34 108 Wijziging van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en enige andere wetten ter verbetering van de naleving en handhaving van arbeidsrechtelijke wetgeving in verband met de aanpak van schijnconstructies door werkgevers (Wet aanpak schijnconstructies)

Nr. 24 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 januari 2016

Bij de behandeling van de Wet aanpak schijnconstructies (Was) (Handelingen II 2014/15, nr. 104, item 13) heeft uw Kamer mij gevraagd om de lagere overheden te wijzen op hun grotere verantwoordelijkheden in hun rol als opdrachtgever als gevolg van de inwerkingtreding van de Was (Kamerstuk 17 050, nr. 515). Hierbij informeer ik u over de wijze waarop hieraan invulling is gegeven.

Om er voor te zorgen dat ook lagere overheden goed geïnformeerd zijn over de Was in het algemeen en de ketenaansprakelijkheid in het bijzonder, hebben we hieraan in het afgelopen jaar verschillende manieren aandacht besteed. Zo is onder meer:

  • informatie over de Was opgenomen op www.rijksoverheid.nl, www.overheid.nl en op het www.ondernemersplein.nl. Met name de eerste twee worden veelvuldig door lagere overheden geraadpleegd.

  • middels een factsheet is informatie aangeboden aan de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en aan het Interprovinciaal Overleg (IPO). De VNG heeft zelf een informatieblad1 verspreid en op haar website geplaatst.

  • via een advertorial in het blad Binnenlands Bestuur extra aandacht besteed aan de ketenaansprakelijkheid en de wijzigingen rondom het wettelijk minimumloon.

  • informatie over de Was verspreid via de SZW-website voor gemeenten (Gemeenteloket) en de bijbehorende digitale nieuwsbrief voor gemeenteambtenaren met ruim zes duizend abonnees.

Navraag bij de VNG leert dat zij geen vragen over de Was hebben ontvangen na publicatie van het informatieblad. Het is niet bekend of en zo ja hoeveel gemeenten de aanbeveling uit het informatieblad hebben overgenomen.

Het IPO heeft de informatie verspreid via interne kanalen. Via het IPO zijn de provincies gevraagd naar hun ervaring met de Was. Hieruit blijkt dat een aantal provincies hun inkoopvoorwaarden heeft aangepast en dat men zich bewuster is geworden van de noodzaak aandacht te hebben voor de juiste betaling van het loon in de hele keten. Een enkele provincie had vragen rondom de betaling van het loon en de mogelijkheid tot het inhouden van loon voor de zorgverzekering.

Lagere overheden zijn dus op verschillende manieren geïnformeerd over de grotere verantwoordelijkheden die zij in hun rol als opdrachtgever met ingang van 1 juli 2015 hebben. Verschillende opdrachtgevers hebben hun werkwijze aangepast.

Het is nog te vroeg om definitieve conclusies te trekken over hoe lagere overheden met de nieuwe verantwoordelijkheid omgaan. Dit onderwerp komt daarom terug bij de verdere monitoring van de Was.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven