34 086 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en enige andere wetten in verband met een herziening van de wettelijke regeling van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen (Wet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen)

B HERDRUK1 VOORLOPIG VERSLAG VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR VEILIGHEID EN JUSTITIE2

Vastgesteld 15 november 2016

Het voorbereidend onderzoek heeft de commissie aanleiding gegeven tot het maken van de volgende opmerkingen en het stellen van de volgende vragen.

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij zien dit als een aanzienlijke verbetering van de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke besluiten. Wel hebben zij nog enkele vragen.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben een aantal vragen.

De fractieleden van de SP hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog een aantal vragen aan de regering.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel en steunen de doelstelling van dit voorstel om strafrechtelijke beslissingen met behoud van kwaliteit en zorgvuldigheid daadwerkelijk en snel ten uitvoer te leggen en betrokken instanties daarover goed te informeren. Ook zijn deze leden ingenomen met de in het wetsvoorstel gekozen opzet, waarbij de voorschriften over de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen worden samengebracht in één nieuw boek, hetgeen de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van de wettelijke regeling ten goede komt. Zij hebben echter nog enkele vragen over de verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van het Openbaar Ministerie (hierna: OM) naar de Minister van Veiligheid en Justitie.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel en hebben nog enkele vragen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling, en op hoofdlijnen met instemming, kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het doel van dit voorstel, namelijk het doelmatiger laten functioneren van de strafrechtsketen, wordt door deze leden onderschreven. De drie elementen van de tenuitvoerlegging, te weten het sneller starten van de tenuitvoerlegging, het daadwerkelijk ten uitvoerleggen en het goed informeren van alle relevante partijen zoals slachtoffers en nabestaanden, zijn ook volgens hen zeer relevant.

De oplossingsrichting die in dit wetsvoorstel wordt gekozen, namelijk de verschuiving van de coördinatie van de tenuitvoerlegging van het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie, kan door de leden van de ChristenUnie-fractie worden ondersteund. Er zijn volgens hen geen principiële belemmeringen om de tenuitvoerlegging toe te vertrouwen aan de Minister van Veiligheid en Justitie, mits de waarborgen voor onafhankelijkheid van het OM in stand blijven. Uit het gestelde in de wetstekst en de memorie van toelichting, alsmede het mondeling gewisselde in de Tweede Kamer, zijn zij ervan overtuigd dat aan deze voorwaarde wordt voldaan. De positie van de Minister van Veiligheid en Justitie is voor de coördinatie van alle met tenuitvoerlegging belaste instanties adequaat. Ook overige voorgestelde wijzigingen, zoals de wijzen van betekening, toezending en mededeling van gerechtelijke mededelingen, heeft de instemming van de voornoemde leden. Dit alles neemt niet weg dat zij nog enkele vragen hebben.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel. Opgelegde straffen die niet ten uitvoer worden gebracht, ondergraven het rechtsgevoel. Hieraan moet zo spoedig mogelijk en zoveel mogelijk een eind worden gemaakt. De voornoemde leden hebben een aantal concrete vragen bij dit wetsvoorstel ten aanzien van de verdeling van verantwoordelijkheden en de uitvoerbaarheid.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De Afdeling advisering van de Raad van State verwacht veel van de toeneming van het aantal strafbeschikkingen van het OM.3 Deelt de regering deze positieve verwachting? Wat zijn de gevolgen voor de aantallen verstekvonnissen en betekeningen? En wat zijn de gevolgen voor de werklast van het OM en de zittende magistratuur?

Het OM zendt het vonnis aan het Administratie- en InformatieCentrum Executieketen (hierna: AICE). En dit zendt op zijn beurt het vonnis door naar de instantie die de opgelegde straf ten uitvoer moet leggen.4 Wie beslist welke instantie de straf ten uitvoer legt? Wat gebeurt er wanneer over deze beslissing verschil van mening ontstaat? En hoeveel ruimte is er voor de uitvoerende organisaties, zoals de Reclassering, om van de inhoud van het vonnis af te wijken?

De rechter kan adviseren omtrent de tenuitvoerlegging van de door hem opgelegde straf (het voorgestelde artikel 6:1:1, derde lid).5 Zou dit aanleiding kunnen geven tot verwarring met betrekking tot de status van dit advies? Heeft de rechter thans onvoldoende mogelijkheden om zijn bedoelingen in zijn vonnis tot uitdrukking te brengen? Is er aan de zijde van de rechter wel behoefte aan een dergelijke adviesmogelijkheid? Hoe verhoudt zich het advies van de rechter tot het advies van het OM (voorgestelde artikel 6:1:10)?

Het wetsvoorstel opent de mogelijkheid tot digitale betekening van gerechtelijke stukken. Dit past bij een toenemende digitalisering. Hoe krijgt dit verder uitwerking? Zal er hierbij rekening mee worden gehouden – anders dan bijvoorbeeld de Belastingdienst doet – dat velen niet beschikken over ICT-vaardigheden en ICT-apparatuur? Bovendien zullen vele geadresseerden niet bereid zijn gerechtelijke stukken in ontvangst te nemen. Hoe groot is – bij benadering – de te verwachten tijdwinst? Komt dit tegemoet aan de betekeningsproblemen in de praktijk? Of is het vanwege het toestemmingsvereiste vooral een theoretische mogelijkheid?

Uit de memorie van toelichting maken de VVD-fractieleden op dat het OM verantwoordelijk blijft voor de contacten met slachtoffers en nabestaanden.6 Op welke wijze zal worden voorkomen dat slachtoffers één of meermalen worden doorverwezen naar het Informatiepunt Detentieverloop (hierna: IDV) of naar een officier van justitie, of anderszins? Is Slachtofferhulp Nederland om advies gevraagd?

En hoe is zeker gesteld dat het OM ook in staat is de slachtoffers van de noodzakelijke informatie te voorzien?

Naast de strafrechter is ook de Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (hierna: RSJ) een bevoegde rechterlijke instantie.7 Waarom is dit gehandhaafd? Waarom, zo vragen de leden van de VVD-fractie, gaan de bevoegdheden van de RSJ met betrekking tot de tenuitvoerlegging niet over naar de «gewone» gerechten?

De RSJ wijst op een lacune ten gevolge van het vervallen van artikel 11 van het Wetboek van Strafrecht.8 Hoe wordt in deze lacune voorzien?

De rechter en het OM moeten elk binnen 14 dagen het vonnis overdragen aan het OM, respectievelijk het AICE. Deze termijnen zijn niet dwingend, maar adhortatief. Heeft de regering onderzocht of het mogelijk en wenselijk is aan eventuele termijnoverschrijding een sanctie te verbinden? Zou termijnoverschrijding door de rechter of het OM aanleiding kunnen zijn tot strafvermindering?

Wat is de toegevoegde waarde om het OM de beslissingen van de rechter te laten doorsturen? Waarom is er niet voor gekozen om in deze technologische wereld de rechter de vonnissen direct over te laten dragen aan de Minister van Veiligheid en Justitie? Levert dat geen tijdwinst op? Heeft de regering dit onderzocht?

De regering heeft eerder aangegeven dat er sprake is van een complex implementatietraject. Wat houdt dat in? En heeft dat nog gevolgen voor de inwerkingtreding van het wetsvoorstel?

Het OM behoudt haar taken bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat de bijzondere voorwaarden die het OM in dat kader oplegt en het eerder door de Minister van Veiligheid en Justitie opgelegde regime in detentie, elkaar niet doorkruisen? Met andere woorden: hoe zorgt de Minister ervoor dat toe te kennen verloven en vrijheden in detentie aansluiten op de voorwaarden die het OM bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling stelt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Is de regering van oordeel dat de magistratelijke positie van het OM in het wetsvoorstel afdoende is geborgd? Is zij voornemens te bevorderen dat het OM in administratief opzicht wordt ontlast en zich meer kan richten op haar magistratelijke taken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

Met de verschuiving van de directe verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen van het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie wordt het pakket aan zaken waarvoor het Ministerie van Veiligheid en Justitie (direct) verantwoordelijk is, nog groter. De leden van de fractie van D66 hebben al meerdere malen kenbaar gemaakt dat zij in het algemeen vraagtekens zetten bij de huidige inrichting van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.

Mede in dat licht valt het op dat de regering heeft aangegeven dat dankzij deze verantwoordelijkheidsverschuiving het OM de mogelijkheid krijgt zich meer te richten op zijn kerntaken, dat wil zeggen opsporing en vervolging, en dat dit ook door het OM wordt erkend. De vraag rijst of het OM zelf zich enkel zou willen richten op deze kerntaken. Heeft de regering onderzoek gedaan naar de redenen waarom het OM op dit moment niet de door de regering gewenste verbeteringen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen kan realiseren? Kan de regering toelichten waarom de Minister van Veiligheid en Justitie, anders dan het OM, wel in staat zou zijn om de gewenste verbeteringen met betrekking tot de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen te realiseren?

Een ander punt van zorg is dat met de verschuiving van de verantwoordelijkheid van het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen onder politieke invloed zou kunnen komen te staan. De leden van de fractie van D66 zijn van oordeel dat dit voorkomen moet worden. De regering heeft meerdere malen aangegeven dat zij deze zorg niet deelt. Kan de regering nog eens uitleggen waarom zij dit punt van zorg niet deelt?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Het wetsvoorstel stelt voor een verantwoordelijkheidsverschuiving voor de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen van het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie. Die verantwoordelijkheidsverschuiving draagt het risico in zich dat beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging – meer dan nu het geval is – beïnvloed (zullen) worden door de politiek(e waan van de dag). Daarmee wordt het uitgangspunt verlaten dat beslissingen worden genomen door een magistratelijke officier van justitie, die een eigen verantwoordelijkheid heeft die losstaat van de politieke context hetgeen de kwaliteit en integriteit van de besluitvorming waarborgt.9 Welke knelpunten zijn er volgens de regering op dit moment bij de tenuitvoerlegging van strafrechtelijke beslissingen die de voorgestelde verantwoordelijkheidsverschuiving noodzakelijk maken? Kunnen deze knelpunten ook in de bestaande praktijk worden verbeterd, zo ja, op welke wijze, en zo nee, waarom niet?

Kan de regering toelichten waarom het OM naar haar mening kennelijk onvoldoende in staat is gebleken de strafrechtelijke beslissingen naar de wens van de regering ten uitvoer te leggen? Heeft zij de bestaande wijze van uitvoering onderzocht op effectiviteit? Wat was de uitkomst van dit onderzoek? Zou de regering de uitkomst van dit onderzoek kunnen overleggen? Waarom meent de regering dat het Ministerie van Veiligheid en Justitie de strafrechtelijke beslissingen beter kan uitvoeren dan het OM? Heeft zij hierover gesproken met het College van procureurs-generaal van het OM en wat vindt het College hier zelf van?

Op dit moment kent elk parket een executieofficier van justitie of -advocaat-generaal. In gevallen waarin de onverkorte toepassing van opgelegde straffen/maatregelen of andere bijzonderheden rond een veroordeelde individuele aandacht vragen, kan dat lid van het OM worden benaderd door een raadsman of instantie, met het verzoek in een bijzonder geval te bezien wat verder nodig is in een breder (resocialisatie)kader. Centraal beleggen van de executietaken zonder dat op de parketten overzicht en kennis van zaken is rond executietaken (zoals straffen, maatregelen, beslag), leidt tot verlies van kwaliteit van strafrechtstoepassing, aldus de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak.10 Graag de reactie hierop van de regering.

In hoeverre verdraagt de verplaatsing van de uitvoering van de strafrechtelijke beslissingen zich met de scheiding der machten, zo vragen de leden van de SP-fractie.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

Van verschillende kanten is gewezen op het risico dat met de voorgestelde verschuiving van de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van het OM naar de Minister van Veiligheid en Justitie, beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging (nog) meer dan nu het geval is, politiek worden beïnvloed. De PvdA-fractieleden menen dat dit een waarschijnlijk niet te vermijden gevolg zal zijn van de beoogde verschuiving. Zij vragen de regering uiteen te zetten wat de mogelijke negatieve gevolgen van toenemende politieke beïnvloeding van beslissingen in het kader van de tenuitvoerlegging zijn, en hoe kan worden voorkomen dat deze gevolgen zich verwezenlijken. Voorts vragen zij de regering om grondig te beargumenteren of de beoogde voordelen van de voorgestelde verschuiving opwegen tegen de mogelijke nadelen ervan.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De fractieleden van GroenLinks erkennen dat het overbrengen van de verantwoordelijkheid voor de strafexecutie gedeeltelijk codificatie is van de bestaande praktijk. Zij vragen zich echter wel af of hier een fundamentele check op de onbevooroordeelde tenuitvoerlegging van sancties wordt opgeheven. Het OM heeft immers minder politieke belangen bij een individuele tenuitvoerlegging dan dat bij de Minister van Veiligheid en Justitie zou kunnen spelen. In de rechtsstaatgedachte zou elke schijn van politieke bemoeienis met individuele strafzaken en de tenuitvoerlegging van strafvonnissen moeten worden vermeden. Die gedachte wordt met dit wetsvoorstel doorbroken, zo constateren de voornoemde leden. Zij vragen hoe de regering gaat borgen dat op geen enkel moment politieke belangenverstrengeling met de strafexecutie kan ontstaan.

