uitstoot van auto's of het goede Nederlandse initiatief om de besluitvorming in de Raad transparanter te maken. Waarom ontbreekt dit soort leiderschap bij de tergend trage uitvoering van de afspraken over de herverdeling van 160.000 vluchtelingen? 129 mensen van die 160.000 zijn inmiddels daadwerkelijk opgevangen. Nederland heeft vorige week maandag eindelijk 100 opvangplaatsen aangemeld bij de Commissie. Is dat tempo maken?

Zou een praktische oplossing voor het probleem niet dichterbij komen als de inkomend voorzitter van de EU in één klap zijn plicht doet om het quotum van 5.947 mensen op te vangen? Staat de voorzitter dan niet veel sterker in zijn schoenen om ook bij andere landen aan te dringen op snelle uitvoering? Het zou ook een krachtig signaal zijn als de EU-voorzitter snel het Duitse initiatief omarmt om 400.000 Syrische vluchtelingen uit Turkije te hervestigen. Dat is knopen eruit halen. En het is een manier om tegenwicht te bieden aan Raadsvoorzitter Donald Tusk, die voorstelt om alle migranten bij aankomst in de Europese Unie eerst maar eens achttien maanden op te sluiten opdat wij kunnen checken of zij niet gevaarlijk zijn.

Ook in de strijd tegen terrorisme kunnen andere landen van Nederland wat leren, bijvoorbeeld over deradicalisering op lokaal niveau. Is de premier het met mij eens dat dit veel effectiever is dan een PNR-plan waar wij miljoenen in moeten steken voor een massaal opslaan van passagiersgegevens in, mind you, 28 verschillende databases? Dat geld kunnen wij volgens GroenLinks beter steken in een betere samenwerking van inlichtingendiensten.

Voorzitter. Ik hoop dat Nederland tijdens dit voorzitterschap vaak de voorpagina van de Financial Times haalt, maar dan graag met Nederland als gidsland voor de gezamenlijke Unie, als een voorzitter die het lef heeft het op te nemen tegen politieke leiders zoals Donald Tusk, die met gemakkelijk populisme de eenheid verder laat afkalven.

De heer Van Dalen:

Voorzitter. Er wordt in deze Kamer en in Europa veel gesproken over mensenrechten. Dat is een thema dat ik de Kamer graag meegeef en ik doel dan met name op de herziening door de Europese Commissie van het stelsel van tariefpreferenties. Dat voorstel komt binnenkort in de Kamer en de Raad aan de orde. Ik vraag bij die herziening graag om aandacht voor Pakistan. We zien dat in Pakistan de mensenrechtensituatie nog erg gespannen is, met name voor minderheden als christenen en ahmadi's. Voor de minderheden daar is er echt een struikelblok en dat is de zogenoemde blasfemiewetgeving. Als je daar de profeet Mohammed of de Koran zou hebben beledigd, word je al heel snel opgepakt en ter dood veroordeeld. Die blasfemiewetgeving wordt enorm misbruikt en daarom is het hoog tijd dat dit wordt gestopt en dat die minderheden in Pakistan worden gesteund. We zullen ervoor moeten zorgen dat het misbruik van die blasfemiewet wordt gestopt. Dat is ook mijn verzoek aan de Kamer en het kabinet. We hebben een voorbeeld van een vrouw, mevrouw Asia Bibi, die al jaren in een dodencel zit omdat zij verondersteld wordt de profeet Mohammed beledigd te hebben. Ik vraag iedereen hier deze ontwikkeling te stoppen.

In Europa komt het nogal vaak voor dat men roept «Europa moet de oplossing bedenken, Europa moet handelen» als er ergens een probleem is. Ik zou die reactie willen omkeren. Het is veel belangrijker om eens een keer te kijken naar het nakomen van afspraken, het handhaven van wat we met elkaar aan het doen zijn. Ik vraag de Kamer en het kabinet er veel meer op te letten dat we de handhaving goed op orde hebben. Ik denk dan bijvoorbeeld aan het wegvervoer, waar onze chauffeurs last hebben van te lakse handhaving. Ik denk verder ook aan het Stabiliteits- en Groeipact waarin allerlei afspraken staan die bijna dagelijks worden overtreden. Ik zou dus willen zeggen: zet in dit voorzitterschap eens wat meer in op handhaving.

Ik doe dat in combinatie met de mogelijke uittreding van de Engelsen, een brexit. Ik zit in het Europees Parlement in een fractie met de Engelse conservatieven en iedereen zal zich kunnen voorstellen dat het onderwerp «brexit» al langere tijd steeds weer op onze fractieagenda staat. De Engelsen zeggen dan tegen mij: «Peter, ik merk dat er in Europa heel veel wordt gesproken, maar dat er heel weinig wordt nagekomen. Die handhaving ontbreekt op tal van terreinen.» Dat wil ik koppelen aan mijn tweede punt «handhaving», want denk eraan: de Engelsen ergeren zich hieraan in toenemende mate. We spreken veel met elkaar, maar we houden elkaar maar zelden aan afspraken. Ik roep dit voorzitterschap daarom op daarop extra te letten, naast natuurlijk andere punten als de ever closer union.

De Engelsen zitten op zo'n ever closer union echt niet te wachten en misschien dat ze met en soort bijgevoegde verklaring bij het verdrag tegemoetgekomen kunnen worden. Dat is wel mijn oproep aan team Rutte: kom de Engelsen tegemoet! De uittreding van de Engelsen zou op tal van terreinen echt rampzalig zijn voor de Europese Unie en daarom vraag ik het kabinet echt in te zetten op het voorkomen van een brexit. Laat dat een kernpunt zijn van het voorzitterschap.

Ten slotte twee concrete onderwerpen rond de handhaving. Ik noemde het wegvervoer al. Ik ben met enkele collega's in Calais geweest en ik heb twee weken geleden in Rotterdam met collega Dennis de Jong een grote bijeenkomst georganiseerd met vrachtwagenchauffeurs. Wij hoorden daar dat vrachtwagenchauffeurs hartstikke bang zijn om via Calais naar Engeland over te steken, omdat in Calais echt de meest vreselijke dingen gebeuren met chauffeurs en de lading op hun vrachtwagens. Laten we nou eens als EU concreet laten zien dat we iets kunnen door dat probleem bij Calais eindelijk eens op te lossen. Je komt dan gelijk de mensen tegemoet die vragen wat de EU eigenlijk voor hen kan doen. Laat nou eens wat zien! Laat nu eens wat zien door dit concrete maar redelijk overzichtelijke probleem op te lossen.

Ten slotte zeg ik nog iets over de visserij. We gaan daar werken met de zogenaamde aanlandplicht. Alle gevangen vis moet vanaf 1 januari worden aangeland en dat levert de sector enorme problemen op met de opslag, de distributie en de verwerking van al die vis. Maar ook aan boord moet er capaciteit worden gevonden voor de opslag van die vis. Het grote probleem is ook hier de handhaving. De vissers weten niet waar ze aan toe zijn. Hoe gaat de overheid handhaven? De Nederlandse Voedsel-en Warenautoriteit is bezig om die handhaving wat vorm te geven, maar we weten nog steeds niet hoe bijvoorbeeld de Engelsen en Fransen gaan handhaven. Ook op dat vlak moeten Kamer en kabinet naar deze voor Nederland belangrijke sector kijken en moeten zij handhaven.

Ten slotte wens ik de heren ter linkerzijde van mij alle succes voor het komende halfjaar.

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. De Staat van de Europese Unie is een staat van ontbinding. Als we niet oppassen, hebben we het beste van de Europese saamhorigheidsgedachte achter ons. Wat bedoeld was als een bindmiddel, ontwikkelt zich tot een splijtzwam tussen de Europese volkeren. Als zelfs Frans Timmermans, de man die de Europese Unie uitgevonden had kunnen hebben als die niet al bestond, voor het eerst van zijn leven vreest dat het Europese project uiteen kan vallen, dan mag je stellen dat de EU er niet best voor staat. We zoeken meer de confrontatie dan dat we elkaar vasthouden, aldus Frans Timmermans. Van zulke somberheid wilde hij in het verleden nooit weten. De EU moest slagen en dus zou de Europese Unie ook slagen.

De Griekse crisis ligt ons nog vers in het geheugen en is nog lang niet over. Nog verontrustender dan de Griekse crisis zelf is de les die Duitsers, Fransen en Brusselaars daaruit denken te mogen trekken. De onbeheersbare chaos in Griekenland zou aantonen dat er vanuit Brussel meer command and control op de nationale lidstaten moet worden uitgeoefend; meer Europa, meer centralisatie, meer uniformiteit. Dat alles moet bestuurd en geregisseerd worden door eurocraten.

De euro moet overleven, desnoods ten koste van de nationale democratie. De Europese Gemeenschap van Kolen en Staal wordt een eurozone van pensioenen, belastingen, hypotheken en uitkeringen. Gaat het mis met de banken, dan is er een Europese bankenunie nodig. Gaat het mis met de veiligheid, dan wordt er een Europees leger geopperd.

Toch wordt er ook hardop getwijfeld, door bijvoorbeeld Minister Dijsselbloem en onze Minister-President in een moment van openhartigheid. Een Europa met een mini-Schengen wordt geopperd, een kleiner, overzichtelijk Europa dat een minimum aan controle terugkrijgt. Je zou bijna denken dat het tijdperk van voor de euro nog zo gek niet was, toen we naast de euro als rekeneenheid nog onze eigen valuta hadden en daarmee ook ons eigen overzichtelijke en democratische monetaire beleid. Misschien zijn we wel te gretig in het grootste monetaire experiment uit de geschiedenis gestapt, niet wetende dat elke teleurstelling of mislukking ertoe zou leiden dat we onze hoofden nog verder in een centralistische strop moesten steken. Je hoeft geen populist te zijn om in te zien dat dit in elk geval nooit de wens van de Nederlandse bevolking geweest kan zijn. Die sprak zich duidelijk uit in 2005, toen ruim 61% met overtuiging «nee» zei tegen de Europese Grondwet die er desondanks gewoon kwam. Tegenstemmen was geen optie, dreigde Europese leiders. Op dezelfde wijze wordt nu het referendum over het associatieverdrag met Oekraïne geframed. Alsof een tegenstem een stem voor oorlog en tegen vooruitgang zou zijn! Zoals de EU niet over democratie gaat, gaat het associatieverdrag niet over democratie voor de Oekraïners maar over handel en gaat TTIP niet over samenwerkende staten, maar over een vrije handelsruimte voor multinationals. Geld dat stom is, maakt recht wat krom is.

De hoeveelheid energie die Brussel steekt in de vrijhandelsakkoorden en deregulering staat in schril contrast met de energie die gestoken wordt in het beter beschermen van Europese waarden als democratie, mensenrechten, dierenwelzijn en milieu. Het huidige Europa sluit dieren massaal op in megastallen, roeit plant- en diersoorten uit, plundert zeeën en ontwricht ecosystemen wereldwijd. De voornaamste oorzaak van de ontsporing van de Europese gedachte is dat het middel tot doel is verheven. Ooit was economische integratie het middel om tot vrede tussen landen te komen, maar nu is de ondemocratische besluitvorming gemonopoliseerd door economische belangen en lobbyisten en bedreigt het juist vrede en stabiliteit.

De EU reduceert burgers tot consumenten en belastingbetalers en dieren tot consumptieartikelen. De Europese samenwerking en solidariteit wordt kapotgemaakt, doordat eurocraten hun droom van een verenigde staten van Europa erdoorheen duwen zonder te luisteren naar wat burgers willen. In een grote EU blijken de regels zich niet naar het hoogste niveau te ontwikkelen maar naar het laagst gemeenschappelijke niveau. «Gelijk speelveld» lijkt het toverwoord, maar dat is een speelveld dat ver onder het Nederlandse maaiveld ligt. Na eerder aanjager te zijn geweest voor goede wereldwijde klimaatafspraken stelt de EU nu bedroevend lage klimaatdoelstellingen. Lidstaten gebruiken de EU nu ook als excuus om zelf niets te doen. Daarmee verlamt deze EU het beleid op nationaal niveau en worden de ambities van de lidstaten de kop ingedrukt. In sommige gevallen verbiedt de EU lidstaten zelfs om vooruitstrevende maatregelen te nemen, bijvoorbeeld op het gebied van landbouwgif. Laten we van de Europese crisis een echt keerpunt maken, op weg naar een nieuwe koers voor Europa en een andere manier van Europese samenwerking, die gericht is op het verwezenlijken van idealen: duurzaamheid, mededogen, vrijheid en verantwoordelijkheid. Zo'n Europa bestaat uit zelfstandige landen, die democratisch besluiten om grensoverschrijdende onderwerpen gezamenlijk aan te pakken. Daarom ben ik tevens van mening dat er een einde moet komen aan de bioindustrie.

De voorzitter:

Het woord is aan mevrouw Hazekamp, delegatieleider van de fractie van de Partij voor de Dieren in het Europees Parlement.

Mevrouw Hazekamp:

Voorzitter. «De slagkracht van de Europese Unie is groot wanneer de lidstaten de handen ineenslaan», aldus de Nederlandse regering. Maar hoe meer handen er zijn des te moeilijker het wordt om al die handen ineen te slaan. Dat is ook logisch, want met zijn tweeën word je het sneller met elkaar eens dan met zijn tienen. En met zijn tienen word je het sneller met elkaar eens dan met zijn 28en. De Europese Unie is veel te snel gegroeid. Te snel om met alle lidstaten één visie te ontwikkelen of één koers te bepalen. De enige richting die overblijft is gericht op meer marktwerking, meer interne markt en meer euro's.

Het kabinet constateert dat binnen de Europese Unie het draagvlak afneemt en fragmentatie op de loer ligt. Dat is ook niet zo gek. De mening van de Europese burgers is namelijk niet meer terug te vinden in de technocratische beslissingen die in Brussel worden genomen. Beslissingen die vaak alleen worden genomen op basis van macro-economische groeicijfers en belangen van grote banken en multinationals. Maar cijfertjes, bodemprijzen en alsmaar groeiende megabedrijven zorgen er ook niet voor dat het goed gaat met dier en milieu. Integendeel: een Europa dat alleen maar aandacht heeft voor geld is een Europa met een alsmaar afnemend democratisch draagvlak, een Europa waarin het extreemrechtse Front National in Frankrijk gisteren bijna 30% van de stemmen haalde. Zo'n Europa is onhoudbaar en zal uiteindelijk uit elkaar vallen.

De Partij voor de Dieren vindt dat het tijd is voor bezinning, om met elkaar de zaken voorop te stellen die er echt toe doen, op zoek naar waarden die we delen in deze veel te snel gegroeide Unie. Die gemeenschappelijke waarden gaan we niet terugvinden in de euro, door Europa nog verder uit te breiden of door de regels van de Verenigde Staten te importeren via vrijhandelsverdragen als TTIP of via associatieakkoorden met Oekraïne.

Hoe verder de TTIP-onderhandelingen met Amerika vorderen, hoe minder waarde Europa lijkt te hechten aan milieu, volksgezondheid, voedselveiligheid en dierenwelzijn. De Europese Commissie zegt dat onze normen niet zullen worden verlaagd, maar in de praktijk blijkt steeds het tegenovergestelde. Zo weigert de Europese Commissie haar burgers te beschermen tegen hormoonverstorende gifstoffen. Dat zijn stoffen die we binnenkrijgen via landbouwgif dat achterblijft op ons voedsel of via verpakkingsmaterialen.

Landen die zelfstandig actie ondernemen om hun burgers hiertegen te beschermen, worden teruggefloten. De Partij voor de Dieren vraagt zich dan ook af wat Nederland gaat doen om ons hiertegen te beschermen. Zal er tijdens het Nederlands voorzitterschap voor gepleit worden om hormoonverstorende stoffen van de markt te halen nu het nog kan, dus nog voordat de definitieve TTIP-tekst voorligt?

Ook met het associatieverdrag tussen Oekraïne en Europa zie je dat de normen lager worden. Is het wenselijk dat steeds meer eieren uit legbatterijen Europa binnenkomen door het associatieverdrag met Oekraïne? Is dat acceptabel voor de Europese boeren die massaal zijn overgestapt op andere houderijsystemen? Is het acceptabel voor de kippen in Oekraïne?

Tot slot vraag ik aandacht voor de vele mensen uit Syrië, Irak en andere landen die hun toevlucht hebben gezocht in een veilig Europa. Het debat verhardt. Miljoenen vluchtelingen worden weggezet als potentiële terroristen. Door mensen te veroordelen en met vooroordelen tegemoet te treden speel je zowel terroristen als populisten in de kaart. Laten wij voorkomen dat Europa de huidige situatie gaat misbruiken om het Fort Europa te versterken en nog meer macht naar zich toe te trekken. Ieder mens verdient een eerlijke kans, ongeacht zijn afkomst of geloof. Zoals wij in Groningen zeggen: aander lu bin ook lu. Ofwel: andere mensen zijn ook mensen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Laat ik eens beginnen met een positieve noot. Het gaat de goede kant op met de Europese Unie. De totale ineenstorting komt namelijk steeds dichterbij en dat is heel mooi nieuws voor de Nederlandse bevolking. De EU is in haar huidige vorm volledig mislukt. Zij brengt geen vrede en voorspoed, maar chaos en conflict; wij zien het iedere dag op het nieuws. De invoering van de euro is een kapitale fout geweest. Een muntunie gebouwd op drijfzand die al jarenlang kunstmatig in leven wordt gehouden, is op termijn natuurlijk onhoudbaar. De laatste maanden zien wij ook het complete failliet van zowel het Schengenverdrag als de Dublinverordening. Er kwamen dit jaar 1 miljoen asielzoekers naar Duitsland. IS-strijders kunnen zich gemakkelijk door heel Europa verplaatsen. Het vrije verkeer van personen is vervallen tot het vrije verkeer van jihadisten.

Afgelopen donderdag werd een asielzoeker in Nederland opgepakt omdat hij lid was van IS. Het maakt voor dit kabinet helemaal niets uit, het houdt de grenzen wagenwijd open en speel spelletjes met onze nationale veiligheid. Hadden wij maar een premier als Viktor Orbán. Hij komt wel op voor zijn eigen land en begrijpt dat de veiligheid van zijn bevolking de hoogste prioriteit moet hebben. Het beleid van de andere Europese leiders is doordrenkt met politieke correctheid en totale zwakte. Het spook van Chamberlain waart door Europa.

Zonder enige schaamte gaf ook premier Rutte toe aan de pure chantage van Turkije. Europa geeft Turkije 3 miljard euro, terwijl er geen enkele garantie is dat de asielstroom wordt beperkt. Het is een van de meest gevaarlijke en naïeve deals die ooit zijn gesloten. 75 miljoen Turken komen niet meer bij van het lachen. Zij kunnen straks visumvrij reizen en versneld toetreden tot de Europese Unie.

Er zou ook een akkoord zijn om een half miljoen extra asielzoekers in Europa te plaatsen. Het kabinet is echt helemaal gek geworden. De Nederlandse bevolking heeft het gehad met de EU. Zij wil geen Turkse toetreding en ook geen nieuwe asielzoekers, maar Brussel vindt democratie een vies woord. De Europese Unie is een quasi-dictatuur geworden.

De verdragen van Maastricht, Schengen en de Dublinverordening zijn mislukt. De Europese Unie is failliet. Laten wij als EU-voorzitter een historisch jaar maken van 2016. Laten wij de stekker eruit trekken en de boel ontmantelen. De EU-zeepbel spat op korte termijn uit elkaar. Mijn fractie zet de champagne alvast koud.

De voorzitter:

Dank u wel, mijnheer Bontes. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer en het EP. Het kabinet heeft gevraagd om twintig minuten schorsing om zich te kunnen voorbereiden op de beantwoording.

De vergadering wordt van 15.10 uur tot 15.35 uur geschorst.

Minister Rutte:

Voorzitter. Ik zeg eerst iets over de rolverdeling. Ik zal mij beperken tot de vragen over Turkije, over in bredere zin een aantal aspecten van het Europese vluchtelingenbeleid en over de discussie met het Verenigd Koninkrijk in verband met het te verwachten Britse referendum. Alle andere onderwerpen zullen worden behandeld door de Minister van Buitenlandse Zaken, ook al die onderwerpen ten aanzien waarvan mij is gevraagd of ik een andere mening heb dan de Minister van Buitenlandse Zaken. Op dat laatste zal mijn antwoord «nee» zijn. Ik voeg mij uiteraard naar en ben het ook geheel eens, en van harte, met alle opvattingen die de Minister van Buitenlandse Zaken namens het hele kabinet dadelijk zal debiteren.

Ik merk op dat dit een bijzondere Staat van de Unie is. We staan aan de vooravond van het Nederlandse voorzitterschap, dat inmiddels zijn schaduw vooruitwerpt. Dat gaat een buitengewone periode worden. Er liggen grote vraagstukken. De grootste vraagstukken zijn ongetwijfeld het thema van de migratie en het thema van de terreurbestrijding. Daarnaast wil Nederland tijdens zijn voorzitterschap natuurlijk ook zijn best doen om aandacht te vragen voor andere onderwerpen, onderwerpen die Nederland van belang acht, zoals de markt, het versterken van de handel, het versterken van het banen creërend vermogen van de Europese samenwerking. Dit willen we vanuit de gedachte dat Europa voor dit kabinet bestaat uit een sterke markt, een sterke munt, maar ook gedeelde waarden, om het regeerakkoord op dit punt maar eens te citeren.

Ik was in alle eerlijkheid een tikje in verwarring door de bijdragen van de twee vertegenwoordigers van D66 en begrijp nu waarom er normaal gesproken maar één persoon van een partij het woord voert. De heer Verhoeven voegde mij namelijk toe dat hij geen visies verwacht, terwijl mevrouw In 't Veld daarna zei dat een schip zonder visie een schip zonder roer is. Ik moet daar dus even op kauwen. Ik kan daartussen nog geen keuze maken, al neig ik vooralsnog naar de heer Verhoeven neig. Ik zal bezien in hoeverre ik hem kan bedienen naarmate het debat vordert.

Ik begin met de vragen over Turkije. Onvermijdelijk bij zo'n onderwerp is dat het een beetje een herhaling van zetten wordt van het vragenuur en van de voorbereiding van het debat in de aanloop naar de vergadering van de Europese staatshoofden en regeringsleiders met de Turkse regering vorige week zondag. De Kamer vergeeft mij die herhaling vast, want het is een belangrijk onderwerp. Het is dus ook helemaal niet erg.

Ik ben het eens met al diegenen die zeggen: om het vluchtelingenprobleem onder controle te krijgen, zul je bereid moeten zijn om afspraken te maken met de landen om ons heen, buiten Europa. In dat geval zijn dat Jordanië, Libanon en nu prioritair inderdaad ook Turkije. Egypte is eveneens genoemd en ook andere landen zijn daarbij van belang. Turkije is nu het eerste land. Als dit nu gaat werken, dan is de gedachte om ook snel door te schakelen naar landen als Libanon, Jordanië, Egypte en andere landen. Waarom is dat nodig? Omdat je uiteindelijk, uiteindelijk naar een situatie wilt waarin de vluchtelingenstroom naar Europa opdroogt, waarin dus het businessmodel van de mensensmokkelaars is gesloopt en waarin je vervolgens via het instrument van resettlement bereid bent om groepen mensen uit die landen op te nemen. Daarbij bepalen wij naar welk land die mensen gaan; dat bepalen ze dus niet zelf. Dan ben je ook af van dat asielshoppen door Europa. Bovendien zijn dan de aantallen veel lager. Je hebt dan dus een enorme inperking van de aantallen, je bent af van het businessmodel van de mensensmokkelaars en je bent af van het asielshoppen. Dat is wat we uiteindelijk willen.

