34 058 Regels omtrent windenergie op zee (Wet windenergie op zee)

O VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 augustus 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft kennisgenomen van de brief van 30 mei 20162, waarin ingegaan wordt op nadere vragen en opmerkingen betreffende de uitkomsten inzake het onderzoek naar regionale effecten van windparken op zee.

Naar aanleiding hiervan is op 24 juni 2016 een brief gestuurd aan de Minister van Economische Zaken.

De Minister heeft op 18 augustus 2016 gereageerd.

De commissie brengt bijgaand verslag uit van het gevoerde schriftelijk overleg.

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, De Boer

BRIEF VAN DE VOORZITTER VAN DE VASTE COMMISSIE VOOR ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Minister van Economische Zaken

Den Haag, 24 juni 2016

De vaste commissie voor Economische Zaken heeft met belangstelling kennisgenomen van de brief van 30 mei 20163, waarin ingegaan wordt op nadere vragen en opmerkingen betreffende de uitkomsten inzake het onderzoek naar regionale effecten van windparken op zee. De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de brief en hebben nog de volgende vragen en opmerkingen.

Hoewel u het niet wilt communiceren met de buitenwereld, zijn de PVV-fractieleden blij dat u erkent dat huishoudens slechts een marginaal deel van het Nederlands energieverbruik voor hun rekening nemen.

U bent niet ingegaan op de door de PVV-fractieleden genoemde economische wetmatigheid zoals het Centraal Planbureau (CPB) deze in 1997 opschreef: hogere (energie)lasten leveren zonder compensatie grote nadelige economische effecten op bij met name de kleinverbruiker.4 Is deze economische wetmatigheid sindsdien veranderd? Zo nee, waar heeft u de nadelige economische effecten dan onafhankelijk inzichtelijk gemaakt en gekwantificeerd?

De PVV-fractieleden ontkennen niet dat als het kabinet 72 miljard euro5 (exclusief investeringen van TenneT) aan (belasting)geld uitgeeft onder het mom van het Energieakkoord, dit banen op zou kunnen leveren. Zonder echter de nadelige effecten van deze lastenverhoging inzichtelijk te maken, zijn het echter geen netto- maar brutobanen. 80.000 arbeidsjaren tegen 72 miljard euro betekent dat per arbeidsjaar de samenleving 900.000 euro (exclusief additionele investeringen van TenneT) betaalt. Wat is hier duurzaam aan?

U schrijft dat er in een bericht in het Financieele Dagblad6 zóú hebben gestaan dat de energie-opbrengst van molens die «uit de subsidie zijn gelopen», zelfs de onderhoudskosten niet meer kunnen dekken.7 Dat voorbehoud dat u lijkt te willen maken door het woordje «zou» te gebruiken, is onterecht. Het nieuwsbericht is een gegeven. U verwijst in dit verband echter naar de lage elektriciteitsprijs van dit moment. Bent u het met de PVV-fractieleden eens dat de lage elektriciteitsprijs onder andere wordt veroorzaakt door gesubsidieerde windenergie waardoor tijdens de pieken verbruikers zelfs geld toe krijgen als ze elektriciteit verbruiken, en dat die pieken alleen maar gaan toenemen door de grotere hoeveelheid windenergie? En dat derhalve de kans dat de elektriciteitsprijs gaat stijgen kleiner wordt als er meer windenergie wordt geproduceerd? Zo nee, hoe meent u dan dat de mechanismen werken?

Bent u het met de PVV-fractieleden eens dat onderhoud van windmolens op zee veel duurder is dan op land? De kans dat exploitanten van windmolens op zee wel de onderhoudskosten kunnen betalen zonder subsidie, vergeleken met windmolens op land, is derhalve kleiner. Onderschrijft u deze logische redenering?

De leden van de vaste commissie voor Economische Zaken zien uw reactie met belangstelling tegemoet en ontvangen deze graag uiterlijk 29 juli 2016.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, A.M.V. Gerkens

BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 augustus 2016

Hierbij stuur ik uw Kamer de antwoorden op vragen die door de leden van de PVV-fractie zijn gesteld naar aanleiding van mijn brief van 30 mei jl. (Kamerstukken I 2015/16, 34 058, N), waarin ingegaan wordt op eerdere vragen en opmerkingen van de PVV-fractie betreffende de uitkomsten van het onderzoek naar regionale effecten van windparken op zee.

De leden van de PVV-fractie suggereren dat ik niet zou willen communiceren dat huishoudens slechts een marginaal deel van het Nederlandse energiegebruik voor hun rekening nemen.

Cijfers over het aandeel van Nederlandse huishoudens in de elektriciteitsvoorziening worden al een aantal jaren door mijn ministerie gepubliceerd, onder andere in de Nationale Energieverkenning. Een aandeel van 20% van het energiegebruik beschouw ik niet als marginaal.

De leden van de PVV-fractie constateren dat ik niet ben ingegaan op een economische wetmatigheid uit een rapport van het Centraal Planbureau (CPB) uit 1997, en vragen of deze wetmatigheid sindsdien is veranderd.

Sinds 1997 hebben zich op energiegebied veel ontwikkelingen voorgedaan. Zo zijn er nieuwe hernieuwbare energietechnologieën ontwikkeld. In 2014 heb ik een maatschappelijke kosten-batenanalyse laten opstellen van de aanleg van windparken op zee8. Daaruit komt naar voren dat de kosten de baten overschrijden, maar dat het saldo tussen kosten en baten gunstiger is als de windparken dichter bij de kust worden gebouwd. Deze conclusie is nog eens bevestigd in het onderzoek dat ik in 2016 door Decisio heb laten uitvoeren in het kader van de uitvoering van de motie van Veldhoven/Mulder9.