Daarmee hangt ook samen het risico van politisering van de strafexecutie voor het draagvlak van de strafrechtspraak in Nederland. Hoe voorkomt de regering dat een rechterlijk oordeel in een individuele strafzaak voorwerp wordt van politiek parlementair debat? Vindt zij ook niet dat de Kamers zich in beginsel moeten onthouden van uitspraken over (de executie van) individuele strafvonnissen? Zo ja, wordt de kans op dergelijke uitspraken niet juist versterkt, door de keuze de verantwoordelijkheid niet langer bij de staande magistratuur ̶ die materieel gerekend mag worden tot de onafhankelijke rechterlijke macht ̶ neer te leggen, maar te scharen onder de politieke stelsel- én inhoudelijke ministeriële verantwoordelijkheid van de Minister van Veiligheid en Justitie?

Vragen en opmerkingen van de leden van de ChristenUnie-fractie

Uit onderzoek van onder andere de Algemene Rekenkamer in 201211 blijkt dat de prestaties van de bij de tenuitvoerlegging betrokken instanties verbetering behoeven. Uit de behandeling van het wetsvoorstel tot heden maken de ChristenUnie-fractieleden op dat de ambitie van de regering is dat 92% van de ten uitvoer te leggen straffen daadwerkelijk binnen 2 jaar een aanvang neemt. Kan de regering de logica van dit streefcijfer ̶ hetgeen toch een kennelijke acceptatie van een langdurige periode voorafgaand aan de tenuitvoerlegging impliceert ̶ nader uitleggen? Kan een zo lange periode tussen oplegging en tenuitvoerlegging van straf leiden tot vermindering van het ervaren causaal verband tussen wetsovertreding, veroordeling en tenuitvoerlegging? Waarom wordt niet gestreefd naar een veel kortere periode tussen veroordeling en tenuitvoerlegging?

Is het juist dat ongeveer 9.000 personen die zijn veroordeeld, zich in het buitenland bevinden zonder dat de opgelegde vrijheidsstraf tot uitvoering kan worden gebracht?12 Kan de regering aangeven of er een verband bestaat tussen de lange periode tussen veroordeling en tenuitvoerlegging enerzijds, en het vertrek naar het buitenland van veroordeelden anderzijds? Hoe wordt in de periode tussen veroordeling en betekening van de gerechtelijke beschikking toezicht gehouden op en beperkingen opgelegd aan veroordeelden ter voorkoming van vertrek naar het buitenland?

Ten aanzien van een specifieke categorie gestraften, namelijk de taakstraffen, geldt dat een relatief groot deel van de opgelegde straffen in het geheel niet ten uitvoer wordt gelegd. In de media verschenen cijfers ̶ afkomstig van Reclassering Nederland ̶ dat dit wel 25% van de opgelegde taakstraffen zou betreffen, later door de regering genuanceerd tot 7%. Kan worden aangegeven hoe de actuele en historische cijfers werkelijk liggen en welke problematiek aan de tenuitvoerlegging van de taakstraf ten grondslag ligt?

In het gewisselde met de Tweede Kamer is uitvoerig gesproken over de voorwaardelijke invrijheidsstelling. In dat verband gaf de regering aan dat de afweging tussen belangen van de delinquent en de benadeelden of slachtoffers een zorgvuldige afweging behoeft, waartoe een pilot zou plaatsvinden met instanties zoals Slachtofferhulp, IDV, Reclassering en de Dienst Justitiële Inrichtingen.13 Kan de regering nadere informatie geven over de uitkomsten van deze pilot?

Kan de regering aangeven hoe de beoordeling, of de voorwaardelijk in vrijheidgestelde aan de gestelde voorwaarden voldoet, feitelijk plaatsvindt, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie ten slotte.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

De leden van de SGP-fractie willen ten aanzien van dit wetsvoorstel graag scherper krijgen waar de bevoegdheid van het OM ophoudt en die van de Minister van Veiligheid en Justitie begint. Is nu volstrekt helder in beeld wat het OM overdraagt in het kader van de overheveling van verantwoordelijkheid? Hoe kijkt de regering aan tegen de samenwerking in de keten (met name OM-Minister van Veiligheid en Justitie) om deze overdracht mogelijk te maken? Is het departement hiertoe voldoende toegerust? Het OM neemt nu allerlei beslissingen in het executietraject. Is duidelijk wie deze rol gaat overnemen? Bijvoorbeeld in het kader van onmiddellijke invrijheidstellingen of andere acute vragen?