Eigenlijk loopt de deal met de Turken daarop vooruit. Die vormt een eerste, heel grote stap. En ja, je sluit deals met landen om je heen. Die landen om ons heen zijn geen leden van de Europese Unie omdat ze op heel veel punten nog heel andere opvattingen hebben dan wij, bijvoorbeeld over mensenrechten, zoals ook is genoemd, of over hoe je met vluchtelingen omgaat en over nog meer van dat soort vraagstukken. Als het allemaal Zwitserlanden waren die om ons heen lagen, dan hadden we misschien allang gezegd: kom bij de Unie. Alhoewel, Zwitserland wil dat dan weer niet. Maar goed, zo ingewikkeld is het soms. Je zult daarop dus pragmatisch en realpolitiek bedrijvend beleid moeten voeren. Wat betreft de deal met de Turken zeg ik het volgende. We zijn niet bereid om 3 miljard te geven aan de Turkse regering. Ik heb dat hier al vaak gezegd. Dat geld gaat naar de opvangkampen. Het wordt getrancheerd en wordt goed gecontroleerd. We gaan ook niet versnellen met de toetreding, helemaal niet. Er is afgesproken om daar energie aan te geven. Ten aanzien van de visumliberalisatie en de toetreding geldt dat we op geen enkele manier enige concessie doen aan de criteria. Er is dus ook helemaal geen sprake van een gegarandeerde visumliberalisatie, helemaal niet. Die komt er alleen als men voldoet aan alle voorwaarden. Ik ben bereid om met iedereen heel veel EU-Turkijetoppen te organiseren als dat leidt tot het dienen van gemeenschappelijke doeleinden die overigens ook van belang zijn voor Turkije.

Tegen die achtergrond geef ik antwoord op een aantal vragen. Ik begin met de toetreding. Afgesproken is om die niet te versnellen, maar om daar meer energie aan te geven. Op 14 december wordt hoofdstuk 17 geopend. Daar zat een beperking op. Die kwam overigens niet van Nederland. De Franse blokkade op dit hoofdstuk is begin dit jaar opgeheven. Dat heb ik tijdens het debat van twee weken geleden al gemeld. Nederland heeft nooit een blokkade gehad en heeft dus ook ingestemd met het opnieuw openen van dit hoofdstuk. Op donderdag 26 november heeft Minister Koenders dit herhaald in een brief aan de Kamer. In die brief heeft hij bovendien nogmaals de gevolgde procedure uiteengezet. Dit wilde ik zeggen over het re-energizen van de toetredingsonderhandelingen. Het gaat dus niet om het versnellen en bovendien wordt er vastgehouden aan alle criteria.

Nu ben ik bij de visumliberalisatie. Er is geen datum waarop dit gebeurt, maar een streefdatum. Als op dat moment, zoals de heer Van 't Wout zei, niet voldaan wordt aan alle eisen, volgt er ook geen visumliberalisatie. Overigens geldt bij de visumliberalisatie wel dat er een zeker belang is voor Nederland en de andere Europese landen. Daar zitten namelijk dingen in die in ons belang zijn, zoals het terugnemen van mensen. Er zit dus een link tussen de visumliberalisatie en het vraagstuk van de vluchtelingen. Die is er niet bij de hoofdstukken. Daar is die alleen politiek, maar hier is die link er ook inhoudelijk. Dat heb ik ook al vaker gezegd. Hiervoor geldt: de roapmap is er, er zijn strikte voorwaarden en het gebeurt alleen als ze aan alle eisen voldoen.

Er is gevraagd naar de conditionaliteit van het EU-Turkije actieplan migratie. De eisen zijn strak. De fondsen gaan niet rechtstreeks naar de Turken, zoals ik al zei. De fondsen zijn voor projecten. Ze worden getrancheerd. Wij zullen dat heel nauwgezet volgen.

Hoe gaan wij monitoren of zij aan hun verplichtingen voldoen? Dat was ook een vraag. In de eerste plaats gebeurt dit macro als dit het terugbrengen van de instroom betreft. Ik kan zeggen dat wij daar tijdens ons voorzitterschap actief werk van zullen maken. De monitoring is cruciaal, omdat die ook bepaalt of de deal uiteindelijk standhoudt, dus of de Turken ook leveren. In principe is het de bedoeling dat vertegenwoordigers van Europese instellingen en het voorzitterschap er een keer per maand de thermometer in steken. Daar zit Nederland het eerste halfjaar bij. De Commissie zal daartoe de vereiste data aanleveren. Frontex is een belangrijke bron van informatie, want die organisatie monitort de situatie doorlopend. Ook lidstaten zullen hun informatie in dit proces delen. Wij moeten echt kunnen zien dat de instroom omlaaggaat.

De heer Van Bommel stelde een vraag over het feit dat Syrische vluchtelingen worden tegengehouden om naar Europa te reizen. Dat is natuurlijk wel precies de bedoeling. Wij willen juist dat zij worden tegengehouden en dat zij niet naar Europa reizen. Dat is juist de essentie van de afspraken. Als wij dat niet doen, heeft dit nog geen zin. Dat lijkt mij dus logisch.

De heer Van Bommel (SP):

De intentie is heel mooi, maar daar kleven vragen aan. Is dat haalbaar? Welke instrumenten mag Turkije inzetten om dat te bereiken? Wat is de Minister-President bereid om te accepteren? Als daardoor mensenrechten worden geschonden of andere zaken praktijk worden waar Nederland niet achter kan staan, is dat toch een onwenselijke uitkomst?

Minister Rutte:

Ik meen dat het op dit moment minstens zo onwenselijk is als wij niet tegenhouden dat mensen op een bootje stappen en met gevaar voor eigen leven de zee oversteken. Natuurlijk ben ik het met de heer Van Bommel eens. Wij zullen erop toezien dat alles past binnen de eisen van de mensenrechten. Wat is er gebeurd? Na de top van 29 november zijn 1.300 vluchtelingen tegengehouden die op weg waren naar Griekenland. Die zijn tijdelijk naar een detentiecentrum overgebracht. Zij zullen worden teruggestuurd naar de provincie in Turkije waar ze geregistreerd staan. Het was een gecoördineerde operatie met 250 opsporingsambtenaren. Dat past volledig in de afspraken die gemaakt zijn. Als wij dit niet toestaan, hebben de afspraken met de Turken geen zin en blijft die stroom gewoon doorgaan.

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb hier meer begrip voor na deze nadere uitleg. Het uitgangspunt van de Nederlandse regering is dat nul het streven is. Daar gaat het om. Dat mag niet leiden tot gedrag aan Turkse kant waar Nederland niet achter staat, al helemaal niet als dat betekent dat er wordt teruggestuurd zonder dat er verantwoordelijkheid wordt genomen voor een verantwoorde terugkeer. Dat is de kern van de afspraak.

Minister Rutte:

Dat zullen we natuurlijk in de gaten houden.

De heer Verhoeven (D66):

Er zijn nu al een paar weken debatten tussen de premier en de Kamer waarbij het steeds gaat over de precieze uitleg van de deal. Er wordt heel veel gebruikgemaakt van interpretaties en bezweringsformules. De premier heeft er in mijn ogen net weer een nieuwe aan toegevoegd. Hij zegt tot twee keer toe, misschien wel tot drie keer toe, dat we niet gaan versnellen maar dat we wel nieuwe energie erin gaan steken.

Minister Rutte:

Ja, zo is het.

De heer Verhoeven (D66):

Dat is toch wel een beetje een dubbele uitspraak. Waarop is die nieuwe energie dan gericht als het niet gaat om het versnellen? Als je het vergelijkt met een auto: je geeft nieuwe energie aan een auto om te kunnen versnellen. Je geeft gas zodat je kunt versnellen. De premier zegt eigenlijk dat hij met Turkije in die auto wil zitten en dat hij wel nieuwe energie wil geven, maar niet wil versnellen. Hoe ziet hij dat voor zich?

Minister Rutte:

Als je naar een feestje gaat dan ga je daar met energie naartoe, maar niet om te versnellen, want je wilt niet dat het snel klaar is. Nou, dit feestje gaat ook nog wel een tijdje duren. Zoals de heer Van 't Wout en anderen al zeiden, zal het voor velen hier ... Ik denk dat ik de enige uitzondering ben in de zin dat ik het nog meemaak, maar verder niemand in deze zaal. Ik heb dat vaker gezegd.

De heer Verhoeven (D66):

Dat zegt de premier inderdaad vaker en dat vind ik een interessante uitspraak, maar ik ga nog even door over dat feestje. De premier ziet het dus als een soort feestje, maar ik denk dat Turkije het op een gegeven moment geen feestje meer vindt. Als je zegt dat je met elkaar gaat praten, terwijl het enige wat je doet het toevoegen van energie is en je de boel dus eigenlijk een beetje voor de gek houdt, omdat je net alsof doet maar eigenlijk niets doet, dan eindigt dat feestje natuurlijk op een heel vervelende manier. Heeft de premier erover nagedacht dat dit, ondanks dat hij de enige is die dit allemaal gaat meemaken, weleens lelijk zou kunnen aflopen gezien de verschillende verwachtingen die er zijn bij Turkije en bijvoorbeeld de Tweede Kamer, maar ook bij de hele Europese Unie? In zekere zin is het toch een gevaarlijk spelletje dat we op deze manier gaan spelen.

Minister Rutte:

Dit zijn allemaal beweringen die ik geheel voor de rekening van de heer Verhoeven laat. Waar baseert hij dat nu op? We spreken af dat we nieuwe energie geven aan het toetredingsproces. Dat vind ik verstandig, omdat het toetredingsproces kan helpen om in Turkije een aantal maatschappelijke veranderingen verder te stimuleren, bijvoorbeeld ten aanzien van de mensenrechten, bijvoorbeeld ten aanzien van het functioneren van de markt, bijvoorbeeld ten aanzien van de positie van het geloof. Dat lijkt me allemaal heel nuttig. Daarin zit ook het feestelijke karakter. Dat betekent niet dat het tot een versnelling leidt. Het leidt tot «het met nieuwe energie oppakken», zoals het ook in de conclusies staat. Hier wordt nu steeds gezegd dat we gaan versnellen. Dat staat helemaal nergens.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het wordt een beetje een lastig woordspelletje, want het ging eerst om versnelling en nu gaat het om nieuwe energie. Maar goed, dat zullen we dan wel weer afwachten. Het gaat mij even om de 1.300 vluchtelingen die Turkije heeft opgepakt en in kampen heeft gezet, sterker nog, in gevangenissen heeft gezet. Is het ook de intentie van de Minister-President om Turkije zo veel mogelijk langs de kust te laten struinen en zo veel mogelijk mensen in gevangenissen te krijgen? Ik dacht namelijk dat de intentie van de deal was om zo veel mogelijk vluchtelingen op te vangen op humane wijze, zodat ze niet meer de drive hebben om naar Europa te komen. Wat is nu de inzet van het kabinet?

Minister Rutte:

Beide. Dat staat ook zo in de afspraken met de Turken: beide moeten gebeuren. Je moet dus voorkomen dat ze gaan lopen. Daarom moet je ervoor zorgen dat de situatie in de kampen beter wordt. Daar is de 3 miljard voor: onderwijs, gezondheidszorg. Tegelijkertijd geldt dat als ze het wel doen en je ze niet tegenhoudt, de deal geen zin heeft.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dan ga ik er toch van uit dat het kabinet ook niet wil dat deze mensen in de gevangenissen terechtkomen en dat Europa wil dat deze mensen humaan worden opgevangen in vluchtelingenkampen. We zien nog steeds dat twee derde niet wordt opgevangen in vluchtelingenkampen, maar gewoon uitwaaiert over Turkije. Is het nu de inzet, ook van die 3 miljard, om deze mensen op een humane manier op te vangen zodat ze misschien ook onderwijs en gezondheidszorg kunnen krijgen en niet meer de drive hebben om naar Europa te komen? Is dat de inzet?

Minister Rutte:

Dat is precies mijn vorige antwoord, alleen niet per se in de kampen. We weten dat er ongeveer een kwart miljoen mensen in de kampen zitten en dat er ruim 1,7 miljoen in de samenleving zitten. De 3 miljard is op beide groepen gericht. Voor die groepen moet er perspectief zijn op onderwijs en gezondheidszorg. Tegelijkertijd zijn de afspraken erop gericht om te voorkomen dat mensen de overtocht maken als ze toch gaan wandelen. Daarbij hoort wel dat je ze oppakt, ze tijdelijk – het is allemaal tijdelijk – naar een detentiecentrum overbrengt en ze vervolgens terugstuurt naar de plek in Turkije waar ze vandaan komen. Als je dat niet doet, blijft de stroom doorgaan van bootjes die dreigen te kapseizen, waarbij er veel geld wordt verdiend door de mensensmokkelaars. Dan blijft ook de stroom over de Balkan naar Europa doorgaan, naar Slovenië, Oostenrijk, Duitsland et cetera. Volgens mij is alles er juist op gericht om dat te voorkomen, vanzelfsprekend op een fatsoenlijke manier.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik vraag me af hoeveel zicht de Minister-President eigenlijk heeft op wat daar feitelijk gebeurt. Wij horen alleen dat er 1.300 mensen zijn opgepakt. Ik hoor nu van de premier dat hij van de Turkse regering heeft gehoord dat die zijn of worden teruggestuurd, maar het is de vraag waarheen. Waar staan ze geregistreerd? Mijn vraag zou dan zijn: zijn ze wel geregistreerd? Is er überhaupt sprake van registratie? Is er een ordentelijke afspraak, is er met de Turkse overheid een ordentelijk proces afgesproken om op een humane, fatsoenlijke wijze met deze mensen om te gaan? Ik heb daar tot nu toe nog niet erg veel vertrouwen in. Ik denk dat dat vertrouwen alleen zou kunnen ontstaan als er heel duidelijke signalen zijn van afspraken en van de wijze waarop die afspraken worden nageleefd.

Minister Rutte:

Die afspraken zijn gemaakt in het actieplan en ze zijn tot in detail uitgewerkt. Dat hebben we hier allemaal besproken. Ze zijn gericht op deze twee aspecten: ervoor zorgen dat de situatie in de kampen verbetert; en als mensen toch gaan lopen, voorkomen dat zij aan boord van die scheepjes stappen.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Waren ze maar wat meer en détail uitgewerkt. We hebben in oktober een heel kort – laat ik het zo maar zeggen – «overzicht» gehad: dat waar Frans Timmermans mee terugkwam. Vervolgens, na de deal van het kabinet, hebben we een brief gekregen. Ik heb die erop nagelezen, maar volgens mij staat daar niets nieuws in en wordt er niets verder in uitgewerkt of gepreciseerd. Ik denk dat dat een belangrijke reden is waarom er in het parlement, volgens mij heel breed, een soort argwaan blijft bestaan. Gebeuren nu eigenlijk wel de dingen waarvan wij vinden dat ze zouden moeten gebeuren? Op welke manier zou de premier ons meer vertrouwen kunnen geven in de feitelijke omgang met de mensen en de wijze waarop deze deal feitelijk in Turkije wordt uitgewerkt?

Minister Rutte:

Ik herhaal het maar: wij doen hierbij geen zaken met Zwitserland, we doen zaken met Turkije. Dat is niet een land dat in alle opzichten aan onze hoge standaarden voldoet. Anders was het wel toegetreden, maar dat is het juist niet. Het gaat zo moeizaam met die toetreding, omdat het níét aan die standaarden voldoet. Er zijn heel gerichte afspraken gemaakt over het verbeteren van de positie van vluchtelingen in Turkije langs de lijnen van onderwijs en gezondheidszorg, en tegelijkertijd over het voorkomen van die overtochten. Er zijn daarover natuurlijk intensieve contacten met de Turken, zodat we kunnen zien of dat op een fatsoenlijke manier gebeurt. Als de heer Grashoff de illusie heeft dat Turkije daardoor in een soort Zwitserland is veranderd, kan ik dat helaas niet bevestigen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Wat zal de impact zijn als de Turken visumvrij mogen reizen naar de Europese Unie? Ik heb het dus niet over Syriërs die in Turkije zitten, ik heb het over Turken die dan gewoon vrij naar Europa kunnen reizen. Wat zal daarvan de impact zijn?

Minister Rutte:

96% van de Turken die een visum aanvragen, krijgt dat op dit moment ook. Het verschil zal dus heel klein zijn. Als het lukt, heeft dat omgekeerd enorm positieve gevolgen voor ons, omdat het daardoor veel gemakkelijker wordt om mensen terug te sturen naar Turkije. Ik kom dadelijk op de vragen daarover van de collega's van de heer Bontes. Dit heeft dus echt grote voordelen in het kader van het beleid. Maar over de visumliberalisatie hebben we ook afspraken gemaakt, met een roadmap en met strikte voorwaarden, waar de Turken echt aan moeten voldoen.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Datzelfde positieve verhaal had de premier ook in 2010, toen mensen uit de Balkanlanden visumvrij mochten gaan reizen en er ineens tien keer zo veel asielverzoeken kwamen. Men maakte dus gebruik van dat visumvrije reizen en ging hier asiel aanvragen. Nu heeft de Minister-President geen enkel idee van wat die asielaanvragen gaan kosten, als ze daadwerkelijk zullen worden gedaan.

Minister Rutte:

Ik herhaal maar wat mijn informatie is: dat het over-, overgrote deel van de visumaanvragen van Turken voor Europa wordt toegekend. Ik heb gehoord dat dat cijfer boven de 95% ligt, maar voor de tweede termijn zal ik dat nog even dubbelchecken. Op dat punt verwacht ik dus geen grote effecten. Ik verwacht wel grote effecten op het terugkeerbeleid, en dat is van groot belang. Maar de Turken moeten wel aan alle eisen voldoen. In die roadmap is een aantal jaren geleden een hele lijst criteria afgesproken waaraan de Turken moeten voldoen.

De heer Beertema (PVV):

Ik hoor de premier zeggen dat 95 à 96% van de visumaanvragers een visum krijgt. Dat betekent 4 à 5% niet. Heeft hij een idee van hoeveel Turken zonder middelen van bestaan, een van de redenen waarom een visum zou kunnen worden geweigerd, op dit moment geen visum aanvragen, omdat ze van tevoren al weten dat zij dat visum niet zullen krijgen?

Minister Rutte:

Daarom is het ook zo belangrijk dat de afspraken uit de roadmap volledig worden geïmplementeerd. Die raken dus ook aan alle criteria die nodig zijn om het visumvrij reizen mogelijk te maken. Precies dit soort dingen wil je namelijk voorkomen.

De heer Beertema (PVV):

Dan kunnen we er dus van uitgaan dat er beduidend meer visumaanvragers vrij gaan reizen naar Europa dan die 4% of 5%. Is de Minister-President het dan met mij eens dat het inderdaad mensen zijn met heel weinig toekomstperspectief in Turkije en dus ook in de westerse landen van Europa, omdat ze weinig middelen van bestaan hebben, weinig opleiding hebben enz.?

Minister Rutte:

Turkije heeft op dit moment een economische groei die drie keer zo hoog ligt als in Europa. Dus de vraag is waarom ze het zouden doen. Turkije moet aan allerlei criteria voldoen om in aanmerking te komen voor visumliberalisatie. De heer Voordewind zei dat het volgend jaar oktober gaat gebeuren. Welnu, dat is niet de afspraak. Het is een streven maar als men niet voldoet aan de eisen gebeurt het niet, want we doen niets af aan de criteria. Bij die criteria hoort ook dat de Turken heel strikte maatregelen moeten nemen om dit op het allerhoogste niveau mogelijk te maken. Als ze dat niet doen, wordt het niet verleend.

Dan kom ik op de vragen over het Vluchtelingenverdrag. In het EU-Turkije-actieplan is ook afgesproken dat Turkije zo snel mogelijk zal voldoen aan de voorwaarden van deze roadmap visumliberalisatie. Een van de voorwaarden van die roadmap is dat Turkije zijn vluchtelingenwetgeving in overeenstemming brengt met het ook door de heer Omtzigt genoemde Vluchtelingenverdrag en het protocol van 1967. Op dit moment lijkt Turkije daar een heel eind mee op weg, althans volgens de Commissie. Turkije heeft een wet inzake buitenlanders en internationale bescherming aangenomen in 2014. Die wet moet nu verder in lijn worden gebracht met het Vluchtelingenverdrag. Dus dat is nog niet af. De Commissie zal in het voorjaar van 2016 en in het najaar van 2016 rapporteren over de voortgang. Dat zou betekenen dat uiterlijk eind 2016 alle wetgeving in lijn moet zijn gebracht met het Vluchtelingenverdrag en het protocol van 1967. Op dit moment hanteert Turkije nationale wetgeving en die voorziet ook in voorzieningen voor Syriërs in Turkije; die hebben een tijdelijke status. De heer Omtzigt heeft er overigens wel gelijk in dat dit de bewijslast bij de Europese Unie legt om aan te tonen dat Syrische vluchtelingen kunnen worden teruggestuurd naar Turkije. Een goede uitvoering van die wet uit 2014 is cruciaal om die toets te kunnen doorstaan en terugkeer mogelijk te maken. Dat is ook onderdeel van de roadmap. Dat blijft wel altijd een kwestie van individuele toetsing.

De heer Omtzigt (CDA):

Hier ben ik enigszins in verwarring. Als ze moeten voldoen aan al die voorwaarden is mijn vraag waarom Turkije niet wordt gevraagd of het het Vluchtelingenverdrag en het protocol tekent en ratificeert, zodat het zeker voldoet aan de voorwaarden van het verdrag, waarbij men de vluchtelingenstatus in Turkije kan krijgen; eenmaal een vluchtelingenstatus in een land betekent dat men die niet meer in een ander land kan aanvragen. Dat neemt ook een heleboel druk van de ketel.

Minister Rutte:

Dat is onderdeel van de roadmap. Daarom doen we het ook.

De heer Omtzigt (CDA):

Dan heb ik de volgende vraag die wat mij betreft ook schriftelijk beantwoord mag worden. Ik ben namelijk wat in verwarring omdat in de beantwoording van de Minister van Buitenlandse Zaken op onze schriftelijke vragen staat dat Syriërs die na die visumliberalisatie naar Europa komen, eerst hun asielaanvraagprocedure af kunnen handelen in Europa. Dat zal niet kunnen op het moment dat Turkije onderdeel is van het verdrag. Dus waarom was de beantwoording daar dat ze niet teruggestuurd worden omdat ze hier de asielprocedure kunnen doorlopen als de beantwoording hier is dat ze asiel kunnen aanvragen in Turkije? Dit is essentieel om ervoor te zorgen dat de mensen daar recht hebben, zodat de gelijkheid blijft bestaan.

Minister Rutte:

Er zullen nog meer dingen moeten gebeuren. Zo heeft de Europese Commissie het voorstel gedaan om Turkije op de lijst van veilige derde landen te plaatsen. Nederland steunt dat hevig. Dat moet nog wel worden bevestigd, dus dat is ook nog niet geregeld. Er zijn meerdere dingen nog niet geregeld. Daarom zijn de afspraken met de Turken er nu ook op gericht om ervoor te zorgen dat deze mensen Turkije niet verlaten. Als ze Turkije wel verlaten, dan verlaten ze Turkije en kun je ze op dit moment nog niet terugsturen. Zo zit het inderdaad. Vandaar ook dat die afspraken alleen slagen als de instroom naar Europa zoveel mogelijk richting nul is teruggedrongen. Dat is vanzelfsprekend. Uiteindelijk wil je, ook conform de kabinetsbrief van begin september, naar een situatie waarin je op basis van het criterium van veilige derde landen mensen kunt terugsturen als ze zich in Europa melden. Dat moet natuurlijk de eindsituatie zijn. Dan moet aan al deze randvoorwaarden zijn voldaan. Dat is nu nog niet geregeld. Dat hebben wij steeds gezegd. Dat kost echt langere tijd. We werken er stap voor stap naartoe door er nu voor te zorgen dat mensen niet op die bootjes stappen en tot we uiteindelijk via het ondertekenen of het helemaal uitvoeren van het Vluchtelingenverdrag, de wetgeving uit 2014 en de lijst van veilige landen alle voorwaarden in place hebben om mensen ook te kunnen terugsturen.