De leden van de PVV-fractie stellen dat de 82.000 arbeidsjaren uit het Energieakkoord geen netto, maar bruto jaren zijn, en vragen wat er duurzaam is aan het betalen van € 900.000 per arbeidsjaar door de samenleving.

De Nationale Energieverkenning 2015 laat zien dat er in de looptijd van het Energieakkoord een toename van de werkgelegenheid van 80.000 netto arbeidsjaren is. Ik kan mij niet vinden in de berekening waarbij het aantal gecreëerde arbeidsjaren wordt gedeeld door de veronderstelde investeringen die er gedaan worden om alle doelen uit het Energieakkoord te halen. Met de investeringen als gevolg van het Energieakkoord worden meerdere doelen gerealiseerd, zoals meer hernieuwbare energieproductie, energiebesparing door huishoudens en bedrijven, innovatie en extra werkgelegenheid. Juist de combinatie van deze doelen zorgt ervoor dat het Energieakkoord bijdraagt aan duurzame groei in Nederland.

De leden van de PVV-fractie wijzen andermaal op het bericht in het Financiële Dagblad over «windmolens die uit de subsidie zijn gelopen». Zij betogen dat de lage elektriciteitsprijs onder andere wordt veroorzaakt door gesubsidieerde windenergie, en dat de pieken alleen maar gaan toenemen door de grotere hoeveelheid windenergie, waardoor de kans dat de elektriciteitsprijs gaat stijgen kleiner wordt.

Voorts wijzen deze leden erop dat de onderhoudskosten van windmolens op zee hoger zijn dan die op land, zodat de kans dat exploitanten van windmolens op zee de onderhoudskosten kunnen betalen kleiner is dan die op land.

De Nederlandse elektriciteitsprijs wordt bepaald door de samenstelling van het Nederlandse productiepark en de marginale productiekosten van de verschillende typen opwekking. De huidige lage elektriciteitsprijzen ontstaan grotendeels door de lage prijzen voor fossiele energiedragers, zoals kolen, olie en gas. De prijs van fossiele energiedragers is continu in beweging. De lage marginale kosten en het fluctuerende aanbod van windenergie en andere hernieuwbare energievormen op de elektriciteitsmarkt kan op specifieke momenten leiden tot extra neergaande druk op prijzen en tot extra fluctuaties in de elektriciteitsprijs. Er wordt – ook in Europees verband – onderzocht hoe de effecten van een meer fluctuerend aanbod van elektriciteit op de elektriciteitsmarkt en het elektriciteitsnet optimaal kunnen worden opgevangen. Dit kan bijvoorbeeld met opslagtechnologieën, vraagsturing of door grensoverschrijdend meer samen te werken.

Dat staat los van het feit dat hernieuwbare energie, zoals windenergie, wordt gesubsidieerd. De SDE+ compenseert immers het verschil tussen de kostprijs van een hernieuwbaar energieproject en de marktwaarde van de geleverde energie, de onrendabele top.

Zoals ik in mijn brief van 30 mei jl. opmerkte, gaat de vergelijking tussen onderhoudskosten bij wind op land en bij wind en op zee niet op, in die zin dat bij de wind op land projecten die uit de subsidie lopen, zoals in het artikel in het Financieele Dagblad artikel is besproken, sprake is van projecten waarvoor de subsidie al is beëindigd.

Bij de nieuwe windparken op zee, zoals Borssele en de windparken voor de Hollandse kust waar het Decisio-onderzoek betrekking op heeft, is die situatie, zoals ik in mijn eerdere brief al aangaf, niet actueel, aangezien deze parken na start van de exploitatieperiode (ca. 4 jaar na start bouw) nog gedurende 15 jaar SDE+ subsidie ontvangen. Deze windparken lopen dus pas vanaf rond 2035 uit de subsidie. Voor die periode wordt gerekend op hogere energieprijzen dan op dit moment gelden, zodat de – inderdaad hogere onderhoudskosten – hieruit kunnen worden bekostigd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp


X Noot
1

Samenstelling:

Ten Hoeve (OSF), Huijbregts-Schiedon (VVD), Koffeman (PvdD), Kuiper (CU), Schaap (VVD), Flierman (CDA), Ester (CU), Postema (PvdA), Van Strien (PVV), Vos (GL), Kok (PVV) (vice-voorzitter), Gerkens (SP) (voorzitter), Van Apeldoorn (SP), Atsma (CDA), Dercksen (PVV), Van Kesteren (CDA), Krikke (VVD), Meijer (SP), Pijlman (D66), Prast (D66), Van Rij (CDA), Van Rooijen (50PLUS), Schalk (SGP), Schnabel (D66), Verheijen (PvdA), Vreeman (PvdA), Klip-Martin (VVD).

X Noot
2

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2015/16, 34 058, N).

X Noot
3

Verslag schriftelijk overleg (Kamerstukken I 2015/16, 34 058, N).

X Noot
4

Werkdocument van het Centraal Planbureau (CPB), Vergroening en Energie; effecten van verhoogde energieheffingen en gerichte vrijstellingen, No 96, juni 1997, p. 6.

X Noot
5

Volgens de Algemene Rekenkamer.

X Noot
6

Financieele Dagblad 14 april 2016.

X Noot
7

Kamerstukken I 2015/16, 34 058, N, p. 4.

X Noot
8

Decisio/ Witteveen & Bos: Een maatschappelijke kosten-batenanalyse voor wind op zee binnen de 12 mijlszone, maart 2014.

X Noot
9

Decisio: Regionale effecten windmolenparken op zee, januari 2016.

Naar boven