De SGP-fractieleden vragen voorts of de Minister van Veiligheid en Justitie straks verantwoordelijk is voor de opsporing van veroordeelden die zich aan de tenuitvoerlegging van een straf proberen te onttrekken. Hoe wil de regering invulling geven aan zijn verantwoordelijkheid? Gaat de Minister van Veiligheid en Justitie bijvoorbeeld straks onttrekkers en voortvluchtige veroordeelden opsporen?

De leden van de SGP-fractie informeren of de regering concreet het tijdpad voor de implementatie kan schetsen. Verloopt dit gefaseerd? Hoe ziet de meerjarenplanning eruit? Hoe is de financiering geregeld? Welke concrete stappen zijn er tot nu toe gezet in het implementatietraject?

De voornoemde leden merken voorts op dat het wetsvoorstel inmiddels dateert van enkele jaren geleden. De wereld staat bepaald niet stil. Hoe kijkt de regering aan tegen het wetsvoorstel in relatie tot huidige technologische ontwikkelingen? Is zij bereid om na te denken over aanpassingen in de wetgeving om de duurzaamheid te bevorderen?

De leden van de SGP-fractie vragen verder hoe de regering de verantwoordelijkheidsverdeling in de wet nader gaat bepalen. Hoe komt de verantwoordelijkheidsverdeling tussen het OM, de zittende magistratuur en de Minister van Veiligheid en Justitie te liggen? Bijvoorbeeld als de rechter een bevel tot gevangenneming uitvaardigt, wie zorgt dan op dat moment voor tenuitvoerlegging? Als de zittende magistratuur niet tijdig of gebrekkige vonnissen aanlevert: welke afspraken zijn met haar daarover gemaakt?

Hoe komt nu de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Minister van Veiligheid en Justitie, Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) en Justitie te liggen? Is het de bedoeling dat de administratieve processen in de tenuitvoerleggingsketen primair worden belegd bij het AICE? Welke administratieve processen worden concreet door de keten overgedragen aan het AICE, zo vragen de leden van de SGP-fractie. En hoe gaat de Minister van Veiligheid en Justitie (voor hem het AICE) bewaken dat de door hem gegeven uitvoeringsopdrachten adequaat worden uitgevoerd?

Hoe gaat de regering ervoor zorgen dat het OM in zijn rol als oplegger van voorwaarden niet buiten spel wordt gezet, bijvoorbeeld doordat verloven en penitentiaire programma’s worden toegekend aan veroordeelden, waardoor het OM feitelijk buiten spel staat met het opleggen van bijzondere voorwaarden in het kader van de voorwaardelijke invrijheidsstelling, zo vragen de SGP-fractieleden.

Is de magistratelijke rol van het OM in de nieuwe context voldoende geborgd, en zo ja, hoe?

De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie zien de reactie van de regering – bij voorkeur binnen vier weken – met belangstelling tegemoet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Duthler

De griffier van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Van Dooren


X Noot
1

In verband met wijzigingen in de tekst van de D66-fractie

X Noot
2

Samenstelling: Kox (SP), Engels (D66), Nagel (50PLUS), Ruers (SP), Van Bijsterveld (CDA), (vicevoorzitter), Duthler (VVD), (voorzitter), Ten Hoeve (OSF), Koffeman (PvdD), Strik (GL), Backer (D66), Knip (VVD), Barth (PvdA), Beuving (PvdA), Hoekstra (CDA), Popken (PVV), Schouwenaar (VVD), Schrijver (PvdA), Bredenoord (D66), Van Dijk (SGP), Markuszower (PVV), Van Rij (CDA), Rombouts (CDA), Van Weerdenburg (PVV), Wezel (SP), Van de Ven (VVD), Sietsma (CU).

X Noot
3

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 4, p. 3.

X Noot
4

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, p. 44.

X Noot
5

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, p. 40.

X Noot
6

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, p. 35.

X Noot
7

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, p. 26.

X Noot
8

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, bijlage Advies Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming, p. 3.

X Noot
9

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, bijlage Advies Nederlandse Orde van Advocaten, p. 3.

X Noot
10

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 3, bijlage Advies Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, p. 2.

X Noot
11

Kamerstukken II 2011/12, 33 173, nr. 2, p. 23 e.v.

X Noot
12

Per 2 mei 2016 8.946 personen, volgens de brief van 6 september 2016 van de Minister van Veiligheid en Justitie, nr. 795290, p. 2 (de brief is niet als Kamerstuk gepubliceerd).

X Noot
13

Kamerstukken II 2014/15, 34 086, nr. 7, p. 33.

Naar boven