Ik kom bij de vraag van de heer Beertema over Turkse steun en wapenleveranties aan jihadisten. Ik heb ook de berichten gezien dat Turkije actief is in de oliesmokkel met ISIS. Wij moeten dit overigens wel in het perspectief zien van spanningen tussen beide landen sinds het incident met het neergehaalde Russische vliegtuig. Ik ben ook bekend met berichten over mogelijke steun van Turkije aan jihadisten in Syrië en Irak. Ik wijs er allereerst op dat de situatie aan de Turkse grens buitengewoon complex is. De samenstelling en de loyaliteiten van gewapende groeperingen zijn fluïde. Ze veranderen continu. Het valt dus ook niet uit te sluiten dan vanuit Turks grondgebied steun is verleend aan groeperingen die jihadistische uitgangspunten of wortels hebben. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft dit opgebracht bij zijn bezoek aan Turkije begin dit jaar, bijvoorbeeld bij premier Davutoglu. Die ontkent overigens zeer stellig dat Turkije die steun verleent. Het staat vast dat Turkije organisaties als Jabhat al-Nusra en ISIS al geruime tijd op de nationale terrorismelijst heeft staan en dat het de afgelopen maanden additionele inspanningen heeft geleverd om grenzen te bewaken. Foreign terrorist fighters, waaronder een aantal Nederlanders, zijn tegengehouden. Terreursympathisanten zijn gearresteerd. Turkije heeft ook al langere tijd grote zorgen over mogelijk terroristische aanslagen op het eigen grondgebied. Ik wijs bijvoorbeeld op de aanslagen in juli, maar ook in Ankara in oktober. Dat waren afschuwelijke voorbeelden van hoe concreet de dreiging voor Turkije zelf is. In reactie daarop heeft Turkije de bewaking aan zijn grenzen aangescherpt en versterkt. Het is, zoals bekend, ook actiever geworden in de anti-ISIS-coalitie. Ik denk dat dit goed nieuws is. Wij hebben elkaar daar verschrikkelijk hard nodig. Wij hebben ook nodig dat Turkije zijn grenzen nog beter afsluit en dat het zijn rol vervult in de anti-ISIS-coalitie. Ik moet zeggen: dat doet Turkije ook. Voor een internationaal onderzoek naar de steun van Turkije aan jihadisten bestaat internationaal op dit moment geen draagvlak.

De heer Beertema (PVV):

Hartelijk dank voor dit wollige antwoord van de Minister-President. Ik heb niet gevraagd hoe fluïde en complex de situatie is. Mijn vraag luidde of meneer Bilal Erdogan betrokken is bij het smokkelen van door IS geroofde olie en daarmee schuldig is aan het meefinancieren van de terreur van de Islamitische Staat en of officieren van het Turkse leger zijn gearresteerd omdat zij een colonne vrachtwagens met wapens hebben tegengehouden, een colonne van de Turkse geheime dienst richting ISIS. Kan de Minister-President dat bevestigen? Dat was mijn vraag. Als dat zo is, hoe is dan zijn analyse van die situatie?

Minister Rutte:

Daarvan is mij niets bekend.

De heer Omtzigt (CDA):

Dat laatste verbaast mij zeer, omdat ik zelf negen maanden geleden aan de toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie en de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding de stukken heb overhandigd waarop dit hele incident van die wapenleveranties is gebaseerd. Die leveranties staan nu in alle Amerikaanse kranten. Natuurlijk zeggen de Russen dat ook want die hebben wat ruzie met de Turken. Als instituten zoals het Institute for the Study of Human Rigths van de Columbia University hele papers schrijven met minstens 35 aanwijzingen voor hulp vanaf Turks grondgebied, dan is er toch aanleiding om een onderzoek te willen naar de vraag of die beschuldigingen waar zijn? Is de Nederlandse regering bereid om zich internationaal in te zetten voor een onderzoek naar wie die ISIS-olie koopt en of daarbij actoren in Turkije betrokken zijn en of er andere hulp vanuit Turks grondgebied is geboden, zodat wij kunnen bekijken hoe wij dat kunnen stoppen?

Minister Rutte:

Daar is op internationaal niveau geen draagvlak voor, zei ik al richting de heer Beertema. Ik heb geen aanwijzingen voor deze zaken. Ik kan me hier nog een keer ambtelijk over laten adviseren, maar ik heb die aanwijzingen in elk geval niet.

De heer Omtzigt (CDA):

Die aanwijzingen zijn negen maanden geleden aan de Minister van Veiligheid en Justitie overhandigd. Ik verwacht in tweede termijn gewoon een antwoord waaruit blijkt wat er met die stukken gedaan is. Dit is nu ongeveer de tiende keer dat de Nederlandse regering zegt dat er geen aanwijzingen zijn voor een betrokkenheid van Turkije bij wapenleveranties en andere leveranties aan jihadistische netwerken waaronder ISIS. Die aanwijzingen zijn op dit moment legio. Ik zal erover in tweede termijn nog een stuk overhandigen. Ik hoor daarop graag een uitgebreide reactie en vraag om een internationaal onderzoek waarin wordt uitgezocht wat daarvan wel en niet waar is.

Minister Rutte:

Ik zal er in tweede termijn op terugkomen. De vraag of het mij bekend is, beantwoord ik naar eer en geweten met «nee». Ik weet daar niets van. Ik ken ook niet de stukken die de heer Omtzigt aan de Minister van Veiligheid en Justitie heeft overhandigd, maar ik zal me ambtelijk laten verstaan en nog even kijken of dat tot andere inzichten leidt. De vraag naar een internationaal onderzoek heb ik al beantwoord. Daarvoor is er op internationaal niveau geen draagvlak.

Ik kom bij een paar algemene vragen over het vreemdelingenbeleid. Er is uit de hoek van de Partij van de Arbeid en de VVD een suggestie gedaan voor een korting op EU-subsidies voor landen die niet willen meewerken aan bijvoorbeeld relocatie en hervestiging. Mag ik zeggen dat de Nederlandse regering die intentie steunt? Zoals bekend, erger ik mij zelf ook al een tijd vreselijk aan het feit dat er lidstaten van de Europese Unie zijn die niet solidair zijn met lidstaten die nu het grootste deel van de vluchtelingenstroom hebben te verstouwen. Ik moet wel zeggen dat het nog even de vraag is of het genoemde voorstel, namelijk een korting op EU-subsidies of cohesiegeld, meteen gaat werken, omdat er voor een aanpassing van het meerjarig financieel kader dat tot 2020 loopt, unanimiteit is vereist. Dat zegt het al! Wat ik wil doen, is toezeggen aan deze twee partijen dat ik zal vragen om mij ambtelijk te adviseren om te bekijken wat we al wel kunnen doen. Wat kunnen we al doen voor 2020 en wat kunnen we erna doen? Wij zien elkaar zeer regelmatig in deze debatten. Als ik daar dan op terugkom, dan weten we inmiddels hopelijk ook of Oost-Europa wel bereid is om iets te doen. Dat kan immers nog veranderen. Een van de eisen van Oost-Europa is dat de grenzen beter gesloten worden. Er zijn nu eindelijk initiatieven, ook met de Grieken, om die grenzen beter te sluiten. Als dat zou lukken, dan kunnen we daar natuurlijk Oost-Europa weer over aanspreken. Dan kunnen we zeggen: jongens, wat jullie wilden, namelijk het beter sluiten van die grenzen, dat loopt nu ook beter, dus lever nu ook op het punt van resettlement en relocatie. Maar als dat blijft haperen, moeten we inderdaad heel creatief kijken naar andere pressiemiddelen. Ik zeg dus toe dat ik daar, ook met inachtneming van de vraag hoe het zich in Oost-Europa ontwikkelt, bij de Kamer op terugkom in een van de volgende debatten die we hebben. Dan gaat het zowel om de vraag of Oost-Europa levert, of de landen in Oost-Europa meedoen, als om de vraag wat we zouden kunnen doen om die druk verder op te voeren. Ik zal deze suggesties daarbij betrekken.

De heer Verhoeven (D66):

Ik begrijp deze gedachte. Het is niet zo'n heel gekke gedachte. Je wilt dat iedereen levert. Als dat niet gebeurt, moet je een oplossing vinden. Wat vindt de Minister-President van het afkoopgevaar? Kan hij daar nog iets over zeggen? Ik heb het over het feit dat landen denken: we krijgen toch niet zo veel van dat soort subsidies maar we moeten wel veel vluchtelingen opnemen, dus dan kunnen we het op die manier een beetje afkopen.

Minister Rutte:

Waar ik nooit zo voor ben, is het idee dat je tegen landen zegt: u hoeft geen vluchtelingen op te nemen, maar u kunt het financieren, u kunt het ook betalen. Ik heb daar nooit zo'n vertrouwen in, want dat is natuurlijk ingewikkeld. Dan weet ik ook niet wat Nederland in alle gevallen zou doen. Dan zou ik er zelf ook nog eens goed over moeten nadenken. Daar komt dus die afkoop om de hoek. Het moet dus wel een afschrikwekkend middel zijn. Het moet echt aanzienlijk meer zijn, de pijn moet aanzienlijk groter zijn wanneer een land zou zeggen: in plaats van vluchtelingen opnemen, betaal ik naar rato.

In het verlengde daarvan ligt de vraag van het inzetten van landbouwgelden voor hotspots. Daarbij speelt hetzelfde punt. Ook daar vraagt een aanpassing van het meerjarig financieel kader nu eenmaal om unanimiteit. Dat zal overigens ook bij ons voorzitterschap aan de orde zijn. De Minister van Buitenlandse Zaken zal daar in zijn bijdrage op ingaan. Ook bij de voorzitterschapsconferentie op 28 januari aanstaande zal de vraag aan de orde zijn hoe we dat meerjarig financieel kader verder kunnen versterken en daar meer flexibiliteit in kunnen brengen.

Dan de «what if»-vraag. Er is een aantal vragen gesteld in de trant van: als het nu niet werkt, wat doen we dan? Alles is er nu op gericht om de deal met Turkije te laten slagen en vergelijkbare deals met andere landen te sluiten om ervoor te zorgen dat die grens goed in de gaten wordt gehouden. Ik heb het dan over de grens tussen Griekenland en Turkije. De Grieken bewegen daar nu ook. Maar natuurlijk moet je altijd nadenken over de vraag: wat doe je als dat niet werkt en de vluchtelingenstroom op dit hoge niveau doorgaat? Dat kan namelijk niet, dat kan dit deel van Europa niet blijvend verhapstukken en verstouwen. Wij moeten ook naar alternatieven zoeken. De vraag is dan altijd waar je aan denkt. Dan antwoord ik altijd: dat zeg ik niet. Wij denken natuurlijk aan dingen, maar die houd ik echt voor mij omdat wij eerst alle energie willen gebruiken voor een succes maken van de maatregelen die wij hebben genomen.

Ik kom nu bij de vragen die over het Verenigd Koninkrijk zijn gesteld. Misschien is er om het Verenigd Koninkrijk te contenteren een verdragswijziging nodig. Die verdragswijziging is dan niet per se ook op dat moment aan de orde. Je kunt ook afspreken dat de verdragswijziging plaatsvindt als op enig moment een grote verdragswijziging nodig is. Het hoeft dus niet per definitie nu te gebeuren. Een denkbaar model – dat is ook in het verleden gebeurd bij de Denen, maar ik zeg niet dat wij erop uitkomen – is om een politieke afspraak te maken die wij later, op een moment dat het ons allemaal uitkomt, verwerken in een verdragswijziging. Nederland is op dit moment namelijk geen groot voorstander van een verdragswijziging vanwege alles wat dit in Europa weer oproept. Het hoeft dus niet per se. Het is misschien ook mogelijk om de Britten tegemoet te komen zonder verdragswijziging. Als dat niet kan, kun je die ook nog op de rol zetten voor een later moment en nu een heel zware politieke afspraak maken.

In het verlengde van een aantal Britse wensen is nog de vraag gesteld hoe het zit met de afspraak in het regeerakkoord over de termijnen waarop mensen toegang hebben tot een aantal sociale voorzieningen. Ik moet daarbij opmerken dat het Nederlandse socialezekerheidsstelsel – het is eigenlijk alleen maar beter geworden in de afgelopen paar jaar – al in belangrijke mate een opbouwkarakter kent. Er zijn referte-eisen en wachttijden in bijvoorbeeld de WIA en de WW opgenomen. Voor de AOW en de Algemene nabestaandenwet geldt dat pas recht op uitkering kan ontstaan als de betrokkene een duurzame band met Nederland heeft of heeft gehad. Daarin zie je ook echt grote verschillen met de Britten, bij wie de discussie zich nu heel erg richt op in-work benefits. Mensen die aan het werk zijn worden in het Britste systeem opgetild naar het minimumloonniveau. Een dergelijk systeem kennen we in de meeste andere Europese landen niet. Het probleem van de Britten is dat Oost-Europeanen daar nu ook meteen gebruik van kunnen maken.

Specifiek voor Nederland geldt wat de bijstand betreft dat je pas na vijf jaar bijstand hoeft te verlenen. De gedachte in het regeerakkoord is om de termijn op te rekken naar zeven jaar. Ik zeg er meteen bij dat dit geen gemakkelijke opgave is, puur juridisch gezien. Daarom kauwen we er ook nog steeds op. In de Europese regelgeving zijn de EU-lidstaten verplicht om de status «duurzaam verblijf» toe te kennen aan EU-burgers. Dat betekent op dit moment dat je in principe die status krijgt als je ergens vijf jaar legaal en ononderbroken verblijft. Dat is ook de reden dat we op dit moment nog bestuderen hoe we dat onderdeel van het regeerakkoord kunnen vormgeven. Als je nu de groepen op een langere termijn zou zetten, zou dat op dat moment geen gevolgen meer hebben voor hun verblijfsrecht. Wij zijn er dus nog mee bezig. Het is ingewikkeld, maar het is echt een heel ander chapiter dan dat waar de Britten mee zitten. Die moeten gewoon nu vanaf dag 1 het doen. De termijn willen ze dus met vier jaar verlengen. Dan ontstaat het risico van ongelijkheid tussen mensen die in Engeland wonen en mensen die van buiten komen. Ze moeten nu vanaf dag 1 optoppen bij banen die niet op minimumloonniveau zijn. Dat kun je niet zomaar veranderen. Dat vraagt echt nog wel heel veel Europees overleg.

Dit dus over het Verenigd Koninkrijk. Ik sluit mij aan bij allen die zeggen dat wij onze uiterste best moeten doen om ze erbij te houden. Ik hoop dat ze dat zelf ook doen om erbij te blijven. Dat is ook van groot belang. Het moet echt wel van twee kanten komen. Ik heb de indruk dat de Britse regering zeer gemotiveerd is om, als er een goede deal ligt, die met verve te verdedigen. Die vier jaar wachttijd is echter nog wel een lastig punt. We helpen uiteraard ook zoeken naar oplossingen daarvoor. Dat is ook één van de redenen waarom ik verwacht dat het niet allemaal in december wordt afgerond en dat de kans groot is dat het wordt doorgeschoven, misschien na een discussie in december in de Europese Raad, naar de Europese Raad van februari. Ik kan echter verzekeren dat ik buitengewoon gemotiveerd ben om de Britten erbij te houden, omdat het onze goede vrienden zijn. Ze zijn marktgericht, groeigericht en extern gericht. Ik moet vaststellen dat er in Europa van dat type landen niet zo heel veel zijn. Er zijn heel veel grote verstatelijkte landen, maar er zijn weinig economieën – dan moet je echt naar de Polen, de Zweden, de Denen en de Britten – die heel erg markt-, groei- en extern gericht zijn. Wij hebben ze er dus graag bij en ik ben daarvoor zeer gemotiveerd, maar het is nog wel een hele hijs.

Voorzitter, ik geef u in overweging om mijn collega Bert Koenders van Buitenlandse Zaken ...

De voorzitter:

Maar de heer Verhoeven wil u eerst nog een vraag stellen.

De heer Verhoeven (D66):

Ik ken de taakverdeling niet, maar ik probeer het toch ook maar even bij de premier. Ik heb over PNR ...

Minister Rutte:

Dat is voor de Minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Verhoeven (D66):

Dan krijg ik echt hele verhaal over hoe het gegaan is? Het is nu namelijk allemaal heel schimmig. Ik krijg meer informatie van de Minister van Buitenlandse Zaken dan van de premier.

Minister Rutte:

U gaat nog spijt krijgen, want het wordt laat vanavond.

De voorzitter:

U krijgt in ieder geval meer informatie van hem dan van de Minister-President. U wordt op uw wenken bediend.

Ik geef het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken voor zijn beantwoording in eerste termijn.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik bedank de leden van de Tweede Kamer en van het Europees Parlement voor de gestelde vragen. Ik begin met een paar korte inleidende opmerkingen en zal daarna de verschillende dossiers afwerken die betrekking hebben op de aan mij gestelde vragen.

Het is duidelijk dat het in deze tijd een bijzondere verantwoordelijkheid is voor Nederland om het Europese voorzitterschap te vervullen. Het is in de discussie over terrorisme en migratie ook al naar voren gekomen dat het vertrouwen tussen en binnen landen en in de Europese instellingen aan erosie onderhevig is. Tegelijkertijd hebben we te maken met een aantal externe dreigingen, aan de oostkant en aan de zuidkant. Tegelijkertijd zijn er een groot aantal prioritaire dossiers op de agenda van Nederland komen te staan, die wellicht niet passen bij wat we hadden verwacht voor de strategische agenda. We zullen dus te maken krijgen met de elementen die door de Minister-President zijn besproken, migratie en Turkije, maar ook zullen we ons moeten voorbereiden op mogelijke andere onverwachte events.

Een en ander betekent dat dit voorzitterschap ook in het licht kan komen te staan van zaken die we nu nog niet kennen. Het risico is natuurlijk dat een aantal risico's zich tegelijkertijd voordoet. Dat betekent dus dat het absoluut geen business as usual is. In de Europese landen beseft men dan ook breed – nog afgezien van hoe men in de Europese samenwerking of integratie zit – dat veel burgers het cruciaal vinden dat een aantal problemen van een Europees antwoord moet worden voorzien. Dat zijn problemen die ons continent raken en burgers direct en digitaal in hun veiligheid of economische zekerheid raken. Alleen gezamenlijk kunnen we immers problemen als asiel en migratie het hoofd bieden. Dit voorbeeld staat dan ook met stip bovenaan. Als mensen naar de Europese leiders kijken en die transactiekosten van 28 landen zien, vragen mensen terecht: wat hebt u besloten. Wat wordt er uitgevoerd? Hoe komt u gezamenlijk tot een antwoord op de dreigingen en kansen die onze internationale omgeving op het ogenblik aan ons presenteren?

Het is volstrekt duidelijk dat daarbij een Europa past dat sterk genoeg is om zijn macht op een zodanige manier te projecteren dat we die problemen ook aankunnen. Dat wil zeggen dat we stabiliteit exporteren en niet instabiliteit importeren. Dat vereist van het Nederlandse voorzitterschap inderdaad veel meer dan business as usual. We zullen in ieder geval moeten nadenken over die rol van honest broker. Dat is zeker geen passieve rol. Het vergt een actieve rol, omdat je steeds moet bekijken waar de risico's zitten en hoe we voor onze burgers zichtbaar houden dat op een aantal van die dreigingen daadwerkelijk een antwoord wordt gegeven. Iedereen zal begrijpen dat dit met 28 lidstaten niet zo eenvoudig is. Ik wijs er dan tegelijkertijd wel op dat er op een aantal grote dossiers, of je het nu wel of niet eens bent met de inhoud en de uitvoering van die dossiers, toch vooruitgang is geboekt. Ik denk maar even aan de hele eurocrisis en aan de sancties tegen de Russische federatie.

Met die instelling gaan we verder werken aan het voorzitterschap. Dat doen we dus wel degelijk met ambitie, namelijk om de zaak bij elkaar te houden. Ik denk dat dit absoluut essentieel is en dat burgers dit ook willen. Die zien dat er binnen Europa verschillende belangen zijn en dat er verschillende visies zijn op migratie en asiel. Dan zul je toch moeten proberen om gezamenlijk een gedegen antwoord te formuleren. Dat geldt overigens ook voor de verschillende economische posities van landen. Je ziet een hele groep landen die stagneren, terwijl andere landen weer een zekere mate van groei kennen. Het betekent ok dat er binnen Europa verschillen van mening bestaan. Daar is niks geks aan! Alleen zal Europa wel ondanks de bestaande en mogelijk risicovolle belangentegenstellingen bij elkaar moeten zien te blijven.

Ik vind dat er in deze risicovolle tijd met zijn centrifugale krachten een grote verantwoordelijkheid rust op het voorzitterschap. Dat staat eigenlijk los van de discussies over federalisme, subsidiariteit, Europese dromen en gedachten over andere vormen van Europese samenwerking. Als je nu kijkt naar een aantal van die knopen, zoals de Minister-President dat zo heeft gezegd, is het essentieel om ook heel praktisch te kijken hoe je die knopen kunt ontwarren. Daar hoort natuurlijk een politiek debat bij over de toekomst van Europa en over een Europa van hoofdpunten. Ik vind dat essentieel en ik denk dat we dat nu wel een beetje als een acquit kunnen zien. Dat is ook in de traditie van Nederland; wij passen ons in die zin aan de strategische agenda, een werkprogramma, aan dat gezamenlijk door de drie grote instituties is vastgesteld, namelijk het Europees Parlement, de Europese Commissie en de Europese Raad. Daarbinnen hebben wij natuurlijk een aantal prioriteiten, omdat we ook ambitie hebben. We gaan echter geen kerstboom met allerlei nieuwe ballen versieren. Het gaat om de interne markt en een aantal dossiers daarbinnen. Het gaat om migratie en veiligheid en een aantal kerndossiers daarbinnen. Het gaat om klimaat en energie en wat we in de volgende zes maanden verder kunnen trekken. Voor de Europese Monetaire Unie – ik kom op een aantal specifieke vragen natuurlijk nog terug – geldt dat precies zo. Die zes maanden zijn dus zeer praktisch gericht, maar wel met een politieke visie. Deze visie is dat de zaak bij elkaar moet blijven en dat er door de Nederlandse regering ook echt rekenschap wordt gegeven van de risico's die nu bestaan, extern en intern, en die elkaar ook nog eens kunnen versterken. Wij gaan dat voorzitterschap niet in met naïveteit, maar wel met realisme, ambitie en met de overtuiging dat Europa een lange geschiedenis heeft en dat discussies over de mate van Europese integratie altijd bij ons geweest is. We zien er belang in om het Verenigd Koninkrijk erbij te houden en we zien het belang ervan in dat we op een aantal punten van terreur en migratie met elkaar samenwerken. Dat is de ambitie die Nederland heeft. Dat zullen we ook proberen te doen via de hoofdzaken. Natuurlijk zullen er veel unknown unknowns zijn, zoals Rumsfeld ooit gezegd heeft. Met het voorzitterschap en de goede voorbereiding die wij daarop hebben neergezet, zullen wij uiteraard proberen het beste ervan te maken. Je bent honest broker; je hebt ambitie, maar je bent wel een van de 28.

In het kader van die meer algemene duiding van toch wel een ambitieus voorzitterschap is het van belang om te vragen of er nog wel ruimte is voor een Nederlandse standpuntbepaling. Uiteraard is dat het geval, zou ik willen zeggen. Ik geloof niet dat mensen zich daarover druk hoeven te maken. Nederland heeft een positie en die blijft het behouden, maar we zijn natuurlijk wel voorzitter. Dat betekent dat je op een andere manier opereert in Brussel. Je zit niet altijd in de stoel van Nederland, althans niet op ministerieel niveau. Je zit natuurlijk wel in alle kaders en voorbereiding om te zorgen dat ook je eigen standpuntbepaling doorklinkt. Wel zal de stijl een andere zijn. Dat gebeurt automatisch. Als je landen bij elkaar moet krijgen, moet je niet beginnen met te hoog van de toren te blazen door te zeggen dat het alleen zo kan en niet anders. Uiteraard blijft er ruimte voor een eigen standpuntbepaling.

Ik zou daar in het licht van de vragen van de heer Van 't Wout nog een opmerking over willen maken. Wij hebben al een aantal kernproblemen genoemd. Over migratie is een aantal beslissingen genomen, even los weer van het debat van zojuist. Het gaat om Turkije en straks wellicht ook Jordanië en Libanon. Het gaat ook over de manier waarop we samenwerken met Griekenland door middel van Frontex. We moeten de komende weken zien dat daarin voortgang kan worden gemaakt. Dat is essentieel. Het kan wel een orkest zijn dat soms vals speelt en dirigenten mogen niet altijd duidelijk zijn, maar wat er ook afgesproken wordt, moet wel gebeuren. Daar moeten we de nadruk op leggen. De heer Van 't Wout en een aantal anderen hebben dat ook gedaan. Daar heeft de Nederlandse regering wel zorgen over. Ik zie natuurlijk ook dat besluiten vallen en dat je soms te lang moet wachten om de uitvoering te zien. Dat is niet alleen een technisch probleem; het is echt een orkest tussen instituties, nationale regeringen en parlementen, die er met elkaar voor moet zorgen dat iets ook echt in de praktijk gebeurt. Als mensen zien dat het niet gebeurt, zien ze ook niets in Europa of Europese samenwerking, laat staan Europese integratie.

De Raad Algemene Zaken is verantwoordelijk voor het opvolgen van de afspraken die in de Europese Raad zijn gemaakt, samen met de Commissie en president Tusk. Ik vind het een goed idee wat vanmiddag is voorgelegd, namelijk om een knip te maken tussen afspraken vastgelegd in EU-regelgeving en de politieke afspraken in de Europese Raad. Dat staat eigenlijk ook zo in de verdragen: verantwoordelijk voor de opvolging van de Europese Raad en samen met de Commissie en de voorzitter van de Europese Raad in de uitvoering. Dat moet wat mij betreft geen «tick-the-box»-exercitie, maar een goede invulling krijgen. Anders blijven dat soort besluiten te vaak hangen. Nederland vindt een stevige rol van de Raad Algemene Zaken belangrijk; wij pleiten hier al jaren voor. We kunnen dus proberen om daarover tijdens het voorzitterschap verder te komen. Dat lijkt saai, maar in de betrokkenheid bij Frontex, EASO of in de zorg dat mensen er komen, gaat het er natuurlijk ook om dat lidstaten en het voorzitterschap er het beste van maken. Overigens, wat het naleven van afspraken betreft ligt het formele primaat natuurlijk bij de Commissie als hoedster van de verdragen. Daar moeten we op zich niet aan tornen, maar ik vind wel dat de Raad Algemene Zaken, zoals ook de Europarlementariërs doen in hun parlement, ervoor moet zorgen dat het niet alleen gaat om mooie, nieuwe plannetjes maar ook daadwerkelijk om de uitvoering daarvan.

Zijn er naast de prioriteiten die ik noemde, ook nog principes, normen en waarden die Nederland van belang vindt tijdens het voorzitterschap? Het antwoord is uiteraard: ja. Wij hebben te maken met de terreurdreiging van nu. Even los van hoe je in de discussie over PNR zit, de informatie-uitwisseling of de screening van mensen aan onze grenzen om ervoor te zorgen dat onze mensen ook veilig blijven in dit Europa, gaat het niet zonder normen en waarden. Dat is de kern niet alleen van de speech van Obama gisteravond, maar van zoveel bijdrages in de strijd tegen terreur. Wij staan nu meer dan ooit voor die verdediging van normen en waarden. Ook staan wij meer dan ooit voor debatten met de Kamer, met het Europees Parlement en met andere landen voor afwegingen tussen rechtsstaat en privacy, tussen echt proberen om onze mensen te beschermen en ervoor zorgen dat er ook een betere screening plaatsvindt. Dat is het publieke debat van nu.

Wij hechten eraan om juist nu het rechtsstatelijkheidselement naar voren te brengen. De fractie van D66 heeft mij gevraagd naar een pact voor rechtsstaat en democratie. Zal het Europees Parlement het Nederlands voorzitterschap aan zijn zijde vinden? Het antwoord op die vraag is: ja. Het kabinet hecht zeer aan de bescherming en naleving van de fundamentele waarden van de Unie. Wij zijn een van de voorlopers binnen de Raad op dit terrein, met steun van de Kamer. Dat weet u. Daarom is ook eerder het rechtsstatelijkheidsinitiatief gestart, samen met Denemarken, Duitsland en Finland. Het resultaat is een aanvullende commissieprocedure en een jaarlijkse rechtsstatelijkheidsdialoog in de Raad. Daar hebben wij net de eerste van gehad. Die was gematigd positief, als u mijn eerlijke oordeel wilt weten. Maar vergist u zich niet: ook daarvoor geldt dat alle begin moeilijk is. Wij zullen dat dus fors aanzetten tijdens ons voorzitterschap. Het voorzitterschapsseminar van Nederland in februari 2016 gaat over fundamentele rechten en migratie, omdat dat een kernelement is waarover zoveel spanningen bestaan. Nederland zal in de Raad Algemene Zaken in mei de tweede rechtsstatelijkheidsdialoog organiseren. We zullen, ook in het kader van de JBZ-Raad, wederom de toepassing van het handvest voor de grondrechten aan de orde stellen.

Nu is het van belang om ervaring op te doen met die nieuwe instrumenten. De evaluatie van het Raadsmechanisme is eind 2016 tijdens het trio-voorzitterschap. Ik denk dat het nu heel belangrijk is dat wij gezamenlijk optrekken: Nederland, Commissie en Europees Parlement. Het versterken van de rechtsstatelijkheid is nu belangrijk. Wij staan dus ook sympathiek tegenover de ideeën daarover in het Europees Parlement en tegenover verdere initiatieven op dit terrein. We gaan kijken of we de ervaring daarmee kunnen versterken.

Een land als Slowakije gaat nu in beroep bij het Hof tegen het vluchtelingenherverdelingsbesluit. Er is gevraagd of wij dit hebben opgebracht bij Slowakije. Uiteraard. Ik zie mijn collega van Slowakije regelmatig. Zoals de Kamer weet, is het besluit met gekwalificeerde meerderheid genomen. Het bezwaar van Slowakije was bij aanname reeds bekend. Slowakije is vervolgens overstemd. Slowakije is nu dus naar het Hof. De juridische gronden daarvoor lijken ons op dit moment niet heel sterk, maar het is uiteraard niet aan ons om dat te beslissen. Het kabinet ziet de procedure overigens met vertrouwen tegemoet. Eventueel zouden wij ons zelfs kunnen voegen aan de zijde van de Raad.

Dan kom ik op een aantal andere vragen die mij zijn gesteld. De Kamer verwacht op het terrein van PNR een heleboel van mij, maar ik zeg er direct bij dat de heer Van der Steur die vrijdag bij de JBZ-Raad is geweest, de Kamer daarover een brief zal schrijven. Wel kan ik zeggen dat tijdens de JBZ-raad op 3 en 4 december uiteraard gesproken is over de PNR-richtlijn. De Raad heeft een compromis bereikt. De uitkomst van de onderhandelingen in de Raad is dat informatiedeling niet verplicht is. Lidstaten houden dus zelf de controle over hun gegevens. Van belang is wel om op te merken dat het succes en de toegevoegde waarde van de PNR-richtlijn valt of staat met informatiedeling tussen de lidstaten. Nederland hecht daaraan, gezien de veiligheidssituatie en zal dat dan ook bevorderen. Daarom zal Nederland tijdens het voorzitterschap de uitwisseling van gegevens hoog op de agenda zetten, in zowel informele als formele JBZ-Raden en via een hoogambtelijk seminar. De Commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken stemt aanstaande donderdag over het compromisvoorstel. Voorafgaand daaraan worden er nog laatste aanpassingen gedaan op dit punt, maar dat komt uiteraard nog in het Europees Parlement aan de orde.

De heer Verhoeven (D66):

Ik heb goed geluisterd en opgelet. Ik probeer het te begrijpen, maar het lijkt er sterk op dat Nederland gewoon heeft ingestemd met een variant voor PNR zonder een verplichte uitwisseling van gegevens tussen de landen. Dan gaat het om de informatie van de inlichtingendiensten. Dit is in de ogen van D66 een cruciaal onderdeel.

Minister Koenders:

Het kabinet steunt het compromisvoorstel zoals dat voorlag in de JBZ-Raad en is van mening dat er voldoende sterke waarborgen zijn opgenomen in de richtlijn. Ik noem de onafhankelijke toezichthouders op het rechtmatig gebruik van de PNR-gegevens, de initiële bewaartermijn van zes maanden en het feit dat gevoelige gegevens niet beschikbaar worden gesteld. Ik nodig u voorts uit de brief te lezen die de Minister u hierover zal schrijven. Dan kan het debat ongetwijfeld voortgaan.

De heer Verhoeven (D66):

Er komt nog een brief van de Minister van Veiligheid en Justitie waarin een aantal vragen die hier zijn gesteld precies uiteen worden gezet. Dan gaat het om de positie van Nederland en ook de precieze inhoud van de deal. Daarover is nu veel onduidelijkheid. Het is zeer de vraag of PNR überhaupt had geholpen om de verschrikkelijke aanslagen in Frankrijk – twee keer het afgelopen jaar – te voorkomen. Om de kans daartoe te vergroten, is juist het uitwisselen van de gegevens van de inlichtingendiensten een belangrijk onderdeel. Als Nederland, in tegenstelling tot wat de Kamer eerder heeft gezegd over plannen van het kabinet, zegt «wij willen accepteren dat dit er niet in zit», is dat wel een grote koersverandering ten opzichte van een zeer cruciaal onderdeel.

Minister Koenders:

Nee, dat is niet het geval. Het gaat in de veiligheidssituatie waarin wij nu zitten overigens niet om of-of maar om en-en. De Minister van Veiligheid en Justitie heeft vorige week tijdens het algemeen overleg over de JBZ gezegd dat Nederland opname van intra-EU in de PNR-richtlijn steunt. Laten wij daar niet naïef over zijn, zeg ik er direct bij. Het is een beproefde methode van personen die onder de radar willen opereren om hun reis op te knippen. Dat is nu precies wat er gebeurt. Zonder opname van intra-EU-gegevens zouden wij wel eens geen volledig beeld kunnen krijgen. Dat is uiterst risicovol. Lidstaten kunnen echter zelf aangeven hoe ze daaraan invulling geven. In de Raad hebben de lidstaten afgesproken hierin gezamenlijk op te trekken om de toegevoegde waarde van het delen van PNR-gegevens te vergroten. Wij vinden dit echt voortgang. Het duurde allemaal veel te lang. Wij hebben nu een systeem dat zorgt voor veiligheid. Tegelijkertijd berust het op een groot aantal waarborgen. De Minister van Veiligheid en Justitie zal de Kamer hierover verder inlichten.

De heer De Jong, althans de SP-fractie, heeft mij gevraagd of de oprichting van het EOM in 2016 wordt afgerond. Ik ben eerlijk gezegd niet in de positie om een voorspelling te doen over de haalbaarheid van de ambitie dat het Europees Openbaar Ministerie in 2016 wordt opgericht. Daar wordt nogal over gepraat, zoals men weet. Moet het centraal of decentraal zijn? Kan iedereen het daarover eens worden? Gegeven de complexiteit van het onderwerp en de vele aspecten van de conceptverordening die nog moeten worden uitonderhandeld, is het duidelijk dat het bepaald geen eenvoudige opgave zal zijn deze ambitie op korte termijn te realiseren. Nederland zal in dezen uiteraard weer als honest broker functioneren, maar zal daarbij ook een eigen positie innemen die de Kamer kent. Het kabinet is ervan overtuigd dat de Europese juridische kaders ruimte geven aan het ongericht bewaren van historische telecommunicatiegegevens, mits de waarborgen voor het bewaren en de toegang tot die gegevens voldoende zijn.

Ik kom nu op een aantal punten die te maken hebben met de prioriteiten die veel leden van de Kamer hebben gesteld. Die gaan over een sociaal Europa, een betere begroting, de Europese Monetaire Unie, belastingen, maar ook de interne markt. Aangezien over dit laatste de eerste vragen zijn gesteld, wil ik daarmee beginnen. De interne markt is een van de prioriteiten tijdens het Nederlandse voorzitterschap. Dat is niet voor niks. We hebben de indruk dat wat dat betreft nog een ongelooflijke wereld te winnen is. In het recentelijk naar de Kamer gestuurde BNC-fiche is verwoord dat de mededeling die er nu ligt, goed aansluit op de Nederlandse inzet voor de versterking van de interne markt, met aandacht voor een betere implementatie en handhaving van bestaande internemarktregels en voor dienstensectoren met groot economisch potentieel, zoals de zakelijke dienstverlening, de detailhandel en de bouw.

Mij is gevraagd of ik dat niet verder te versnellen is. Wat doet het voorzitterschap daar nu eigenlijk aan in die zes maanden? Laat ik ten eerste een opmerking maken die direct te maken heeft met de interne markt en daarna iets zeggen over gedifferentieerde integratie, waarover mij ook een vraag is gesteld. Er zouden opties zijn om de interne markt te versnellen met gelijkgezinden. Het antwoord is: ja. Nederland is ook actief op dat thema. We hebben samen met het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden, Litouwen, Malta, Duitsland, Letland, Noorwegen, Estland en Tsjechië het zogenoemde «frontrunners initiative» uitgewerkt. Dat is een gezamenlijke identificatie van de barrières op de interne markt. Daar zijn ook oplossingen voor gezocht. Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben in de Raad in maart 2015 samen de resultaten van het initiatief gepresenteerd en andere lidstaten opgeroepen om de aanbevelingen van de frontrunnersprojecten over te nemen. De Europese Commissie heeft de aanbevelingen inmiddels verwelkomd.

Dat klinkt allemaal mooi, maar waar gaat het om? Het gaat over nationale vereisten voor webshops, toolkitontwerpen met alternatieven voor huidige wet- en regelgeving op het gebied van gereglementeerde beroepen, en het oprichten van single market centers, waar ook jonge ondernemers terecht kunnen om zo op de brede markt te werken. Het geldt overigens ook voor de Benelux, maar dat weet de Kamer. We hebben op 29 april een Benelux-top over verdieping van de interne markt gehad. De Benelux is eigenlijk voorloper. Ze heeft eigenlijk altijd de interne markt gepropageerd. Het gaat nu over het verminderen van onterechte regeldruk voor bedrijven in de detailhandel, versimpeling van de btw-afhandeling bij grensoverschrijdend zakendoen en vergemakkelijking van internationaal online zakendoen. Ik zou nog een aantal andere voorbeelden kunnen noemen. Uiteraard gaan we concreet aan de slag met de strategie voor een digitale interne markt. Daar ging ook een vraag over. We zullen voortvarend zijn. We hebben met de Commissie natuurlijk al wel een beetje besproken wat er nu op tafel ligt. Voor Nederland belangrijke thema's hierbij zijn: de grensoverschrijdende e-commerce, modernisering van het auteursrecht, vereenvoudiging van de btw, herziening van het telecomkader en het aanjagen van vrij dataverkeer. Niet alle voorstellen zullen tijdens ons voorzitterschap beschikbaar zijn, denk ik. Wel verwachten we tijdens ons voorzitterschap onder andere een eerste bespreking en hopelijk ook verdere voorstellen op het gebied van auteursrecht en geoblocking. In de Raad voor Concurrentievermogen willen we de voortgang op dit dossier met de overige lidstaten bespreken. Er zijn nog andere voorbeelden te noemen om juist op dit belangrijke punt verder te komen.

Meer in het algemeen is mij gevraagd of het een goede zaak is dat je met een aantal landen vooroploopt. De Kamer heeft ook gevraagd naar het AIV-advies «Gedifferentieerde integratie: verschillende routes in de EU-samenwerking». Dat is een maand geleden verschenen, of nog niet eens; het verscheen op 24 november. Uiteraard zullen we de Kamer een inhoudelijke en diepgaande reactie sturen. Dat heeft dat advies ook wel verdiend. We hebben dat advies begin 2015 gevraagd, omdat we zagen dat steeds meer, op allerlei manieren nu wordt gekozen voor die gedifferentieerde integratie: de EMU vs. de non-eurolanden, wel of geen Schengenlid, opt-outs, versterkte samenwerking, intergouvernementele samenwerking, kopgroepen et cetera. Dat betekent dus dat de uniforme integratie, zowel qua inhoud als qua snelheid, met een Unie van 28 geen gegeven is. Ik denk dat dit ook een logische consequentie is van het feit dat wij de afgelopen jaren voor uitbreiding in plaats van voor verdieping hebben gekozen. Dat heeft ook te maken met de historische ontwikkelingen, zoals de val van de Muur. Dan ga je sneller werken met verschillende kopgroepen die een voortrekkersrol kunnen hebben. Ik noem Schengen, Prüm, de euro en octrooi. Ook de Europese Raad erkende in juli 2014 wat betreft de frase «ever closer union between the peoples», de bekende term die wij net ook even bespraken toen het ging over brexit, dat er altijd verschillende vormen en snelheden van integratie mogelijk zijn. Maar wij moeten wel goed weten waar wij het dan over hebben, omdat er ook wel risico's aan kleven. Ik denk hierbij aan het bekende cherrypicking: je kiest wat je leuk vindt en de rest betaalt, om het maar even simpel te zeggen. Dat kan, maar er moet wel een inclusiviteit zijn en ook het gebruik van bestaande instellingen. Ik denk dat het goed is om je te realiseren dat een Unie die dynamisch en inclusief is, iets anders is dan een heel statische Unie met vaste ringen van integratie. Wij kiezen nog steeds, zoals wij historisch gezien als klein land altijd deden, voor de communautaire methode. Wij denken dat wij daarin, gezien de grootte van ons land, de meeste invloed hebben, maar wij staan open voor de verschillende mogelijkheden. Wij zullen de Kamer daar binnenkort een wat diepergaande analyse over voorleggen.

De heer Van 't Wout (VVD):

Ik dank de Minister dat hij zo uitgebreid is ingegaan op mijn vragen over het AIV-rapport. Hij gaf een paar voorbeelden. Als ik die goed begreep, was het vooral dat je met een groep aan de slag gaat om Europa verder te helpen, dus dat je zegt: wij introduceren het samen. Ik zou het interessant vinden om te weten of het denkbaar en mogelijk is dat Nederland, als het bijvoorbeeld maar niet opschiet met die digitale markt, al in de praktijk bekijkt wat het met kleinere clubs doet. Dat kan van alles zijn. Ik weet dat we bezig zijn om de lange vrachtwagens die wel in Nederland mogen rijden, maar elders niet, in de Benelux en liefst door heel Europa te laten rijden. Maar als dat niet kan, laten wij dan in Benelux-verband, dus met z'n drieën, beginnen. Kan de Minister dit soort ideeën meenemen in de kabinetsreactie op het stuk?

Minister Koenders:

Ja, met plezier. Ik noemde net al enkele ideeën, zoals het frontrunners-initiatief. Daarbij identificeer je gezamenlijk barrières op de interne markt en in feite sloop je die. Je hoeft dus niet te wachten tot Europa dit doet. Je kunt daar gewoon mee beginnen. Het is dan mooi als de Europese Commissie die aanbevelingen overneemt en zorgt dat dit voor iedereen is. Dat geldt ook voor de Benelux. We beginnen gewoon met die vrachtwagens. Ik begrijp die vraag goed. Wij zullen de vragen ook in die richting beantwoorden.

De heer Verhoeven vroeg mij nog naar het uitgangspunt om de online toegang tot goederen en diensten te verbeteren. Bij de interne markt gaat het niet alleen om het materiële maar ook om alle immateriële manieren van contact. Die kunnen nog ontsloten worden. Wij verwelkomen dan ook de aankondiging van maatregelen van de Commissie om het auteursrecht op Europees niveau te moderniseren. De maatregelen worden naar verwachting op 9 december gepubliceerd. Dat is overmorgen. Naar verwachting zal de Commissie dan zowel een wetsvoorstel gericht op portabiliteit van digitaal auteursrechtelijk materiaal publiceren als ook een mededeling. Het is dus beide. Wij zijn op zich verheugd dat de commissie met voorstellen wil komen om het auteursrecht aan te passen aan de tijd waarin wij nu leven. Uiteraard zullen wij de voorstellen naar de Kamer sturen en op hun merites beoordelen. Het is dus een mededeling met een voorstel. Dat wil niet zeggen dat er geen verdere plannen komen, maar het is wel goed om even naar de tijdsplanning te vragen. Dat zullen wij doen.

Nu kom ik op een belangrijk onderwerp waar velen van u aan gerefereerd hebben. Wil je in Europa goed opereren met verschillende snelheden, is het ook van belang dat het niet louter een technisch en economisch verhaal is, maar ook een sociaal verhaal, zodat mensen zich kunnen identificeren met wat er gebeurt. In die zin is Europa veel meer dan markt en munt. Terecht is daar een aantal vragen over gesteld die ik hierbij wil beantwoorden.

In de eerste plaats is er de sociale dimensie van de interne markten waar wij het net over hadden. Die willen wij versterken, want de interne markt kan alleen goed functioneren als hij ook eerlijk is. Het is juist nu belangrijk dat alle werknemers profiteren van de interne markt en er geen sprake is van valse concurrentie. Daarom is onze agenda voor fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden zo belangrijk: gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats. Er is ook een sociale dimensie van de Europese Monetaire Unie. Het is van belang dat op zich gezonde begrotingen en moderne economieën de voorwaarden scheppen voor sociaal beleid en werkgelegenheid. Dat betekent niet dat het daarbij moet blijven. Het gaat er op het terrein van sociaal beleid ook om, veel meer met elkaar samen te werken. Er zijn ook allerlei mogelijkheden om dat te doen, via allerlei best practices.

Verder leveren uiteraard de EU-programma's een bijdrage aan de sociale inclusiviteit. De Kamer kent een aantal van die fondsen, zoals het sociaal fonds. Juist in deze tijd zou ik er echter het volgende bij willen zeggen. Omdat veel werknemers onzekerheid kennen – onze stukadoors, onze paprikaplukkers, onze bouwvakkers – verdienen zij dat eerlijke loon. Dat geldt ook voor andere landen, waar mensen ook een eerlijk loon verdienen. Een interne markt kan dus alleen functioneren als er sprake is van een gelijk speelveld. De Kamer kent de voorstellen van onder anderen Minister Asscher, die daarmee bezig is bij de Raad Sociale Zaken. Op het moment dat wij spreken is hij daar zelfs mee bezig. Ook ikzelf en zeker ook de premier werken er hard aan om de agenda verder te krijgen tijdens ons voorzitterschap.

Er is al een handhavingsrichtlijn aangenomen. Er komt een platform voor de bestrijding van zwart werk. De inspectiediensten gaan samenwerken, maar het is nu wel tijd voor een volgende stap. Een gerichte herziening van de detacheringsrichtlijn om het einde van de uitbuiting voor elkaar te krijgen, om het zo maar even te zeggen, is belangrijk. Dat gaat op zich wel de goede kant op. Dat staat ook in Commissiewerkprogramma. We verwachten binnenkort het arbeidsmobiliteitspakket met de voorstellen en zullen als voorzitter stappen voorwaarts willen zetten met dat pakket. Zoals ik zei – ik geloof dat de heer Tang mij dat vroeg – is de presentatie nu uitgesteld. Het is inderdaad nog niet verschenen, maar de Commissie kondigt zoals gezegd in het Commissiewerkprogramma voor het eerst een gerichte herziening van de detacheringsrichtlijn aan. De precieze verschijningsdatum van het pakket is nog niet bekend. De Kamer kan echter van één ding op aan: dat de Nederlandse regering maximale druk op de Commissie zal zetten om de verschijning te bespoedigen. Dan moeten we er natuurlijk voor zorgen dat er ook kwaliteit en draagvlak is. Ik stel de aanmoedigingen dus zeer op prijs. Er is ook een aankondiging van de Commissie om een pilaar van sociale rechten te ontwikkelen. Daar moeten we uiteraard nog verder naar kijken. Het betekent dat er op een aantal punten een verdieping van het sociale Europa aan de orde is.

Ik kom nu op een punt dat u allen belangrijk vindt, net zoals de Nederlandse regering. Het idee leeft niet alleen in Nederland, maar soms voel je je wel een beetje alleen. Ik doel op het belang dat Nederland voldoende steun verwerft voor het idee dat er verandering nodig is in de manier waarop wij begroten in Europa. Dat doen we op allerlei manieren, door via een open, inclusieve discussie tijdens het EU-voorzitterschap perspectief te bieden op wat mogelijk is. We moeten echt toe naar een toekomstbestendige meerjarenbegroting, die niet enkel een reflectie is van compromissen uit het verleden. Bijna iedereen noemde een aantal van die compromissen uit het verleden. Er is ook gesproken met de Minister-President over de verhouding tussen uitgaven voor migratie versus landbouw. Hoe kun je de structuurfondsen inzetten als niet iedereen meedoet? De begroting is natuurlijk niet toegesneden op de uitdagingen van nu en morgen. De huidige migratiecrisis toont bijvoorbeeld duidelijk de grenzen van het huidige MFK. De discussie van de afgelopen jaren laat zien dat de begroting zowel flexibeler moet zijn als meer op groei moet zijn gericht. Het is een uitgebreid krachtenveld; we hebben ook hier weer 28 lidstaten. Ik denk dus dat we zo veel mogelijk gezamenlijk moeten opereren, ook al hebben we misschien verschillen van mening over de precieze inhoud van de begrotingscategorieën, om eindelijk werk te maken van de hervorming van de Europese begrotingssystematiek.

De Kamer weet dat wij volgend jaar een aantal dingen organiseren, ook op verzoek van de Kamer, om de zaak een beetje los te trekken. Dat is de voorzitterschapsconferentie in januari, waar we een start kunnen maken met het bouwen van één gezamenlijk front voor hervorming. De uitkomsten van deze conferentie gaan naar de Raad Algemene Zaken. Ik hoop dat ik daarmee iets verder kan komen. Los daarvan zullen er in Den Haag een aantal bijeenkomsten worden gehouden, zoals een voorzitterschapsseminar, ook met leden van de Kamer.

Er zijn in deze Kamer herhaaldelijk vragen gesteld die te maken hebben met de Europese Monetaire Unie. Daar kan heel lang over gesproken worden. Ik noem iets wat belangrijk is voor de Nederlandse regering, namelijk de versterking van de democratische legitimiteit van de EMU. Daarbij kan men niet voorbijgaan aan goede samenwerking tussen de nationale parlementen en het Europees Parlement. Daarover zal wellicht onderling worden gesproken, dat weet ik niet. Het kabinet deelt de opvatting dat het van belang is om de link van de Commissie met de nationale parlementen te versterken. Zij acht het primair aan de Tweede Kamer om zich daarover een oordeel te vormen. In ieder geval is een plenair Europees debat over de Annual Growth Strategy een essentieel onderdeel van die democratische legitimatie. Er is ook een parlementaire verantwoordelijkheid voor de landenspecifieke aanbevelingen.

Ik zou niet en detail willen ingaan op het Five Presidents» Report, omdat dat nog herhaaldelijk aan de orde komt. Zoals bekend zouden er over de eerste fase belangrijke beslissingen kunnen worden genomen tijdens ons voorzitterschap. Daarover is al gesproken met Minister Dijsselbloem. Er is altijd een discussie te voeren of je een vlucht naar voren moet hebben of niet. Wordt de brexitstrategie gedeeltelijk ook veroorzaakt doordat de EMU-zone volgens het Verenigd Koninkrijk verder zou moeten integreren? Daar zijn Frans-Duitse voorstellen voor. Nederland kijkt daar nauwkeurig naar. Er zitten ook nadelen aan. Uiteraard zal dat hier zeer intensief moeten worden besproken.

Er zijn ook vragen gesteld over enkele specifieke punten, zoals het beleid van de Europese Centrale Bank. De heer Omtzigt heeft daarnaar gevraagd. Het is bekend dat de pensioenfondsen last hebben van de lage rente. Staatssecretaris Klijnsma heeft op 9 oktober een brief over de gevolgen van de lage rente voor de rente waarmee pensioenfondsen rekenen voor hun langetermijnverplichtingen en voor de financiële positie van pensioenfondsen aan de Kamer gestuurd.

Wij zullen uiteraard met de betrokken partijen de vinger aan de pols houden. Ik wijs erop dat de ECB nog steeds onafhankelijk is, dus beïnvloeding door de Nederlandse regering is niet aan de orde. Dit is een extern gegeven waarmee de pensioenfondsen te maken hebben. Bij die theoretische berekeningen is het wel van belang dat het weliswaar een drukkend effect heeft op de rente, maar dat moeilijk te kwantificeren is hoe dit exact doorwerkt op de voor pensioenfondsen relevante rentetermijnstructuur.

Er zit ook een andere kant aan. De ECB doet dat onafhankelijk ter ondersteuning van de economie. Hij streeft een inflatiedoelstelling na waar de pensioenfondsen direct of indirect van profiteren. Ook die effecten zou je moeten meewegen, maar die zijn eveneens lastig te kwantificeren. Ik verwijs hiervoor naar Staatssecretaris Klijnsma, die hiervoor de eerste verantwoordelijkheid heeft.

De voorzitter:

De heer Omtzigt heeft hierover toch een vraag aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

De heer Omtzigt (CDA):

Heel bijzonder dat de Europese pensioenfondsen zouden profiteren van een wat hogere inflatie of dat de ECB deze nastreeft om de pensioenen op peil te houden. Het enige wat prettig is aan de huidige situatie, is dat de inflatie heel laag is. Natuurlijk is het lastig om te kwantificeren hoe groot die effecten zijn, daar heeft de Minister helemaal gelijk in. Is de Minister bereid om daartoe een poging te doen? Die zit niet in dat onderzoek van Klijnsma. Dan hebben we een idee in welke orde van grootte de schade is die pensioenfondsen lijden. Dan weten we ook hoe goed dit beleid nu voor ons is.

Minister Koenders:

Er zijn twee aspecten aan uw vraag. Het ene is dat ik als Minister van Buitenlandse Zaken de ECB beschouw als een onafhankelijk instituut. Wat mij betreft is die renteontwikkeling en de manier waarop daarmee wordt omgegaan, een extern gegeven. Daar kan ik niet zo veel aan doen en dat ga ik ook niet doen.

De andere vraag is: wat betekent dit voor Nederland en de pensioenfondsen? Ik zou u daarvoor echt willen verwijzen naar Staatssecretaris Klijnsma, die daarover gaat en wier verantwoordelijkheid dit is. Zij beoordeelt of het verstandig is om ons te wagen aan andere berekeningen dan die met de Kamercommissie zijn besproken. Ik zeg «wagen», want je kunt heel verschillend over deze berekeningen denken. Zoals bekend heeft dit een macro-economisch effect; het gaat ook om het aanjagen van de groei. Aan de andere kant heeft het uiteraard ook consequenties voor de manier waarop de pensioenfonds hun toekomst kunnen kwalificeren. Dat zijn ingewikkelde zaken, die ik graag overlaat aan experts. De vraag of dit door Nederland apart moet worden onderzocht, laat ik echt even aan de Staatssecretaris over.

De heer Omtzigt (CDA):

In de optiek van de CDA-fractie zou dit wel degelijk moeten worden onderzocht door de regering. Dit lijkt ons ongeveer het grootste probleem. Zoals gezegd zijn de bezittingen van de pensioenfondsen ongeveer 1.400 miljard euro. Dat is meer dan de staatsschuld van Griekenland en Portugal bij elkaar. Er is forse schade doordat de rentetermijnstructuur zo laag is. Dat betekent hoge premies, zeer lage verwachte rendementen en continue kortingen. Zou de Minister van Buitenlandse Zaken bereid zijn om dit in het kabinet op te pakken en met een brief terug te komen over de mogelijkheden en onmogelijkheden van een berekening hiervan? We kunnen dan bekijken wat hij en de Staatssecretaris van Sociale Zaken hier samen van vinden.

Minister Koenders:

Ik kom nog even op het punt terug dat ik, veel meer dan de heer Omtzigt, twijfel aan nut en noodzaak daarvan. Nogmaals, het ECB-beleid heeft een drukkend effect op de rente, maar het is echt heel ingewikkeld om te kwantificeren hoe dit exact doorwerkt op de voor pensioenfondsen relevante rentetermijnstructuur. Tegelijkertijd doet de ECB dit niet alleen vanwege de Nederlandse pensioenfondsen, maar heeft zij een bredere doelstelling ten aanzien van de manier waarop zij met inflatieverwachtingen wil omgaan. Nogmaals, dit is iets waar ik als Minister van Buitenlandse Zaken geen eigenstandig oordeel over heb, omdat de ECB onafhankelijk is. Ik wil deze vraag best doorgeleiden naar Staatssecretaris Klijnsma, maar ik kan niets over het antwoord garanderen, ook niet of dit belangrijk wordt gevonden of niet. Als Minister van Buitenlandse Zaken heb ik daar geen oordeel over.

De voorzitter:

De vraag van de heer Omtzigt was of u de vraag wilt doorgeleiden en al dan niet samen namens de regering een brief wilt terugsturen naar de Kamer.

Minister Koenders:

Een brief kunnen we altijd sturen, dat is geen probleem.

De voorzitter:

Dank u wel.

Minister Koenders:

Dit gaat ook over de pensioenenrichtlijn, waarvoor via een triloog een oplossing tussen de Raad en het Europees Parlement moet worden gevonden. Ik weet dat de CDA-fractie daartegen was, omdat er bepaalde eisen werden gesteld aan de pensioenen. Zoals bekend heeft de Raad zijn onderhandelingspositie op dit dossier vastgesteld. Daarvoor bestond in de Tweede Kamer draagvlak, mede omdat alle Nederlandse wensen in het voorstel zijn verwerkt. Thans is het Europees Parlement nog bezig om zijn standpunt definitief te bepalen. Een definitief oordeel wordt niet voor januari verwacht. Op dit moment valt dus nog niet te voorzien welke onderwerpen in de triloog, die waarschijnlijk onder het Nederlandse voorzitterschap zal plaatsvinden, aan de orde zullen komen. Zodra het EP zich over het richtlijnvoorstel uitspreekt, zal ik aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vragen om de Kamer hierover in te lichten. Hiermee geef ik expliciet een antwoord op een impliciete vraag, dus die vraag hoeft mij nu niet meer te worden gesteld. Dit kunnen we misschien in één brief doen, dat scheelt weer wat.

De heer Tang heeft mij nog gevraagd over de schuldverlichting van Griekenland. Schuldverlichting is in zo'n pakket altijd een essentieel punt. Hoe ga je daar mee om, wat is de timing, hoe verhoudt zich dat tot de algemene deal? Met de Europese partners is afgesproken dat dit geen taboe is, maar dat de schuldhoudbaarheid wordt bezien na de succesvolle afronding van de eerste voortgangsrapportage. Voor het Internationaal Monetair Fonds is het essentieel dat we de deelname aan het steunprogramma laten afhangen van een adequate aanpak van de Griekse schuldhoudbaarheid. Griekenland is tot medio december aanstaande bezig met het voldoen aan de milestones voor een subtranche van 1 miljard euro. Ik hoop dat het parlement aldaar een dezer dagen de begroting heeft goedgekeurd. Pas na de implementatie van de milestones voor die subtranche van 1 miljard euro kan de eerste voortgangsrapportage worden opgesteld, vermoedelijk begin 2016. In de Europese Raad is bovendien afgesproken dat schuldverlichtende maatregelen pas kunnen ingaan als Griekenland het gehele programma van het derde steunpakket heeft afgerond.

Zijn er waarborgen in de EMU om de euro stabiel te houden? Wij kunnen ons best wel vinden in de aangekondigde maatregelen van de Commissie ter versterking van het Europees semester. Dan gaat het over allerlei mooie termen als «focus, transparantie, voorspelbaarheid» et cetera. Het is nog wel de vraag of je ook geaggregeerde begrotingssituaties moet opnemen binnen het semester. Wij zijn daar in ieder geval voorlopig nog geen voorstander van. Wij willen eigenlijk voldoen aan het Stabiliteits- en Groeipact zoals dat nu functioneert. Wij vinden echter wel dat het transparanter zou moeten. Wij zijn ook voor een vereenvoudiging. De uitwerking is echter cruciaal. Die moet wat ons betreft tot een versterking van de regels leiden.

Eerder was beter bestuur hier aan de orde. Dat geldt ook voor de EMU. Dat is niet alleen een technische term. Als het gaat om de manier waarop het economisch beleid wordt vormgegeven, is het vertrouwen tussen en binnen landen niet erg groot. Dat zet echt spanning op de Europese Monetaire Unie. Het lijdt geen twijfel dat de discussie voorlopig nog niet af is. Denk aan de geschiedenis van de Europese Monetaire Unie, die geen Europese politieke unie is geworden, en de herziening door de tijd heen. Dat is een bekende discussie, ook in Nederland. In de komende weken en maanden zal duidelijker moeten worden waaraan nog gesleuteld moet worden. Dat is volgens mij onderdeel van een politiek debat.

Dat geldt zeker ook voor belastingen. Er is terecht gevraagd naar belastingontwijking. Zoals u weet, is belastingontwijking in de hand gewerkt door verschillen in belastingsystemen. Het probleem vereist echt een internationale aanpak. Nederland steunt initiatieven in EU- en OESO-verband om belastingontwijking aan te pakken. De strijd tegen belastingfraude en -ontwijking vormt tevens een speerpunt tijdens het Nederlandse voorzitterschap, conform de motie van mevrouw Maij. Nederland wil een voortrekkersrol vervullen in het vergroten van transparantie bij de aanpak van belastingontwijking door bedrijven. De uitwisseling van gegevens over rulings maakt deel uit van die aanpak.

Wij kunnen, zo lijkt het nu, in grote lijnen het actieplan vennootschapsbelasting verwelkomen. Dit sluit aan bij de Nederlandse ambitie om belastingfraude te bestrijden. Denk aan bijvoorbeeld de uitwisseling van informatie en de implementatie van de OESO-afspraken over Base Erosion and Profit Shifting, de bekende BEPS. Het uitgangspunt is dat belasting moet worden geheven daar waar waarde wordt gecreëerd. Daarnaast gaat het om het belang van transparantie. Dit alles binnen de kaders van een competitief en groeivriendelijk belastingklimaat.

Op 6 oktober kwam de Ecofin tot een unaniem akkoord over de richtlijn om automatische uitwisseling van informatie over belastingrulings mogelijk te maken. Er is afgesproken dat globale informatie over grensoverschrijdende rulings via een centrale database met elkaar gedeeld zal worden. Wanneer een lidstaat kan aantonen dat het gaat om voor hem relevante informatie, kan het nadere informatie vragen bij de lidstaat waar de ruling van kracht is. Die richtlijn moet per 1 januari 2017 door de lidstaten geïmplementeerd zijn, met een terugwerkende kracht van vijf jaar. Dat is wel belangrijk. Volgens mij geldt er alleen een uitzondering voor het mkb. Ook belastingafspraken die zijn ingetrokken, moeten op verzoek worden uitgewisseld. Wij zijn op zichzelf positief gestemd over haalbaarheid en werkbaarheid van dat akkoord.

De heer Grashoff heeft mij gevraagd hoe het zit met de voortrekkersrol. Wij hebben aangedrongen op een richtlijn voor de automatische uitwisseling van die rulings. Die is nu gelukkig onder het Luxemburgse voorzitterschap aangenomen. In het kader van het memorandum of understanding wisselen wij informatie over rulings uit met Duitsland. Onder het Nederlandse voorzitterschap hopen wij met andere lidstaten stappen te zetten om de besprekingen van richtsnoeren in de gedragscodegroep transparanter te maken. Nederland is in beroep gegaan tegen het besluit van de Starbuckszaak. Daar is ook een vraag over gesteld. Zo kan duidelijkheid en jurisprudentie worden verkregen op het nieuwe terrein van staatssteun en rulings.

De heer Tang heeft mij een vraag gesteld over de aandeelhoudersrichtlijn.

De voorzitter:

Dat is een ander onderwerp. Ik geef dus eerst het woord aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Hoor ik nu dat de Minister in beroep gaan tegen de Starbucksuitspraak motiveert met het pleidooi dat dit jurisprudentie oplevert? Daar val ik een beetje stil van. Nederland wil een voortrekkersrol hebben in het tegengaan van belastingontwijking en heeft klip-en-klaar een uitspraak over de Starbuckskwestie gekregen van de Europese Commissie. Ik kan me voorstellen dat dan wordt gezegd: dat gaan we oppakken en langs die lijnen gaan we zelf voluit meewerken om belastingontwijking tegen te gaan. Het eerste doel moet dan toch niet jurisprudentie uitlokken zijn? Is de Minister dat met mij eens?

Minister Koenders:

Nee. Ik zie eerlijk gezegd het verband ook helemaal niet. Nederland loopt juist voorop op een aantal punten. Het Starbucksbesluit van de Commissie is geplaatst tegen de achtergrond van de strijd tegen belastingontwijking. Dat is op zich een goede zaak; dat mag. Wij steunen die strijd en willen in de Europese Unie en internationaal snel afspraken maken om belastingontwijking tegen te gaan door de transparantie te vergroten en de nationale systemen beter op elkaar te laten aansluiten. Dat staat echter los van de zekerheid – dat is volgens mij een van de sterktes – die de Belastingdienst vooraf kan geven over de toepassing van Nederlandse belastingregels, de bekende rulings. Dit gebeurt binnen internationale en nationale wet- en regelgeving. Die zekerheid draagt eraan bij dat Nederland een interessante vestigingsplaats is. Daar is op zich niets op tegen. Om duidelijkheid en jurisprudentie te krijgen over de vraag of het mag of niet, is het goed als daarover een uitspraak komt. Zo kan worden gecheckt of het de lijn voor de toekomst moet zijn of niet. Ik zie daar eerlijk gezegd geen tegenstelling in.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik vind dit het totaal omkeren van de zaak. We waren het geloof ik eens dat er een voortrekkersrol zou moeten zijn op het gebied van belastingontwijking. In de Starbuckskwestie was het glashelder dat in Nederland geen belasting betaald wordt en op de plek waar de winsten van Starbucks terechtkomen ook niet. Dat is zelfs door Staatssecretaris Wiebes een ongelukkige situatie genoemd. Is de Minister het met mij eens dat in Europees verband de inspanning geleverd zou moeten worden dat de regels en richtlijnen als de sodemieter zodanig worden ingericht dat glashelder is dat er over winst ergens binnen de EU op een fatsoenlijke manier belasting wordt geheven, in plaats van dat er jurisprudentie wordt uitgelokt over de ontstane situatie, die feitelijk heeft geleid tot belastingontwijking? Daarover waren we het volgens mij niet eens meer oneens. De jurisprudentie doet er niet toe, want de voortrekkersrol houdt in dat we de regels zodanig straktrekken dat het niet meer kan en mag. Daar heb je de jurisprudentie ook niet bij nodig, want dat is dan een achterhoedegevecht geworden.

De voorzitter:

In een eerdere zin bedoelde de heer Grashoff waarschijnlijk «zo snel mogelijk».

Minister Koenders:

De heer Grashoff herhaalt volgens mij wat hij in eerste termijn ook vroeg, maar dat is echt wat anders. Ik heb net gezegd dat de Nederlandse regering vanwege het belang van transparantie in beroep gaat. Het gaat hier om een specifieke zaak, namelijk een referentie aan staatssteun, zoals de heer Grashoff ook weet. Het is absoluut niet bizar om zo'n uitspraak vervolgens te testen bij de rechter. Volgens mij was overtuigend gemeld dat we tegelijkertijd op een aantal punten de transparantie vergroten in de manier waarop we met rulings omgaan. Ik vind het dus echt geen tegenstelling. De heer Grashoff kan er wel een tegenstelling van maken, maar wij vinden dus niet dat die er is.

Ik ga verder. Op 17 november heeft de heer Merkies al schriftelijke vragen gesteld over het blokkeren van belastingherziening door de Benelux. De heer Tang heeft daar nu ook een vraag over gesteld. Deze vragen worden zo spoedig mogelijk beantwoord door de Staatssecretaris en de Minister van Financiën. Ik zou de heer Tang dus willen vragen om de antwoorden op deze vragen even af te wachten. Ik weet dat ze daar nu mee bezig zijn. De discussie over patentboxen waarover in Der Spiegel werd gesproken, is behalve binnen de EU-Gedragscodegroep ook in OESO-verband gevoerd. Bij die discussie heeft Nederland zich hardgemaakt voor het punt dat ook het mkb van patentboxen gebruik zou moeten kunnen maken. Dat was voor ons een hard punt. De uitkomst van de discussie doet recht aan de Nederlandse wens om de regeling toegankelijk te houden voor het mkb en andere zeer innovatieve sectoren. De heer Tang zal de beantwoording daarover dus even moeten afwachten. Ik vind het wel van belang om hier namens de Nederlandse regering nogmaals te zeggen dat wij actief meewerken aan de strijd tegen belastingontwijking door multinationals. Het zal ook een prioriteit zijn tijdens het voorzitterschap. Op dit moment ligt een wetgevingsvoorstel over country-by-country reporting tussen belastingdiensten voor in de Eerste Kamer. Voor publieke country-by-country reporting heeft Nederland er bij de Commissie op aangedrongen zo snel mogelijk een grondige impactassessment uit te voeren om dit verder te brengen.

De heer Voordewind heeft gevraagd naar het ETS-systeem. Het voorstel over de review van ETS is 15 juli uitgekomen. Het betreft een versterking voor de periode na 2020. Het is een belangrijk voorstel voor een ambitieus en toekomstgericht EU-klimaatbeleid. De Kamer heeft het fiche ontvangen op 18 september. Wij vinden echt dat het ETS een hoeksteen blijft van het EU-klimaatbeleid. Het is ook belangrijk ervoor te zorgen dat het ETS-plafond wordt aangescherpt en wordt vereenvoudigd en dat het ook in balans wordt gebracht met wat er in andere continenten en regio's gebeurt. Het is inmiddels een keer besproken door de Raad, namelijk in de Milieuraad van 26 oktober. Het Nederlandse voorzitterschap zal de verschillende onderdelen van het pakket gedurende het komende halfjaar bespreken. Daarbij zijn uiteraard consultaties met lidstaten essentieel. Er is er nu een gepland voor de Milieuraad in juni. Uiteraard is nog veel belangrijker – daarmee wil ik overigens niet zeggen dat dit niet belangrijk is – dat nu de COP plaatsvindt in Parijs. Uiteraard hopen we dat daar een echt akkoord uitkomt op basis ook van de afspraken die in de Europese Unie zijn gemaakt. Ik hoop ook dat de afspraken die daar internationaal gemaakt gaan worden, snel Europees en nationaal zullen worden vertaald.

De heer Voordewind heeft verder een vraag gesteld over etikettering. Ik herinner mij dat we daar heel uitgebreid over hebben gesproken tijdens de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken een paar dagen geleden. Ik heb daar dan ook niet zo veel aan toe te voegen. De interpretatieve mededeling geeft uitleg aan een algemene richtlijn. Dat was het verhaal dat ik ook toen gehouden heb. Op verzoek van consumenten, bedrijfsleven en een aantal lidstaten, waaronder Nederland, is vervolgens deze toelichting er gekomen, zodat consumenten een geïnformeerde keuze kunnen maken. Het kabinet is in algemene zin van mening dat een EU-brede aanpak altijd te prefereren is. In het kader van genoemde begrotingsbehandeling heeft de Kamer een motie aangenomen van de heer Ten Broeke cum suis waarin het kabinet wordt verzocht zich in te spannen om richtsnoeren op te laten stellen voor alle producten uit alle gebieden die krachtens internationaal recht bezet of illegaal geannexeerd zijn. De Kamer heeft mij verzocht om een brief waarin uiteen wordt gezet hoe die motie door het kabinet wordt uitgevoerd. Die zal ik de Kamer doen toekomen nog voor het kerstreces. Ik heb al gezegd dat het geen eenvoudige zaak is om voor al die landen en gebieden hetzelfde voor elkaar te krijgen. Natuurlijk heb ik ook kennisgenomen van de uitspraken van Szijjarto en Kotzias. In beide gevallen betrof het uitspraken in de context van een bezoek aan Israël. Ik moet nog even kijken in de praktijk hoe heet die soep wordt gegeten. In het algemeen ga ik ervan uit dat de EU-lidstaten wetgeving implementeren. Ik zeg er direct bij dat de interpretatieve mededeling een EU-brede uitleg geeft aan de richtlijn inzake oneerlijke handelspraktijken waar het gaat om herkomstaanduiding van producten uit de door Israël bezette gebieden. Die richtlijn is juridisch bindend en moet door lidstaten worden geïmplementeerd. De Commissie ziet daar ook op toe. Nederland is al met die uitvoering bezig.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er komt dus een brief voor het kerstreces naar aanleiding van de aangenomen motie, waarvoor dank. Kan de Minister in die brief dan ook ingaan op het standpunt van Duitsland, Griekenland en Hongarije die nu aangeven niet tot implementatie van die richtlijn over te zullen gaan? Natuurlijk heeft elke lidstaat beleidsvrijheid waar het gaat om het uitvoeren van richtlijnen, maar waarom zouden deze landen tot zo'n besluit kunnen komen, terwijl Nederland zegt precies te zullen doen wat Brussel op dat punt vraagt van ons?

Minister Koenders:

De vooronderstelling in de vraag is dat er bepaalde posities door landen zijn ingenomen. Ik ken die posities niet. Voor Nederland geldt in ieder geval de interpretatieve mededeling, waar we nota bene zelf om gevraagd hebben, waarin een EU-brede uitleg wordt gegeven van een richtlijn over de herkomstaanduiding, iets wat de heer Voordewind ook voor een heleboel andere landen wil. Die richtlijn is gewoon juridisch bindend en moet door de lidstaten worden geïmplementeerd. Ik zie daar verder niet op toe; dat doet de Commissie. Wij zullen dat uitvoeren. Ik zal hier dus niet nader op ingaan in de brief.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De Minister kent de standpunten van de andere landen die ik heb genoemd blijkbaar niet, maar dat zijn toch heel duidelijke standpunten. Mijn enige vraag was of de Minister naar de standpunten van die partijen en landen wil kijken en of hij zijn overwegingen hierover wil opnemen in de brief die wij voor de kerst nog krijgen van het kabinet.

Minister Koenders:

De heer Voordewind stelt een vraag over de positie van andere landen. Die wil ik uiteraard graag in de brief benoemen, maar de Nederlandse regering zal hierdoor geen andere positie innemen. Wij houden ons aan hetgeen Europees is afgesproken.

Dan kom ik op de vraag van de heer Van Dalen. Sinds januari 2014 heeft Pakistan een GSP-Plusstatus toegekend gekregen. Nederland was daar destijds overigens voorstander van. Daarbij moet Pakistan aantoonbare vooruitgang boeken in de implementatie van 27 verdragen op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten en milieu als onderdeel van een extra tranche van handelspreferenties. Begin januari 2016 wordt de evaluatie van het GSP door de Commissie aangeboden aan het Europees Parlement. De vooruitgang van Pakistan onder GSP-Plus zal naar verwachting discussie opleveren, onder andere om de redenen die de heer Van Dalen heeft genoemd. Dat is ook al gebeurd tijdens de joint Commissiebijeenkomst in Brussel op 8 september. Daar sprak de Europese Unie grote zorgen uit over de gebrekkige scorecard en de implementatie op het gebied van mensenrechten. We hebben die boodschap overigens ook zelf overgebracht aan de Minister van Buitenlandse Zaken van Pakistan, zo'n tien dagen geleden. Vooralsnog hebben zuidelijke lidstaten de grootste bedenkingen bij de implementatie van 27 conventies door Pakistan. Dat is vooral ingegeven door de defensieve belangen van de eigen textielindustrie. De like-minded zijn van mening dat Pakistan de tijd moet krijgen en onder druk moet blijven om de implementatie van de 27 conventies te bespoedigen. Alle 27 conventies van het GSP zijn nu geratificeerd.

De heer Van Dalen heeft terecht gewezen op een aantal zorgpunten, die ik met hem deel. Er blijft sprake van voortdurende intolerantie tegenover religieuze minderheden. Zoals vermeld in het op 20 november gepubliceerde ambtsbericht voor Pakistaanse minderheden en zoals bevestigd in gesprekken met de mensenrechtenambassadeur wordt beweerd dat het geweld tegen religieuze minderheden is toegenomen. Dat vind ik heel ernstig. Er vond dit jaar al een aantal aanslagen plaats. Het is echter moeilijk om hierin volledig inzicht te krijgen. We zullen proberen om de zaken op een rijtje te krijgen.

Nederland vervult overigens wel een belangrijke rol in het opkomen voor de positie van religieuze minderheden in Pakistan. Ik kan daar wel een paar voorbeelden van geven, maar dat zou misschien wat te veel tijd vragen. Uiteraard is de situatie van de ter dood veroordeelde Asia Bibi steeds aan de orde gekomen. Wij spelen ook een actieve rol in de ondersteuning van de vrijheid van religie in Pakistan in het licht van de samenwerking met de fractie van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Er wordt ook een aantal projecten uitgevoerd in het kader van religieuze tolerantie. Daarin trekken wij op met een aantal gelijkgestemde landen. Dat zijn in het bijzonder Canada, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. De zaak van mevrouw Asia Bibi houden we sinds 2009 al nauwlettend in de gaten. Er is een groot aantal consultaties geweest, er worden verklaringen afgelegd en er wordt ook druk uitgeoefend op de Pakistaanse autoriteiten. Ook zetten wij concrete stappen samen met de heer Lambrinidis om onze bezwaren tegen de terdoodveroordeling zo stevig over te brengen dat deze hopelijk niet zal worden uitgevoerd.

De onderhandelingen over de richtlijn gelijke behandeling verlopen moeizaam. De meningen erover zijn zeer verdeeld. Het kabinet is bezorgd over de mogelijke financiële, juridische en praktische gevolgen van de richtlijn. Die zorg wordt door veel lidstaten gedeeld. Het is een unanimiteitsdossier: elke lidstaat moet ermee instemmen. Wij zullen de behandeling uiteraard als goed voorzitter voortzetten, maar ik denk niet dat nog tijdens het Nederlands voorzitterschap unanimiteit zal worden bereikt. De heer Bolkestein heeft er vanochtend in de Volkskrant over geschreven. Ik meen dat hij het voorbeeld van een bakker noemde en iets over de toewijzing van woonruimte. Beide zaken zijn in Nederland gewoon al geregeld in de Algemene wet gelijke behandeling, inclusief de omkering van de bewijslast. De rechter en het College voor de Rechten van de Mens kunnen met die regels overigens goed uit de voeten, maar uiteraard is de richtlijn ook in Nederland nog in discussie.

De heer Verhoeven heeft een heel interessante vraag gesteld: waarom voert het kabinet geen all-out ja-campagne, maar kiest het ervoor het referendum dood te zwijgen? Dat was een leading question, zoals dat heet. Ik heb het al eerder gezegd tijdens de behandeling van de begroting van Buitenlandse Zaken en ook in de media. Ook mijn collega's zijn erop ingegaan. Wij nemen het referendum uiteraard 100% serieus. Het is belangrijk voor Nederland, de EU en Oekraïne dat dit akkoord, zoals het nu voorligt, er komt. Het kabinet is gemotiveerd om de discussie aan te gaan en het verdrag te bepleiten. Wij staan voor onze handtekening en zijn van mening dat het publieke debat over het referendum, dat nu een beetje begint te komen, allereerst in de maatschappij gevoerd moet worden. Het kabinet moet daar geen leidende rol in spelen, maar dat betekent niet dat het achterover gaat zitten. Ik heb het akkoord verdedigd in deze Kamer en ook in de Eerste Kamer. Ik zie ernaar uit om actief deel te nemen aan het debat. Dat geldt ook voor andere leden van het kabinet. Wij zullen de Nederlanders informeren waarom het kabinet vierkant achter dit verdrag staat. Dat hebben wij vorige week nog expliciet gedaan tijdens het bezoek van de president van Oekraïne aan dit land.

Zijn wij bereid om buitenlandse waarnemers toe te laten bij het referendum? Ik ben uiteraard bekend met de brief van de initiatiefnemers van het referendum aan de OVSE om waarnemers te sturen naar het Nederlandse referendum. Transparantie staat bij ons bij verkiezingen hoog in het vaandel. In 1998 was Nederland naar ik meen het eerste westerse land dat buitenlandse waarnemers toeliet om de Tweede Kamerverkiezingen te volgen. Dat waren waarnemers van de OVSE, een interessante organisatie in dit kader. Ook bij de daaropvolgende verkiezingen waren er waarnemers van de OVSE. Mocht de OVSE waarnemers naar het referendum willen sturen, dan zijn ze volgens de gebruikelijke procedures van harte welkom.

De heer Van Bommel (SP):

Het is mooi dat de Minister van Buitenlandse Zaken aangeeft dat hij bereid is om mee te doen aan debatten, wanneer ze er komen. De animo voor het referendum en de campagne is niet bij iedereen zo groot. Zo vernamen wij dat de VVD wel bereid is om haar standpunt aan kiezers mede te delen wanneer daarom gevraagd wordt. Is dat nu ook de houding van de Minister? Hij zegt dat hij, wanneer er debatten zijn, daar wel aan wil meedoen. Of mogen wij iets meer van het kabinet verwachten? Er zijn fondsen beschikbaar gesteld. Dat is een stap in de goede richting. Gaat het kabinet ook initiatieven nemen om het debat aan te jagen? Gaat het niet alleen op verzoek deelnemen, maar zelf ook het initiatief nemen?

Minister Koenders:

Zal ik het woord «proactief» maar eens gebruiken? Het is een maatschappelijk initiatief. Daar is ook geld voor beschikbaar, maar dat is niet direct voor de Nederlandse regering. Het is niet de bedoeling dat wij er geld gaan uithalen om proactief campagne te voeren. Het mooie van de wet en de manier waarop campagne door de initiatiefnemers gevoerd is, vind ik het feit dat het om een maatschappelijk initiatief gaat. Daar zullen wij ons danig in roeren. Hoe wij dat precies gaan doen, zal de Kamer de volgende dagen en weken gaan merken. Ik zou er niet over inzitten.

De heer Van Bommel (SP):

Ik ben er klaar voor. Andere politieke partijen hebben er al duidelijke uitspraken over gedaan. Ik heb het CDA horen zeggen dat het, wanneer het referendum geldig is en de opkomst dus hoger dan 30%, de uitslag zal volgen. Dat heeft de Partij van de Arbeid ook al gezegd. Mijn fractie heeft hetzelfde gezegd. Ook wij zullen de uitslag van een geldig referendum volgen. Gaat het kabinet daar gedurende de campagne ook nog een duidelijke uitspraak over doen of moeten wij wachten tot een dag na het referendum, tot 7 april 2016?

Minister Koenders:

Ja, daar moet u inderdaad op wachten. Ik heb dit eerder toegelicht. Dit is de eerste keer dat een raadgevend referendum in Nederland plaatsvindt. Daarover hebben wij een afweging gemaakt. Als wij nu direct zeggen: ja, dat nemen we over, dan is het niet echt een raadgevend referendum. Als we nee zeggen, nemen we de bevolking niet serieus. De Nederlandse regering heeft geen privéopvatting over dit specifieke referendum. Laat daarover geen misverstand bestaan. Zij bekijkt de zaken opnieuw, omdat dat zo hoort. Het staat in de wet. Uiteraard zal de inhoud van het maatschappelijke debat over het akkoord een belangrijke rol spelen. Daarop loop ik niet vooruit. Ik vertrouw op de kracht van de argumenten in dat debat.

De heer Verhoeven (D66):

Ik ben blij dat de Minister van Buitenlandse Zaken er in ieder geval nog over begint, want ik vreesde dat hij in zijn beantwoording niet meer aan deze vraag toekwam. Ik zie sinds een maand of twee geleden rondom dit onderwerp eigenlijk alleen maar chagrijn van het kabinet. Tijdens het debat met de Minister zelf kregen we zeer hoekige antwoorden, terwijl de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties het vooral heel erg duur vond en de premier zei dat de tijd van foldertjes uitdelen volgens hem wel voorbij was. Al deze uitingen van het kabinet duiden erop dat het er helemaal geen zin in heeft. Komt dat doordat het kabinet denkt: in 2005 is het helemaal mis gegaan met een soort halfslachtige campagne, dus laten we nu maar helemaal niets doen en het gewoon negeren? Is dat de strategie van het kabinet? Als dat zo is, wil ik het weten. Dan hoeven we niet meer in het duister te tasten en weten we dat het kabinet bang is om campagne te voeren sinds het debacle van 2005.

Minister Koenders:

Weet u, mijnheer Van 't Wout, volgens mij heb ik dit al twee keer met u besproken.

De heer Verhoeven (D66):

Ik stelde deze vraag inderdaad mede namens de heer Van 't Wout, maar mijn naam is Verhoeven. Dat weet u. Ik krijg wel graag een goed antwoord, anders wordt er weer lacherig over gedaan. Ik wil echt weten waar het kabinet staat.

Minister Koenders:

Ik heb het zojuist gezegd. Ik vind het wel een beetje bizar dat u daarover al twee keer met mij gesproken hebt. Ik heb u precies gezegd hoe het kabinet erin staat. Het kabinet is zeer actief en komt uit voor zijn stem en voor de manier waarop het met het associatieverdrag is omgegaan. We hebben ook aangegeven waarom wij dat belangrijk vinden: om economische belangen en stabiliteit aan de grenzen van Europa. Bij dit belangrijke akkoord zijn veel Oekraïners zeer betrokken. Het is ook een soevereine keuze van dat land. Het gaat niet om Europese Unie-lidmaatschap, zoals ik toen met vreugde heb uitgelegd, nog los van het feit dat ik er met een zekere overtuiging over heb gesproken. Daar sta ik vandaag ook voor. U kunt wel elke keer zeggen dat het kabinet sikkeneurig is, maar u weet gewoon dat dat niet zo is. Wij gaan er tegenaan op een manier die past bij dit referendum, dat een maatschappelijk debat is dat de regering niet moet domineren, maar waaraan zij wel actief meedoet.

De voorzitter:

Ik heb het antwoord ook niet gehoord.

De heer Verhoeven (D66):

Het wordt leuk, souffleert de Minister-President, maar de uitstraling is dat het kabinet het tot 6 april aanstaande op zich laat afkomen en verder lekker niets doet. Ik houd mezelf niet voor de gek; telkens wanneer bewindspersonen hierover een vraag krijgen, stralen zij uit dat zij er geen zin in hebben en dat het duur wordt. Vanwaar toch die weerzin? Waarom heeft het kabinet niet zoiets van: we gaan volop een ja-campagne voeren, omdat we ook met 120 zetels in de Tweede Kamer ja hebben gezegd en het kabinet er zijn handtekening onder heeft gezet? Waarom niet wat meer enthousiasme? Waarom de hele tijd dat terughoudende? Ik snap het echt niet.

De voorzitter:

Uw vraag is helder.

Minister Koenders:

Als u beweert dat iets terughoudend is, is dat het nog niet. U hebt nu drie keer dezelfde vraag gesteld. Ik zeg u nogmaals dat het kabinet achter zijn handtekening staat en volmondig en actief, met veel plezier en overtuiging meedoet aan het debat over deze belangrijke vraag.

De voorzitter:

Bent u bang om campagne te voeren? Dat was eigenlijk de concrete vraag.

Minister Koenders:

Het antwoord is: nee, in het geheel niet.

De heer Verhoeven (D66):

Dank u, voorzitter!

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Minister Koenders:

Eigenlijk ben ik bijna aan het einde gekomen van de beantwoording van de mij gestelde vragen, ware het niet dat de heer Van Baalen nog een belangrijke vraag heeft gesteld over de positie van de Russische Federatie. Mij lijkt dat die vraag gedeeltelijk te maken heeft met het vraagstuk over het referendum. Europa moet de volgende weken en maanden scherp koers houden op het punt van het Minsk II-akkoord. De Russische Federatie opereert op het ogenblik inderdaad in Syrië. Wij weten ook hoe dat verloopt. Op dit ogenblik zijn er meer bombardementen tegen de zogenaamde gematigde oppositie dan tegen ISIS. Dat leidt tot allerlei complicaties. Er is ook een toenemende spanning tussen Turkije en de Russische Federatie, even los van eventuele schuldvragen. Tegelijkertijd is de Russische Federatie van essentieel belang voor de toekomst van Assad en het vredesoverleg in Wenen. Communicatie met de Russische Federatie is dus nodig. Vorige week heb ik dan ook tijdens de bijeenkomst van de Ministers van Buitenlandse Zaken van de NAVO gezegd dat er, als het gaat om grote risico's van vliegbewegingen, civiel contact en contact tussen militairen en misschien zelfs tussen ambassadeurs moet zijn tussen de NAVO en de Russische Federatie, ondanks de problemen die wij met de Russische Federatie hebben. Er is zeker sinds de MH17 een waterscheidingsmoment ontstaan, even los van de schuldvraag. Daarover hebben wij ons niet uitgesproken. Dat conflict heeft helaas wel de situatie en de context gecreëerd waarin dit mogelijk was. Uiteraard betreuren wij dat de Russische Federatie nog steeds in termen van invloedssferen denkt. Dat is een van de redenen waarom wij begrip hebben voor de soevereine keuze van het Oekraïense volk voor een associatieverdrag. Ik geloof niet dat de Nederlandse regering bij de te nemen beslissing over sancties vasthoudt aan het feit dat de Minsk II- akkoorden nog niet zijn uitgevoerd. Hiermee ben ik aan het einde gekomen van de beantwoording van de mij gestelde vragen.

De voorzitter:

Mijnheer Verhoeven denkt dat er nog iets is blijven liggen.

De heer Verhoeven (D66):

Ik had een serie vragen over Schengen en over uitlatingen van Minister Dijsselbloem van Financiën.

De voorzitter:

Daar is de Minister-President uitgebreid op ingegaan. Mijnheer Grashoff?

De heer Grashoff (GroenLinks):

Volgens mij heb ik nog geen antwoord gekregen op mijn vraag over de ambities van Nederland en zijn voorzitterschap op het vlak van klimaatvraagstukken. Ik heb nadrukkelijk gevraagd of er ruimte is om te onderzoeken of je van een 2°C-doelstelling naar een 1,5°C-doelstelling moet gaan. Nederland kan ervoor zorgen dat de EU-doelstellingen zodanig geformuleerd worden dat ze congruent zijn met de 2°C-doelstelling, als next best, want ook dat is tot nu toe niet het geval.

Minister Koenders:

Juist over dit punt wordt momenteel in Parijs onderhandeld, zoals u weet. Een heleboel kleine eilandstaatjes willen nog een forsere temperatuurverlaging of in ieder geval een minder hoge stijging. Op zichzelf is dat natuurlijk sympathiek en belangrijk, maar het blijkt nu al heel moeilijk te zijn om die 2°C-doelstelling te bereiken. Daar zetten wij ons nu onder leiding van Staatssecretaris Dijksma voor in. Zij leidt op dit ogenblik een aantal werkgroepen in Parijs. Hopelijk komen we ten tijde van ons voorzitterschap tot een goed akkoord. Daarvoor zullen we ons proactief inzetten. De vertaling van de afspraken in Europese en nationale doelen en de invulling daarvan zijn uiteraard nog onderdeel van discussie hier. Ik begrijp wel waartoe u oproept: zorg dat het zodanig wordt ingevuld dat die doelstelling wordt gehaald. Daarmee kan ik op zichzelf sympathiseren.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik gebruik mijn vervolgvraag voor een heel andere kwestie. Met de Minister-President hebben wij naar aanleiding van de deal met Turkije over het hervestigen en niet-hervestigen van vluchtelingen vanuit Turkije gesproken. Een ander vraagstuk zat met name in de bijdrage van mijn collega Judith Sargentini, namelijk het vraagstuk van reallocatie uit met name Griekenland en Italië en de afspraken die daarover zijn. We moeten vaststellen dat er tot nu toe in Nederland nog maar 100 plaatsen zijn, terwijl er 5947 zijn toegezegd. Daarom vraag ik of het kabinet kan toezeggen dat die plaatsen met hoge voorrang toegewezen worden en beschikbaar komen. Dan kan Nederland echt actief invulling geven aan de voortrekkersrol. Als Nederland die plekken bij wijze van spreken eerder dan andere landen beschikbaar heeft, kan het ook met gezag anderen op hun verantwoordelijkheid wijzen.

De voorzitter:

Nu gebeurt er iets waartegen ik echt grote bezwaren heb. Ik ga het ook niet toestaan, hoezeer ik ook snap dat u dit graag wilt. De Minister-President heeft duidelijk aangegeven dat hij klaar was met zijn beantwoording.

Minister Rutte:

Ja, maar deze heb ik nog niet beantwoord.

De voorzitter:

Dan had de heer Grashoff dat toen moeten zeggen. Ik ga deze onderhandeling niet voeren. Ik ga het gewoon niet toestaan. Daarvoor heb ik de tweede termijn. Ik stel voor dat de heer Grashoff deze vraag dan stelt.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Even een punt van orde. De Minister-President is begonnen met te zeggen: ik praat met u onder meer over de deal met Turkije en alles wat daarmee samenhangt. Op grond daarvan heb ik de Minister-President niet geïnterrumpeerd, in de volle overtuiging dat deze vraag door de Minister van Buitenlandse Zaken werd beantwoord. Het maakt mij niet uit wie van beiden het antwoord geeft, maar ik wil wel antwoord.

De voorzitter:

U krijgt in de tweede termijn antwoord. Dat is de ordentelijkheid van het debat. Zo gaan we het doen. In de tweede termijn komt het. Hiermee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de regering.

Ik stel voor dat we direct doorgaan naar de tweede termijn, waarnaar blijkbaar met smart wordt uitgekeken. Ik stel voor dat de Tweede Kamerleden in de tweede termijn drie minuten spreektijd krijgen en dat leden van het Europees Parlement twee minuten spreektijd krijgen. De heer Bontes krijgt dan de helft, nee, iets meer, want dat vind ik raar. Hij krijgt twee minuten spreektijd in tweede termijn.

Ik geef het woord aan de heer Van 't Wout.

De heer Van 't Wout (VVD):

Voorzitter. Ik dank de beide bewindspersonen voor hun uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Vooral dank ik de Minister van Buitenlandse Zaken die zo uitgebreid inging op het concept van een Europa van meerdere snelheden. We staan immers voor heel grote vragen. Het doen zoals we het altijd deden, zal niet het antwoord zijn. We moeten ook in de manier waarop we in Europa met elkaar samenwerken, nadenken over nieuwe vormen. Ik zie uit naar de brief die daarover nog komt. Ik dank de Minister-President voor zijn toezegging om nog een brief te sturen over de wijze waarop we omgaan met weigerachtige landen die wel veel geld krijgen, zo vat ik het althans maar even samen.

Dan kom in nog even op de brexit. De Minister-President gaf vrij technisch aan dat er een verschil zit tussen de Britse interne wetgeving op sociale zekerheid en de Nederlandse. Het gaat mij erom dat we bij de Britten kijken welke vraag er nu eigenlijk achter zit. Ik kan me vanuit hun perspectief heel goed voorstellen dat ze kijken naar arbeidsmigratie en sociale zekerheid, net zoals wij daar in Nederland ook naar kijken. Ik zeg het maar even heel scherp: als wij miljarden betalen aan Griekenland om in de eurozone te blijven, moeten we ook de bereidwilligheid hebben om met de Britten tot een vergelijk te komen en moeten we niet van tevoren op dit soort thema's de hakken in het zand zetten.

Ik kan mij vinden in de houding van het kabinet dat dit een nuchter en vooral praktisch en probleemoplossend voorzitterschap zou moeten zijn. Dit jaar ontviel ons helaas de Duitse oud-kanselier Helmut Schmidt, die ondanks zijn kettingroken 96 jaar oud is geworden, zo zeg ik hoopvol. Hij zei, en laat zijn geest dan maar een beetje over het voorzitterschap waren, dat mensen met een visie een dokter moeten bezoeken. Het gaat erom huizen te bouwen, de Duitse welvaartsstaat te versterken en Duitsland veilig te maken. Dat zijn wijze woorden voor een sociaaldemocraat!

De heer Van Baalen:

Voorzitter. Ik ben blij met de beantwoording van de vragen, ook op het gebied van het associatieverdrag tussen de EU en Oekraïne. Ik ben blij dat de regering, zoals al vaker stelt dat dit goed is voor een handtekening. We moeten goed beseffen dat niet alleen de huidige Oekraïense regering dit verdrag wil, maar ook de door Moskou gepatroneerde vorige regering. Ik kijk daarvoor ook de heer Van Bommel en de heer De Jong even aan, voor zover dat relevant is. Het is dus een breed gedragen gedachte dat Oekraïne en de EU nader tot elkaar komen, wat ook niet onmogelijk maakt dat Oekraïne bijvoorbeeld met Rusland goede handelsrelaties onderhoudt.

De voorzitter:

Voordat ik het woord aan mevrouw Maij geef, zeg ik voor de zekerheid nog even tegen de overige leden dat EP-leden geen moties mogen indienen en dat ze ook niet mee mogen ondertekenen.

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. In mijn eerste termijn zei ik al dat het goed is dat de regering probeert de Europese Unie op koers te houden. Ik dank de bewindspersonen voor alle antwoorden die ze hebben gegeven op de vragen die mijn collega's en ikzelf hebben gesteld. We zien dat het best een turbulente tijd is. Ik gaf ook aan dat ik het prettig zou vinden als de koers zo af en toe een tikje naar links zou gaan. Ik heb nog een paar moties om de regering daarbij te helpen. De eerste motie gaat over de Detacheringsrichtlijn. Ik heb de Minister van Buitenlandse Zaken wel goed gehoord, maar dit onderwerp ligt de PvdA na aan het hart. We zijn zeer tegen de manier waarop de Detacheringsrichtlijn uitbuiting en schijnconstructies mogelijk maakt. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het tegengaan van de schaduwkanten van het vrij verkeer werknemers, zoals uitbuiting en schijnconstructies, een van de prioriteiten is van het Nederlands voorzitterschap;

constaterende dat het pakket arbeidsmobiliteit, zoals aangekondigd door de Europese Commissie, is uitgesteld tot een nader te bepalen datum;

van mening dat een grondige herziening van de Detacheringsrichtlijn nodig is om arbeidsuitbuiting tegen te gaan;

verzoekt de regering, zich in de EU maximaal ervoor in te spannen dat het pakket arbeidsmobiliteit uiterlijk voor de zomer van 2016 gepresenteerd wordt;

verzoekt de regering tevens, erop in te zetten dat een grondige herziening van de Detacheringsrichtlijn onderdeel van dat pakket wordt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Maij. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 24 (34 166).

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik heb ook gehoord dat belastingontwijking een belangrijk thema is. De regering gaat zich daar ook voor inzetten. Deze motie is daarbij een steuntje in de rug.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat lidstaten jaarlijks miljarden euro's aan belastinginkomsten mislopen door belastingontwijking;

overwegende dat de jaarverslagen van multinationale ondernemingen geen inzicht geven in hoeveel belasting zij betalen over de winst gemaakt in de verschillende landen;

constaterende dat het Europees Parlement voorstelt om de verplichting voor alle multinationale ondernemingen per land te rapporteren, op te nemen in de aandeelhoudersrichtlijn en dat over dit dossier wordt onderhandeld als Nederland voorzitter is van de Europese Unie vanaf 1 januari 2016;

verzoekt de regering, zich in te spannen om de verplichting voor multinationale ondernemingen om per land te rapporteren op te nemen in de aandeelhoudersrichtlijn, om zo de transparantie van de betaalde winstbelasting te vergroten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Maij en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 25 (34 166).

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik heb nog een laatste punt. We spraken uitgebreid over Turkije, met name over de persvrijheid in Turkije en over het feit dat het probleem rond de persvrijheid, of vooral het gebrek eraan, steeds groter wordt. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat in Turkije de persvrijheid toenemend onder druk staat;

constaterende dat de EU naast een beoordelende ook een intensievere helpende en adviserende rol kan hebben om kandidaat-lidstaten te ondersteunen om aan de toetredingscriteria te voldoen;

van mening dat Nederland in de EU een actieve rol moet nemen om de persvrijheid in Turkije te bevorderen;

verzoekt de regering, Turkije te helpen met het verbeteren van de persvrijheid en er in de EU op in te zetten om IPA-geld te besteden aan de ondersteuning hiervan en het maatschappelijk middenveld in Turkije,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Maij en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 26 (34 166).

De heer Tang:

Voorzitter. Ik dank de Tweede Kamerleden voor deze mogelijkheid tot gedachtewisseling en ik dank het kabinet voor de antwoorden. Het kabinet staat voor een grote opgave. De Europese samenwerking loopt moeilijk, tegelijkertijd is het kabinet realistisch en ambitieus. Dat is ook nodig, want alleen door het boeken van resultaten kan Europa draaiende blijven. We moeten beseffen dat we de grote problemen van deze tijd niet alleen in Nederland kunnen oplossen, maar dat we daar Europa voor nodig hebben. Het is misschien een middel, maar wel een belangrijk middel. Dat is het middel om voor onze toekomst het heft in eigen handen te nemen. Ik waardeer de woorden van de Minister van Buitenlandse Zaken zeer, namelijk dat Europa meer is dan een markt en een munt. Vandaar dat de Partij van de Arbeid, bij monde van Marit Maij, ook terecht een motie heeft ingediend over de Detacheringsrichtlijn. De mens moet centraal staan en niet de markt en de munt. Ik waardeer ten slotte de woorden, de positieve houding en de vechtlust van de Minister van Buitenlandse Zaken zeer en dat hij zegt: we gaan ertegenaan! Dat is precies de instelling die voor het referendum over Oekraïne nodig is. Ik hoor dat graag.

De heer Van Bommel (SP):

Mijn collega De Jong ziet af van zijn spreektijd. Ik mag die tijd van hem gebruiken.

De voorzitter:

Nee, u hebt drie minuten spreektijd. Zo werkt dat in de Tweede Kamer.

De heer Van Bommel (SP):

Wat gebeurt er dan met die resterende spreektijd? Mijn klokje loopt ook al. Nog even, en ik kan gelijk gaan zitten!

Er is sprake van een crisis in Europa. Ik heb dat betoogd in mijn eerste termijn en vele sprekers na mij hebben dat herhaald. Met de mogelijke brexit in het vooruitzicht moet ook Nederland zijn standpunt bepalen. Wat is nu belangrijker: het Verenigd Koninkrijk erbij houden wat eigenlijk iedereen wil, met uitzondering van een collega, of een verdragswijziging accepteren? Ik meen dat het laatste de weg kan zijn om het eerste te bereiken. Ik wil de Minister-President uitnodigen daar toch nog even op in te gaan. Want je kunt wel de wens uitspreken dat het later wordt meegenomen bij een verdragswijziging, maar het is maar zeer de vraag of de Britten dat zullen accepteren. Uw wensen: komt u daar later nog maar eens op terug!

Met betrekking tot Turkije ben ik niet gerustgesteld. Aan de ene kant zie ik dat er een uitleg is aan Nederlandse zijde en ook bij andere lidstaten over de deal die is gemaakt met Turkije, aan de andere kant, aan Turkse zijde, zie ik blijdschap over het bereikte resultaat. Ik meen dat we zelf de inzet moeten bepalen, vandaar dat ik de volgende motie indien.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Turkije het VN-Vluchtelingenverdrag nooit volledig geratificeerd heeft en dat Turkije het verdrag niet toepast op vluchtelingen die niet uit Europa komen;

overwegende dat er momenteel 60 miljoen vluchtelingen op de wereld zijn, hoofdzakelijk van niet-Europese afkomst;

van mening dat de volledige ratificatie van het VN-Vluchtelingenverdrag wenselijk is in het kader van fatsoenlijke opvang in de regio en een verantwoord terugkeerbeleid;

verzoekt de regering, mede met het oog op de recente EU-Turkijedeal, erop aan te dringen dat Turkije het VN-Vluchtelingenverdrag zo snel mogelijk volledig ratificeert,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Bommel en Gesthuizen. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 27 (34 166).

De heer Van Bommel (SP):

Het EU-voorzitterschap van Nederland is aanstaande. Ik kijk ernaar uit. Ik zie natuurlijk een rol voor het kabinet, maar ook voor de Tweede Kamer. Wij zullen die rol vervullen. Het probleem is echter dat het kabinet de zaken vooral wil laten voortkabbelen, terwijl Nederland naar onze mening juist een leidende rol moet spelen als wij het voorzitterschap en dan juist op die moeilijke thema's van vluchtelingen, van mogelijk uittreden van landen en van andere zaken. Er zal overigens ook naar Nederland gekeken worden, al was het alleen maar vanwege het referendum. Wanneer we naar de COSAC gaan, merken we nu al een enorme belangstelling van collega-parlementariërs uit andere landen. Politieke partijen spreken zich daarover uit en ik ben van mening dat het kabinet dat ook moet doen. Die vraag zal ook de komende maanden aan het kabinet worden gesteld. Om die reden wil ik de volgende motie indienen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er op 6 april 2016 een raadgevend referendum plaatsheeft over het EU-Oekraïne associatieakkoord;

overwegende dat duidelijkheid over de waardering van de uitslag van het referendum niet alleen achteraf, maar ook vooraf gewenst is;

verzoekt de regering, vooraf duidelijkheid te verschaffen over hoe de uitslag van het referendum gewaardeerd zal worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van Bommel. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 28 (34 166).

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de antwoorden op de dossiers. Misschien lijkt het debat wat tam, maar de regering staat aan de vooravond van misschien het moeilijkste voorzitterschap dat Nederland ooit van de Europese Unie gehad heeft. Ik hoor de premier zeggen «dat überhaupt ooit heeft plaatsgevonden». Daar zou het bij in de buurt kunnen komen. De uitdagingen van de Unie – Turkije, het Brits referendum, het Nederlands referendum en ik noem de pensioenen – zijn werkelijk fenomenaal. De eurocrisis is als zodanig nog niet opgelost. Het is ontzettend belangrijk dat hier ook de volle aandacht aan wordt besteed. Ik loop nog even een paar punten na.

Het eerste is dat de heer Bozkir, Minister van Europese Zaken van Turkije, zelf zegt dat readmission niet voor Syriërs geldt. Persvrijheid was overigens geen onderwerp van gesprek bij de onderhandelingen. Dat laat precies het punt zien dat mijn collega van de SP zojuist ook al opbracht. Als de Turken niet het VN-Vluchtelingenverdrag ondertekenen, houden vluchtelingen daar minder rechten. Ik heb daarover een vergelijkbare motie als die van de heer Van Bommel. Ik kijk daarna nog wel met hem of de moties in elkaar geschoven worden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat Turkije het Protocol van New York uit 1967 niet ondertekend en geratificeerd heeft en dat het dus geen vluchtelingenstatus met alle daarbij behorende rechten verleent aan Syrische vluchtelingen;

van mening dat vluchtelingen uit Syrië in Turkije de status van vluchteling moeten krijgen;

verzoekt de regering, een deal over vluchtelingen tussen de EU en Turkije in ieder geval te koppelen aan het tekenen en ratificeren van het Protocol van New York door Turkije,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 29 (34 166).

De heer Omtzigt (CDA):

Aan het adres van de SP merk ik nog op dat in het Vluchtelingenverdrag nog de beperking tot 1951 kent en dat daarom het aanvullende protocol moet worden ondertekend.

Het tweede punt gaat over de oliesmokkel. Wij zijn wel degelijk van mening dat daarnaar onderzoek moet plaatsvinden.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er vele sterke aanwijzingen zijn voor samenwerking tussen (een deel van) Turkije en ISIS bij wapenleveranties en oliesmokkel;

verzoekt de regering, zich hard te maken voor een snel, onafhankelijk internationaal onderzoek naar deze beschuldigingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 30 (34 166).

De heer Omtzigt (CDA):

Tot slot. Als je dit voorzitterschap bekleedt, vinden wij dat achteraf teruggekeken moet kunnen worden naar de wijze waarop het gegaan is.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de volgende onderwerpen het Nederlands EU-voorzitterschap zullen domineren:

  • vluchtelingenproblematiek;

  • buitengrenzen EU en het functioneren van Schengen;

  • referendum Verenigd Koningrijk;

  • relatie EU en Turkije;

constaterende dat tijdens het Nederlands EU-voorzitterschap in deze dossiers fundamentele keuzes zullen moeten worden gemaakt en op basis hiervan het succes van het voorzitterschap gemeten kan worden;

verzoekt de regering, een verslag van haar voorzitterschap van de EU aan de Kamer te doen toekomen in het derde kwartaal van 2016 en daarin in te gaan op de vraag of de gestelde doelen gehaald zijn,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Omtzigt. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 31 (34 166).

De heer Omtzigt (CDA):

Ik kijk met belangstelling uit naar de beantwoording van de vragen over de stukken die vorig jaar overhandigd zijn over de mogelijke betrokkenheid van Turkije bij wapenleveranties.

Mevrouw De Lange:

Voorzitter. Ook ik wil het kabinet en de leden van de Tweede Kamer danken voor de discussie die wij hier hebben gehad. Die kan een beetje tam hebben geleken, maar als ik collega's uit andere landen begrijp, zijn wij een van de weinige parlementen die toch zo uitgebreid de tijd nemen om over de Staat van de Unie te debatteren. Mijn complimenten daarvoor.

Ik wil nog even kort ingaan op het meerjaren-financiële kader. Ik vind het moedig van het kabinet om dat onderwerp op de agenda van het voorzitterschap te zetten. Iedereen is het er altijd over eens dat het anders moet, maar als je gaat praten over hoe dat moet, lopen de meningen uiteen.

De door het kabinet genoemde flexibiliteit wordt door het Europees Parlement al jaren bepleit. Ik ben heel erg benieuwd – misschien niet nu, maar in een later stadium – hoe het kabinet denkt die flexibiliteit voor elkaar te krijgen. Is het dan bijvoorbeeld tegen het vastleggen voor zeven jaar in nationale enveloppen?

In dit debat is aardig wat met cijfers gegooid over wat Nederland nu heeft beloofd en daadwerkelijk heeft geleverd. Ik hoorde Judith Sargentini spreken over 100 plekken voor opvang en ik heb genoemd 23 Frontex-medewerkers en zes asielbeoordelers in het kader van EASO. Dat zijn de cijfers die wij van de Europese Commissie krijgen. Misschien zijn ze te negatief en doet het kabinet veel meer. Als dat zo is, zouden we het graag weten.

De heer Beertema (PVV):

Voorzitter. Ik dank de regering voor de beantwoording van de vragen. Er zat veel onbegrijpelijks in, veel onbegrijpelijke new speak ook à la Orwell. Het mooiste voorbeeld vond ik wel dat de toetredingsonderhandelingen met Turkije niet versneld worden, maar «van nieuwe energie worden voorzien». Dat mogen we niet verwarren met een eventuele toetreding tot de Europese familie. Het zijn onbegrijpelijke formuleren uit het parallelle universum dat Brussel volgens mij is. Niemand in het land begrijpt dit. Ik ben bang dat de heer Erdohan interpreteert het openen van de onderhandelingen ongetwijfeld heel anders dan onze Minister-President.

Zelden heb ik een zoutlozer debat meegemaakt dan deze Staat van de Unie. Zoutloos en vermoeid en dat terwijl het draagvlak onder de Unie met de dag afbrokkelt. Ik heb maar één motie en die richt zich op het kernpunt van mijn betoog in eerste termijn. Vanuit het perspectief van de PVV hebben onze Nederlandse burgers belangen en die belangen moeten gediend worden door gekozen politici die wij zijn, want die hebben een mandaat gekregen van de kiezer. Wij worden geacht, die belangen te verdedigen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de «Turkije-deal» drie elementen omvat, te weten:

  • een afdracht van 3 miljard euro;

  • visumvrije toegang tot de EU;

  • uitzicht op heropening van de toetredingsonderhandelingen van Turkije tot de EU;

overwegende dat alle drie resultaten rechtstreeks de belangen van Nederland en de Nederlandse kiezer schaden;

verzoekt de regering om de «Turkije-deal» terug te draaien,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Beertema en Fritsma. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 32 (34 166).

De heer Beertema (PVV):

Ten slotte nog dit. Ik heb mijn traditionele vraag aan de Minister-President gesteld om kort te reflecteren op zijn stip op de horizon van de EU: een federatieve verenigde staten van Europa of niet? Hij kiest er ook weer heel traditioneel voor om die vraag die leeft bij meer dan 2 miljoen virtuele kiezers van de PVV alweer niet te beantwoorden. Mijn conclusie is zo langzamerhand dat hij geen antwoord heeft. Hij heeft geen idee van de toekomst van de EU. Ik kijk er op zichzelf niet van op, maar ik concludeer wel dat er bij onze Minister-President en bij de regering sprake is van een schokkend gebrek aan leiderschap.

De heer Verhoeven (D66):

Voorzitter. Ik begin met drie moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering een expliciete afspraak met de Kamer heeft dat instemming in de Raad met een voorstel over Passenger Name Records (PNR) alleen plaatsvindt indien sprake is van sterke waarborgen voor het recht op gegevensbescherming, en een richtlijn voor PNR voorts ook dient te voldoen aan de normen zoals vastgesteld door het Europese Hof van Justitie in het arrest over de Richtlijn bewaarplicht telecommunicatiegegevens;

overwegende dat de Kamer ondanks toezeggingen hierover in de slotfase voorafgaande aan het akkoord niet is geïnformeerd over de exacte positie die Nederland inneemt en de mate waarin is voorzien in waarborgen, nut en noodzaak van de richtlijn;

verzoekt de regering, de Kamer te informeren over de positie die Nederland heeft ingenomen in de Raad over Passenger Name Records;

verzoekt de regering voorts, de Kamer altijd expliciet te informeren over de Nederlandse positie in de Raad voorafgaande aan instemming met een voorstel,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Verhoeven en Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 33 (34 166).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de huidige Europese grensbewaking gecoördineerd wordt door het Europees agentschap Frontex, maar dat dit agentschap niet voldoende functioneert;

overwegende dat de Europese Commissie in haar werkprogramma 2016 een voorstel opgenomen heeft voor het oprichten van een Europese grens- en kustwacht;

verzoekt de regering, zich hard te maken voor het oprichten van een daadwerkelijk Europese grens- en kustwacht met voldoende reddingscapaciteit en tijdens het voorzitterschap hier prioriteit aan te geven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 34 (34 166).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat het kabinet moet staan voor zijn handtekening onder de samenwerkingsovereenkomst met Oekraïne;

overwegende dat het kabinet slechts voornemens is om een voorlichtingscampagne over het ingelaste referendum over Oekraïne te voeren;

verzoekt de regering een ja-campagne te voeren bij het referendum over de samenwerkingsovereenkomst met Oekraïne,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 35 (34 166).

De heer Verhoeven (D66):

Ik stel nu nog een aantal vragen, voorzitter. Allereerst: dank aan het kabinet voor zijn beantwoording en uiteraard ook van de kant van D66 alle succes toegewenst met het voorzitterschap in het komende halfjaar. Over het PNR blijft nog heel veel onduidelijk. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft gezegd dat er een brief van zijn collega van Veiligheid en Justitie komt. Daar zouden echt de antwoorden op de volgende vragen in moeten staan. Waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de Nederlandse positie? Wat is er precies aan waarborgen voor gegevensbescherming vastgelegd? Klopt het dat Nederland informeel heeft toegezegd om gebruik te maken van het opslaan van intra-EU-vluchten? En de hamvraag: waarom is Nederland akkoord gegaan met een pakket zonder de cruciale verplichte gegevensuitwisseling? Ik hoop dat hier nog iets over kan worden gezegd, maar anders lees ik de antwoorden graag in die brief van de Minister van Veiligheid en Justitie.

Nog iets over de campagne van het kabinet voor het GeenPeil-referendum. Als ik de mededelingen van de Minister van Buitenlandse Zaken beluister, kom ik niet veel verder dan tandenknarsend enthousiasme. Ik verwacht een levertraancampagne als het zo verdergaat. Ik zie echt te weinig van het enthousiasme dat nodig is voor het voeren van een goede campagne. Dat kan de premier in ieder geval wel, dus ik hoop echt dat het een campagne wordt die meer is dan praktisch en sober, en helemaal niet passief en somber.

Mevrouw In 't Veld:

Voorzitter. Ik heb drie puntjes: een positief en twee negatieve. Positief is dat ik blij ben met de uitgesproken steun voor het project van het Europees Parlement voor het Democratic Governance Pact. Ik hoop dat we daar in de komende zes maanden gezamenlijk vooruitgang mee kunnen boeken.

Maar nu iets over PNR. Collega Verhoeven heeft daar net al iets over gezegd. Ik ken het dossier toevallig een klein beetje. Er zijn weinig dossiers waarover zo ongelooflijk veel onzin wordt gedebiteerd, ook vandaag weer in deze Kamer en ook van de zijde van het kabinet. Er werd gezegd dat er geen onafhankelijke toezichthouder is, iets over die zes maanden enzovoort. Het kwalijkste van al die onzin vind ik nog de link die dit jaar twee keer is gelegd met de aanslagen in Parijs. Die is er nadrukkelijk niet! Ik vind het cynisch dat de Raad, de Commissie en ook dit kabinet die link leggen, want daardoor wordt er misbruik gemaakt van aanslagen om een dossier erdoorheen te duwen. Ik zou er dankbaar voor zijn als dit kabinet tijdens het voorzitterschap gehoor zou geven aan de resolutie uit 2011 van het Europees Parlement, waarin werd opgeroepen tot een grondige evaluatie van het antiterreurbeleid tot nu toe. Laten we gewoon eens bekijken wat we hebben, of dat werkt en of het überhaupt door de lidstaten in nationale wetgeving wordt omgezet. Heel vaak is dat namelijk niet het geval.

Mijn laatste opmerking. Ik hoor vaak in de debatten dat we nuchter, realistisch en pragmatisch moeten zijn. Dan denk ik: fantastisch! Wie nuchter, realistisch en pragmatisch is, zal namelijk moeten erkennen dat in de wereld van vandaag het intergouvernementele Europa niet meer werkt. Intergouvernementeel is niet meer afdoende voor de vraagstukken van de wereld van vandaag. In de wereld van vandaag willen vasthouden aan het Europa van gisteren, aan de wereld van de jaren vijftig, is volstrekt naïef. Dat is pas dromen! Het Europa van de deals is passé. Ik kijk naar de grote uitdagingen van vandaag. De mensen die vandaag hebben zitten kijken naar dit debat, weten volgens mij nu heel veel over heel veel details van wetgeving, maar hebben nog geen idee waar het Nederlandse voorzitterschap naartoe wil met de wereld van vandaag. Dus graag toch een visie.

De voorzitter:

Meneer Omtzigt, u staat nu bij de microfoon, maar ik weet niet of een interruptie nu een goed plan is. Eigenlijk weet ik het zeker dat we dat nu niet moeten doen. Dit is de tweede termijn. U heeft vanmorgen een uitgebreid rondetafelgesprek gehad, waarin u uitgebreid met elkaar over dit soort onderwerpen heeft kunnen spreken. We gaan dat volgend jaar weer doen. Ik ga nu het woord geven aan de heer Grashoff.

Verder deel ik mee dat de leden Voordewind en Van Dalen zich voor de tweede termijn hebben afgemeld en dat de heer Bisschop zich weliswaar voor dit debat had ingeschreven, maar ook aanwezig was bij het notaoverleg over onderwijs en zich niet kon splitsen, hoe hard hij dat ook heeft geprobeerd.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Vóór mijn korte bijdrage wil ik wel kwijt dat ik denk dat we volgend jaar beter geen rondetafelgesprek kunnen doen, dus dat we dan gewoon het debat moeten voeren. Het rondetafelgesprek wordt nu namelijk gebruikt om het debat kapot te maken, wat ik – laat ik het maar zo zeggen – erg ongelukkig vind.

De heer Omtzigt (CDA):

Voorzitter, ik wil nu graag een punt van orde maken.

De voorzitter:

Ga uw gang.

De heer Omtzigt (CDA):

Mijn punt is als volgt. Er werd een duidelijke visie neergezet, zij het niet de mijne. Dat mag, daar is het debat voor, maar als ik daar dan niets meer op mag zeggen, pas ik voor deze manier. We kunnen op deze manier hier geen uitwisseling van standpunten hebben. Ik zou daartoe wel graag in de gelegenheid worden gesteld, anders weet ik niet hoe ik het democratisch debat hierover kan aangaan. En dat is nou nét datgene wat Europa mist.

De voorzitter:

Ik verwijs hiervoor naar het Reglement van Orde.

Het woord is weer aan de heer Grashoff.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik zou van de Nederlandse regering tijdens het voorzitterschap van de EU ambitie, leiderschap en vooral ook voorbeeldgedrag willen zien. Ik heb dat in mijn eerste termijn benadrukt. Op het gebied van het bestrijden van belastingontwijking pretendeert de regering een voorbeeldrol en leiderschap, maar dat is ongeloofwaardig. Er wordt geen volledige medewerking gegeven aan de onderzoekscommissie van het Europees Parlement, de Commissie TAXE. Overigens is dit strijdig met de aangenomen motie-Klaver, die daarover gaat. Het beroep inzake de Starbuckskwestie ontneemt Nederland heel veel legitimiteit. Dat lijkt me slecht, en daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering heeft aangekondigd, beroep aan te tekenen tegen het besluit van de Europese Commissie inzake Starbucks;

overwegende dat Nederland volledige steun zou moeten verlenen aan Europese inspanningen om belastingontwijking en illegale staatssteun aan multinationals tegen te gaan;

overwegende dat Nederland naar schatting 20 tot 30 miljoen euro aan belastinginkomsten kan terugvorderen dankzij het Commissiebesluit;

verzoekt de regering, geen beroep aan te tekenen tegen het Commissiebesluit inzake Starbucks,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 36 (34 166).

De heer Grashoff (GroenLinks):

De hogere ambitie die er zou mogen zijn inzake vluchtelingen zien wij niet al te zeer terug. Mevrouw Sargentini zal daar straks nog kort iets over zeggen. Bij dezen dien ik hier een motie over in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat de regering akkoord is gegaan met herplaatsing van 160.000 vluchtelingen binnen de EU;

constaterende dat Nederland tot nu toe slechts 100 van de 5.947 opvangplaatsen beschikbaar heeft gesteld;

verzoekt de regering om als EU-voorzitter een voortrekkersrol op zich te nemen door minstens de helft van de opvangplaatsen voor herplaatsing beschikbaar te stellen binnen de termijn van het EU-voorzitterschap,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Grashoff. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 37 (34 166).

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik hoop natuurlijk dat deze motie overbodig is. Dat zou kunnen blijken uit het antwoord dat niet kon worden gegeven door de Minister-President.

Mijn laatste motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er een voorlopig politiek akkoord is om ongericht de passagiersgegevens (PNR) van alle intra- en extra-EU-vluchten verplicht op te slaan;

overwegende dat dit akkoord niet voldoet aan het vereiste van noodzakelijkheid en proportionaliteit en een grote inbreuk maakt op de privacy van burgers;

verzoekt de regering, tegen de richtlijn te stemmen zolang deze bezwaren niet zijn weggenomen;

verzoekt de regering voorts, als de richtlijn wordt aangenomen, deze voor te leggen aan het Europese Hof van Justitie om de verenigbaarheid met EU-wetgeving en -jurisprudentie te toetsen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Grashoff en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 38 (34 166).

Mevrouw Sargentini:

Voorzitter. Ik kom even terug op de herplaatsing van vluchtelingen uit Italië en Griekenland. Daarover zijn al een paar dingen gezegd. Eén argument wil ik alvast ontzenuwen, namelijk dat hotspots niet hoeven te functioneren om Syriërs en Eritreeërs uit vluchtelingenkampen in Italië en Griekenland een betere plek in een ander land in Europa te geven. Er zijn erg veel Syriërs en Eritreeërs die dat graag zouden willen.

Ik heb bij collega's verontwaardiging gehoord over het feit dat Turkije nu vluchtelingen tegenhoudt die op bootjes willen stappen. Ik deel de verontwaardiging dat ze worden gedetineerd, maar de Minister-President heeft natuurlijk wel een punt dat de hele deal met Turkije bedoeld was om vluchtelingen tegen te houden. Daarvan nu een probleem maken, is een kwestie van krokodillentranen. Als daarnaast op vragen van collega's door de Minister-President wordt gesuggereerd dat visaliberalisatie nog maar de vraag is en dat wij een en ander even moeten afwachten tot juli, zou er uiteindelijk in deze deal aan onze kant helemaal niets meer te bieden zijn. Het verbaast mij dat wij heel veel eisen hebben, maar eigenlijk weinig bieden. De 3 miljard is nog niet verzekerd, de visaliberalisatie wordt eigenlijk op losse schroeven gezet en de gesprekken over het openen van hoofdstukken zijn ook wat onduidelijk. Ik vraag mij af: wat dacht u eigenlijk te onderhandelen als u op deze manier die deal uitkleedt? Ik denk dat wij inderdaad moeten afzien van dit soort samenwerking met Turkije, maar dan kunt u ook niet eisen dat Turkije zijn vluchtelingen daar houdt. Dat verbaast mij werkelijk enorm.

Ik begrijp ook dat de premier zegt dat een onderdeel van de afspraken met Turkije nu juist is dat er minder vluchtelingen hierheen komen omdat wij met hervestiging zelf kunnen kiezen. Dat lijkt mij het verkeerde uitgangspunt. Volgens mij moet je ervoor kiezen om grootschalig, bijvoorbeeld 400.000 – ik herhaal nog een keer het voorstel van mevrouw Merkel – vluchtelingen uit Turkije in Europa te hervestigen.

De voorzitter:

Mevrouw Thieme en mevrouw Hazekamp hebben zich afgemeld voor de tweede termijn. Ik geef daarom het woord aan de heer Bontes.

De heer Bontes (Groep Bontes/Van Klaveren):

Voorzitter. Ik dien de volgende twee moties in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er op woensdag 6 april 2016 een raadgevend referendum wordt gehouden over het associatieverdrag met Oekraïne;

overwegende dat een meerderheid in de Tweede Kamer al heeft aangegeven de uitkomst van het referendum te zullen respecteren;

verzoekt de regering, bij een geldig referendum de uitslag te respecteren en op te volgen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 39 (34 166).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat tijdens de EU-Turkije-top is afgesproken dat nieuwe asielzoekers vanuit Turkije naar Europa worden overgebracht;

overwegende dat het mogelijk gaat om een hervestiging van een half miljoen nieuwe asielzoekers;

overwegende dat de voorzitter van het Europees Parlement aangeeft dat het mogelijk moet zijn om zelfs een miljoen asielzoekers in Europa te hervestigen;

overwegende dat Nederland de grenzen juist moet sluiten;

verzoekt de regering, nooit akkoord te gaan met de hervestiging van nieuwe asielzoekers vanuit Turkije,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bontes. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 40 (34 166).

Dank u wel. Hiermee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik schors de vergadering voor vijftien minuten. Daarna zal de regering antwoorden op de ingediende moties. Ik herinner de regering aan het feit dat er nog een paar vragen uit de eerste termijn openstaan.

De vergadering wordt van 18.03 uur tot 18.18 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de Minister-President voor zijn beantwoording in tweede termijn.

Minister Rutte:

Voorzitter. De heer Grashoff sprak over relocatie. Mevrouw Sargentini zei dat je ook mensen uit de regio zelf kunt halen. Dat is waar, maar dan is het geen relocatie maar resettlement. Relocatie was bedoeld om de druk op Italië en Griekenland te verminderen. Mijn tegenvraag aan de heer Grashoff zou zijn: waar zijn die mensen? Ze zijn er immers niet. Het probleem is dat op dit moment niemand in Griekenland goed wordt geregistreerd. Nederland gaat, zoals eerder aangekondigd, aan de slag met een groep van 50 mensen als trial run. Wij gaan dan na wat er gebeurt, ook om het systeem te testen. Het draait niet omdat de hotspots op dit moment niet draaien; een klein beetje op Lampedusa, niet in Griekenland. Er zijn stappen gezet, maar zonder hotspots en inklaring in Italië of Griekenland kan ik niet overgaan tot relocatie.

De heer Grashoff (GroenLinks):

In Italië zijn er plekken waar dat wel het geval is. Daar zitten al veel en veel meer mensen dan er tot nu toe opgevangen konden worden. Wat Griekenland betreft, kun je je afvragen of je het zo laat gebeuren, of dat je er op een andere manier mee moet omgaan. Ik ben het wel met de premier eens, het is verstandig dat er een goede en gedegen opvang op die plek komt. Ik denk dat het goed is dat er nu een slag wordt gemaakt met de Grieken, maar naar mijn gevoel gaat het wel een beetje te gemakkelijk.

Minister Rutte:

Er is helemaal niets in dat land, dus ja, het gaat niet. In Italië is er iets, een klein beetje. Wij gaan nu met 50 en daarna misschien nog eens 50 uitproberen of het werkt. Dat wordt nog een heel gedoe. Het is een beetje als Ghandi en de Engelse beschaving: «wat vindt u ervan? Het lijkt mij een goed idee». Wat vindt u van de hotspots? Een goed idee, maar ze zijn er niet. Dan is relocatie van mensen ook niet mogelijk. Uw Europees parlementariër, zeg ik tegen de heer Grashoff, had het over een heel ander instrument, namelijk resettlement. Wij praten hier over relocatie. Dan heb je in Italië en Griekenland echt hotspots nodig. Ze zijn er niet; in Italië een beetje, maar in Griekenland niets.

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dit wordt een soort welles-nietesspel over de mogelijkheden. Laat ik het anders vragen. Gaat dit proces met nieuwe afspraken binnen de kortste keren lopen in de gedachtegang van de Minister-President, of verwacht hij dat dit niet het geval is? Want gaat hij er in het laatste geval dan aan doen?

Minister Rutte:

Daar hebben wij hier debatten over. Het kabinet is van mening dat er voor 100.000 mensen opvangcapaciteit moet komen in Griekenland en dat er hotspots moeten worden ontwikkeld. Wij zijn bereid om met Oostenrijk, Duitsland en andere landen vergaand hulp aan te bieden. Inmiddels zijn de Grieken zo ver dat ze zeggen hulp te accepteren voor de grensbewaking. Wij moeten nagaan of die hulp zich ook kan uitbreiden naar het ontwikkelen van hotspots en de opvangcapaciteit. Wij zijn bereid te helpen en er alles aan te doen. Dat is immers cruciaal om uiteindelijk te komen tot het stoppen van die griezels die bootjes laten varen waardoor mensen omkieperen, in zee terecht komen en kunnen verdrinken. Het is ook cruciaal om het asielshoppen in Europa te stoppen. Daar heb ik dat relocatie-instrument voor nodig, zodat niet de asielzoeker besluit «ik ga naar Duitsland», maar Europa zegt: jij gaat naar Litouwen, Slovenië of waar dan ook. Wij zijn zeer gemotiveerd om dat te doen, maar als de Grieken niets doen en ook geen hulp accepteren – tot nu toe hebben zij geen hulp geaccepteerd – kunnen wij niets creëren.

De voorzitter:

Voor het geval er onduidelijkheid ontstaat: met «griezels» verwijst u naar?

Minister Rutte:

Naar de mensensmokkelaars die die bootjes laten varen. Dat businessmodel moeten wij slopen. Daartoe ben ik zeer gemotiveerd; wij allemaal, denk ik. Wij hebben die vreselijke beelden gezien.

Ik kom op het tweede punt, aangekaart door de heer Omtzigt. Ik heb er nog eens naar gekeken, maar ik heb niets toe te voegen aan de beantwoording van de Kamervragen van 18 februari door mijn collega, de Minister van Buitenlandse Zaken op 3 december. Daarin gaat hij heel precies in op het materiaal dat de heer Omtzigt heeft aangedragen en dat opnieuw is gewogen. Ik heb er niets aan toe te voegen. Dat is ook in lijn met mijn reactie in eerste termijn.

Voordat ik inga op de moties, beantwoord ik een vraag van de heer Van 't Wout over een brexit. Ik ben het zeer met hem eens. Wij zijn zeer gemotiveerd om dat te voorkomen, maar dan moeten de Britten wel komen met heel duidelijke teksten om aan te geven wat ze willen. Die gesprekken zijn trouwens ook gaande – «the devil is in the detail» – om te voorkomen dat ze in Oost-Europa of andere landen of wij hier zelf denken dat ze echt een zwaar discriminerend voorstel doen. En als dat niet zo is, moet dat ook snel zichtbaar worden waar het gaat om die «in work benefits». Wij zijn aan het nagaan of je het niet anders kunt doen en of je wat zij daar wensen op een andere manier kunt organiseren als het wel een onoverkomelijk probleem is voor een aantal Oost-Europese landen. Dus we zitten er echt bovenop. De contacten zijn zeer intensief. Alles is erop gericht om tot een succesvol Brits referendum te komen. Daar is echt geen twijfel over. Er zit geen onnodige bureaucratie of fijnslijperij in. Het belangrijkste is dat er nu snel teksten komen over wat ze precies willen regelen.

Tegen de heer Van Bommel kan ik nog zeggen dat het niet zo is dat ik zeker weet dat er geen verdragswijziging nodig is. Er is misschien voor een aantal voorstellen verdragswijziging nodig, maar die hoef je dan niet per se op dat moment te doen. Je kunt ervoor kiezen – dat is een variant – om die op de plank te leggen voor een volgende, grotere verdragswijziging.

Vervolgens ga ik in op de moties. De Minister van Buitenlandse Zaken zal het merendeel van de moties bespreken.

De motie van de heer Van Bommel op stuk nr. 27 zie ik als ondersteuning van beleid.

De voorzitter:

Ondersteuning van beleid, dus ...?

Minister Rutte:

Oordeel Kamer.

Dan kom ik op de motie van de heer Omtzigt op stuk nr. 29. Met verwijzing naar het uitvoerige debat dat we hebben gehad, kan ik daarover het volgende opmerken. Wat de Turken moeten doen is een en ander in lijn brengen met. De motie gaat een grote stap verder, namelijk tekenen en ratificeren. Dat is niet volgens de afspraken met de Turken. Daarom moet ik deze motie ontraden.

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 30. Ik heb al gezegd dat er geen internationaal draagvlak is voor zo'n onderzoek.

De motie op stuk nr. 32 betreffende het terugdraaien van de deal moet ik ook ontraden.

Ten aanzien van de motie op stuk nr. 34 van de heer Verhoeven is mijn suggestie om deze aan te houden omdat we eerst het Commissievoorstel over de Europese grens- en kustwacht willen afwachten. Het gaat overigens ook om de bescherming van de grenzen, maar dat zal de heer Verhoeven ongetwijfeld prima vinden. Dus mijn advies zou zijn om de motie aan te houden. Als hij die wel in stemming brengt, moet ik die ontraden.

De heer Verhoeven (D66):

Wanneer komen die Commisievoorstellen?

Minister Rutte:

Volgens mij heel snel. Ik dacht zelfs nog deze maand. Op 15 december.

De heer Verhoeven (D66):

Dan zal ik de motie aanhouden, zoals de Minister-President suggereert.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Verhoeven stel ik voor, zijn motie (34 166, nr. 34) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Rutte:

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 37 van de heer Grashoff. Ook hiervoor verwijs ik naar de discussie die we zo-even hadden. Eerst moeten de hotspots werken. Dus moet ik deze motie ontraden.

Dan kom ik op de motie op stuk nr. 40. Ik begrijp werkelijk de PVV niet meer. Volgens mij wilde ze minder of helemaal geen asielzoekers naar Europa, maar is ze vervolgens tegen elk initiatief dat de regering neemt om dat voor elkaar te krijgen. Het enige alternatief waarmee ze komt, is het sluiten van de grenzen. Daar is de leider van de PVV dan trouwens ook weer tegen, maar de rest wil dat dan wel. Ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Maar deze motie is niet van de PVV maar van de heer Bontes.

Minister Rutte:

Sorry, dan ben ik het met de heer Bontes oneens. Ontraden! Excuses aan de PVV.

De voorzitter:

Dat geldt ook voor de motie op stuk nr. 39? Die ontraadt u ook?

Minister Rutte:

Daar zal de Minister van Buitenlandse Zaken op ingaan.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw antwoorden. Dan geef ik vervolgens het woord aan de Minister van Buitenlandse Zaken.

Minister Koenders:

Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de inbreng in tweede termijn. De brief naar aanleiding van het advies van de AIV zal ik de Kamer zo spoedig mogelijk doen toekomen.

Verder zou ik willen ondersteunen de woorden die de heer Van Baalen heeft gesproken over het associatieverdrag met Oekraïne en het belang ervan.

Dan kom ik op de moties. De motie op stuk nr. 24 van mevrouw Maij heeft betrekking op de Detacheringsrichtlijn. Ik zie die als ondersteuning van beleid. Dus: oordeel Kamer. Het is inderdaad essentieel dat ook gewone werknemers de voordelen van Europa ervaren, zoals de stukadoors en de paprikaplukkers, en dat er sprake is van gelijkelijk loon in hetzelfde land voor hetzelfde werk.

De motie op stuk nr. 25 verzoekt de regering zich in te spannen om de verplichting voor multinationale ondernemingen om per land te rapporteren op te nemen in de aandeelhoudersrichtlijn, om zo de transparantie van de betaalde winstbelasting te vergroten. Dat kan een positieve motie zijn vanuit het oogpunt van belastingontwijking. Ik zou de indienster willen vragen om deze motie aan te houden, omdat wij eerst het impactassessment willen afwachten dat in het eerste kwartaal 2016 van de zijde van de Commissie komt.

De voorzitter:

En wat is uw oordeel als de motie niet aangehouden wordt?

Minister Koenders:

Dan moet ik die ontraden.

De motie op stuk nr. 26 zien we als ondersteuning van beleid. We proberen het daarin genoemde nu al op te brengen in de IPA-comités. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.

De motie op stuk nr. 28 verzoekt de regering vooraf duidelijkheid te verschaffen over hoe de uitslag van het referendum gewaardeerd zal worden. Ik heb er eerder in het debat al iets over gezegd. Het staat ook op gespannen voet met de wetgeving hierover. We moeten een nieuwe beoordeling maken op basis ook van de referendumuitslag. Ik heb ook al gezegd waarom de regering handelt zoals ze wenst te handelen ten aanzien van het referendum.

De voorzitter:

Wat is uw oordeel over deze motie?

Minister Koenders:

Ik moet die motie ontraden.

De motie op stuk nr. 31 zie ik als ondersteuning van beleid. Dus dat gaan we doen. Dat is dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 33 moet ik ontraden. Voor iedere JBZ-Raad is er een geannoteerde agenda. Het verslag komt achteraf. In het algemeen overleg heeft de Minister van Justitie aangegeven op welke wijze hij van plan is te gaan opereren in dezen. Er is ook geen bijzonder behandelvoorbehoud gemaakt.

De motie op stuk nr. 35 moet ik ook ontraden. Het dictum veronderstelt dat er een full-fledged campagne komt met belastinggeld. Ik heb al gezegd dat wij positief actief en met een glimlach achter het associatieakkoord staan en dat we dat ook zullen verdedigen.

De heer Verhoeven (D66):

Een full-fledged campagne met belastinggeld? Dat kan ik echt niet abstraheren uit de motie. Dat staat er ook echt niet. Ik vraag gewoon om een JA-campagne te voeren bij het referendum.

Minister Koenders:

Ik ga de motie toch ontraden, want we voeren een campagne zoals we die willen voeren, namelijk voor een ja tegen het associatieakkoord. Het woord «campagne» is nou precies het punt. Het betekent dan dat we geld moeten uitgeven en dat we dat uit die 2 miljoen moeten halen. Dat gaan we dus niet doen. We gaan gewoon actief voor dit associatieakkoord staan en daar hebben we uw motie echt niet voor nodig.

De heer Verhoeven (D66):

Dit is uitermate teleurstellend.

Minister Koenders:

Ja, dat dacht ik al. U kijkt er met een glimlach naar.

De voorzitter:

U ontraadt dus motie nr. 35.

Minister Koenders:

Jazeker.

De motie op stuk nr. 36 van de heer Grashoff wil ik ook ontraden om de reden die ik al eerder gegeven heb.

De motie op stuk nr. 38 moet ik, gelet op hetgeen ik zojuist heb gezegd, ook ontraden.

De motie op stuk nr. 39 verzoekt de regering bij een geldig referendum de uitslag te respecteren en op te volgen. Ok hiervoor verwijs ik naar de wetgeving ter zake en de positie die de regering daaromtrent heeft ingenomen. Deze motie moet ik dus ontraden.

De voorzitter:

Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van dit notaoverleg. De stemmingen over de ingediende moties vinden volgende week dinsdag plaats. Ik dank alle mensen die vanuit Brussel hiernaartoe gekomen zijn voor hun aanwezigheid.

Sluiting 18.35 uur.

Naar boven